Cover
Start nu gratis hoofdstuk 4 en 5 ontwikkeling.docx
Summary
# De ontwikkeling van de pasgeborene en vroege babytijd
Hier is de gedetailleerde studiehandleiding voor het onderwerp "De ontwikkeling van de pasgeborene en vroege babytijd".
## 1. De ontwikkeling van de pasgeborene en vroege babytijd
Dit onderwerp verkent de fundamentele capaciteiten van pasgeborenen, de kritieke eerste 1000 dagen van ontwikkeling, en de invloed van epigenetica op dit proces, met een focus op de fysieke en zintuiglijke vaardigheden bij de geboorte.
### 1.1 De pasgeborene: fysiologische en psychologische staat bij de geboorte
De periode van de geboorte tot ongeveer 12 maanden wordt de babytijd genoemd. Gedurende deze fase vindt er een ongelooflijk snelle groei, ontwikkeling en leerproces plaats. De eerste 1000 dagen, vanaf de conceptie, worden als cruciaal beschouwd voor de ontwikkeling.
**1.1.1 Fysiologische vroeggeboorte en de lange leertijd**
Volgens Portmann kan de mens als "fysiologisch vroeggeboren" worden beschouwd. Dit betekent dat pasgeborenen, hoewel fysiologisch rijp voor essentiële levensfuncties zoals ademhalen, bij de geboorte hulpeloos zijn en volledig afhankelijk van zorg en toewijding van anderen. Hun herseninhoud is slechts een kwart van die van een volwassene, wat aangeeft dat ze na de geboorte een lange leertijd nodig hebben om zelfredzaam te worden. Psychologisch zijn ze nog erg beperkt; ze kunnen de omgeving nog niet waarnemen of doelgericht reageren.
**1.1.2 Capaciteiten van de pasgeborene**
Ondanks de psychologische beperkingen, beschikt een pasgeborene al over diverse fysieke vaardigheden:
* **Ademhaling:** Een pasgeborene kan zelfstandig ademhalen zodra deze aan lucht wordt blootgesteld.
* **Zintuigen:** De zintuigen zijn functioneel, wat essentieel is voor interactie met de omgeving.
* **Spijsverteringsstelsel:** Dit systeem is operationeel, wat wordt aangetoond door de productie van meconium.
* **Reflexen:** Een reeks aangeboren reflexen is aanwezig, die cruciaal zijn voor voeding, aandacht trekken en zorg verkrijgen.
**1.1.3 Aangeboren reflexen**
Reflexen worden gedefinieerd als niet-aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige responsen die automatisch optreden bij de aanwezigheid van specifieke stimuli. Ze dienen vaak een beschermende functie of zijn gericht op overleving en zorg.
* **Blijvende reflexen:** Deze reflexen blijven gedurende het leven aanwezig, zoals niezen, hoesten, braken, slikken en de pupilreflex.
* **Verdwijnende reflexen:** Deze reflexen zijn primair aanwezig in de vroege babytijd en verdwijnen na verloop van tijd, waaronder de zoekreflex, zuigreflex, stapreflex en grijpreflex. Deze reflexen maken plaats voor meer gecontroleerde en complexe gedragspatronen naarmate de baby meer controle over zijn bewegingen ontwikkelt.
> **Tip:** Het observeren van reflexen kan inzicht geven in de normale of atypische neurologische ontwikkeling van een baby.
### 1.2 Het leervermogen van de pasgeborene
Pasgeborenen zijn niet alleen uitgerust met reflexen, maar beschikken ook over een aanzienlijk leervermogen.
**1.2.1 Habituatie**
Habituatie is het proces waarbij de aandacht afneemt na herhaalde blootstelling aan een stimulus. Dit toont aan dat een pasgeborene in staat is stimuli te herkennen en van elkaar te onderscheiden. Het vermogen om een stimulus te herkennen, wordt afgeleid uit de vermindering van de tijd die een baby besteedt aan het bekijken van die stimulus na herhaalde presentaties.
**1.2.2 Leervormen**
Een pasgeborene kan leren via verschillende mechanismen:
* **Klassieke conditionering:** Een organisme leert op een bepaalde manier te reageren op een neutrale stimulus, die normaal gesproken geen specifieke respons oproept, wanneer deze consequent wordt gekoppeld aan een stimulus die wel een respons uitlokt.
* **Operante conditionering:** Dit is een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons wordt versterkt of verzwakt door de associatie met positieve of negatieve consequenties.
**1.2.3 Sociale vaardigheden en imitatie**
Baby's vertonen al vroeg sociale vaardigheden, zoals het reageren op anderen en het imiteren van basale gezichtsuitdrukkingen. Dit vereist echter wel dat de baby de beweging zelf kan waarnemen. Ze kunnen ook gezichtsuitdrukkingen die bij blijdschap, verdriet en verrassing horen, onderscheiden. Na ongeveer zes weken kunnen ze dit onderscheid zelfs na een interval van 24 uur nog maken, wat suggereert dat ze een intern beeld van de persoon hebben opgebouwd. Bepaalde karaktertrekken van pasgeborenen hebben een wisselwerking met ouderlijk gedrag, wat bijdraagt aan de vorming van sociale relaties.
### 1.3 De fysieke ontwikkeling in de babytijd
De babytijd, van 0 tot 12 maanden, kenmerkt zich door een razendsnelle fysieke groei en ontwikkeling.
