Cover
Start nu gratis Elektriciteit_wisselstroom_theorie_basis_10.pdf
Summary
# Complexe notatie voor wisselstroomberekeningen
## 1.1 Waarom de complexe notatie?
Wisselstroomgrootheden kunnen als vectoren of fasoren worden voorgesteld, wat vectoriële verrekening mogelijk maakt. Hoewel deze vectoriële voorstelling duidelijk is, kan deze omslachtig zijn vanwege de noodzaak tot grafische representatie. De complexe notatie biedt een efficiëntere methode voor snellere berekeningen, zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen van wisselstroomgrootheden [2](#page=2).
## 1.2 Het complexe vlak
Een vector, zoals een fasor die een elektrische grootheid zoals spanning ($U$) of stroom ($I$) voorstelt, kan worden weergegeven in een vlak. Dit vlak kent twee assen [3](#page=3):
* De X-as wordt de reële as genoemd [3](#page=3).
* De Y-as wordt de imaginaire as of de j-as genoemd [3](#page=3).
Een vector in dit vlak bestaat uit een reëel deel ($x$) en een imaginair deel ($y$). Om het reële en imaginaire deel te onderscheiden, wordt de $j$-operator ingevoerd. Een complex getal wordt in cartesiaanse vorm geschreven als [3](#page=3):
$$ \vec{A} = x + j \cdot y $$ [3](#page=3).
## 1.3 Kenmerken van de j-operator
De $j$-operator staat voor een draaiing van 90 graden in de positieve zin (tegenwijzerzin). Elke draaiing van 90 graden tegenwijzerzin betekent vermenigvuldiging met $j$, terwijl elke draaiing van 90 graden wijzerzin betekent delen door $j$ of vermenigvuldigen met $1/j$. De belangrijkste kenmerken van de $j$-operator zijn [4](#page=4):
* $j^2 = -1$ [4](#page=4).
* $j^3 = -j$ [4](#page=4).
* $j^4 = 1$ [4](#page=4).
* $j^5 = j$ [4](#page=4).
## 1.4 Complexe voorstelling van vectoren
Complexe getallen kunnen op verschillende manieren worden geschreven:
### 1.4.1 Cartesiaanse schrijfwijze (rechthoekige vorm)
Een complex getal wordt aangeduid met een hoofdletter met een streepje erboven, bijvoorbeeld $\vec{A}$. In het cartesiaanse assenstelsel bestaat het complexe getal uit een reëel getal $a$ en een imaginair getal $b$ [5](#page=5):
$$ \vec{A} = a + j \cdot b $$
* De **modulus** ($A$) is de grootte van de vector in absolute waarde:
$$ A = \sqrt{a^2 + b^2} $$ [5](#page=5).
* Het **argument** ($\alpha$) is de hoek die de vector maakt met de positieve reële as. De tangens van de hoek $\alpha$ is de verhouding van het imaginaire en het reële deel, rekening houdend met de tekens van beide grootheden [5](#page=5):
$$ \tan \alpha = \frac{b}{a} $$ [5](#page=5).
> **Voorbeeld:** Vector $\vec{A}_1 = 5 + j \cdot 3$. De modulus is $A = \sqrt{5^2 + 3^2} = \sqrt{25+9} = \sqrt{34} \approx 5.83$. Het argument is $\alpha = \arctan(3/5) \approx 30.96^\circ$ [6](#page=6).
### 1.4.2 Polaire schrijfwijze (poolcoördinaten)
In een poolcoördinatenstelsel wordt een punt bepaald door een afstand (modulus) en een hoek (argument). De complexe notatie is [7](#page=7):
$$ \vec{A} = A \angle \alpha $$
* Een positieve hoek wordt gemeten vanaf de positieve reële as in tegenwijzerzin [7](#page=7).
* Een negatieve hoek wordt gemeten vanaf de positieve reële as in wijzerzin [7](#page=7).
### 1.4.3 Trigoniometrische schrijfwijze
Wanneer de componenten $a$ en $b$ worden uitgedrukt als functie van de poolcoördinaten $A$ en $\alpha$, kan een complex getal geschreven worden als:
$$ \vec{A} = A \cdot \cos \alpha + j \cdot A \sin \alpha = A (\cos \alpha + j \sin \alpha) $$ [8](#page=8).
Hierbij is $A \cdot \cos \alpha$ het reële deel en $j \cdot A \sin \alpha$ het imaginaire deel [8](#page=8).
