Cover
Start nu gratis martina_althoff,_het_beeld_van_de_jeugd_als_criminaliteits-_en_veiligheidsprobleem (1).pdf
Summary
# Het beeld van de jeugd als criminaliteitsprobleem in de media
De media spelen een significante rol in de constructie van de realiteit, met name wat betreft criminaliteit, waarbij jeugdcriminaliteit vaak disproportioneel wordt geframed als een ernstig veiligheidsprobleem, met nadruk op daders en ernstige delicten [3](#page=3).
### 1.1 Criminaliteitsbeelden in de media
Analyses van nieuwsberichten, met name in de geschreven pers, laten consistente patronen zien in de representatie van criminaliteit:
* **Oververtegenwoordiging van ernstige delicten:** Gewelddelicten zoals moord en doodslag krijgen onevenredig veel aandacht, terwijl vermogensdelicten onderbelicht blijven [3](#page=3).
* **Nadruk op geweld en dreiging:** Criminaliteit wordt primair gepresenteerd binnen een geweldscontext, waarbij de omvang ervan als bedreigend wordt voorgesteld, wat de noodzaak van repressieve maatregelen onderstreept [3](#page=3).
* **Focus op daders:** De persoonlijkheid van daders wordt negatief afgeschilderd en vormt een centraal onderwerp in mediarapportages. Criminaliteit wordt hierdoor voornamelijk als een individueel probleem gepresenteerd, in plaats van een maatschappelijk of sociaal fenomeen [3](#page=3).
* **Gebrek aan context en achtergrond:** Er wordt meer bericht over concrete gebeurtenissen en daders dan over de achterliggende oorzaken of de context van de daad [3](#page=3).
* **Beperkte aandacht voor slachtoffers:** Slachtoffers krijgen doorgaans weinig aandacht, tenzij er sprake is van overlijden of ernstige lichamelijke gevolgen [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Uniform beeld:** Media schetsen een gestandaardiseerd en uniform beeld van criminaliteit en victimisering, ongeacht de tijd, plaats of het mediakanaal [4](#page=4).
* **Formele versus inhoudelijke verschillen:** Hoewel er verschillen zijn in de stijl van presentatie (bv. dramatiserend in boulevardpers versus nuchter in kwaliteitskranten), is de inhoudelijke differentiatie van criminaliteitsbeelden minimaal [4](#page=4).
#### 1.1.1 Gevoelens van angst en 'moral panic'
Klassieke criminologische studies tonen aan dat massamedia sterk bijdragen aan de vorming en instandhouding van angstgevoelens en onveiligheid bij het publiek. Dit kan leiden tot 'moral panic', waarbij nieuwe criminaliteitsverschijnselen rond een bepaald thema ontstaan. De concepten 'crime waves', gedefinieerd als door media gecreëerde problematiseringen van misdaden zonder daadwerkelijke spectaculaire stijging, kenmerken zich door het definiëren van specifieke criminaliteitstypen (bv. geweld) en dadergroepen (bv. jonge, allochtone mannen) [4](#page=4).
### 1.2 De functie van massamedia
Er zijn twee tegengestelde theorieën over de functie van media met betrekking tot criminaliteitsbeelden:
* **Media als spiegel van de werkelijkheid (traditioneel perspectief):** Deze theorie stelt dat media de realiteit weergeven. Kritiek hierop is dat deze weergave vertekend kan zijn en een eenvormig beeld van criminaliteit schetst. Dit perspectief gaat uit van een lineaire relatie tussen media en realiteit, en een grote invloed op het individu [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Media als constructeurs van de werkelijkheid (kritisch perspectief):** Deze theorie, die beter aansluit bij onderzoeksresultaten over 'crime waves', stelt dat media actief de werkelijkheid construeren. Media selecteren gebeurtenissen en geven er een interpretatie aan, waardoor de realiteit mede wordt gevormd. Selectiviteit is hierbij inherent aan het berichtgevingsproces; media kunnen niet over alles berichten en moeten keuzes maken [5](#page=5).
#### 1.2.1 Nieuwsproductie en selectiecriteria
Nieuws wordt niet zomaar 'gemaakt', maar geselecteerd op basis van criteria die de nieuwswaarde bepalen [5](#page=5):
* **Dramatisch of onverwacht:** Gebeurtenissen die de aandacht trekken door hun aard [5](#page=5).
* **Emotioneel potentieel:** Gebeurtenissen die sterke emoties oproepen [5](#page=5).
* **Voorstelbaar:** Gebeurtenissen die passen binnen bestaande verwachtingspatronen [5](#page=5).
* **Negatief karakter:** Gebeurtenissen met negatieve consequenties (bv. conflicten, criminaliteit, catastrofen) [5](#page=5).
* **Individueel gedrag en menselijke eigenschappen:** Gebeurtenissen die gerelateerd zijn aan menselijk handelen [5](#page=5).