**1.3.1 Groei en ontwikkeling in het eerste levensjaar**
Het eerste levensjaar is een periode van exponentiële groei in lengte en gewicht. De baby is hierbij volledig afhankelijk van verzorgers.
**1.3.2 Principes van groei**
Vier algemene principes beschrijven de patronen van fysieke groei:
* **Cefalocaudaal principe:** Groei en ontwikkeling vinden plaats van boven naar beneden. Het hoofd ontwikkelt zich eerst, gevolgd door de romp en daarna de ledematen.
* **Proximodistaal principe:** Groei en ontwikkeling gaan van het centrum van het lichaam naar buiten toe. Eerst ontwikkelen de romp en de vitale organen zich, daarna de ledematen, handen en vingers.
* **Principe van hiërarchische integratie:** Complexere gedragingen en vaardigheden ontwikkelen zich door de integratie van eenvoudigere vaardigheden.
* **Principe van onafhankelijkheid van systemen:** Verschillende fysiologische systemen, zoals lichaamsomvang, het zenuwstelsel en seksuele rijpheid, kennen verschillende groeitempi.
**1.3.3 Lichaamsverhoudingen en bewegingsbeperkingen**
Pasgeborenen hebben specifieke lichaamsverhoudingen: een relatief groot hoofd in verhouding tot de rest van het lichaam en korte ledematen. Dit, in combinatie met een beperkte hoeveelheid lichaamsvet en spiermassa, verklaart de aanvankelijk beperkte bewegingsmogelijkheden.
**1.3.4 Motorische ontwikkeling**
Motorische ontwikkeling omvat de fysieke mijlpalen die een kind bereikt, onderverdeeld in grove en fijne motoriek.
* **Grove motoriek:** Dit betreft bewegingen die grote spiergroepen gebruiken, zoals hoofd optillen, armen en benen bewegen, kruipen, zitten, zich afduwen en optrekken.
* **Fijne motoriek:** Dit omvat nauwkeurigere bewegingen met kleine spiergroepen, zoals het uitsteken van een hand naar een object, grijpen, en het hanteren van kleine voorwerpen.
De motorische ontwikkeling volgt een evolutie in stadia:
* **Eerste stadia (babytijd):**
* Het kijkstadium (0-3 maanden): Focus op visuele waarneming en hoofdcontrole.
* Het grijpstadium (3-6 maanden): Ontwikkeling van het grijpen van objecten.
* Het zitstadium (6-9 maanden): Het vermogen om zelfstandig te zitten.
* Het kruip- en optrekstadium (9-12 maanden): Ontwikkeling van kruipen en zich optrekken.
* **Tweede stadium (peutertijd):**
* Het loopstadium (12-15 maanden): Het vermogen om te lopen.
> **Voorbeeld:** Een baby die eerst alleen zijn hand kan uitsteken naar een speeltje (eenvoudige beweging) en later leert dit speeltje gericht te grijpen en ermee te spelen (complexe integratie), illustreert het principe van hiërarchische integratie.
**1.3.5 Dynamische systeentheorie**
De dynamische systeentheorie, voorgesteld door Thelen, beschouwt de ontwikkeling van een kind als een dynamisch systeem. Alle aspecten van de ontwikkeling – motorisch, cognitief, sociaal-emotioneel – ontwikkelen zich tegelijkertijd en zijn nauw met elkaar verweven en afhankelijk van de ervaringen van het kind.
**1.3.6 Ontwikkelingsnormen**
Ontwikkelingsnormen, zoals die gemeten worden met de Bayley Scales of Infant Development, geven gemiddelden weer van de prestaties van een representatieve steekproef van kinderen op specifieke leeftijden. Deze instrumenten worden gebruikt om de cognitieve, talige en motorische ontwikkeling van jonge kinderen in kaart te brengen. Het is belangrijk te onthouden dat deze normen gemiddelden zijn en dat elk kind een uniek ontwikkelingsverloop kent wat betreft snelheid en volgorde.
> **Tip:** Gebruik ontwikkelingsnormen als richtlijn, maar wees voorzichtig met het trekken van te harde conclusies op basis van afwijkingen, aangezien individuele variatie groot is.
### 1.4 De ontwikkeling van de zintuigen
De zintuigen spelen een cruciale rol bij de interactie van de baby met de wereld en de ontwikkeling van perceptie. Perceptie is het proces van betekenisgeving of interpretatie van zintuiglijke informatie door de hersenen.
**1.4.1 Visuele perceptie**
* **Ontwikkeling:** Hoewel de ogen zich ontwikkelen tijdens de zwangerschap, is het visuele systeem bij de geboorte nog niet volledig rijp. Er is weinig visuele prikkeling in de baarmoeder. Tegen het einde van de zwangerschap kunnen baby's licht- en donkerverschillen waarnemen.
* **Capaciteiten bij de geboorte:** Pasgeborenen kunnen scherpe contrasten zien en hebben een voorkeur voor bepaalde kleuren zoals rood (na 4 weken) en groen, geel, blauw (na 5 weken). De brandpuntsafstand van hun ogen is beperkt tot ongeveer 20-30 cm, wat ideaal is voor het bekijken van het gezicht van een verzorger.
* **Diepteperceptie:** Het visuele klif experiment van Gibson & Walk suggereert dat baby's vanaf ongeveer 2-3 maanden fysiologisch reageren op diepte. Vanaf 6 maanden tonen ze angst om over een afgrond te kruipen.
