Cover
Start nu gratis Termenlijst Culten Grieks Romeins 23.pdf
Summary
# Woordenlijst Grieks-Romeinse religieuze termen
Dit document biedt een overzicht van diverse Griekse en Latijnse termen gerelateerd aan religieuze praktijken, culten en godheden binnen de Grieks-Romeinse wereld.
### 1.1 Architectuur en Heilige Plaatsen
* **Aedes** (L): Term voor een tempelgebouw, te onderscheiden van *templum* [1](#page=1).
* **Cella** (L): De ruimte binnen een tempel waar het cultusbeeld stond [2](#page=2).
* **Fanum** (L): Een gewijd stuk land of een heiligdom. *Fanaticus* verwijst naar iemand of iets dat tot een fanum behoort en dus toegewijd is [2](#page=2).
* **Naos** (G): Griekse term voor een tempelgebouw, beschouwd als de woonplaats van de goden [5](#page=5).
* **Temenos** (G): Een door *temnein* (snijden) afgebakende ruimte voor de goden; een sacraal gebied met altaren en tempels, waar specifieke religieuze regels golden [6](#page=6).
* **Templum** (L): Kan verwijzen naar een deel van de hemel voor observatie van goddelijke tekenen, een ritueel afgebakend stuk grond, of een heiligdom dat een gebouw omvat [7](#page=7).
### 1.2 Offeren en Rituelen
* **Agalma** (G): Beeld van een godheid [1](#page=1).
* **Ara** (L): Altaar (vergelijk G *bomos*) [1](#page=1).
* **Bomos** (G): Altaar (vergelijk L *ara*) [2](#page=2).
* **Caerimonia** (L): Verwijst naar de handelingen of procedures van rituelen, vergelijkbaar met het moderne "ceremonieel" [2](#page=2).
* **Extispicium** (L): Vorm van divinatie door het observeren van de ingewanden van een offerdier, voornamelijk de lever [2](#page=2).
* **Holocaust** (G): Een offer waarbij het offerdier volledig werd verbrand [3](#page=3).
* **Immolatio** (L): Letterlijk het besprenkelen van een dier met *mola* (meel) voor een offer, maar ook algemeen gebruikt voor elk offer. Het voorbereiden en toewijden van een offerdier door bestrooien met *mola salsa* (mengsel van meel en zout) [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Libatio** (L): Plengoffer; het uitgieten van wijn, melk of een honingmengsel voor de goden (vergelijk G *spondè*) [4](#page=4).
* **Sacrificium** (L): Het brengen van een offer (vergelijk G *thysia*) [6](#page=6).
* **Sive deo sive deae** (L): Formule die aangeeft of het offer aan een god of godin gericht is, bedoeld om procedurefouten te voorkomen en inclusief te zijn [6](#page=6).
* **Spondè** (G): Plengoffer; het meervoud *spondai* kan ook "bestand" of "verdrag" betekenen (vergelijk L *libatio*) [6](#page=6).
* **Supplicatio** (L): Offer van wierook en wijn als dank aan de goden of om gevaar af te wenden [6](#page=6).
* **Tauroctonie** (G): Het doden van de stier, een centrale mythe in de Mithras-cultus, niet een reële rite [6](#page=6).
* **Taurobolium** (G): Stierenoffer in de cultus van Magna Mater Cybele, mogelijk een ritueel van publiek offer met bloed om bescherming te bieden [6](#page=6).
* **Thysia** (G): Offer (vergelijk L *sacrificium*) [7](#page=7).
* **Votum** (L): Belofte of gelofte; *ex voto* betekent ter vervulling van een gelofte [7](#page=7).
### 1.3 Priesters en Religiëuzen
* **Archigallus** (G-L): Hoofdpriester van de cultus van Magna Mater [1](#page=1).
* **Arvales** (L): Gemeenschap van 12 priesters voor de cultus van Dea Dia, godin van landbouw en koren. Verbonden met het *carmen arvale* en later met Augustus [1](#page=1).