## 1.5 Bewerkingen met complexe getallen
### 1.5.1 Het toegevoegde van een complex getal
Het toegevoegde van een complex getal wordt gebruikt om de noemer van een breuk reëel te maken door teller en noemer te vermenigvuldigen met het toegevoegde van de noemer [9](#page=9).
* In cartesiaanse vorm: Als $\vec{A} = a + j \cdot b$, dan is het toegevoegde $\overline{\vec{A}} = a - j \cdot b$. Het product van een complex getal met zijn toegevoegde is een reëel getal [9](#page=9):
$$ (a + j \cdot b) \cdot (a - j \cdot b) = a^2 + b^2 $$ [9](#page=9).
* In polaire vorm: Als $\vec{A} = A \angle \alpha$, dan is het toegevoegde $\overline{\vec{A}} = A \angle -\alpha$ [9](#page=9).
* In trigoniometrische vorm: Als $\vec{A} = A (\cos \alpha + j \sin \alpha)$, dan is het toegevoegde $\overline{\vec{A}} = A (\cos \alpha - j \sin \alpha)$ [9](#page=9).
### 1.5.2 Som en verschil van complexe getallen
Voor optellingen en aftrekkingen van complexe getallen is het het best om de cartesiaanse vorm te gebruiken [10](#page=10).
* **Optellen:** Tel de reële delen bij elkaar op en de imaginaire delen bij elkaar op [10](#page=10).
> **Voorbeeld:** $\vec{A}_1 = 4 + j \cdot 3$ en $\vec{A}_2 = 3 + j \cdot 6$.
> $\vec{A}_{totaal} = (4 + j \cdot 3) + (3 + j \cdot 6) = (4 + 3) + j \cdot (3 + 6) = 7 + j \cdot 9$.
> Modulus: $A_{totaal} = \sqrt{7^2 + 9^2} = \sqrt{49 + 81} = \sqrt{130} \approx 11.40$.
> Argument: $\tan \alpha = \frac{9}{7} \approx 1.286 \implies \alpha \approx 52.13^\circ$.
> Dus $\vec{A}_{totaal} = 11.40 \angle 52.13^\circ$ [10](#page=10).
* **Aftrekken:** Trek de reële delen van elkaar af en de imaginaire delen van elkaar af [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** $\vec{A}_1 = 4 + j \cdot 3$ en $\vec{A}_2 = 3 + j \cdot 6$.
> $\vec{A}_{totaal} = (4 + j \cdot 3) - (3 + j \cdot 6) = (4 - 3) + j \cdot (3 - 6) = 1 - j \cdot 3$.
> Modulus: $A_{totaal} = \sqrt{1^2 + (-3)^2} = \sqrt{1 + 9} = \sqrt{10} \approx 3.16$.
> Argument: $\tan \alpha = \frac{-3}{1} = -3 \implies \alpha \approx -71.57^\circ$.
> Dus $\vec{A}_{totaal} = 3.16 \angle -71.57^\circ$ [11](#page=11).
### 1.5.3 Product en quotiënt van complexe getallen
Voor vermenigvuldigingen en delingen van complexe getallen is het het best om de polaire vorm te gebruiken [12](#page=12).
* **Vermenigvuldiging:** De modulus van het resultaat is het product van de modulussen, en het argument van het resultaat is de som van de argumenten [12](#page=12).
> **Voorbeeld:** $\vec{A}_1 = 6 \angle 30^\circ$ en $\vec{A}_2 = 9 \angle 60^\circ$.
> $\vec{A}_{totaal} = (6 \cdot 9) \angle (30^\circ + 60^\circ) = 54 \angle 90^\circ$.
> Reëel deel: $54 \cdot \cos 90^\circ = 0$.
> Imaginair deel: $j \cdot 54 \cdot \sin 90^\circ = j \cdot 54$.
> Dus $\vec{A}_{totaal} = j \cdot 54$ [13](#page=13).
* **Deling:** De modulus van het resultaat is het quotiënt van de modulussen, en het argument van het resultaat is het verschil van de argumenten [12](#page=12).
> **Voorbeeld:** $\vec{A}_1 = 6 \angle 30^\circ$ en $\vec{A}_2 = 9 \angle 60^\circ$.
> $\vec{A}_{totaal} = (6 / 9) \angle (30^\circ - 60^\circ) = 0.67 \angle -30^\circ$.
> Reëel deel: $0.67 \cdot \cos (-30^\circ) \approx 0.58$.