* **Bekende personen:** Betrokkenheid van publieke figuren vergroot de aantrekkingskracht [5](#page=5).
* **Eenvoudige interpretatie:** Complexe verklaringen worden minder snel overgenomen [5](#page=5).
* **Actualiteit en herhaling:** Nieuwe berichtgeving over een gebeurtenis verhoogt de nieuwswaarde [6](#page=6).
Deze criteria maken dat criminaliteit, als problematische situatie, een inherent potentieel 'nieuwsitem' is. Het 'containerbegrip' criminaliteit maakt het bovendien flexibel inzetbaar voor diverse verhalen en onderwerpen [6](#page=6).
#### 1.2.2 De definiërende macht van media
Media fungeren als een filter tussen gebeurtenissen en de publieke perceptie daarvan. Zij beschikken over een definiërende macht die hen in staat stelt hun interpretatie van de wereld aan het publiek op te leggen. Selectiviteit en beoordeling zijn hierbij geen defecten van de media, maar verwachte en gewenste functies van communicatie. Media produceren realiteit net zozeer als andere maatschappelijke actoren [6](#page=6).
> **Tip:** Begrijp dat media niet simpelweg rapporteren, maar actief selecteren, interpreteren en daarmee betekenis creëren rondom gebeurtenissen. De focus op criminaliteit als problematisch verschijnsel ligt dus ingebakken in het journalistieke proces.
### 1.3 Het beeld van jeugd als criminaliteitsprobleem
De mediaberichtgeving over criminaliteit staat niet los van de maatschappelijke context, maar sluit aan bij bestaande maatschappelijke interpretatiepatronen en discussies. Er is sprake van een wisselwerking tussen media en het politieke systeem, wat kan leiden tot een zelfversterkend proces, een 'amplificatiespiraal' [9](#page=9).
* **Constructie van publieke verontwaardiging:** Net als politici en wetenschappers, construeren massamedia de publieke verontwaardiging over jongeren op straat door hun berichtgeving [9](#page=9).
* **Focussen op afwijkend gedrag:** De pregnante manier waarop afwijkend gedrag van jongeren wordt gepresenteerd, vestigt de aandacht van politiek en andere instituties op dergelijke gevallen. Dit leidt ertoe dat incidenten als betekenisvolle gebeurtenissen worden gepresenteerd waarop gereageerd moet worden, wat vervolgens de perceptie van vergelijkbare toekomstige gebeurtenissen beïnvloedt [9](#page=9).
* **Historische continuïteit:** Het beeld van de jeugd als crimineel en/of gewelddadig is historisch geworteld. Sinds de negentiende eeuw is er in westerse landen voortdurend bezorgdheid over de opgroeiende generatie en hun vermeende afwijkende gedrag. Dit is terug te zien in overheidsrapporten en historische debatten, waar problematiseren en dramatisering van de jeugd als deliquent een constante factor is [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Een incident met jongeren op straat, bijvoorbeeld vandalisme, kan in de media worden uitvergroot en gekoppeld aan bredere thema's als 'jeugdoverlast' of 'criminaliteitstrends'. Dit kan leiden tot politieke druk om hierop te reageren, wat vervolgens de berichtgeving over soortgelijke situaties in de toekomst verder kan beïnvloeden, waardoor een cyclus ontstaat.
---
# Discoursanalyse als theoretisch kader
Discoursanalyse als theoretisch kader benadert discoursen als dominante culturele kaders die betekenisgeving en sociale constructies vormgeven.
### 2.1 De theoretische benadering van discours
Het concept discours wordt in deze benadering verder uitgewerkt dan enkel publieke discussies of mediadebatten. Het wordt beschouwd als een centrale culturele institutie die zin en betekenis produceert. Discoursen omvatten uitspraken die gedurende lange tijd bestaan en als serieus of gezaghebbend worden beschouwd. Deze uitspraken maken een institutionele aanspraak op het verkondigen van de waarheid of vertegenwoordigen wat experts zeggen binnen hun expertise. Ze bestaan onafhankelijk van specifieke situaties, maar hebben wel een aanzienlijke impact wanneer ze voorkomen [3](#page=3) [7](#page=7).
#### 2.1.1 Discours, betekenis en maatschappelijke context
Volgens Foucault (1991; 1988) is het mogelijk om alles te zeggen, maar een uitspraak wordt pas gehoord als deze losstaat van het spreekmoment. Collectief geaccepteerde betekenissen zijn verankerd in discoursen, omdat deze de manier zijn waarop betekenissen van zogenaamde serieuze uitspraken worden geproduceerd. Discoursen zijn via taal bemiddelde zin- en symboolsystemen die maatschappelijk erkende en geïnstitutionaliseerde betekenissen bevatten over zaken als normaliteit en deviantie. Deze betekenissen worden beheerst door politieke en sociale structuren van een maatschappij. De betekenissen die door of in discoursen worden geproduceerd, dienen als collectieve verklaringen voor fenomenen in de sociale wereld, maar worden ook subjectief gebruikt en gereproduceerd door sociale actoren om hun eigen handelingen te verklaren [7](#page=7).
