Cover
Start nu gratis 2025_Fin_Beheer_Invest_deel_1.pdf
Summary
# Investeringsanalyse en financiële planning
**1. Investeringsanalyse en financiële planning**
Dit onderwerp behandelt de essentiële technieken en principes voor het beoordelen en selecteren van investeringsprojecten, met een focus op het bepalen van kosten en opbrengsten, de tijdswaarde van geld en de verschillende evaluatiemethoden [2](#page=2).
**1.1 Doel van een investeringsproject**
Het hoofddoel van een investeringsproject is het vandaag uitgeven van een zeker bedrag in de hoop in de toekomst meer, maar onzekere, bedragen te ontvangen of waarde te creëren. Dit vereist het bepalen van zowel de kosten als de financiële en niet-financiële output van het project [4](#page=4).
**1.2 Basisprincipes van investeringsanalyse**
De waarde van een project wordt bepaald door de huidige waarde van alle kasstromen die het genereert, rekening houdend met het vereist rendement. Dit rendement is afhankelijk van de gecreëerde waarde en de financiële context van de organisatie [5](#page=5).
* **1.2.1 Enkel kasstromen zijn relevant**
Boekhoudkundige winst- of verliescijfers zijn niet direct relevant voor investeringsbeslissingen; enkel de feitelijke kasstromen (inkomsten en uitgaven) tellen [6](#page=6).
* **1.2.2 Marginale of incrementele kasstromen**
Enkel de kasstromen die door het project worden veroorzaakt (marginale of incrementele kasstromen) zijn van belang. Kasstromen die onafhankelijk zijn van het project, zijn irrelevant [6](#page=6).
* In de non-profit gezondheidszorg kan waarde breder worden geïnterpreteerd, waardoor ruimte is voor niet-rendabele investeringen, mits de financieel-economische draagkracht van de organisatie getoetst wordt [6](#page=6).
* **1.2.3 Operationele kasstromen**
Financiële stromen zoals interestbetalingen worden in beginsel niet meegenomen in de kasstroomberekening. De financieringskost wordt verrekend in het vereist rendement [7](#page=7).
* In de non-profit gezondheidszorg wordt ook hier een uitzondering gemaakt wanneer waarde breder wordt geïnterpreteerd en de financieel-economische draagkracht voor alle geldstromen getoetst moet worden [7](#page=7).
* **1.2.4 Inflatie**
Inflatie is de waardevermindering van geld door prijsstijgingen, wat zowel kosten als opbrengsten beïnvloedt [8](#page=8).
**1.3 Tijdswaarde van geld**
Geld heeft een tijdswaarde omdat men vandaag ontvangen geld prefereert boven hetzelfde bedrag in de toekomst, vanwege directe consumptiemogelijkheden of het potentieel voor rendement door sparen [14](#page=14).
* **1.3.1 Berekening van toekomstige waarde**
De toekomstige waarde ($E$) van een bedrag ($B$) na één periode, met een interestvoet ($i$), wordt berekend als $E = (1+i) \times B$ [15](#page=15).
* **1.3.2 Berekening van contante waarde**
De contante waarde ($B$) van een toekomstig bedrag ($E$) na één periode, met een interestvoet ($i$), wordt berekend als $B = \frac{E}{1+i}$. Dit principe geldt ook voor het bepalen van de benodigde bonus om een toekomstige aankoop te financieren [17](#page=17) [18](#page=18).
* **1.3.3 Samengestelde interest over meerdere jaren**
Voor periodes langer dan één jaar wordt het principe van samengestelde interest toegepast, waarbij de interest in latere periodes wordt herbelegd. De toekomstige waarde na $n$ perioden is $E_n = (1+i)^n \times B$ [19](#page=19).
> **Tip:** Bij het berekenen van samengestelde interest, wordt interest verdiend op zowel de initiële hoofdsom als op reeds verdiende interesten.
**Voorbeeld:** Een kapitaal van 30.000 euro, belegd aan 7% interest gedurende 21 jaar, groeit tot ongeveer 124.217 euro [20](#page=20).