> Imaginair deel: $j \cdot 0.67 \cdot \sin (-30^\circ) \approx -j \cdot 0.335$.
> Dus $\vec{A}_{totaal} \approx 0.58 - j \cdot 0.335$ [13](#page=13).
Het is mogelijk om product en quotiënt te berekenen in cartesiaanse vorm, maar dit is wiskundig complexer [13](#page=13).
## 1.6 Oefeningen en toepassingen
Het omzetten tussen cartesiaanse en polaire vorm is een belangrijke vaardigheid. Complexe getallen worden ook gebruikt om de resultante van meerdere spanningen te bepalen, waarbij de faseverschuivingen in acht worden genomen [14](#page=14) [15](#page=15).
> **Tip:** Voor sommen en verschillen is de cartesiaanse vorm het meest handig. Voor producten en quotiënten is de polaire vorm aan te raden [10](#page=10) [12](#page=12).
> **Voorbeeld van omzetting:**
> Om $5.39 \angle 21.8^\circ$ om te zetten naar cartesiaanse vorm:
> Reëel deel: $5.39 \cdot \cos(21.8^\circ) \approx 5.00$
> Imaginair deel: $j \cdot 5.39 \cdot \sin(21.8^\circ) \approx j \cdot 2.00$
> Dus, $5.39 \angle 21.8^\circ \approx 5 + j \cdot 2$ [14](#page=14).
---
# Historische context van wisselstroom versus gelijkstroom
Deze sectie behandelt de historische concurrentie tussen gelijkstroom (DC) en wisselstroom (AC) tijdens de 'War of the Currents', met de focus op Thomas Edison en George Westinghouse met Nikola Tesla, en de redenen achter de uiteindelijke dominantie van wisselstroom.
### 2.1 De 'War of the Currents'
De periode tussen 1880 en 1890 werd gekenmerkt door de 'War of the Currents'. Deze strijd ging tussen twee dominante figuren en hun respectievelijke elektriciteitssystemen: Thomas Edison met zijn gelijkstroom (DC) en George Westinghouse, die gesteund werd door Nikola Tesla, met zijn wisselstroom (AC) [16](#page=16).
#### 2.1.1 Thomas Edison en het gelijkstroomsysteem
Thomas Edison (1847–1931) was instrumenteel in de ontwikkeling en commercialisatie van de gloeilamp. Zijn elektriciteitsnetwerk was gebaseerd op gelijkstroom, een keuze die hij volhield [17](#page=17).
**Redenen voor Edison's keuze voor gelijkstroom:**
* **Commercialisatie:** Het was een logische keuze voor de commercialisatie van zijn gehele systeem, inclusief ontwikkeling, distributie en verlichting op 110 volt [17](#page=17).
* **Gebrek aan noodzaak voor AC:** Er was destijds geen duidelijke noodzaak voor wisselstroom; verlichting kon perfect via gelijkstroom worden gerealiseerd [17](#page=17).
* **Eerste elektromotoren:** De eerste elektromotoren waren gelijkstroommotoren [17](#page=17).
* **Opslag in batterijen:** Gelijkstroom kon gemakkelijk worden opgeslagen in batterijen, die ook als DC-bron konden dienen en back-up boden bij stroomonderbrekingen [17](#page=17).
* **Parallelle opstelling generatoren:** Gelijkstroomgeneratoren (dynamo's) konden eenvoudig parallel worden geschakeld om aan een hogere vraag te voldoen [17](#page=17).
* **Wetenschappelijk bewijs en manipulatie:** Er was wetenschappelijk bewijs dat wisselstroom op hetzelfde voltage gevaarlijker was dan gelijkstroom. Edison misbruikte dit om zijn eigen DC-net te promoten [17](#page=17).
* **Gepatenteerde meter:** Edison had een eigen gepatenteerde energiemeter die uitsluitend met gelijkstroom werkte [17](#page=17).
**DC-opwekking en distributie door Edison:**
* **Opwekking:** Gelijkstroom werd opgewekt met behulp van een gelijkstroomgenerator of dynamo [18](#page=18).
* **Distributienet:** Het Pearl Street Station in Manhattan, operationeel sinds september 1882, was een belangrijk demonstratieproject van Edison's concept. Dit station, eigendom van de Edison Illuminating Company en geleid door Edison zelf, had als doel aan te tonen dat zijn systeem werkte voor commerciële en particuliere afnemers. Elke dynamo leverde 100 kilowatt (kW) met een constante spanning van 110 volt (V). Bij de start had het station 85 klanten en 400 lampen; na een jaar waren dit 513 klanten en 10.000 lampen [19](#page=19).