Betekenisverlening moet vanuit een discourstheoretisch perspectief in relatie tot de maatschappelijke context worden beschouwd. Maatschappelijke communicatie wordt niet alleen direct, maar ook indirect, op de achtergrond, beïnvloed door maatschappelijk verankerde interpretaties. Een spreker sluit zich stilzwijgend aan bij bestaande denkbeelden om begrijpelijk en overtuigend te zijn, en om begrip en toestemming te ontvangen [8](#page=8).
#### 2.1.2 De rol van taal en culturele systemen
Culturele betekenissystemen kaderen de productie en perceptie van de sociale werkelijkheid, en de sociale werkelijkheid en de daarmee verbonden sociale verschijnselen vormen delen van de cultuur van een samenleving. Cultuur creëert een symbolensysteem dat niet alleen wereldbeelden en mythen omvat, maar ook kennis en daarmee interpretatiepatronen aanlevert. Taal, als uitdrukking van cultuur, is meer dan een middel om tot begrip en overeenstemming te komen; het is het structurerende element voor communicatie. In talige interacties vormen taal en de daarin verweven denkpatronen en zingevingverbanden centrale elementen voor de constituering van weten [8](#page=8).
Discoursanalyse is gericht op deze wetensordeningen: het onderzoekt hoe de dieptestructuur van weten in elkaar zit en hoe deze structuur, die verborgen blijft in dagelijks handelende subjecten maar wel hun denken en handelen structureert, samenhangt met sociale structuren [8](#page=8).
### 2.2 Discours en de constructie van de werkelijkheid
Vanuit een discourstheoretisch perspectief kan worden aangenomen dat sociale processen van betekenisverlening, latente betekenisstructuren en samenhangende regels, door middel van de door hen aangeboden betekenispatronen bijdragen aan de constructie van de werkelijkheid. Massamedia vormen hierin, door het massaal aanleveren van teksten en interpretaties over de sociale werkelijkheid, een centrale maatschappelijke institutie. Ze staan echter niet los van andere maatschappelijke instituties; samen vormen zij het publieke discours en kunnen zij hun interpretaties niet onafhankelijk daarvan produceren [8](#page=8).
> **Tip:** Een analyse van discoursen geeft inzicht in een bepaalde praktijk door te onderzoeken hoe betekenissen en interpretaties geconstrueerd worden binnen een maatschappelijke en culturele context [8](#page=8).
### 2.3 Discoursanalyse in de context van jeugdcriminaliteit
Wanneer jeugdcriminaliteit wordt onderzocht, worden we geconfronteerd met maatschappelijke definities en interpretaties van sociale fenomenen en hun collectieve betekenissen. Deze beelden zijn historisch overgeleverde interpretatiepatronen die niet alleen door de media, maar ook door verschillende maatschappelijke instanties, zoals politieke en pedagogische kringen, worden gereproduceerd. Het zijn uitspraken die een lange duur (longue durée) kennen en dominantie verwerven als geldig en gezaghebbend, zonder kritisch ter discussie te worden gesteld. Ze gelden onafhankelijk van een specifieke situatie en zijn op deze wijze reproduceerbaar in andere tijden [8](#page=8).
Mediaberichtgeving is een bestanddeel van het maatschappelijke discours en neemt actief deel aan de productie van maatschappelijk erkende betekenissen. Mediaberichten staan in wisselwerking met andere maatschappelijke debatten, waardoor het mogelijk wordt specifieke betekenissen en perspectieven op te leggen. Het beeld van de jeugd als criminaliteits- en veiligheidsprobleem is hier een voorbeeld van [8](#page=8).
> **Tip:** Discoursanalyse kan zichtbaar maken dat gebeurtenissen geconstitueerd worden door regels die diep verankerd zijn binnen een cultuur. Het kan overeenkomsten en verschillen tussen onderscheiden regels van een cultuur onderkennen [14](#page=14).
#### 2.3.1 Functies van interpretatiepatronen
Collectief geaccepteerde betekenissen en interpretatiepatronen over jongeren zijn in discoursen verankerd en worden gebruikt als collectieve verklaringen. Deze interpretatiepatronen hebben verschillende functies voor het alledaagse handelen van het individu [14](#page=14):
* Ze reduceren de complexiteit van de werkelijkheid [14](#page=14).
* Ze bespoedigen de reactie op complexe situaties en simplificeren de probleemaanpak [14](#page=14).
* Ze bedekken maatschappelijke tegenstrijdigheden [14](#page=14).
* Ze vergemakkelijken en bespoedigen communicatie [14](#page=14).