* **1.3.4 Conversie naar één tijdstip**
Alle kasstromen worden geconverteerd naar één gemeenschappelijk tijdstip, meestal de huidige waarde. De totale huidige waarde is de som van de geconverteerde kasstromen. De formule hiervoor is [22](#page=22):
$$B = \sum_{t=1}^{n} \frac{C_t}{(1+i)^t}$$
waarbij $C_t$ de kasstroom in periode $t$ is en $i$ de discountvoet [22](#page=22).
**1.4 Vrije kasstromen (Free Cash Flows - FCF)**
Vrije kasstromen vertegenwoordigen de beschikbare kas voor alle investeerders na aftrek van operationele kosten, wijzigingen in het werkkapitaal en investeringsuitgaven [24](#page=24).
Formule:
$$Vrije Kasstroom = Operationele Cashflow (na belastingen) + \Delta Behoefte aan Nettobedrijfskapitaal + Investeringskasstroom$$ [24](#page=24).
* **1.4.1 Operationele Kasstromen**
Dit is het resultaat van de onderneming, gecorrigeerd voor afschrijvingen [26](#page=26).
* **1.4.2 Verandering nettobedrijfskapitaal**
Dit omvat veranderingen in voorraden, vorderingen op klanten en leverancierskredieten [26](#page=26).
* **1.4.3 Investeringskasstromen**
Dit zijn de uitgaven voor investeringen in uitrusting, gebouwen, grond, studies, etc. [27](#page=27).
**Voorbeeld:** Een project met de volgende kasstromen:
| Jaar | Kasstroom |
|---|---|
| 0 | -850 |
| 1 | 33,1 |
| 2 | 90,5 |
| 3 | 161,2 |
| 4 | 166 |
| 5 | 598,3 |
De vrije kasstroom wordt berekend door deze componenten op te tellen [28](#page=28).
**1.5 Valkuilen bij investeringsbeslissingen**
Bij investeringsanalyse kunnen diverse valkuilen optreden die de besluitvorming beïnvloeden:
* **1.5.1 Sunk costs (verzonken kosten)**
Kosten die reeds gemaakt zijn en niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, mogen de beslissing om al dan niet verder te investeren niet beïnvloeden. Dit wordt ook wel 'escalation of commitment' genoemd [30](#page=30).
* **1.5.2 Opportuniteitskosten**
De waarde van het beste alternatieve gebruik van middelen die men opgeeft door voor een specifiek project te kiezen [31](#page=31).
* **Voorbeeld:** Een ziekenhuis dat een ongebruikte campus overweegt om te bouwen tot een zorghotel, moet de huidige marktwaarde van die campus als een opportuniteitskost beschouwen, omdat deze anders verkocht zou kunnen worden [32](#page=32).
* **1.5.3 Neveneffecten**
Veranderingen in kasstromen van andere afdelingen of diensten binnen de organisatie als gevolg van het nieuwe project [33](#page=33).
* **1.5.4 Levensduur van het project**
De economische levensduur van het project is bepalend voor de periode waarin kasstromen worden geanalyseerd, niet de boekhoudkundige levensduur voor afschrijvingen [34](#page=34).
* **1.5.5 Beoordeling van het project**
Onzekerheid en de neiging tot onderschatting van kosten en overschatting van opbrengsten zijn veelvoorkomende problemen. Het is cruciaal om vooraf de grenzen van haalbaarheid af te bakenen [35](#page=35).
**1.6 Evaluatiemethoden voor investeringsprojecten**
Er zijn verschillende methoden om investeringsprojecten te evalueren, elk met hun eigen voor- en nadelen:
* **1.6.1 Gemiddeld boekhoudkundig rendement (GBR)**
Dit is de gemiddelde jaarlijkse winst na belastingen gedeeld door de gemiddelde boekwaarde van de investering [37](#page=37).
$$GBR = \frac{Gemiddelde jaarlijkse winst}{Gemiddelde boekwaarde van de investering}$$ [37](#page=37).
* **Nadelen:** Gebaseerd op winst in plaats van kasstromen, houdt geen rekening met de timing van kasstromen en het vereiste rendement is onduidelijk. Wordt daarom niet aanbevolen als primaire evaluatiemethode [39](#page=39).