* **Augur** (L): Romeinse priesters die goddelijke tekenen interpreteerden om de wil van de goden te kennen, via observatie van vogels, kippen, etc. [1](#page=1).
* **Flamen** (L): Priester toegewijd aan een specifieke godheid, zoals de *flamen dialis* (Jupiter) of *flamen martialis* (Mars) [3](#page=3).
* **Gallus** (G): Eunuchen-priesters in de cultus van Cybele [3](#page=3).
* **Haruspex** (L): Persoon die *haruspicina* beoefent, het interpreteren van de ingewanden van offerdieren [3](#page=3).
* **Pontifex** (L): Romeinse priesters, aan het hoofd stond de *pontifex maximus*. Mogelijk etymologisch verbonden met "wegbereider" [5](#page=5).
* **Salii** (L): 12 dansende priesters die een schild bewaarden dat uit de hemel was gevallen en de voorspoed van Rome verzekerde [6](#page=6).
* **Vates** (L): Een zanger of profeet die de toekomst voorspelde in verzen; een dergelijke voorspelling is een *vaticinatio* [7](#page=7).
### 1.4 Divinatie en Voorspelling
* **Apotropaïsch**: Verwijst naar iets dat geacht wordt onheil af te wenden, zoals bij Apollo Apotropaios, rituelen of amuletten [1](#page=1).
* **Auspiciën** (L): Het observeren van goddelijke tekenen, met name door het kijken naar vogels (*avis* = vogel, *specere* = kijken), gebruikt bij belangrijke gebeurtenissen [2](#page=2).
* **Augurium oblativum** (L): Een spontaan door de goden aangeboden teken [1](#page=1).
* **Augurium impetrativum** (L): Een teken dat door de mens gevraagd wordt [1](#page=1).
* **Inauguratio** (L): Het inwijden, waarbij een positief goddelijk teken wordt gevraagd [4](#page=4).
* **Mantis** (G): Ziener; *mantiek* is de kunst van het voorspellen via diverse middelen zoals handlijnkunde (*cheiromantie*) of het oproepen van de doden (*necromantie*) [4](#page=4).
* **Monstrum** (L): Een teken dat als een goddelijke boodschap werd begrepen, vaak een geboorteafwijking [4](#page=4).
* **Numen** (L): "De wil van een godheid", etymologisch verwant aan "knikken". Kan ook algemeen "godheid" betekenen, oorspronkelijk gericht op wilsbeschikking [5](#page=5).
* **Omen** (L): Een voorteken, dat zowel positieve als negatieve zaken kon betekenen [5](#page=5).
* **Prodigium** (L): Een wonderlijk teken dat door de goden werd gezonden, vaak om aan te duiden dat de *pax deorum* verstoord was [5](#page=5).
* **Templum** (L): Deel van de hemel waarin goddelijke tekenen worden geobserveerd [7](#page=7).
### 1.5 Concepten van Religieuze Houding en Zuivering
* **Asebeia** (G): Onvreedheid, het niet of niet correct uitvoeren van rituelen, of een gebrek aan de juiste houding tegenover goden en familie [1](#page=1).
* **Eusebeia** (G): De juiste houding tegenover goden en familie, het correct uitvoeren van rituele handelingen (vergelijk G *asebeia* en L *pietas*) [2](#page=2).
* **Fastus** (L): Een dag in de Romeinse kalender waarop bepaalde juridische handelingen wel (*fastus*) of niet (*nefastus*) mochten plaatsvinden. *Fas* is toegestaan, *nefas* is verboden [3](#page=3).
* **Feriae** (L): Feestdag, religieuze feestdag [3](#page=3).
* **Katharsis** (G): Zuivering, reiniging, oorspronkelijk rituele reiniging [4](#page=4).
* **Miasma** (G): Rituele bezoedeling of pollutie [4](#page=4).
* **Nomizomena** (G): *Ta nomizomena* verwijst naar de traditionele riten zoals voorgeschreven door lokale gebruiken (*nomos* = wet, gebruik) [4](#page=4).