Wanneer een interpretatiepatroon zeer gangbaar is in de maatschappij, kan het voor de maatschappij een soort "kit" vormen die subjectieve voorstellingen en bijvoorbeeld media-interpretaties met elkaar verbindt en het zo mogelijk maakt het alledaagse leven te begrijpen. Om begrijpelijk te zijn of toestemming te krijgen, sluit men aan bij deze collectief geaccepteerde betekenissen over jongeren [14](#page=14).
#### 2.3.2 De rol van media in het discours
Collectieve betekenissen over jongeren zijn in het publieke discours verankerd en worden door verschillende maatschappelijke instanties gereproduceerd. De media zijn hierin niet de enige instanties, maar wel instanties met een enorme definiërende macht. Zij zijn niet de enige constructeurs, maar beïnvloeden met de ontwikkeling en het ontstaan van een mediamatschappij een belangrijk deel van het discours over jongeren. Echter, ook zij kunnen betekenisverlening alleen in relatie tot de maatschappelijke context en binnen het bestaande culturele weten uitoefenen. Media kunnen nauwelijks betekenissen buiten het publieke discours over jongeren produceren, maar maken daar zelf deel van uit [14](#page=14).
> **Example:** De constante nadruk op jeugd in het kader van criminaliteits- en veiligheidsproblemen, zelfs wanneer de feitelijke ontwikkeling van jeugdcriminaliteit dit niet rechtvaardigt, toont hoe discoursen specifieke beelden kunnen reproduceren die nauwelijks variëren door de tijd heen. De recente dramatisering van jeugdculturen als crimineel en gewelddadig is geen nieuw verschijnsel, maar een voortzetting van historische beeldvorming [14](#page=14).
---
# Historische ontwikkeling van jeugdbeelden en jeugdculturen
Dit hoofdstuk onderzoekt hoe maatschappelijke beelden over jeugd, moraliteit en afwijkend gedrag door de geschiedenis heen zijn geëvolueerd, met speciale aandacht voor de kenmerken van diverse jeugdculturen.
### 3.1 Het discours rondom jeugd en afwijking
Mediaberichtgeving en maatschappelijke interpretatiepatronen vormen een wisselwerking waarbij politieke systemen vaak een dominante rol spelen door hun informatievoorsprong. Dit proces kan worden beschreven als een zichzelf versterkende amplificatiespiraal, waarbij de media de werkelijkheid construeren door bepaalde gebeurtenissen of fenomenen als betekenisvol te presenteren, wat leidt tot publieke verontwaardiging en de druk op politieke en maatschappelijke instituties om te reageren [9](#page=9).
Historisch onderzoek naar jeugd en jeugdculturen toont aan dat het discours over adolescenten altijd al verweven was met thema's als moraal en afwijking. Vanaf de negentiende eeuw is er in westerse landen voortdurend bezorgdheid over de opgroeiende generatie en hun afwijkende of criminele gedrag. Deze problematisering en dramatisering van jeugd als delinquent en/of gewelddadig is een terugkerend thema in de jeugdanalyse [9](#page=9).
#### 3.1.1 Historische voorbeelden van jeugdproblematisering
* **Begin 20e eeuw:** In 1914 werd in Nederland al een "algemene klacht over de baldadigheid der jeugd" door de Tweede Kamer behandeld. Een staatscommissie sprak van een "angstwekkende stijging van de criminaliteit en tuchteloosheid" bij jongeren tussen dertien en achttien jaar [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Jaren twintig en dertig:** De bezorgdheid over jeugd nam af, mede door de bloei van de jeugdbeweging die idealistisch aan een betere toekomst wilde bijdragen. Arbeidersjongeren, die moeite hadden met deze idealen en te maken kregen met stijgende werkloosheid, werden als 'verwaarloosde jeugd' of 'straatjeugd' beschouwd, geassocieerd met toenemende criminaliteit en zedenverlies [10](#page=10).
* **Na 1945:** Hoewel er initieel vertrouwen in de jeugd werd geschonken met de opvatting "de jeugd heeft de toekomst", was de houding van ouderen en autoriteiten jegens jongeren vaak weifelend en tweeslachtig. Deze bezorgdheid kwam met name voor bij politici, wetenschappers en kerkvertegenwoordigers. Het begrip 'massajeugd' ontstond voor maatschappelijk verwilderde jeugd, specifiek de ongeschoolde arbeidersjeugd die als vatbaar voor crimineel gedrag werd gezien en leefde op een vitaal en instinctief niveau [10](#page=10).
