Cover
Start nu gratis Les 4 - PB Verstandelijke beperkingen deel 1 - 2526- Anja.pptx
Summary
# Definiëren en classificeren van verstandelijke beperkingen
Hier is de samenvatting voor het onderwerp "Definiëren en classificeren van verstandelijke beperkingen".
## 1. Definiëren en classificeren van verstandelijke beperkingen
Dit onderwerp verkent de evolutie van definities van verstandelijke beperkingen, de criteria voor classificatie en de terminologie die gebruikt wordt om personen met deze beperkingen te beschrijven.
### 1.1 Evolutie van definities en terminologie
De benamingen voor personen met een verstandelijke beperking zijn in de loop der tijd sterk veranderd. Vroeger werden termen gebruikt als 'idioten', 'imbecielen' of 'debielen', geïntroduceerd door Henri Goddard, die ook onderscheid maakte in gradaties van beperking. Psychiaters zoals Kraeplin spraken over 'oligofrenen'. In Nederland was de term 'zwakzinnigheid' gangbaar. Deze historische benamingen legden vaak de nadruk op achterstand en een onvolledige persoonlijkheid. Moderne benamingen, zoals 'verstandelijke beperking', leggen juist de nadruk op het 'anders'-zijn, met behoud van gelijkwaardigheid.
### 1.2 Huidige definitie van verstandelijke beperkingen
De huidige definitie van een verstandelijke beperking omvat doorgaans de volgende vier kerncomponenten:
1. **Een substantiële beperking in het verstandelijk functioneren:** Dit houdt in dat er significante beperkingen zijn in het intellectueel functioneren, beduidend beneden het gemiddelde. Dit wordt vaak gemeten met een IQ-score lager dan 70 tot 75. Het intellectueel functioneren omvat vaardigheden zoals geheugen, redeneervermogen, complex begrip, probleemoplossend vermogen, abstract denken, planningsvaardigheden, leren uit ervaringen, ruimtelijk inzicht en leersnelheid.
* **Tip:** Het is belangrijk te beseffen dat intelligentie moeilijk exact te definiëren en te meten is. IQ-tests zoals de WISC (Wechsler Intelligence Scale for Children) en WAIS (Wechsler Adult Intelligence Scale) meten intellectuele operaties, maar kunnen cultuurgebonden zijn en niet alle vaardigheden, zoals 'splintervaardigheden' (bijvoorbeeld bij 'idiots savants'), aan het licht brengen.
2. **Beperkingen in intellectueel functioneren (IQ lager dan 70-75):** Het intellectuele functioneren wordt beschouwd als beduidend beneden het gemiddelde.
3. **Ontstaan tijdens de ontwikkelingsfase:** De beperking moet ontstaan zijn tijdens de ontwikkelingsperiode, doorgaans gedefinieerd als vóór de leeftijd van 18 jaar. Sommige literatuur hanteert een grens van 22 jaar. Een mentale beperking die na 18 jaar ontstaat, wordt doorgaans geclassificeerd als niet-aangeboren hersenletsel (NAH).
4. **Een tekort in aangepast gedrag (adaptief gedrag):** Naast het intellectuele aspect is een tekort in adaptief gedrag cruciaal. Dit betekent dat er beperkingen zijn in het gedrag dat nodig is om te voldoen aan de eisen van de omgeving, gecorrigeerd voor de leeftijd en cultuurgroep.
* **Conceptuele adaptieve vaardigheden:** Omvatten vaardigheden zoals lezen, schrijven, kloklezen en omgaan met geld.
* **Praktische adaptieve vaardigheden:** Betreffen zelfzorg (persoonlijke hygiëne), het gebruik van apparaten en huishoudelijke taken, en het gebruik van technologie zoals een mobiele telefoon.
* **Sociale adaptieve vaardigheden:** Dekken communicatie (inclusief non-verbale communicatie), het aangaan en onderhouden van relaties, sociaal wenselijk gedrag, het omgaan met conflictsituaties, en het inschatten van risico's in sociale interacties.
### 1.3 Verdieping van de definitie en classificatie
De definitie van een verstandelijke beperking evolueert naar een bredere kijk op personen die zelf inhoud kunnen geven aan hun bestaan en de ondersteuningsbehoeften die zij hebben. De focus verschuift naar het samenspel tussen de omgeving en de persoon. In plaats van een strikte classificatie op basis van IQ, wordt er ook gekeken naar de mate van benodigde ondersteuning: tijdelijke, beperkte, ruime of continue ondersteuning. Echter, voor diagnostische doeleinden en in het werkveld wordt vaak nog de klassieke indeling gehanteerd.