* **Patria** (G): *Ta patria* verwijst naar de gebruiken van de voorvaderen of voorouders, de traditionele riten (vergelijk G *ta nomizomena*) [5](#page=5).
* **Pietas** (L): De correcte houding en het vervullen van plichten tegenover goden en familie. Aeneas wordt *pius* genoemd [5](#page=5).
### 1.6 Beschermgeesten en Huisgoden
* **Genius** (L): Beschermgeest, etymologisch "de verwekker". Elke man had er een, en in familieculten werd de *genius* van de *pater familias* vereerd. Voor vrouwen sprak men van *Iuno* [3](#page=3).
* **Lar** (L): Beschermgod van landelijke streken, wegen, kruispunten en reizigers. Later ook huisgoden (*lar familiaris*) [4](#page=4).
* **Penates** (L): Beschermers van de voedselvoorraad en de voorraadkast, huisgoden naast de Lares [5](#page=5).
### 1.7 Andere Termen
* **Apotropaïsch**: Afwerend. Apollo kon zowel de pest brengen als afweren [1](#page=1).
* **Chthonios** (G): Aardse, grondse, onderaardse [2](#page=2).
* **Epiclese** (G): Aanroeping van een god voor hulp, of een toevoeging die specificeert welke rol of macht van de godheid wordt aangeroepen, bv. Zeus *agoraios* (van de agora) [2](#page=2).
* **Incubatio** (L) / *Enkoimèsis* (G): Slapen in een heiligdom, vooral in de cultus van Asklepios, in afwachting van een helende droom [4](#page=4).
* **Pomerium** (L): De grens tussen de stad en het omringende platteland, belangrijk voor religieuze en politieke afbakening [5](#page=5).
* **Xoanon** (G): Archaisch houten object, soms een beeltenis van een godheid, wat wijst op de mogelijkheid goden non-antropomorf te representeren [7](#page=7).
---
# Griekse en Romeinse godheden
Dit overzicht behandelt de belangrijkste Griekse en Romeinse goden, inclusief hun equivalenten en alternatieve identiteiten.
### 2.1 De twaalf Olympische goden
De kern van de Griekse en Romeinse pantheons wordt gevormd door de twaalf Olympische goden, die op de berg Olympus woonden. Hoewel er technisch gezien dertien goden worden genoemd, behoren deze tot de belangrijkste godheden [8](#page=8).
| Griekse godheid | Romeinse equivalent |
|---|---|
| Aphrodite | Venus |
| Apollo (Phoibos) | Apollo |
| Ares | Mars |
| Artemis | Diana |
| Athena | Minerva |
| Demeter | Ceres |
| (Dionysos) | Bacchus |
| Hephaistos | Vulcanus |
| Hera | Juno |
| Hestia | Vesta |
| Hermes | Mercurius |
| Poseidon | Neptunus |
| Zeus | Jupiter |
### 2.2 Pre-Olympische godheden
Voorafgaand aan de Olympische goden waren er oudere godheden die een belangrijke rol speelden in de mythologie.
* **Ouranos** (Griekse god van de hemel) correspondeert met **Uranus** (Romeins) [8](#page=8).
* **Gaia** (Griekse godin van de aarde) correspondeert met **Tellus** of **Terra Mater** (Romeins) [8](#page=8).
* **Kronos** (Griekse titaan, vader van Zeus) correspondeert met **Saturnus** (Romeins) [8](#page=8).
* **Rhea** (Griekse godin, moeder van Zeus) correspondeert met **Rhea**, ook geassocieerd met **Cybele** (Romeins) [8](#page=8).
### 2.3 Chthonische godheden
Deze godheden worden geassocieerd met de onderwereld en de aarde.
* **Hades** (Griekse god van de onderwereld) correspondeert met **Pluto** (Romeins) [9](#page=9).
* **Hecate** (Griekse godin van magie, kruispunten) correspondeert met **Hecate “trivia”** (van de driesprong, ook bekend als **Diana Trivia**) (Romeins) [9](#page=9).