#### 3.1.2 De opkomst van specifieke jeugdculturen
* **Halverwege de jaren vijftig: de nozems:** De nozems kwamen in het nieuws door hun gedrag bij jazzconcerten, extravagante kleding, luidruchtigheid en opspattende bromfietsen, wat tot opschudding leidde. Hun manier van vrijetijdsbesteding, zoals rondhangen bij bioscopen, met bromfietsen door straten rijden en voorbijgangers uitschelden, zorgde voor verontwaardiging. Deze nozems, die voornamelijk uit lagere klassen kwamen, vertoonden veel gelijkenissen met jeugdculturen in andere landen, zoals de **mods** in Engeland en de **Halbstarken** in Duitsland. De beschrijving van de Halbstarken door de Duitse criminoloog Günther Kaiser in 1959 toont een beeld van rondhangende arbeidersjongeren die zich provocerend gedroegen tegenover ouderen en voetgangers. De beelden rondom de nozems vertonen opvallende parallellen met hedendaagse beelden over hangjongeren [10](#page=10) [11](#page=11).
* **Eind jaren vijftig tot jaren zeventig:** Na de nozems volgde de problematisering en 'demonisering' van rockers en provo's. In de jaren zeventig kwamen daar de randgroepjongeren bij [11](#page=11).
* **Jaren tachtig en negentig:** De krakers, milieu- en vredesbeweging, en tot het einde van de jaren tachtig de autonomen en voetbalvandalen werden eveneens als problematisch beschouwd [11](#page=11).
#### 3.1.3 De rol van uiterlijke kenmerken en afwijking
De eerste reactie van de samenleving op nieuwe jeugdtrends is vaak morele verontwaardiging, waarbij gedragingen, opvattingen, houdingen en kleding van jongeren als onbehoorlijk worden beschouwd. Het gaat hierbij niet zozeer om de bedoelingen van jongeren, maar om de vorm waarin zij zich presenteren. Uitingen zoals de vetkuif van de nozem, lange haren van de hippie, hanenkam van de punk, kale kop van de skinhead en dreadlocks van de rasta worden gezien als verstoringen van de orde. Deze uiterlijke kenmerken duiden echter minder op specifieke boodschappen dan op afwijking als zodanig en het niet accepteren van dominante culturele normen [11](#page=11) [12](#page=12).
### 3.2 Consistentie in maatschappelijke beelden over jeugd
Ondanks de variëteit in groepen, hun inhoud en oriëntatie, zijn de maatschappelijke beelden en de daarin verankerde voorstellingen over jeugd nauwelijks veranderd. Een consistente bevinding in onderzoek naar jeugdculturen is dat maatschappelijke reacties vaak klagen over een algemeen waardenverlies, zichtbaar door de bewust niet-conformistische levensstijl van adolescenten [12](#page=12).
#### 3.2.1 Verklaringen voor het ontstaan van jeugdculturen
* **Leeftijd als factor:** De leeftijd van een groep is weliswaar een verklaring voor de zoektocht die deze groep kenmerkt, maar niet de enige factor voor het ontstaan van een eigen cultuur [12](#page=12).
* **Cultuurpsychologische verklaring (Karl Mannheim):** Volgens Karl Mannheim zijn zowel de algemene culturele en maatschappelijke omstandigheden als de typische ontvankelijkheid van de jeugd bepalend voor het specifieke karakter van jeugdculturen. Jeugd wordt gezien als een overgangsperiode waarin jongeren sterk op elkaar aangewezen zijn, wat het ontstaan van eigen culturen die afwijken van de dominante cultuur bevordert. Jeugdcriminaliteit kan hierbij worden gezien als een passageprobleem [12](#page=12) .
* **Normatieve kaders van scene-jongeren:** Recente jeugdculturen, zoals scene-jongeren (bijvoorbeeld techno- of hiphopscene), hanteren wel degelijk normatieve kaders, maar deze hoeven niet te conformeren aan de hegemoniale orde [12](#page=12).
* **Onverwacht en onbedoeld ontstaan:** Jeugdculturen ontstaan niet zozeer op basis van rationele keuzes, maar juist onverwacht en onbedoeld. De betekenis ervan wordt pas duidelijk in confrontatie met de oudere generatie en de maatschappij [12](#page=12).
#### 3.2.2 De rol van levensstijl en identiteit
Het vertonen van een maatschappelijk non-conforme levensstijl is een centraal hoofdelement van jeugdculturen. Zelfs jeugdculturen die gelieerd zijn aan de middenklassencultuur provoceren met hun levensstijl. Hooligans, skinheads en autonomen representeren de rebelse aspecten, terwijl meer stijl-provocerende stromingen ook aanwezig zijn. Beide vormen van sociale deviantie dragen bij aan het zichtbaar maken van stijlen en symbolische kaders die aangeven dat ze anders en apart willen zijn, wat door het burgerdom vaak als schandalig wordt ervaren [13](#page=13).
Jeugdigheid is een kenmerk van hun identiteit; jongeren profileren zich bewust als jongeren. Jong zijn betekent anders, kritisch en niet verstokt zijn. Juist de positieve aspecten van jeugd worden door jongeren zelf benadrukt, en soms ook door ouderen, als progressief, modern en idealistisch. Dit leidt echter ook tot idealisering, waardoor falen en teleurstelling voorzienbaar zijn. Naast positieve en negatieve stigmatisering is er ook sprake van onverschilligheid, waarbij jongeren geen gehoor vinden of een vorm van zorg ontvangen die getransformeerd wordt tot negatieve beschouwing [13](#page=13).