* **1.6.2 Terugverdienperiode (Payback Periode - PP)**
De tijd die nodig is om de begininvestering terug te verdienen [40](#page=40).
$$TVP = \frac{Begininvestering}{\text{Jaarlijkse netto kasontvangsten}}$$ [40](#page=40).
* **Nadelen:** Negeert kasstromen na de terugverdienperiode, houdt geen rekening met de timing en grootte van kasstromen tijdens de periode, en kent een arbitrair afkappunt. Vaak gebruikt ter aanvulling van andere methoden voor inzicht in risico en liquiditeit [42](#page=42).
* Een alternatief is de **verdisconteerde terugverdienperiode**, die aan te bevelen is [42](#page=42).
* **1.6.3 Interne Rendementsgraad (IRG)**
De discontovoet die de contante waarde van verwachte kasontvangsten gelijkstelt aan de contante waarde van verwachte kasuitgaven [43](#page=43).
$$\sum_{t=0}^{n} \frac{A_t}{(1+r)^t} = 0$$
waarbij $A_t$ de kasstroom in periode $t$ is en $r$ de interne rendementsgraad [43](#page=43).
* **Betekenis:** Geeft het rendement aan dat een investeringsproject genereert op het geïnvesteerde vermogen. Kan enkel berekend worden via 'gissen en missen' of met behulp van financiële functies in rekenbladen [44](#page=44) [45](#page=45).
* **1.6.4 Netto-contantewaardemethode (NCW)**
Bepaalt de contante waarde van alle kasstromen, rekening houdend met een minimum vereist rendement ($k$) [46](#page=46).
$$NCW = \sum_{t=0}^{n} \frac{A_t}{(1+k)^t}$$ [46](#page=46).
* **Beslissingsregel:** Een project wordt aanvaard indien NCW $\geq$ 0. Een positieve NCW betekent dat het project waarde creëert bovenop het vereiste rendement [46](#page=46).
* **Voorbeeld:** Een project met een NCW van -139.126 euro bij een vereist rendement van 10% wordt niet aanvaard [47](#page=47).
* **1.6.5 Contante-Waarde Index (CWI / Profitability Index - PI)**
De NCW gedeeld door de begininvestering [48](#page=48).
$$CWI = \frac{NCW}{\text{Begininvestering}}$$ [48](#page=48).
* Maakt het mogelijk om projecten met verschillende investeringsgroottes eenvoudig te vergelijken [48](#page=48).
**1.7 Vergelijking IRG en NCW**
De IRG en NCW methoden kunnen soms leiden tot verschillende projectselecties, met name wanneer projecten sterk afwijken in hun kasstroompatronen of wanneer de kasstroom meer dan één keer van teken verandert. In veel gevallen leidt een positieve NCW tot het aanvaarden van het project wanneer de vereiste rendementvoet lager is dan de IRG [50](#page=50).
**1.8 Dynamische evaluatiemethoden en reële opties**
De klassieke methoden zijn statisch en bieden geen ruimte voor bijsturing na uitvoering. Reële opties, daarentegen, houden rekening met de flexibiliteit van het management om beslissingen aan te passen op basis van toekomstige ontwikkelingen. De waarde van een project kan worden gezien als de som van de netto contante waarde en de waarde van de reële opties [53](#page=53) [54](#page=54).
**1.9 Vereist rendement**
* **1.9.1 Klassieke bedrijfseconomische benadering**
Investeringen moeten voldoende rendement genereren om financiers te vergoeden. Zowel eigen middelen als schulden hebben een kost (kapitaalkost of gewogen gemiddelde kapitaalkost - WACC). Dit is het rendement dat financiers elders zouden kunnen bekomen met een vergelijkbaar risicoprofiel [57](#page=57).
De gewogen gemiddelde kapitaalkost (K0) wordt berekend als:
$$K_0 = \frac{EV}{EV+VV} \times k_e + \frac{VV}{EV+VV} \times k_s \times (1 - t_v)$$ [59](#page=59).
Hierbij is $EV$ de marktwaarde van het eigen vermogen, $VV$ de marktwaarde van de financiële schulden, $k_e$ de kost van het eigen vermogen, $k_s$ de kost van financiële schulden voor belastingen, en $t_v$ de vennootschapsbelastingvoet [59](#page=59).