**Public Relations en veiligheid:**
Edison's concurrenten bouwden bovengrondse AC-netwerken, wat soms tot dodelijke ongevallen leidde. Edison maakte handig gebruik van deze incidenten om zijn eigen DC-systeem te promoten en creëerde een publieke perceptie dat AC extreem gevaarlijk was, in tegenstelling tot zijn veiligere, ondergrondse DC-net [20](#page=20).
### 2.2 George Westinghouse, Nikola Tesla en het wisslstroomsysteem
George Westinghouse, met de cruciale bijdrage van Nikola Tesla, ontwikkelde en promootte het wisselstroomsysteem [16](#page=16).
**AC-opwekking en standaardisatie:**
* **Niagara Falls:** De Niagara Falls waterkrachtcentrale, gebouwd in 1895, was een gezamenlijk project van George Westinghouse en Nikola Tesla, en maakte gebruik van Tesla's AC-generatoren [21](#page=21).
* **Frequentiekeuzes:** Eind 19e eeuw varieerden toegepaste frequenties tussen 16 Hz en 133 Hz [21](#page=21).
* **Standaardisatie op 60 Hz:** De Westinghouse Electric Company besloot in 1890 te standaardiseren op 60 Hz. Deze frequentie was gunstig vanwege [21](#page=21):
* De recent uitgevonden AC-motor van Tesla [21](#page=21).
* Een aanvaardbare frequentie voor vlambooglampen, met beperkte flikkering [21](#page=21).
* Het was een compromis dat rekening hield met technische haalbaarheid (zoals toerentallen) en economische rendabiliteit (het beperken van flikkering en energieverliezen) [21](#page=21).
* **Europese standaard:** In Europa werd 50 Hz gestandaardiseerd [21](#page=21).
### 2.3 Waarom wisselstroom de overhand kreeg
Uiteindelijk behaalde wisselstroom de overhand boven gelijkstroom om verschillende belangrijke redenen:
* **Uitvinding van de transformator:** De uitvinding van de transformator in 1883 was cruciaal. Hiermee kon wisselspanning efficiënt worden getransformeerd naar hogere spanningen voor transport over lange afstanden, wat resulteerde in aanzienlijk minder verliezen [22](#page=22).
* **Praktisch bruikbare AC-motor:** Nikola Tesla's uitvinding van een praktisch bruikbare AC-motor in 1888 was een sleutelcomponent [22](#page=22).
* **Beperkingen van DC-technologie:** Eind 19e en begin 20e eeuw ontbrak het aan de vermogenselektronica die nodig was om DC-spanningen te verhogen. Dit in tegenstelling tot de huidige stand van de techniek [22](#page=22).
> **Tip:** Het vermogen om spanningen met wisselstroom te transformeren was de meest doorslaggevende factor voor de dominantie van AC, omdat dit efficiënt transport over grote afstanden mogelijk maakte, iets wat met DC niet haalbaar was zonder enorme verliezen [22](#page=22).
> **Voorbeeld:** Stel dat energie geleverd moet worden over 100 kilometer. Met gelijkstroom bij lage spanning zouden de verliezen enorm zijn. Met wisselstroom kon de spanning met behulp van een transformator worden verhoogd naar bijvoorbeeld 100.000 V voor transport, en vervolgens weer worden verlaagd met transformatoren dichtbij de eindgebruiker tot een veilige 110 V of 230 V [22](#page=22).
---
# Voor- en nadelen van wisselstroom en de huidige status van gelijkstroomnetten
Dit gedeelte belicht de voordelen en nadelen van wisselstroom (AC) voor opwekking, distributie en verbruik, en verkent de hedendaagse toepassingen en voordelen van gelijkstroomnetten (HVDC).
### 3.1 Voordelen van wisselstroom
#### 3.1.1 Opwekking
Wisselstroomgeneratoren (AC-generatoren) hebben voordelen ten opzichte van gelijkstroomgeneratoren (DC-generatoren of dynamo's). Een DC-generator vereist een extra commutator en koolstofborstels om de stroom gelijk te richten, wat slijtagegevoelig is en de maximaal op te wekken spanning beperkt door vonkvorming. AC-generatoren gebruiken daarentegen sleepringen, wat zowel in ontwerp als in onderhoud voordeliger is [23](#page=23).