* **Voorkeuren:** Pasgeborenen geven de voorkeur aan stimuli met kromme lijnen, driedimensionale figuren, patronen, scherpe contrasten, menselijke gezichten of afbeeldingen daarvan, en bewegende voorwerpen. Tussen de 6e en 9e maand kunnen ze verschillende mensengezichten van elkaar onderscheiden.
**1.4.2 Auditieve perceptie**
* **Ontwikkeling in de baarmoeder:** Geluiden in de baarmoeder, inclusief het patroon en ritme van de stem van de moeder, worden al waargenomen. Geluid kan echter wel gehoorschade veroorzaken.
* **Capaciteiten bij de geboorte:** Pasgeborenen kunnen horen en vertonen een schrikreactie op plotselinge, harde geluiden. Ze kunnen ook geluiden herkennen, zoals het gehuil van andere baby's.
* **Oriëntatie en onderscheid:** De oriëntatiereactie, waarbij een baby zijn ogen richt op een geluidsbron, is al bij 10 minuten oude baby's waarneembaar, wat de afstemming van auditieve en visuele vermogens aantoont. Ze zijn gevoeliger voor zeer hoge en zeer lage frequenties. Vanaf 5 maanden kunnen ze taaleigen klanken onderscheiden en hebben ze een voorkeur voor de moedertaal, en ze reageren op ritmes.
**1.4.3 Reuk en smaak**
* **Reuk:** Baby's kunnen vanaf 12 tot 18 dagen na de geboorte hun moeder herkennen op basis van geur, wat verband houdt met borstvoeding.
* **Smaak:** Smaakvoorkeuren ontwikkelen zich reeds in de baarmoeder op basis van wat de moeder consumeert. Er is een voorkeur voor zoete smaken en geuren (bv. bananen, boter). Geuren uit de baarmoeder worden ook herinnerd, maar geuren van verse vis of rotte eieren worden vermeden.
**1.4.4 Gevoeligheid voor pijn en aanrakingen**
* **Pijn:** Vroeger werd gedacht dat baby's geen pijn konden voelen, maar dit is nu duidelijk weerlegd. Baby's vertonen gedragsmatige reacties (grimassen, huilen) en fysiologische reacties (hartslag, zweten) op pijn. De overdracht van pijnprikkels binnen het zenuwstelsel kan vertraagd zijn, wat de reactie soms minder direct doet lijken. Blootstelling aan pijn in de babytijd kan leiden tot permanente veranderingen in het zenuwstelsel en verhoogde pijngevoeligheid op latere leeftijd. Daarom is het gebruik van pijnstillers en verdovingen bij medische ingrepen bij zelfs de jongste baby's gangbaar.
* **Aanraking (tastzin):** De tastzin is het meest geavanceerde zintuig bij pasgeborenen en ontwikkelt zich het eerst (32 weken na conceptie). Het is essentieel voor reflexen. Goed ontwikkelde tastzin leidt tot een voorkeur voor huidcontact, wat een kalmerend effect heeft. Baby's verkennen de wereld via aanraking (bv. voorwerpen in de mond steken). Babymassage kan bijdragen aan groei en een beter afgestemd stress-responssysteem, wat onderstreept door epigenetische invloeden.
* **Temperatuurzin:** Baby's kunnen onderscheid maken tussen koud en warm, met name ter hoogte van handen en mond.
**1.4.5 Multimodale perceptie**
Multimodale perceptie verwijst naar het vermogen om de input van individuele zintuigen te combineren. De multimodale benadering stelt dat informatie die door verschillende zintuigen wordt opgevangen, wordt geïntegreerd en gecoördineerd. Zintuigen werken niet altijd afzonderlijk; er zijn twee visies: enerzijds dat zintuigen eerst afzonderlijk werken en daarna geïntegreerd worden, en anderzijds dat zintuigen vanaf het begin geïntegreerd werken, zij het op een laag niveau.
**Crossmodale perceptie** is het vermogen om een stimulus die via één zintuig is ervaren, later via een ander zintuig te identificeren. Dit wordt gestimuleerd door "affordances", de actiemogelijkheden die een situatie of stimulus biedt (bv. de manier waarop een object vastgehouden kan worden om vallen te voorkomen).
### 1.5 Epigenetica en ontwikkeling
Epigenetica beschrijft hoe omgevingsinvloeden de expressie van genen kunnen beïnvloeden zonder de DNA-sequentie zelf te veranderen. Deze invloeden kunnen een significante impact hebben op de ontwikkeling van het kind, zelfs vanaf de conceptie. Factoren zoals voeding, stress, en sociale interacties kunnen epigenetische markeringen veroorzaken die de ontwikkelingsuitkomsten beïnvloeden.
---
# Cognitieve ontwikkeling en leervermogen van de baby
De baby is in staat tot aanzienlijke leerprocessen en sociale interacties, zelfs vanaf de geboorte, wat cruciaal is voor de verdere ontwikkeling.
### 2.1 Het leervermogen van de pasgeborene
Pasgeborenen beschikken over een indrukwekkend leervermogen, wat hen in staat stelt om zich aan te passen aan hun omgeving en relaties op te bouwen. Dit leervermogen manifesteert zich op verschillende manieren:
#### 2.1.1 Habituatie (gewenning)
Habituatie is een fundamenteel leerproces waarbij de aandacht van de baby afneemt na herhaalde blootstelling aan een stimulus. Dit stelt de baby in staat om stimuli te herkennen en van elkaar te onderscheiden. Het verminderen van de kijktijd naar een stimulus is een indicatie dat de baby de stimulus herkent.