### 3.3 Jeugd als normatieve constructie
Jeugd wordt gezien als een normatieve constructie, waarbij het beeld van jeugd als iets dat anders en tegelijkertijd gebrekkig is, bedreigend kan zijn voor zowel de maatschappij als voor jongeren zelf. Dit leidt tot het creëren van een beeld waarin jeugd voornamelijk problematisch wordt afgeschilderd en voorwerp wordt van beleidsmatige interventies, toezicht en controle binnen het kader van criminaliteitsbeleid, jeugdzorg en jeugdhulpverlening. Het onderzoek naar jeugd is daardoor vaak probleemresearch, met een geïndividualiseerde benadering van (probleem)jongeren [13](#page=13).
Afwijkend gedrag is bijna constitutief voor de leeftijd en sociale status van jongeren. In de sociologie spreekt men van een complementariteit van jeugd en delinquentie/criminaliteit, gegrondvest in het model 'jeugd', waarbij de jeugdcultuur ontstaat en draait rond de onvolwassenheid en het onvermogen van jeugd om de dominante cultuur direct te accepteren. Jongeren zijn individuen voor wie de heersende normen en waarden niet vanzelfsprekend geldig zijn [13](#page=13).
---
# De functie en rol van de massamedia
Massamedia functioneren niet als een passieve spiegel van de werkelijkheid, maar als actieve constructeurs daarvan, waarbij selectiviteit en interpretatie centraal staan in het nieuws- en wereldvormingsproces [5](#page=5).
### 4.1 Media als constructeurs van de werkelijkheid
Traditionele perspectieven beschouwen media als een spiegel die de realiteit weerspiegelt. Vanuit dit oogpunt is de functie van media het accuraat weergeven van gebeurtenissen, en kritiek richt zich op vertekeningen en eenzijdige beelden. Dit model gaat uit van een lineair verband tussen media en realiteit, met een grote invloed van media op het publiek, waarbij de media passief rapporteren en het bewustzijn van de toeschouwer penetreren [5](#page=5).
Een meer kritisch en huidig perspectief stelt daarentegen dat media constructeurs van de werkelijkheid zijn. Media worden gezien als "wereldbeeldmachines" die actief deelnemen aan de productie van de werkelijkheid. Ze maken selecties uit gebeurtenissen en stimuli, en geven hierdoor een interpretatie aan de werkelijkheid. Selectiviteit en de productie van normatieve begrippen worden binnen dit perspectief als inherente en gewenste functies van media beschouwd. Media zijn geen passieve, maar actieve transporteurs die, door te selecteren en te interpreteren, de realiteit mede vormgeven. Dit impliceert dat er geen objectief 'ware' of 'foute' weergave mogelijk is, omdat bij elke berichtgeving inherent iets wordt weggelaten [5](#page=5).
> **Tip:** Begrijp het onderscheid tussen het "spiegel"-model en het "constructie"-model van de media. Het constructiemodel benadrukt de actieve rol van media in het vormen van ons wereldbeeld.
#### 4.1.1 Nieuwsproductie en selectiecriteria
Nieuws ontstaat niet vanzelf; gebeurtenissen worden nieuws zodra de media ervoor kiezen. Vanwege de enorme hoeveelheid dagelijkse gebeurtenissen hanteren media selectiecriteria om de nieuwswaarde van een gebeurtenis te bepalen. Deze criteria omvatten [5](#page=5):
* **Dramatisch of onverwacht:** Gebeurtenissen die verrassen of een hoge emotionele lading hebben [5](#page=5).
* **Emotioneel potentieel:** Gebeurtenissen die sterke emoties oproepen [5](#page=5).
* **Voldoen aan verwachtingspatronen:** Gebeurtenissen die voorspelbaar of herkenbaar zijn [5](#page=5).
* **Negatief karakter:** Gebeurtenissen die verbonden zijn met negatieve consequenties zoals conflicten, criminaliteit of catastrofen [5](#page=5).
* **Samenhang met individueel gedrag en menselijke eigenschappen:** Gebeurtenissen die persoonlijk gedrag en menselijke trekken belichten [5](#page=5).
* **Betrokkenheid van bekende personen:** Personen in de publieke belangstelling trekken meer aandacht [5](#page=5).
* **Eenvoudige interpretatie:** Complexe verklaringen zijn moeilijker te transformeren tot nieuws [5](#page=5).
* **Herhaling of aansluiting bij actualiteit:** Voortdurende berichtgeving of koppeling aan bestaande nieuwsverhalen verhoogt de nieuwswaarde [5](#page=5).