#### 3.1.2 Distributie
Een cruciaal voordeel van wisselspanning (AC) voor distributie is de eenvoud waarmee deze kan worden geschakeld. Gelijkstromen (DC) veroorzaken langdurigere vonken bij schakelaars en relais, wat speciale maatregelen vereist. Bovendien kunnen wisselspanningen eenvoudig worden opgewaardeerd naar zeer hoge spanningen, zoals 70kV, 220kV of 380kV, met behulp van transformatoren, en vervolgens weer worden getransformeerd naar lagere spanningen voor verbruikers. Transformatoren zijn wisselstroommachines die weinig onderhoud vergen. Het opwaarts transformeren naar hoge spanningen maakt het mogelijk de stroom te beperken, wat de vermogensverliezen in de leidingen minimaliseert. Deze verliezen worden beschreven door de formule $P = U \cdot I = \frac{U^2}{R} = I^2 \cdot R$. Hoewel moderne vermogenselektronica ook hoge gelijkspanningen kan bereiken met vergelijkbare voordelen, was dit in de historische context van de 19e eeuw niet beschikbaar [24](#page=24).
#### 3.1.3 Verbruikers
Motoren die op wisselstroom werken, bieden doorgaans voordelen op het gebied van werking, minder onderhoud en bedrijfszekerheid. De efficiënte en eenvoudig ontworpen AC-motor van Tesla was een belangrijke doorbraak voor wisselstroom [25](#page=25).
### 3.2 Nadelen van wisselstroom
Een belangrijk nadeel van wisselstroom is dat de isolatie van de leidingen bestand moet zijn tegen de piekwaarde (amplitude) van de spanning. Bovendien vereisen veel eindverbruikers, zoals DC-motoren en elektronische apparaten, dat de wisselspanning eerst wordt gelijkgericht met behulp van een gelijkrichter [25](#page=25).
### 3.3 Verschillende netfrequenties
Wereldwijd bestaan er twee veelvoorkomende netfrequenties: 60 Hz in Noord- en Centraal-Amerika en delen van Japan, en 50 Hz in de rest van de wereld. De effectieve spanning varieert ook, met 110/127V in Noord- en Centraal-Amerika, vergeleken met 220V/240V elders [26](#page=26).
Verschillende netfrequenties hebben implicaties voor:
* **Rendement van generatoren:** Een 50 Hz frequentie vereist dat een eenvoudige synchrone wisselstroomgenerator met één poolpaar op 3000 toeren per minuut draait, terwijl 60 Hz overeenkomt met 3600 toeren per minuut. Verschillende toerentallen bij de omzetting van mechanische naar elektrische energie kunnen leiden tot variaties in rendement [26](#page=26).
* **Omvang van transformatoren:** De gekozen netfrequentie beïnvloedt de grootte van transformatoren [26](#page=26).
* **Leidingverliezen:** Capacitieve en inductieve verliezen tijdens het transport van elektriciteit zijn frequentie-afhankelijk [26](#page=26).
### 3.4 Gelijkstroomnetten (DC-netten)
Met de vooruitgang in vermogenselektronica is de situatie ten opzichte van de 19e eeuw veranderd, waardoor AC efficiënt naar DC en vice versa kan worden omgezet. Voor energietransport kan een hoge DC-spanning voordeliger zijn dan AC, met name omdat het skineffect bij AC (waarbij de stroomdichtheid aan de buitenkant van een geleider groter is, zij het beperkt bij lage frequenties) wordt vermeden. Het nadeel van DC-netten is echter dat het verhogen of verlagen van de spanning moeilijker en duurder is, omdat een gelijkrichter en een wisselrichter (invertor) nodig zijn [27](#page=27).
#### 3.4.1 Technische uitdagingen en voordelen
De technische uitdagingen liggen in het ontwerpen van gelijkrichters en wisselrichters die zeer hoge spanningen aankunnen. Hoewel dit tegenwoordig mogelijk is, blijft het kostbaar. Deze hoge investeringskosten kunnen echter worden terugverdiend bij grote afstanden en hoog te transporteren vermogens, zoals enkele duizenden megawatt (MW) [28](#page=28).
Voor dezelfde leidingverliezen is bij een DC-net minder koper of aluminium nodig, wat pas bij langere afstanden rendabel wordt. Lange lijnen (> 500 km) en onderzeese verbindingen maken tegenwoordig standaard gebruik van HVDC (High Voltage Direct Current) [28](#page=28).