#### 2.1.2 Klassieke conditionering
Bij klassieke conditionering leert een organisme om op een neutrale stimulus te reageren, ook al zou deze respons normaal gesproken niet door die stimulus worden opgeroepen. Dit proces creëert associaties tussen verschillende prikkels.
#### 2.1.3 Operante conditionering
Operante conditionering is een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons wordt versterkt of verzwakt door de associatie met positieve of negatieve consequenties. Door beloningen of straffen leert de baby welke gedragingen gewenst zijn.
#### 2.1.4 Associaties
Baby's leggen snel associaties tussen gebeurtenissen en prikkels in hun omgeving. Dit draagt bij aan hun begrip van de wereld en hun vermogen om te voorspellen wat er gaat gebeuren.
### 2.2 Sociale vaardigheden van de baby
Naast cognitieve leerprocessen ontwikkelen baby's al vroeg sociale vaardigheden, essentieel voor hun interactie met anderen.
#### 2.2.1 Reageren op anderen
Baby's zijn van nature geneigd tot sociale interactie. Ze reageren op de aanwezigheid en het gedrag van anderen, wat de basis legt voor sociale relaties.
#### 2.2.2 Imitatie van gezichtsuitdrukkingen
Een opmerkelijke sociale vaardigheid is het vermogen om basale gezichtsuitdrukkingen te imiteren. Dit vereist dat de baby de bewegingen van het gezicht kan waarnemen en vervolgens kan reproduceren.
#### 2.2.3 Onderscheiden van emoties
Baby's kunnen al vroeg gezichtsuitdrukkingen die bij specifieke emoties horen onderscheiden, zoals blijdschap, verdriet en verrassing. Na ongeveer zes weken kunnen ze deze onderscheidingen zelfs nog maken na een interval van 24 uur, wat duidt op de vorming van een intern beeld.
#### 2.2.4 Wisselwerking met ouderlijk gedrag
Bepaalde karaktertrekken van baby's hebben een directe invloed op het gedrag van hun ouders. Deze wisselwerking versterkt de sociale band tussen ouder en kind en tussen het kind en andere personen in de omgeving.
> **Tip:** Het begrijpen van deze vroege leerprocessen en sociale interacties is cruciaal voor het creëren van een stimulerende omgeving die de optimale ontwikkeling van de baby ondersteunt.
---
# Motorische ontwikkeling in de babytijd
Dit onderwerp onderzoekt de fysieke groei en de essentiële motorische mijlpalen die baby's doormaken tijdens hun eerste levensjaar, inclusief aangeboren reflexen en de principes die aan deze ontwikkeling ten grondslag liggen.
### 3.1 Principes van fysieke groei
De fysieke groei in de babytijd kenmerkt zich door vier kernprincipes:
* **Cefalocaudaal principe:** Groei en ontwikkeling verlopen van boven naar beneden. Dit betekent dat baby's eerst controle over hun hoofd ontwikkelen, gevolgd door de romp en daarna de ledematen (benen en voeten).
* **Proximodistaal principe:** Groei en ontwikkeling verlopen van het centrum van het lichaam naar buiten. Eerst ontwikkelt het kind controle over de romp, daarna de armen en ten slotte de handen en vingers.
* **Principe van hiërarchische integratie:** Complexe motorische vaardigheden ontwikkelen zich door de integratie van eenvoudigere, afzonderlijke vaardigheden. Een voorbeeld hiervan is het leren grijpen, wat eerst afzonderlijke vingerbewegingen vereist voordat de coördinatie voor een efficiënte grijpbeweging ontstaat.
* **Principe van onafhankelijkheid van systemen:** Verschillende lichaamssystemen (zoals lichaamsomvang, het zenuwstelsel en seksuele rijpheid) kennen verschillende groeitempo's.
> **Tip:** Deze principes helpen bij het begrijpen van de algemene volgorde en patronen in de motorische ontwikkeling, hoewel de exacte timing per kind kan verschillen.
### 3.2 Aangeboren reflexen
Reflexen zijn niet-aangeleerde, automatische en onvrijwillige reacties op specifieke stimuli. Ze spelen een cruciale rol in de eerste levensfase voor overleving, aandacht en zorg. Er is een onderscheid tussen blijvende en verdwijnende reflexen.
#### 3.2.1 Doodgaande reflexen
Deze reflexen zijn essentieel voor de overleving van de pasgeborene, maar verdwijnen na verloop van tijd naarmate de baby meer controle over zijn bewegingen ontwikkelt en complexere gedragspatronen in de plaats komen.
* **Zoekreflex:** Neiging om het hoofd in de richting te draaien van dingen die de wang raken, om zo de tepel te vinden. Deze verdwijnt rond 3 weken.
* **Zuigreflex:** Neiging om te zuigen aan dingen die de lippen raken, cruciaal voor voeding. Deze blijft weliswaar bestaan, maar de automatische, oncontroleerbare zuigbeweging wordt geleidelijk aan meer vrijwillig.
* **Grijpreflex:** De neiging om te grijpen naar een object dat de handpalm raakt. Deze verdwijnt rond 2-3 maanden, en maakt plaats voor vrijwillig grijpen.