* **1.9.2 Gezondheidseconomische benadering**
Het vereiste rendement kan worden afgestemd op het realiseren van een gezonde bedrijfeconomische organisatie die haar opdracht op lange termijn kan vervullen [60](#page=60).
---
# Evaluatiemethoden voor investeringsprojecten
Dit onderdeel van de documentatie bespreekt diverse methoden voor de evaluatie van investeringsprojecten, variërend van eenvoudige benaderingen zoals het gemiddeld boekhoudkundig rendement en de terugverdienperiode, tot meer geavanceerde technieken zoals de interne rendementsgraad en de netto-contantewaardemethode. Deze methoden helpen bij het beoordelen of een investering waarde creëert [25](#page=25) [36](#page=36).
### 2.1 Het gemiddeld boekhoudkundig rendement
Het gemiddeld boekhoudkundig rendement (GBR) meet de gemiddelde jaarlijkse winst na belastingen ten opzichte van de gemiddelde boekwaarde van de investering gedurende de looptijd van het project [37](#page=37).
De formule luidt:
$$ \text{GBR} = \frac{\text{Gemiddelde jaarlijkse winst}}{\text{Gemiddelde boekwaarde van de investering}} $$
Het boekhoudkundig rendement wordt vergeleken met een vereist rendement om te bepalen of een project aanvaardbaar is [37](#page=37).
**Nadelen van het GBR:**
* Het is gebaseerd op winst in plaats van kasstromen [39](#page=39).
* Het houdt geen rekening met de timing van kasinkomsten en -uitgaven [39](#page=39).
* Het is niet duidelijk wat een passend vereist rendement zou moeten zijn [39](#page=39).
Vanwege deze nadelen wordt de methode niet aanbevolen als primaire evaluatiemethode [39](#page=39).
### 2.2 De terugverdienperiode
De terugverdienperiode (TVP), ook wel paybackperiode genoemd, geeft aan hoeveel tijd er nodig is om de initiële investering terug te verdienen [40](#page=40).
De formule is:
$$ \text{TVP} = \frac{\text{Begininvestering}}{\sum \text{Jaarlijkse netto kasontvangsten}} $$
Een project wordt aanvaard als de berekende terugverdienperiode kleiner is dan of gelijk is aan een vooraf bepaalde maximum toegelaten terugverdienperiode [40](#page=40).
**Nadelen van de TVP:**
* Het houdt geen rekening met kasstromen die plaatsvinden na afloop van de terugverdienperiode [42](#page=42).
* Het houdt geen rekening met de grootte en timing van kasinkomsten *tijdens* de terugverdienperiode [42](#page=42).
* De beoordeling is arbitrair door het gebruik van een afkappunt [42](#page=42).
De TVP wordt vaak gebruikt als aanvulling op meer geavanceerde methoden, omdat het inzicht geeft in risico en liquiditeit. Het is echter geen goede risico-indicator omdat de spreiding van mogelijke uitkomsten niet is meegenomen [42](#page=42).
Een aan te bevelen alternatief is de **verdisconteerde terugverdienperiode**, die iets langer is dan de klassieke terugverdienperiode [42](#page=42).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen vervangings-, uitbreidings- en strategische investeringen [42](#page=42).
### 2.3 De interne rendementsgraad (IRG)
De interne rendementsgraad (IRG) is de discontovoet (calculatierente) waarbij de contante waarde van de verwachte kasontvangsten gelijk is aan de contante waarde van de verwachte kasuitgaven. Dit wordt ook wel de Internal Rate of Return (IRR) genoemd [43](#page=43) [44](#page=44).
De formule is:
$$ \sum_{t=0}^{n} \frac{A_t}{(1+r)^t} = 0 $$
waarbij $A_t$ de kasstroom in periode $t$ is, en $r$ de interne rendementsgraad [43](#page=43).
Het bepalen van de IRG vereist doorgaans een iteratieve methode ('gissen en missen') of het gebruik van een specifieke functie in rekenbladen [44](#page=44).