### 3.5 Toepassingen van gelijkstroomnetten
DC-netten bieden mogelijkheden voor het koppelen van twee AC-netten. Dit is met name nuttig voor het verbinden van netten met verschillende frequenties, zoals in Japan waar zowel 50 Hz als 60 Hz netten bestaan die met elkaar gekoppeld kunnen worden. Ook kunnen twee AC-netten van 50 Hz die niet noodzakelijk gesynchroniseerd zijn, via een DC-net worden verbonden. Een concreet voorbeeld van zo'n toepassing is de BritNed kabel, die Groot-Brittannië met het Europese vasteland verbindt [29](#page=29).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Complexe notatie | Een wiskundige methode om wisselstroomgrootheden voor te stellen als complexe getallen, bestaande uit een reëel en een imaginair deel, wat berekeningen vereenvoudigt. |
| Fasor | Een vector die een sinusvormige grootheid, zoals spanning of stroom, voorstelt in een complex vlak, met een bepaalde lengte (modulus) en hoek (argument). |
| Complex vlak | Een tweedimensionaal vlak waarin complexe getallen worden weergegeven, met de horizontale as als de reële as en de verticale as als de imaginaire (j-) as. |
| J-operator | Een wiskundige operator die een rotatie van 90 graden in de positieve (tegenwijzerzin) richting voorstelt in het complexe vlak; `j² = -1`. |
| Cartesiaanse schrijfwijze | De weergave van een complex getal in de vorm `a + jb`, waarbij `a` het reële deel is en `b` het imaginaire deel, analoog aan coördinaten in een Cartesisch assenstelsel. |
| Modulus | De absolute waarde of lengte van een vector of complex getal, die de grootte van de voorstelde wisselstroomgrootheid aangeeft. Wordt berekend met de stelling van Pythagoras: `$A = \sqrt{a^2 + b^2}$`. |
| Argument | De hoek die een vector of complex getal maakt met de positieve reële as in het complexe vlak, meestal uitgedrukt in graden of radialen. Wordt berekend met de arctangens van de verhouding van het imaginaire deel tot het reële deel: `$\alpha = \text{arctg}(b/a)$`. |
| Polaire schrijfwijze | De weergave van een complex getal door middel van zijn modulus (afstand tot de oorsprong) en zijn argument (hoek ten opzichte van de positieve reële as, vaak genoteerd als `A ∟ α`). |
| Trigoniometrische schrijfwijze | De weergave van een complex getal in de vorm `A(cos α + j sin α)`, waarbij `A` de modulus is en `α` het argument, waarbij de reële en imaginaire componenten expliciet worden uitgedrukt. |
| Toegevoegde van een complex getal | Een complex getal met hetzelfde reële deel, maar een tegengesteld imaginair deel. Het wordt genoteerd met een streepje erboven of een sterretje. Voor `a + jb` is het toegevoegde `a - jb`. |
| Wisselstroom (AC) | Elektrische stroom die periodiek van richting en grootte verandert, meestal in een sinusvormige golf. |
| Gelijkstroom (DC) | Elektrische stroom die continu in één richting vloeit, met een constante spanning. |
| Transformator | Een elektrisch apparaat dat wisselspanning omzet naar een hogere of lagere wisselspanning, essentieel voor efficiënt transport van wisselstroom over lange afstanden. |
| Frequentie | Het aantal volledige cycli van een wisselstroomgolf dat per seconde plaatsvindt, gemeten in Hertz (Hz). |
| Commutator (Koommutator) | Een onderdeel van een gelijkstroomgenerator dat de richting van de stroom in de spoelen omkeert om een constante gelijkstroom te produceren aan de uitgang. |
| Sleepring | Een onderdeel van een wisselstroomgenerator dat continue elektrische verbindingen mogelijk maakt met de roterende spoelen, zonder de stroomrichting om te keren. |
| Skineffect | Een verschijnsel waarbij wisselstroom de neiging heeft om zich te concentreren aan het oppervlak (huid) van een geleider, waardoor de effectieve weerstand toeneemt met hogere frequenties. |
| HVDC (High Voltage Direct Current) | Een systeem voor het transport van elektriciteit met zeer hoge gelijkspanning, dat efficiënt is voor lange afstanden en onderzeese verbindingen vanwege lagere verliezen in vergelijking met AC bij vergelijkbare spanningen. |
| Wisselrichter (Inverter) | Een elektronisch apparaat dat gelijkstroom (DC) omzet naar wisselstroom (AC). |
| Gelijkrichter | Een elektronisch apparaat dat wisselstroom (AC) omzet naar gelijkstroom (DC). |