* **Loopreflex (of stapreflex):** Beweging van de benen wanneer de baby rechtop wordt gehouden en zijn voeten de grond raken, waarbij het lijkt alsof de baby loopt. Deze verdwijnt rond 2 maanden.
* **Zwemreflex:** Neiging om zwembewegingen te maken met de armen en benen wanneer de baby met het gezicht naar beneden in water ligt. Deze verdwijnt tussen 4 en 6 maanden.
* **Moro-reflex (schrikreflex):** Als de ondersteuning voor de nek en het hoofd plotseling verdwijnt, spreiden de armen zich en lijken ze zich vervolgens ergens aan vast te willen klampen. Dit is een reactie op een plotselinge verstoring van de evenwicht. Deze verdwijnt rond 6 maanden.
* **Babinski-reflex:** Spreiden van de tenen in reactie op een aanraking van de buitenkant van de voet. Deze verdwijnt rond 8 tot 12 maanden.
#### 3.2.2 Blijvende reflexen
Deze reflexen blijven gedurende het hele leven bestaan en dienen vaak als beschermingsmechanismen of zijn betrokken bij essentiële functies.
* **Niesreflex:** Beschermt de luchtwegen.
* **Hoestreflex:** Beschermt de luchtwegen.
* **Braakreflex:** Beschermt tegen inname van schadelijke stoffen.
* **Slikreflex:** Essentieel voor voeding.
* **Knipperreflex:** De ogen snel sluiten en openen bij blootstelling aan direct licht of een aanraking, ter bescherming van de ogen.
* **Kokhalsreflex:** De keel vrijmaken.
> **Tip:** Het observeren van reflexen kan inzicht geven in de neurologische ontwikkeling van een baby. Atypische of afwezige reflexen kunnen duiden op mogelijke ontwikkelingsproblemen.
### 3.3 Motorische mijlpalen
De motorische ontwikkeling bij baby's verloopt via een reeks mijlpalen, onderverdeeld in grove en fijne motoriek. Deze mijlpalen worden vaak uitgedrukt in leeftijden waarop een bepaald percentage van de kinderen een vaardigheid beheerst (ontwikkelingsnormen).
#### 3.3.1 Grove motoriek
Grove motoriek betreft de ontwikkeling van grotere spiergroepen en bewegingen van het hele lichaam.
* **0-3 maanden (het kijkstadium):**
* Hoofdcontrole (korte periodes)
* Armen en benen bewegen spontaan
* Volgt bewegende objecten met de ogen
* **3-6 maanden (het grijpstadium):**
* Kan hoofd stabiel rechtop houden
* Kan met hulp zitten
* Begint zich af te duwen met armen
* **6-9 maanden (het zitstadium):**
* Zit zelfstandig
* Kan zich opdrukken
* Begint met eerste pogingen tot kruipen
* **9-12 maanden (het kruip- en optrekstadium):**
* Kruipt gecoördineerd
* Kan zich optrekken tot staan
* Maakt loopbewegingen (met steun)
* **12-15 maanden (het loopstadium):**
* Staat los
* Loopt zelfstandig
| Leeftijd waarop 90% de vaardigheid heeft behaald | Voorbeelditems grove motoriek |
| :----------------------------------------------- | :---------------------------- |
| 6 weken | Hoofdcontrole rechtop, 3 sec |
| 6 maanden | Zit met hulp, kort |
| 12 maanden | Maakt loopbewegingen |
| 17-19 maanden | Staat los |
| 23-25 maanden | Rent gecoördineerd |
| 38-42 maanden | Loopt trap af, beide voeten op elke trede |
#### 3.3.2 Fijne motoriek
Fijne motoriek betreft de ontwikkeling van kleinere spiergroepen, met name in de handen en vingers, en de coördinatie tussen hand en oog.
* **0-3 maanden:**
* Handen worden steeds meer geopend
* Neiging om de hand naar de mond te brengen
* **3-6 maanden:**
* Reikt bewust naar objecten
* Kan een rammelaar grijpen
* **6-9 maanden:**
* Grijpt objecten met de handpalm en vingers
* Kan objecten van de ene hand naar de andere geven
* **9-12 maanden:**
* Ontwikkelt de pincetgreep (duim en wijsvinger)
* Kan objecten oppakken met duim en wijsvinger
* **12-15 maanden:**
* Kan twee blokken op elkaar stapelen
* Kan beginnen met tekenen (spontane krabbels)
| Gemiddelde leeftijd in maanden | Vaardigheid |
| :---------------------------- | :------------------------------------------- |
| 3 | Opent hand duidelijk |
| 3.5 | Grijpt rammelaar |
| 8.5 | Grijpt met duim en wijsvinger |
| 11 | Houdt potlood op de juiste manier vast |
| 14 | Bouwt toren van twee blokken |
| 16 | Plaatst stokjes in gaatjes |
| 24 | Imiteert lijnen op papier |
| 33 | Kopieert cirkel |
> **Tip:** Culturele invloeden kunnen de timing van motorische mijlpalen beïnvloeden. Baby's die meer worden gestimuleerd tot beweging of die in een omgeving leven waar het sneller leren lopen voordelig is, kunnen bepaalde mijlpalen sneller bereiken.