**Betekenis van de IRG:**
De IRG-methode beantwoordt de vraag welk rendement een investeringsproject genereert op het geïnvesteerde vermogen. Als de IRG hoger is dan het vereiste rendement, wordt het project doorgaans aanvaard [45](#page=45) [50](#page=50).
Een probleem kan optreden wanneer het kasstroompatroon van projecten sterk afwijkt, bijvoorbeeld als het teken van de kasstromen meer dan eens verandert [50](#page=50).
### 2.4 De netto-contantewaardemethode (NCW)
De netto-contantewaardemethode (NCW) bepaalt de contante waarde van alle kasstromen van een investeringsproject, rekening houdend met een minimumvereist rendement (discontovoet) [46](#page=46).
De formule is:
$$ \text{NCW} = \sum_{t=0}^{n} \frac{A_t}{(1+k)^t} $$
waarbij $A_t$ de kasstroom in periode $t$ is, en $k$ het vereist minimumrendement [46](#page=46).
* Indien de NCW groter is dan of gelijk is aan nul, wordt het project aanvaard [46](#page=46).
* Een positieve NCW betekent dat de toekomstige kasstromen meer waard zijn dan de initiële investering, rekening houdend met het vereiste rendement. De NCW geeft de waarde weer die het project realiseert bovenop het minimumvereiste rendement [46](#page=46).
**Contante-Waarde Index (CWI) of Profitability Index (PI):**
De CWI is een aanvullende metriek die de verhouding weergeeft tussen de NCW en de begininvestering [48](#page=48).
$$ \text{CWI} = \frac{\text{NCW}}{\text{Begininvestering}} $$
Dit maakt het mogelijk om projecten op een eenvoudige manier te vergelijken, met name bij budgettaire beperkingen [48](#page=48).
**Relatie tussen IRG en NCW:**
* Als het vereist rendement lager is dan de IRG, zal de NCW positief zijn [50](#page=50).
* Als het vereist rendement hoger is dan de IRG, zal de NCW negatief zijn [50](#page=50).
### 2.5 Andere evaluatiemethoden en overwegingen
Naast de hierboven genoemde methoden zijn er ook andere benaderingen zoals de Weighted Scores Capital Grid, Forced Capital Prioritization, en Portfolio-based Capital Budgeting [68](#page=68) [69](#page=69) [72](#page=72) [77](#page=77).
**Reële opties:**
Reële opties, zoals de mogelijkheid om de capaciteit uit te breiden bij succes of af te bouwen bij tegenvallend resultaat, zijn vooral van belang bij strategische beslissingen. Projecten met waardevolle reële opties worden door de NCW onderschat, hoewel de NCW nog steeds zinvol is. De waarde van een project kan worden gezien als [54](#page=54):
$$ \text{Projectwaarde} = \text{Netto contante waarde} + \text{Waarde van de reële opties} $$
Reële opties vergroten de projectwaarde door flexibiliteit en keuzemogelijkheden te bieden [54](#page=54).
**Dynamische versus statische methoden:**
Een nadeel van veel evaluatiemethoden is dat ze inherent statisch zijn en geen ruimte laten voor bijsturing na de initiële uitvoering [53](#page=53).
> **Tip:** Hoewel de terugverdienperiode niet ideaal is als enige methode, kan het nuttig zijn om inzicht te geven in het risico en de liquiditeit van een project. Het gebruik van de verdisconteerde terugverdienperiode wordt aanbevolen als alternatief [42](#page=42).
> **Tip:** De netto-contantewaardemethode (NCW) wordt algemeen beschouwd als de meest betrouwbare methode, omdat deze alle relevante kasstromen en het tijdsverloop ervan meeneemt, evenals het vereiste rendement [46](#page=46).
> **Tip:** Bij het vergelijken van projecten met sterk afwijkende kasstroompatronen kan de IRG leiden tot inconsistenties ten opzichte van de NCW. De NCW wordt dan als leidend beschouwd [50](#page=50).
---
# Valkuilen bij investeringsbeslissingen
Dit onderwerp identificeert en bespreekt veelvoorkomende fouten en valkuilen die zich kunnen voordoen bij het nemen van investeringsbeslissingen, met aandacht voor concepten zoals verzonken kosten, opportuniteitskosten, neveneffecten, de economische levensduur van een project en de beoordeling van onzekerheid [29](#page=29).