* **Persephone (Korè)** (Griekse koningin van de onderwereld) correspondeert met **Proserpina** (Romeins) [9](#page=9).
### 2.4 Godheden "Minores"
Deze categorie omvat diverse goden met specifieke domeinen en functies.
* **Asclepius** (Griekse god van geneeskunde) correspondeert met **Aesculapius** (Romeins) [9](#page=9).
* **Bona Dea** (Romeinse godin van vruchtbaarheid en genezing), ook bekend als **Fauna** [9](#page=9).
* **Cybele** (Moedergodin, geassocieerd met bergen en natuur) wordt ook wel **Magna Mater** genoemd, en is soms gelijkgesteld aan **Rhea** en **Demeter** [9](#page=9).
* **Dikè** (Griekse godin van rechtvaardigheid) correspondeert met **Iustitia** (Romeins) [9](#page=9).
* **Erinyen** (Griekse wraakgodinnen) corresponderen met de **Furiae** (Romeins) [9](#page=9).
* **Eros** (Griekse god van liefde) correspondeert met **Cupido** (Romeins) [9](#page=9).
* **Fortuna** (Romeinse godin van het lot) correspondeert met **Tychè** (Grieks) [9](#page=9).
* **Helios** (Griekse zonnegod) correspondeert met **Sol** (Romeins) [9](#page=9).
* **Ianus** (Romeinse god van begin, eindes en overgangen) [9](#page=9).
* **Nikè** (Griekse godin van de overwinning) correspondeert met **Victoria** (Romeins) [9](#page=9).
* **Pan** (Griekse god van de natuur, herders en kuddes) correspondeert met **Faunus** (Romeins) [9](#page=9).
* **Selene** (Griekse godin van de maan) correspondeert met **Luna** (Romeins) [9](#page=9).
* **Tychè** (Griekse godin van het lot) correspondeert met **Fortuna** (Romeins) [9](#page=9).
### 2.5 Alternatieve identiteiten en assimilaties
In de loop der tijd werden godheden ook geïdentificeerd met of geassimileerd door lokale godheden, wat leidde tot alternatieve identiteiten.
* **Jupiter Dolichenus:** Een syncretische godheid die de Romeinse Jupiter combineerde met de Syrische god Baal van Doliche [9](#page=9).
* **Jupiter Heliopolitanus:** De Romeinse Jupiter in combinatie met de godheid van Heliopolis (Baalbek in Libanon) [9](#page=9).
* **Quirinus / Romulus:** Romulus, de stichter van Rome, werd vergoddelijkt als Quirinus, oorspronkelijk een Sabijnse godheid die in een trias (een groep van drie) met Jupiter en Mars werd geplaatst [9](#page=9).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Aedes | Latijns woord voor tempelgebouw, te onderscheiden van het Latijnse ‘templum’ en het Griekse ‘naos’. |
| Agalma | Grieks meervoud: agalmata. Betreft beelden van goden die in tempels werden geplaatst. |
| Apotropaïsch | Grieks ‘apotropaios’ betekent afwerend. Deze term verwijst naar alles wat geacht wordt onheil af te wenden, zoals rituelen, amuletten of specifieke goddelijke aanroepingen zoals Apollo Apotropaios. |
| Ara | Latijnse term voor altaar, equivalent aan het Griekse ‘bomos’. |
| Archigallus | Een Latijnse term (afgeleid van het Grieks) die de hoofdpriester van de cultus van Magna Mater aanduidt. |
| Arvales | Een Romeinse gemeenschap van 12 priesters, bekend als de ‘fratres arvales’, gewijd aan de cultus van Dea Dia, de godin van landbouw en koren. Hun ‘carmen arvale’ is een belangrijk voorbeeld van archaïsch Latijn. |
| Asebeia | Griekse term voor onvroomheid, wat duidt op de afwezigheid van het correct uitvoeren van rituele handelingen of een incorrecte attitude tegenover goden en familie. |
| Augur | Romeinse priester die de wil van de goden trachtte te kennen door het interpreteren van goddelijke tekenen, zoals de vlucht van vogels of het eetgedrag van kippen. |