### 3.4 Theorieën over motorische ontwikkeling
* **Dynamische systeemanalyse (Thelen):** Deze theorie beschouwt de ontwikkeling van een kind als een dynamisch systeem waarbij alle aspecten – motorisch, cognitief, sociaal-emotioneel – tegelijkertijd en onderling afhankelijk evolueren. Ervaringen spelen een cruciale rol in hoe deze systemen zich organiseren en ontwikkelen.
* **Culturele dimensies:** De omgeving en culturele praktijken kunnen de motorische ontwikkeling beïnvloeden. Zo worden baby's in sommige culturen continu gedragen, terwijl in andere culturen vanaf jonge leeftijd actief loopoefeningen worden gestimuleerd. Hoewel dit kan leiden tot tijdelijke verschillen in de timing van mijlpalen, verdwijnen deze verschillen vaak weer op latere leeftijd.
### 3.5 Ontwikkelingsnormen
Ontwikkelingsnormen, zoals die worden gemeten met de Bayley Scales of Infant Development, geven gemiddelde prestaties aan van een representatieve steekproef van kinderen binnen een bepaalde leeftijdsgroep. Ze bieden een referentiepunt voor het beoordelen van de ontwikkeling van een kind op cognitief, talig en motorisch gebied, relatief ten opzichte van leeftijdsgenoten. Het is echter belangrijk te onthouden dat elk kind uniek is en een eigen ontwikkelingsverloop kent.
---
# Ontwikkeling van de zintuigen en perceptie bij baby's
Dit onderwerp analyseert de ontwikkeling van de verschillende zintuigen bij baby's, inclusief visuele en auditieve perceptie, reuk, smaak, en gevoeligheid voor pijn en aanraking, evenals multimodale en crossmodale perceptie.
### 4.1 Sensatie versus perceptie
* **Sensatie:** De eerste gewaarwording van een stimulus die door de zintuigen wordt opgevangen.
* **Perceptie:** Het proces van betekenisgeving of interpretatie van zintuiglijke informatie door de hersenen.
### 4.2 Visuele perceptie: de wereld zien
De ontwikkeling van de ogen begint al in de zwangerschap. Hoewel er weinig visuele prikkels in de baarmoeder zijn, zijn er aan het einde van de zwangerschap al verschillen tussen licht en donker waarneembaar. Na de geboorte zijn de ogen nog niet volledig volgroeid; de myelinisatie is nog gaande.
* **Eerste 3 maanden:** De brandpuntsafstand is ongeveer 20-30 cm, wat de afstand tot het gezicht van de verzorger is. Pasgeborenen kunnen al scherpe contrasten waarnemen en onderscheiden kleuren.
* Voorkeur voor rood vanaf 4 weken.
* Voorkeur voor groen, geel en blauw vanaf 5 weken.
* **Diepteperceptie:** Het visuele klif experiment toont aan dat baby's vanaf 2-3 maanden een fysiologische reactie op diepte vertonen. Vanaf 6 maanden zijn ze bang om over een afgrond te kruipen.
* **Voorkeur voor bepaalde stimuli:** Pasgeborenen geven de voorkeur aan:
* Kromme lijnen
* Driedimensionale figuren
* Patronen
* Scherpe contrasten
* Menselijke gelaatsuitdrukkingen en afbeeldingen die daarop lijken
* Bewegende objecten
* **Gelaatsherkenning:** Tussen de 6e en 9e maand kunnen baby's verschillende mensengezichten onderscheiden.
### 4.3 Auditieve perceptie: de wereld van het geluid
Geluiden zijn al in de baarmoeder waarneembaar, waaronder het patroon en ritme van taal. Gehoorschade is hierbij mogelijk.
* **Na de geboorte:** Pasgeborenen kunnen horen en vertonen een schrikreactie bij plotseling, hard lawaai. Ze herkennen geluiden en huilen bij het horen van het gehuil van andere baby's.
* **Oriëntatiereactie:** Zelfs baby's van 10 minuten oud kunnen hun ogen richten in de richting van een auditieve stimulus. Dit duidt op een vroege afstemming tussen auditieve en visuele vermogens.
* **Gevoeligheid:** Baby's zijn gevoeliger voor zeer hoge en zeer lage frequenties.
* **Klankonderscheid:** Ze kunnen veranderingen in toonaard waarnemen en onderscheid maken tussen twee op elkaar lijkende klanken.
* **Taalperceptie:** Vanaf 5 maanden kunnen ze taaleigen klanken onderscheiden en hebben ze een voorkeur voor hun moedertaal. Ze zijn ook gevoelig voor ritmes.
### 4.4 Reuk en smaak
* **Reuk:** Baby's vanaf 12 tot 18 dagen oud kunnen hun moeder herkennen op basis van haar geur, met name geassocieerd met borstvoeding.
* **Smaak:** Baby's ontwikkelen voorkeuren op basis van wat de moeder dronk tijdens de zwangerschap (bijvoorbeeld wortelsap). Ze tonen via gelaatsuitdrukkingen een voorkeur voor zoete smaken en geuren (zoals bananen, boter) en hebben een voorkeur voor de geur van de baarmoeder boven verse vis of rotte eieren, en vermijden bittere smaken.
### 4.5 Gevoeligheid voor pijn en aanrakingen
* **Pijn:** Vroeger werd gedacht dat baby's geen pijn konden voelen, maar dit is nu duidelijk weerlegd.
* **Gedrag:** Grimassen, toon en intensiteit van huilen.