### 3.1 Sunk costs (verzonken kosten)
Verzonken kosten zijn uitgaven die in het verleden reeds zijn gedaan en die niet meer kunnen worden teruggedraaid. Deze kosten mogen de huidige investeringsbeslissing niet beïnvloeden, aangezien ze irrelevant zijn voor toekomstige beslissingen. Een voorbeeld hiervan zijn studiekosten. Het vasthouden aan een beslissing enkel en alleen vanwege reeds gemaakte kosten wordt ook wel escalatie van commitment genoemd [30](#page=30).
> **Tip:** Beschouw verzonken kosten als reeds "verloren" geld dat geen invloed mag hebben op de rationele afweging van toekomstige kosten en baten.
### 3.2 Opportuniteitskosten
Opportuniteitskosten vertegenwoordigen de waarde van de best mogelijke alternatieve aanwending van middelen die wordt opgegeven bij het kiezen voor een bepaald project. Wanneer een organisatie investeert in één project, verliest zij de potentiële opbrengsten die met een alternatief project gegenereerd hadden kunnen worden [31](#page=31).
Een relevant voorbeeld hiervan is het ziekenhuis AZ Zorgvuldig dat na een fusie een campus met 150 erkende bedden bezit die al drie jaar niet meer in gebruik is. Bij de overweging om hier een zorghotel te realiseren, moet de actuele marktwaarde van de campus worden meegenomen in de investeringsbeslissing. Indien het zorghotelproject niet doorgaat, zou de campus verkocht kunnen worden voor bijvoorbeeld twee miljoen euro. De marktwaarde van de campus wordt dus beschouwd als een fictieve uitgave aan het begin van het project, omdat deze potentiële inkomst uit verkoop wordt opgegeven [32](#page=32).
> **Tip:** Vraag altijd af: "Wat geven we op door *dit* project te kiezen?". De waarde van dat opgegeven alternatief zijn de opportuniteitskosten.
### 3.3 Neveneffecten
Een belangrijke complicatie bij het werken met incrementele kasstromen is de noodzaak om rekening te houden met de impact op de kasstromen van de *gehele* onderneming, en niet enkel op die van het specifieke project. Het realiseren van een nieuwe dienst kan bijvoorbeeld de activiteit van een andere afdeling beïnvloeden [33](#page=33).
* **Voorbeeld 1:** De introductie van een nieuw type interventie in de cardiologie kan een positieve of negatieve impact hebben op de cardiochirurgie [33](#page=33).
* **Voorbeeld 2:** De realisatie van serviceflats kan leiden tot een hogere zorggraad in woonzorgcentra, wat resulteert in hogere positieve kasstromen [33](#page=33).
### 3.4 De levensduur van het project
Voor investeringsbeslissingen is de economische levensduur van een project relevant, dat wil zeggen de periode waarin het project economisch rendabel is en kasstromen genereert. De boekhoudkundige levensduur, die wordt gebruikt voor afschrijvingen, is hierbij irrelevant. Als er ook na de boekhoudkundige levensduur nog kasstromen worden gerealiseerd, moeten deze worden meegenomen in de beslissing [34](#page=34).
### 3.5 De beoordeling van het project
De inschatting van opbrengsten en kosten is vaak onzeker en vereist de nodige voorzichtigheid en onderbouwing. Veelvoorkomende valkuilen hierbij zijn [35](#page=35):
* Het onderschatten van (variabele) kosten [35](#page=35).
* Het overschatten van opbrengsten, zoals de bezettingsgraad [35](#page=35).
Gezien de economische prestatie van een individueel project niet de enige bepalende factor is, is het cruciaal om vooraf de grenzen van haalbaarheid af te bakenen. Dit betekent vaststellen vanaf welk punt een project ongunstig wordt beoordeeld [35](#page=35).
---
# Rendement en kapitaalkosten
Dit gedeelte onderzoekt wat als voldoende rendement wordt beschouwd vanuit zowel een klassieke bedrijfseconomische als een gezondheidseconomische invalshoek, waarbij de concepten van kapitaalkosten en gewogen gemiddelde kapitaalkosten worden toegelicht.