Hoe duidelijker deze kenmerken aanwezig zijn en hoe meer criteria een gebeurtenis vervult, hoe groter de kans dat deze als nieuws wordt gebracht. De media benadrukken deze kenmerken vervolgens om de nieuwswaarde te vergroten [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** Een natuurramp (dramatisch, negatief, emotioneel potentieel) zal sneller nieuws worden dan een dagelijkse administratieve wijziging, zelfs als die laatste objectief belangrijk is voor bepaalde groepen.
#### 4.1.2 Criminaliteit als containerbegrip en media-amplificatie
Het brengen van nieuws gaat doorgaans over problematische situaties, waardoor criminaliteit per definitie potentieel nieuws is. Criminaliteit wordt als een "containerbegrip" gezien, wat betekent dat het door media kan worden gebruikt als kader voor uiteenlopende onderwerpen, gebeurtenissen en verhalen. Dit vergroot de kans dat dergelijke onderwerpen aandacht krijgen, zeker wanneer ze aansluiten bij andere nieuwswaardige factoren. Mediaberichtgeving werkt hierdoor vaak dramatiserend [6](#page=6).
Media verzinnen geen nieuws over criminaliteit, maar geven gebeurtenissen wel een bepaalde interpretatie en kleur door de manier van selecteren en berichten. Luhmann stelt dat wat we weten over de maatschappij en de wereld, we weten via de massamedia. Dit roept de vraag op of individuele voorstellingen van 'waar' en 'niet waar' nog tegenover de via media overgedragen beelden kunnen bestaan [6](#page=6).
Massamedia hebben een officiële functie om informatie te leveren, meningsvorming te stimuleren, controle uit te oefenen en kritiek te formuleren. Ze fungeren als een filter tussen gebeurtenissen en de perceptie van het publiek. Hun definiërende macht stelt hen in staat hun interpretatie van de wereld aan het publiek op te leggen. Selectiviteit en beoordeling door media zijn vanuit dit perspectief geen tekortkomingen, maar verwachte en gewenste functies van communicatie. Media produceren, net als andere maatschappelijke actoren, realiteit, maar beschikken over specifieke bronnen en middelen om hun visie zichtbaar te maken. "The media define for the majority of the population what significant events are taking place, but they offer powerful interpretations of how to understand these events and the people or groups involved in them" [6](#page=6).
> **Tip:** Wees kritisch op de 'onzichtbare' selecties en interpretaties die media toepassen, zeker bij complexe onderwerpen als criminaliteit.
#### 4.1.3 Moral panic en crime waves
Klassieke studies in de criminologie tonen aan dat massamedia sterk bijdragen aan het ontstaan en voortbestaan van angst voor criminaliteit en een gevoel van onveiligheid. Rondom nieuwe criminaliteitsverschijnselen kan "moral panic" ontstaan (Cohen). Analyse van "crime waves" (Fishman, Hall) laat zien hoe politiek gedwongen wordt tot nieuwe maatregelen, zelfs als er feitelijk geen spectaculaire stijging van criminaliteit is. Deze crime waves worden beschouwd als media-constructies die bepaalde criminaliteitsvormen (zoals geweld) en daders (jonge, allochtone mannen) definiëren en problematiseren, zonder dat er sprake is van een objectieve, spectaculaire stijging [4](#page=4).
#### 4.1.4 De rol van politiek en media in de amplificatiespiraal
Mediaberichtgeving is geworteld in de culturele en politieke context van de maatschappij, en de publieke inkadering van sociale verschijnselen is variabel en afhankelijk van bestaande interpretatiepatronen. Mediaberichtgeving sluit aan bij maatschappelijke discussies en omgekeerd. Er is een wisselwerking tussen media en andere maatschappelijke systemen. Het politieke systeem, met zijn informatievoorsprong, neemt vaak een dominante positie in bij het aanleveren van nieuws [9](#page=9).
Het verband tussen mediaberichtgeving en het politieke systeem wordt beschreven als een "amplificatiespiraal". Media produceren en reproduceren publieke verontwaardiging over bijvoorbeeld jongeren op straat door hun berichtgeving, verwijzingen en getoonde belangstelling. De pregnante presentatie van afwijkend gedrag van jongeren vestigt de aandacht van politiek en andere instituties op dergelijke gevallen. Een incident wordt gepresenteerd als een betekenisvolle gebeurtenis waarop gereageerd moet worden. Dit beïnvloedt de perceptie van toekomstige, vergelijkbare gebeurtenissen. Er ontstaat een spiraal waarin de druk van media om te berichten en de druk van politiek om te reageren, toeneemt [9](#page=9).