* **Fysiologisch:** Hartslag, zweten.
* De reactie op pijn kan vertraagd zijn door tragere informatieoverdracht in het zenuwstelsel (bijvoorbeeld bij een hielprik).
* Blootstelling aan pijn in de babytijd kan leiden tot permanente veranderingen in het zenuwstelsel, wat resulteert in een grotere gevoeligheid voor pijn op latere leeftijd.
* In de medische wereld is er consensus om ook bij de allerjongste baby's pijnstillers en verdovingen toe te passen.
* **Aanraking (tastzin):** De tastzin is het meest geavanceerde zintuig bij pasgeborenen en ontwikkelt zich als eerste (vanaf 32 weken na conceptie).
* Goed ontwikkeld en noodzakelijk voor reflexen.
* Voorkeur voor huidcontact heeft een kalmerend effect.
* Baby's verkennen de wereld door aanrakingen (bijvoorbeeld door objecten in de mond te steken).
* Aanraking en sociaal-emotionele ontwikkeling zijn nauw verbonden; babymassage kan groei stimuleren en het stress-responssysteem beter afstemmen.
* **Temperatuurzin:** Baby's kunnen onderscheid maken tussen koud en warm, met name ter hoogte van handen en mond.
> **Tip:** Inbakeren kan bijdragen aan een gevoel van begrenzing, ontspanning en veiligheid bij baby's, door de geborgenheid van de baarmoeder na te bootsen.
### 4.6 Multimodale perceptie
Dit is de gecombineerde input van individuele zintuigen. De multimodale benadering kijkt naar hoe informatie van verschillende zintuigen wordt geïntegreerd en gecoördineerd.
* **Visies op zintuiglijke integratie:**
1. Zintuigen werken eerst afzonderlijk en worden daarna geïntegreerd.
2. Zintuigen werken vanaf het begin geïntegreerd, maar op een laag niveau.
### 4.7 Crossmodale perceptie
Dit is het vermogen om een stimulus die eerder via één zintuig is ervaren, later te identificeren via een ander zintuig. Dit wordt gestimuleerd door **affordances**, wat de actiemogelijkheden zijn die een situatie of stimulus biedt.
> **Voorbeeld:** Een baby kan een voorwerp dat hij eerder zag, herkennen door het aan te raken, of een geluid identificeren dat bij een visuele stimulus hoort.
### 4.8 Ontwikkelingspatronen en mijlpalen
Hieronder volgt een samenvatting van belangrijke ontwikkelingsprincipes en mijlpalen in de motorische ontwikkeling, met inbegrip van grove en fijne motoriek.
**Ontwikkelingsprincipes:**
| Ontwikkelingspatroon | Samenvatting | Voorbeelden |
| :--------------------------- | :---------------------------------- | :------------------------------------------- |
| Cefalocaudaal principe | Van boven naar beneden | Eerst het hoofd, dan de romp; eerst de benen, dan de voeten |
| Proximodistaal principe | Vanuit het centrum naar buiten | Eerst de romp, dan de ledematen; eerst de armen, dan de handen |
| Principe van hiërarchische integratie | Van eenvoudig naar complex | Eerst afzonderlijke vingerbewegingen, dan het grijpen |
| Principe van onafhankelijkheid van systemen | Verschillende systemen kennen een verschillend groeitempo | Lichaamsomvang, zenuwstelsel en seksuele rijpheid kennen verschillende groeipatronen |
**Reflexen bij baby's:**
| Reflex | Leeftijd van verdwijnen | Omschrijving |
| :----------------- | :---------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Zoekreflex | 3 weken | Neiging om het hoofd in de richting te draaien van dingen die de wang raken. |
| Stapreflex | 2 maanden | Beweging van de benen wanneer de baby rechtop wordt gehouden en zijn voeten de grond raken. |
| Zwemreflex | 4-6 maanden | Neiging om zwembewegingen te maken met de armen en benen als de baby met zijn gezicht naar beneden in water ligt. |
| Moro-reflex | 6 maanden | Als de ondersteuning voor de nek en het hoofd plotseling verdwijnt, spreiden de armen zich en lijken ze zich vervolgens ergens aan vast te willen klampen. |
| Babinski-reflex | 8-12 maanden | Spreiden van de tenen in reactie op een aanraking van de buitenkant van de voet. |
| Schrikreflex | Blijft in andere vorm | Armen en vingers spreiden en rug overstrekken in reactie op een plotseling geluid. |
| Knipperreflex | Blijft | De ogen snel sluiten en openen bij blootstelling aan direct licht. |
| Zuigreflex | Blijft | Neiging om te zuigen aan dingen die de lippen raken. |
| Kokhalsreflex | Blijft | De keel vrijmaken. |
**Mijlpalen in de grove en fijne motoriek:**
| Leeftijd waarop 90% vd kinderen deze vaardigheid heeft behaald | Voorbeelditems grove motoriek | Voorbeelditems fijne motoriek |
| :---------------------------------------------------------- | :------------------------------ | :--------------------------------------- |
| 6 weken | Hoofdcontrole rechtop, 3 sec | Volgt met ogen bewegend persoon |
| 6 maanden | Zit met hulp, kort | Grijpt bengelende ring |
| 12 maanden | Maakt loopbewegingen | Slaat pagina's van een boek om |
| 17-19 maanden | Staat los | Tekent spontaan |
| 23-25 maanden | Rent gecoördineerd | Doet tien graanringetjes in flesje |