### 4.1 Rendement in de bedrijfseconomie
#### 4.1.1 Basisprincipe van rendement
Het fundamentele principe in de bedrijfseconomie stelt dat investeringsprojecten een voldoende rendement moeten genereren om alle financiers op een adequate manier te vergoeden. Zowel financiering met eigen middelen als met schulden is niet kosteloos. Dit impliceert de kapitaalkost, oftewel de 'gewogen gemiddelde kapitaalkost'. De kapitaalkost die financiers eisen, is gelijk aan het rendement dat zij kunnen behalen op vergelijkbare alternatieve investeringen met een gelijkwaardige looptijd en risicoprofiel. Dit concept vertegenwoordigt een opportuniteitskost [57](#page=57).
#### 4.1.2 De gewogen gemiddelde kapitaalkost (WACC)
De 'gewogen gemiddelde kapitaalkost' (WACC) gaat uit van het rendement dat vereist wordt door alle financiers gezamenlijk, gewogen naar hun proportionele aandeel in de financiële structuur van de onderneming, en gebaseerd op de gewenste kapitaalstructuur van de onderneming. Dit vertegenwoordigt het minimale rendement dat alle projecten samen moeten opleveren [58](#page=58).
Klassiek wordt hierbij gekeken naar het rendement dat aandeelhouders eisen (visie van de Raad van Bestuur) en de kost van financiële schulden in de vorm van rente [58](#page=58).
#### 4.1.3 Formule voor de gewogen gemiddelde kapitaalkost
De gewogen gemiddelde kapitaalkost ($K_0$) wordt berekend met de volgende formule:
$$ K_0 = \frac{EV}{EV+VV} \times k_e + \frac{VV}{EV+VV} \times k_s \times (1 – t_v) $$
Waarbij:
* $EV$ = Marktwaarde van het Eigen Vermogen [59](#page=59).
* $VV$ = Marktwaarde van de financiële schulden (Vreemd Vermogen) [59](#page=59).
* $k_e$ = Kost van het eigen vermogen, oftewel het vereiste rendement door de aandeelhouders [59](#page=59).
* $k_s$ = Kost van de financiële schulden vóór belastingen [59](#page=59).
* $t_v$ = Vennootschapsbelastingvoet, omdat schulden een aftrekbare kost zijn en dus een fiscaal voordeel opleveren [59](#page=59).
### 4.2 Rendement in de gezondheidseconomie
#### 4.2.1 Rendement vereist door de Raad van Bestuur
Ook in de gezondheidseconomie wordt uitgegaan van de 'gewogen gemiddelde kapitaalkost'. Dit concept omvat het rendement dat vereist wordt door de raad van bestuur (en de algemene vergadering) en de kosten van schulden, gewogen naar hun proportionele belang in de financiële structuur van de onderneming [60](#page=60).
> **Tip:** Het vereiste rendement kan worden afgestemd op het realiseren van een gezonde bedrijfeconomische organisatie die haar missie op korte, middellange en lange termijn kan vervullen [60](#page=60).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Financiële planning | Het proces van het stellen van financiële doelen en het ontwikkelen van strategieën om deze doelen te bereiken, inclusief budgettering, forecasting en investeringsanalyse. |
| Investeringsanalyse | Het proces van het evalueren van een potentiële investering om te bepalen of deze winstgevend zal zijn en of deze overeenkomt met de financiële doelstellingen van de organisatie. |
| Kasstromen | De netto-inkomsten en -uitgaven van een bedrijf gedurende een bepaalde periode. Dit omvat zowel operationele kasstromen als kasstromen gerelateerd aan investeringen en financiering. |
| Tijdswaarde van geld | Het principe dat geld vandaag meer waard is dan hetzelfde bedrag in de toekomst, vanwege het potentieel om rendement te genereren door te beleggen. |
| Vereist rendement | Het minimale rendement dat een investeerder verwacht te ontvangen op een investering, rekening houdend met het risico en de opportuniteitskosten. |
| Operationele kasstromen | De kasstromen die voortvloeien uit de normale bedrijfsactiviteiten van een onderneming, zoals inkomsten uit verkoop en uitgaven voor grondstoffen. |