| Auspiciën | Latijnse term die verwijst naar het observeren van vogels om goddelijke voortekenen te duiden. Dit werd gedaan door een augur bij belangrijke religieuze en publieke gelegenheden. |
| Bomos | Griekse term voor altaar, equivalent aan het Latijnse ‘ara’. |
| Caerimonia | Latijnse term die verwijst naar de handelingen en procedures binnen een ritus, vergelijkbaar met het moderne ‘ceremonieel’. |
| Cella | De ruimte binnen een Romeinse tempel waar het cultusbeeld van de godheid werd geplaatst. |
| Chthonios | Griekse term die verwijst naar de aarde, grond of het ondergrondse. Het wordt geassocieerd met godheden die verbonden zijn met de aarde, zoals in ‘autochtoon’. |
| Epiclese | Griekse term voor de aanroeping van een godheid met een specifieke functie of macht, zoals Zeus Agoraios (van de agora). Het onderscheidt zich van ‘epitheton’, een algemenere kenmerkende beschrijving. |
| Eusebeia | Griekse term die de correcte houding en het correct uitvoeren van rituele handelingen tegenover goden en familie omvat, tegenhanger van ‘asebeia’. |
| Extispicium | Vorm van Romeinse waarzeggerij waarbij de ingewanden van een offerdier, met name de lever, werden geobserveerd en geïnterpreteerd. |
| Fanum | Latijns woord voor een gewijd stuk land of een heiligdom. De term ‘fanaticus’ is hiervan afgeleid en betekende oorspronkelijk ‘toebehorend aan een fanum’. |
| Fastus | Latijnse term die een dag in de Romeinse kalender aanduidt waarop juridische handelingen mochten plaatsvinden (‘fas’ = toegelaten), in tegenstelling tot een ‘nefastus’ dag. |
| Feriae | Latijnse term voor feestdag, met name religieuze feestdagen. De ‘feriae Marti’ op 1 maart markeerde de traditionele start van het Romeinse jaar. |
| Flamen | Latijnse term voor een priester die specifiek aan een bepaalde godheid was toegewijd, zoals de flamen dialis (van Jupiter). |
| Gallus | Griekse term die verwijst naar eunuch-priesters in de cultus van Cybele. |
| Genius | Latijnse term voor een beschermgeest, oorspronkelijk geassocieerd met de ‘verwekker’. Elke man had er een, en in de familiecultus werd vooral de genius van de pater familias vereerd. |
| Haruspex | Romeinse priester die aan ‘haruspicina’ deed, het bestuderen van de ingewanden van offerdieren om de wil van de goden te voorspellen. |
| Holocaust | Griekse term voor een offer waarbij het gehele offerdier volledig werd verbrand. |
| Immolatio | Latijnse term die het bestrooien van een offerdier met meel en zout aanduidt, als voorbereiding op een offer. Het verwijst niet naar de daadwerkelijke doding. |
| Inauguratio | Latijnse term die het ritueel van inwijding van een nieuwe priester of een nieuwe stichting aanduidt, waarbij positieve goddelijke tekenen werden gevraagd. |
| Incubatio | Praktijk, vooral in de cultus van Asklepios, waarbij men in een heiligdom sliep in afwachting van een helende droom van de godheid. |
| Katharsis | Griekse term voor zuivering of reiniging, oorspronkelijk toegepast in rituele contexten en later door Aristoteles gebruikt om het effect van tragedie te beschrijven. |
| Lar | Latijnse term voor beschermgoden, oorspronkelijk van landelijke streken en wegen, later ook huisgoden (‘lar familiaris’). |
| Libatio | Latijnse term voor een plengoffer, waarbij vloeistoffen zoals wijn voor de goden werden uitgegoten. Gelijk aan het Griekse ‘spondè’. |
| Mantis | Griekse term voor ziener; ‘mantiek’ is de kunst van het voorspellen van de wil van de goden via diverse methoden. |