| 38-42 maanden | Loopt trap af, beide voeten op elke traptrede, alleen | Imiteert streep, cirkel (tekent na) |
**Fijne motoriek – specifieke vaardigheden:**
| Gemiddelde leeftijd in maanden | Vaardigheid |
| :---------------------------- | :----------------------------------- |
| 3 | Opent hand duidelijk |
| 3.5 | Grijpt rammelaar |
| 8.5 | Grijpt met duim en wijsvinger |
| 11 | Houdt potlood op de juiste manier vast |
| 14 | Bouwt toren van twee blokken |
| 16 | Plaatst stokjes in gaatjes |
| 24 | Imiteert lijnen op papier |
| 33 | Kopieert cirkel |
> **Tip:** Ontwikkelingsnormen, zoals de Bayley Scales of Infant Development, bieden gemiddelden voor de ontwikkeling van kinderen, maar het is belangrijk te onthouden dat elk kind een uniek ontwikkelingsverloop kent. Deze instrumenten zijn relatief en meten de prestaties van een kind ten opzichte van een normgroep.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Epigenetica | Een tak van de biologie die de veranderingen in genexpressie onderzoekt die niet worden veroorzaakt door veranderingen in de DNA-sequentie zelf, maar door externe of omgevingsfactoren. Deze invloeden kunnen de ontwikkeling en gezondheid van een individu sterk beïnvloeden. |
| Fysiologische vroeggeboorte | Een concept dat verwijst naar de toestand van een pasgeborene die fysiologisch weliswaar rijp is om te overleven, maar psychologisch nog zeer beperkt functioneert en sterk afhankelijk is van externe zorg en stimulatie om zich verder te ontwikkelen. |
| Reflexen | Niet-aangeleerde, automatische en gestructureerde reacties van het lichaam op specifieke stimuli. Ze zijn essentieel voor overleving, voeding, aandacht en bescherming van de pasgeborene en verdwijnen meestal naarmate complexere gedragspatronen zich ontwikkelen. |
| Habituatie (Gewenning) | Een leerproces waarbij de aandacht voor een herhaaldelijk aangeboden stimulus afneemt. Dit toont aan dat de baby de stimulus kan herkennen en onderscheiden van andere, wat een vroege vorm van cognitieve verwerking is. |
| Klassieke conditionering | Een vorm van leren waarbij een neutrale stimulus wordt geassocieerd met een stimulus die van nature een bepaalde respons oproept, waardoor de neutrale stimulus uiteindelijk dezelfde respons gaat uitlokken. |
| Operante conditionering | Een leerproces waarbij de frequentie van een vrijwillige gedraging wordt verhoogd of verlaagd door de associatie met positieve of negatieve consequenties (bekrachtiging of straf). |
| Grove motoriek | Vaardigheden die betrekking hebben op de beweging van grote spiergroepen, zoals hoofd optillen, zitten, kruipen en lopen. Deze vaardigheden ontwikkelen zich geleidelijk van eenvoudige bewegingen naar meer gecoördineerde acties. |
| Fijne motoriek | Vaardigheden die betrekking hebben op de beweging van kleine spiergroepen, met name in de handen en vingers, zoals grijpen, iets oppakken en tekenen. Deze vaardigheden zijn cruciaal voor interactie met objecten. |
| Dynamische systeeemtheorie (Thelen) | Een theorie die stelt dat de ontwikkeling van een kind een continu, dynamisch proces is waarbij diverse subsystemen (motorisch, cognitief, sociaal-emotioneel) tegelijkertijd evolueren en elkaar wederzijds beïnvloeden door interactie met de omgeving. |
| Ontwikkelingsnormen | Gemiddelde prestatieniveaus die door een representatieve groep kinderen van een bepaalde leeftijd worden behaald. Ze dienen als referentiepunt om de individuele ontwikkeling van een kind te beoordelen, rekening houdend met natuurlijke variatie. |
| Sensatie | Het proces waarbij de zintuigen een stimulus uit de omgeving registreren en omzetten in signalen die naar de hersenen worden gestuurd. Het is de eerste stap in het waarnemen van de wereld. |
| Perceptie | Het proces waarbij de hersenen zintuiglijke informatie interpreteren en er betekenis aan geven, waardoor we de wereld om ons heen kunnen begrijpen. Het omvat zowel visuele, auditieve, tactiele als andere zintuiglijke waarnemingen. |
| Visuele klif experiment | Een experiment dat werd gebruikt om diepteperceptie bij baby's te onderzoeken. Het toont aan dat baby's vanaf een bepaalde leeftijd diepte kunnen waarnemen en vermijden om naar een schijnbaar diepe afgrond te kruipen. |
| Auditieve perceptie | Het vermogen om geluiden waar te nemen en te interpreteren. Pasgeborenen kunnen al horen en reageren op geluiden, en ontwikkelen een voorkeur voor bepaalde geluiden, zoals de stem van de moeder. |
| Multimodale perceptie | Het vermogen om informatie van verschillende zintuigen tegelijkertijd te integreren en te coördineren. Dit helpt baby's om een rijker en completer beeld van hun omgeving te vormen. |
| Crossmodale perceptie | Het vermogen om een stimulus die via één zintuig is ervaren, later te herkennen via een ander zintuig. Dit toont een vroege integratie van zintuiglijke informatie aan. |