| Marginale of incrementele kasstromen | De verandering in kasstromen die specifiek wordt veroorzaakt door het uitvoeren van een bepaald project of een bepaalde beslissing. |
| Boekhoudkundige winst | De winst van een bedrijf zoals gerapporteerd in de financiële overzichten, berekend volgens boekhoudkundige principes, die kan afwijken van de werkelijke kasstromen. |
| Inflatie | De algemene stijging van het prijspeil van goederen en diensten in een economie over een bepaalde periode, wat leidt tot een waardevermindering van geld. |
| Samengestelde interest | Het proces waarbij rente wordt berekend niet alleen over de hoofdsom, maar ook over de reeds opgebouwde rente, wat leidt tot exponentiële groei over tijd. |
| Huidige waarde (Contante waarde) | De huidige waarde van een toekomstige kasstroom, berekend door deze kasstroom te verdisconteren tegen een bepaalde rentevoet. |
| Vrije kasstroom | De kasstroom die beschikbaar is nadat alle operationele uitgaven, belastingen, kapitaaluitgaven en veranderingen in het werkkapitaal zijn betaald. Dit is het geld dat vrij kan worden besteed aan financiers. |
| Nettobedrijfskapitaal | Het verschil tussen de vlottende activa (zoals voorraden en vorderingen) en de vlottende passiva (zoals leverancierskredieten) van een onderneming. |
| Verzonken kosten (Sunk costs) | Kosten die in het verleden zijn gemaakt en niet meer kunnen worden teruggekregen, ongeacht toekomstige beslissingen. Deze zijn irrelevant voor toekomstige beslissingen. |
| Opportuniteitskosten | De waarde van de beste verloren gegane alternatieve optie bij het maken van een keuze. Bij investeringen is dit de opbrengst die wordt gemist door niet in een ander project te investeren. |
| Neveneffecten | De onbedoelde effecten van een investeringsproject op andere delen van de organisatie, die zowel positief (synergie) als negatief (cannibalisatie) kunnen zijn. |
| Economische levensduur | De periode gedurende welke een investering naar verwachting economische voordelen zal opleveren voor een onderneming, ongeacht de boekhoudkundige levensduur voor afschrijvingsdoeleinden. |
| Gemiddeld boekhoudkundig rendement | Een rentabiliteitsmaatstaf die de gemiddelde jaarlijkse nettowinst deelt door de gemiddelde boekwaarde van de investering. |
| Terugverdienperiode (Paybackperiode) | De tijd die nodig is om de initiële investering in een project terug te verdienen uit de gegenereerde kasstromen. |
| Interne rendementsgraad (IRG) | De discontovoet waarbij de netto contante waarde (NCW) van een investeringsproject gelijk is aan nul. Het vertegenwoordigt het impliciete rendement van het project. |
| Netto-contantewaardemethode (NCW) | Een investeringsbeoordelingsmethode die de contante waarde van alle toekomstige kasstromen van een project verdisconteert en aftrekt van de initiële investering. Een positieve NCW geeft aan dat het project waarde creëert. |
| Contante-Waarde Index (CWI) | Een rentabiliteitsmaatstaf die de netto contante waarde deelt door de initiële investering. Het geeft de waardecreatie per geïnvesteerde euro aan. |
| Kapitaalkost | De kosten die een onderneming maakt om haar kapitaal te financieren, zowel eigen vermogen als vreemd vermogen. |
| Gewogen gemiddelde kapitaalkost (WACC) | De gemiddelde kosten van het kapitaal van een onderneming, gewogen naar de markwaarde van het eigen vermogen en vreemd vermogen. Dit is het minimale vereiste rendement voor investeringsprojecten. |
| Eigen vermogen | De waarde van de investering van de eigenaren in een onderneming. |
| Vreemd vermogen | De financiële middelen die een onderneming heeft geleend van externe partijen, zoals banken. |
| Reële opties | Contractuele rechten, maar geen verplichtingen, om in de toekomst bepaalde acties te ondernemen met betrekking tot een project, zoals uitbreiden, inkrimpen of stopzetten. |