#### 1.3.1 Mogelijke oorzaken van een mentale handicap
Verstandelijke beperkingen kunnen multifactorieel zijn en voortkomen uit een combinatie van factoren:
* **Biologische factoren:**
* Chromosomale afwijkingen (bv. Downsyndroom).
* Stoornissen door genmutaties.
* Perinatale oorzaken (rondom de geboorte).
* Postnatale oorzaken (na de geboorte).
* **Sociaal-culturele factoren:** Vooral relevant bij lichte verstandelijke beperkingen en omvatten:
* Sociaal-economische context.
* Mishandeling of verwaarlozing (bv. shaken-infant).
* Ondervoeding of ernstige voedingsstoornissen.
Combinaties van deze factoren werken vaak versterkend.
#### 1.3.2 Indeling in niveaus van beperking
De classificatie van verstandelijke beperkingen wordt vaak gedaan op basis van IQ-scores, waarbij de volgende vier niveaus worden onderscheiden:
* **Lichte mentale handicap:** IQ tussen 55 en 70 (soms tot 75). Dit is de grootste groep, verantwoordelijk voor ongeveer 80 tot 85% van de gevallen. Uiterlijk is er weinig tot niets waarneembaar, al kunnen er kleine verschillen zijn in fysieke ontwikkeling, verminderd gezichts- of gehoorvermogen, of meer epilepsie.
* **Cognitieve kenmerken:** Oppervlakkige informatieverwerking, moeite met abstract denken (vooral concreet), beperkt logisch redeneren en verbanden leggen (vooral in concrete situaties), moeilijkheden met transfer van kennis, moeite met tijdsinschatting, impulsief denken en handelen, onderscheid tussen hoofd- en bijzaken is lastig, verminderd probleemoplossend vermogen. Leervaardigheden komen ongeveer overeen met het 3e leerjaar.
* **Communicatie:** Beperktere woordenschat, minder zuivere grammatica, moeite met het afstemmen van communicatie op anderen, minder nuance en tact.
* **Sociaal affectief:** Emotioneel labiel, sterke invloed van emoties op functioneren, moeite met het hanteren van eigen en andermans emoties, gedrags- of psychische problemen bij stress, wisselend zelfbeeld (onderschatting of overschatting). Beïnvloedbaar, wat kan leiden tot problemen zoals bendevorming, criminaliteit of verslaving. Egocentrisch met een lage frustratiegrens. Moeite met het aangaan en onderhouden van relaties.
* **Onderwijs en begeleiding:** De focus ligt op het basisaanbod (BuBaO) en opleidingsvorm 3 in het buitengewoon secundair onderwijs (BuSO OV3), gericht op het gewoon arbeidscircuit. Dit omvat praktische vaardigheden, sociale vaardigheden (samenwerken, conflicten oplossen) en emotionele vaardigheden (verantwoordelijkheid nemen, gevoelens benoemen).
* **Matige mentale beperking:** IQ tussen 40 en 54. Dit is een heterogene groep met uiteenlopende oorzaken en uitingsvormen. De ontwikkelingsachterstand is sneller zichtbaar, al in de eerste levensjaren.
* **Motoriek:** Ontwikkeling trager (zitten en lopen na 18-24 maanden), fijne motoriek vereist oefening, oog-handcoördinatie is moeilijker. Gericht op de bekende omgeving en het hier-en-nu.
* **Cognitief:** Trager denken, beperkte concentratie, kritiekloos en star denkpatroon. Leren via doe-activiteiten en herhaling is effectief. Overvraging moet vermeden worden. Redelijke zelfredzaamheid (aankleden, wassen, eenvoudige taken) is haalbaar, maar vereist herhaling en visuele ondersteuning of stappenplannen.
* **Communicatie:** Kan beperkt zijn, met minder nuance. Aandacht voor taalgebruik en de mogelijkheden van de persoon is belangrijk.
* **Sociaal affectief:** Gevoelens zoals frustratie en verdriet kunnen minder zuiver gecommuniceerd worden. Het zelfbeeld, zelfcontrole en zelfbeschikking zijn zwakker ontwikkeld.