| Miasma | Griekse term voor rituele bezoedeling of vervuiling, waarvoor ‘katharsis’ de tegenhanger is. |
| Monstrum | Latijnse term voor een teken of boodschap van de goden, vaak een geboorteafwijking bij een dier, wat leidde tot de moderne betekenis van ‘monster’. |
| Nomizomena | Griekse term die verwijst naar traditionele riten zoals voorgeschreven door lokale gebruiken en gewoontes. |
| Naos | Griekse term voor een tempelgebouw, gezien als de woonplaats van de goden. |
| Numen | Latijnse term die ‘de wil van een godheid’ betekent, etymologisch verwant aan ‘knikken’. Het is een brede term voor goddelijkheid. |
| Omen | Latijnse term voor een voorteken, dat in de oudheid zowel positieve als negatieve betekenissen kon hebben. |
| Patria | Griekse term, meestal in het meervoud ‘ta patria’, die verwijst naar de gebruiken van de voorouders of voorvaders. |
| Penates | Latijnse term voor huisgoden die beschermers waren van de voedselvoorraad en de voorraadkast. |
| Pietas | Latijnse term die de correcte houding en het vervullen van plichten tegenover goden en familie omvat, essentieel voor helden zoals Aeneas. |
| Pomerium | Latijnse term die de grens aanduidt tussen de stad en het omliggende platteland, belangrijk voor religieuze en politieke afbakening in Rome. |
| Pontifex | Romeinse priester, aan het hoofd van een college van priesters, met brede religieuze bevoegdheden. ‘Pontifex maximus’ was de hoogste positie. |
| Prodigium | Latijnse term voor een wonderlijk teken dat door de goden werd gezonden, vaak om aan te duiden dat de ‘pax deorum’ (vrede met de goden) verstoord was. |
| Sacrificium | Latijnse term voor het brengen van een offer, het Griekse equivalent is ‘thysia’. |
| Salii | 12 dansende priesters in Rome die een heilig schild bewaarden dat uit de hemel zou zijn gevallen en de voorspoed van Rome verzekerde. |
| Sive deo sive deae | Latijnse formule die betekent "aan U, wezen U een god of een godin". Dit werd gebruikt om ervoor te zorgen dat riten zo volledig mogelijk waren en geen procedurefouten bevatten. |
| Spondè | Griekse term voor een plengoffer. Het meervoud ‘spondai’ kon ook ‘bestand’ of ‘verdrag’ betekenen. |
| Supplicatio | Latijnse term voor een offer van wierook en wijn, gebruikt als dank aan de goden of om gevaar af te wenden. |
| Tauroctonie | Griekse term die letterlijk "het doden van de stier" betekent. Dit is de centrale mythe in de Mithras-cultus, maar correspondeert niet met een daadwerkelijke rite. |
| Taurobolium | Een stierenoffer in de cultus van Magna Mater Cybele, vermoedelijk oorspronkelijk een vorm van stierenvechten of een publiek offer dat bescherming bood. |
| Temenos | Griekse term die een afgebakende ruimte voor de goden aanduidt, een sacraal gebied waar religieuze regels golden. |
| Templum | Latijnse term met meerdere betekenissen: een deel van de hemel voor observatie van goddelijke tekenen, een ritueel afgebakend stuk grond, of een heiligdom. |
| Thysia | Griekse term voor offer, equivalent aan het Latijnse ‘sacrificium’. |
| Vates | Latijnse term voor een profeet die voorspellingen in verzen deed; een dergelijke voorspelling heet ‘vaticinatio’. |
| Votum | Latijnse term voor een belofte of gelofte aan een godheid. ‘Ex voto’ betekent ter vervulling van een gelofte. |
| Xoanon | Grieks meervoud: xoana. Een archaïsch houten object, soms an-iconisch, soms een beeltenis van een godheid, dat wijst op de mogelijkheid van non-antropomorfe representaties van goden. |