> **Tip:** Begrijp de dynamiek van de amplificatiespiraal; media en politiek beïnvloeden elkaar wederzijds in het agenderen en framen van maatschappelijke kwesties.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Discoursanalyse | Een theoretische benadering die uitspraken en betekenissen onderzoekt binnen hun zingevende context of door middel van institutionalisering, waarbij aandacht wordt besteed aan hoe taal en symbolen maatschappelijk erkende betekenissen creëren. |
| Sociale constructie | Het proces waarbij bepaalde concepten, ideeën of identiteiten in de samenleving worden gevormd en geaccepteerd als "echt" of "waar" door middel van sociale interactie en gedeelde interpretaties. |
| Cijfers van het CBS | Jaarlijks gepubliceerde statistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek, die informatie verschaffen over criminaliteitscijfers, waaronder het aantal minderjarige verdachten en verschillende soorten delicten. |
| Self-report enquêtes | Onderzoeken waarbij individuen zelf rapporteren over hun ervaringen als dader of slachtoffer van criminaliteit, vaak gebruikt om de officiële statistieken aan te vullen of te contrasteren. |
| Politiebeleid | Het beleid dat door de politie wordt gevoerd, wat invloed kan hebben op de manier waarop criminaliteit wordt geregistreerd en gerapporteerd, en dus op de cijfers die naar buiten komen. |
| Aangiftegedrag | De bereidheid van burgers om aangifte te doen van criminaliteit, wat mede de cijfers over criminaliteit beïnvloedt en kan variëren afhankelijk van maatschappelijke factoren. |
| Verschil in kwalificatie | De interpretatie en juridische classificatie van feitelijke gebeurtenissen als misdrijven, die kan veranderen door verhoogde maatschappelijke gevoeligheid of aanpassingen in wetgeving en interpretatie door politie en justitie. |
| Inflatie van geweld | Een toename in het aantal handelingen dat juridisch als geweld wordt gedefinieerd en geregistreerd, vaak als gevolg van een grotere maatschappelijke gevoeligheid voor geweld en een ruimere interpretatie van wat onder geweld valt. |
| Beleidsmedewerker | Iemand die werkzaam is bij de overheid of een andere instelling en zich bezighoudt met de ontwikkeling en implementatie van beleid, vaak op basis van onderzoeksresultaten en statistieken. |
| Mediaconstructie | Het proces waarbij de media actief deelnemen aan het creëren en vormgeven van beelden en interpretaties van gebeurtenissen en sociale fenomenen, in plaats van simpelweg de realiteit weer te geven. |
| Criminaliteitsbeelden | De representaties en percepties van criminaliteit zoals deze worden gepresenteerd in de media, politieke debatten en het publieke discours, die niet altijd overeenkomen met de feitelijke statistieken. |
| Moral panic | Een periode van intense publieke angst en verontwaardiging over een vermeende dreiging, vaak veroorzaakt door media-aandacht voor specifieke misdrijven of groepen, wat kan leiden tot overwogen maatschappelijke reacties en beleidsaanpassingen. |
| Crime waves | Periodes van vermeende spectaculaire stijgingen in criminaliteit, die vaak door de media worden gecreëerd of uitvergroot, en die politieke druk kunnen genereren om nieuwe maatregelen te implementeren. |
| Nieuwsfactoren | Criteria die bepalen of een gebeurtenis als nieuws wordt beschouwd en aandacht krijgt in de media, zoals actualiteit, negativiteit, onverwachtheid en emotionele lading. |
| Definiërende macht | Het vermogen van de media om te bepalen welke gebeurtenissen significant zijn, hoe ze begrepen moeten worden, en welke groepen of personen erbij betrokken zijn, en daarmee invloed uit te oefenen op de publieke opinie. |
| Institutionele aanspraak | De claim die bepaalde uitspraken maken om als gezaghebbend of waar te worden beschouwd, vaak gebaseerd op de expertise van de spreker of de vastlegging ervan binnen een institutioneel kader, zoals in wetenschappelijke of juridische contexten. |
| Normativiteit | Het proces waarbij bepaalde normen, waarden en gedragingen als wenselijk of onwenselijk worden bestempeld, en dat diep verankerd is in culturele en maatschappelijke structuren, en de manier waarop we de sociale wereld interpreteren. |
| Jeugdculturen | Subculturen die ontstaan onder jongeren, gekenmerkt door specifieke stijlen, waarden en gedragingen die vaak afwijken van de dominante maatschappelijke normen en waarden, en die historisch gezien vaak onderwerp zijn van maatschappelijke bezorgdheid en stigmatisering. |
| Afwijking (deviantie) | Gedrag dat afwijkt van de heersende sociale normen en waarden, en dat in de context van jeugd vaak wordt geassocieerd met moraliteit, criminaliteit en sociale controle. |
| Normenverlies | Een waargenomen afname van de naleving van maatschappelijke normen en waarden, met name onder jongeren, wat vaak wordt gekoppeld aan een toename van afwijkend of crimineel gedrag. |
| Versterking van integratie, solidariteit en cohesie | Functies die sociale processen en gedeelde betekenissen vervullen in het binden van een samenleving, het creëren van een gevoel van saamhorigheid en het handhaven van sociale orde, zoals beschreven door Durkheim. |