* **Onderwijs en begeleiding:** Focus op type 2 in BuBaO en opleidingsvorm 1 of 2 in BuSO. Nadruk ligt op zelfredzaamheid, motorische ontwikkeling en sociale omgang, met een individueel handelingsplan. Weinig focus op schoolse kennis/vaardigheden. Begeleiding kan plaatsvinden in begeleid wonen, thuisbegeleiding, tehuizen voor niet-werkenden, dagcentra of begeleid werk. Structurering van de dag is belangrijk.
* **Ernstige mentale handicap:** IQ tussen 20 en 39.
* **Zeer ernstige mentale handicap:** IQ lager dan 20.
#### 1.3.3 Terugkerende kenmerken en ondersteuningsbehoeften
Ondanks de individuele verschillen zijn er terugkerende kenmerken die vaker voorkomen bij personen met een verstandelijke beperking: een beperkte exploratiedrang, een moeilijk te peilen belevingswereld, emotionele kwetsbaarheid, en het vasthouden aan het bekende. De behoefte aan ondersteuning varieert aanzienlijk in gradaties, vlakken en duur.
> **Tip:** Bij het diagnosticeren en begeleiden van personen met een verstandelijke beperking is het cruciaal om niet iedereen over één kam te scheren, maar rekening te houden met de unieke combinatie van beperkingen en sterktes, en de individuele ondersteuningsvraag.
---
# Oorzaken en kenmerken van verstandelijke beperkingen
Dit deel verkent de diverse factoren die kunnen leiden tot een verstandelijke beperking, zowel biologisch als sociaal-cultureel, en beschrijft de terugkerende kenmerken en specifieke uitingsvormen van de verschillende gradaties.
### 2.1 Definitie en diagnostiek van verstandelijke beperkingen
Een verstandelijke beperking wordt gedefinieerd als een aanzienlijke beperking van het intellectueel functioneren die tijdens de ontwikkelingsperiode ontstaat en gepaard gaat met een tekort in aangepast gedrag.
#### 2.1.1 Kerncomponenten van de definitie
* **Substantiële beperking in het verstandelijk functioneren:** Dit betekent moeilijkheden in het verwerven en aanwenden van vaardigheden in de interactie met de omgeving, wat zich uit in beperkingen in het intellectueel functioneren, significant beneden het gemiddelde (doorgaans een IQ lager dan 70-75). Intelligentie omvat diverse verstandelijke mogelijkheden zoals geheugen, redeneervermogen, probleemoplossing, abstract denken en leervermogen. Intelligentietests zoals de WISC (Wechsler Intelligence Scale for Children) en WAIS (Wechsler Adult Intelligence Scale) meten deze capaciteiten via subtests, maar de precieze definitie en meetbaarheid van intelligentie blijven complex, mede door culturele invloeden op testresultaten.
* **Ontstaan tijdens de ontwikkelingsfase:** De beperking moet zich manifesteren vóór de leeftijd van 18 jaar (soms tot 22 jaar). Een mentale beperking die na het 18e levensjaar ontstaat, wordt geclassificeerd als niet-aangeboren hersenletsel (NAH).
* **Tekort in aangepast of adaptief gedrag:** Dit betreft het onvermogen om zich aan te passen aan de maatstaven die corresponderen met de leeftijd- en cultuurgroep. Adaptieve vaardigheden omvatten:
* **Conceptuele adaptieve vaardigheden:** lezen, schrijven, kloklezen, omgang met geld.
* **Praktische adaptieve vaardigheden:** persoonlijke hygiëne, gebruik van machines, huishoudelijke taken, GSM-gebruik.
* **Sociale adaptieve vaardigheden:** communicatie (ook non-verbale), aangaan en onderhouden van relaties, sociaal wenselijk gedrag, hanteren van conflictsituaties, inschatten van risico's.
#### 2.1.2 Evolutie van de definitie en classificatie
De definitie van mentale beperkingen is geëvolueerd van negatieve benamingen (idioten, imbecielen, debielen, achterlijken) naar neutralere termen die de nadruk leggen op 'anders'-zijn en gelijkwaardigheid. Moderne benaderingen verschuiven de focus van de beperking naar de ondersteuningsbehoefte van de persoon. De nieuwe indeling is gebaseerd op de mate van ondersteuning die nodig is: tijdelijke, beperkte, ruime of continue ondersteuning. Echter, binnen het werkveld en onderwijs wordt nog vaak de klassieke indeling gehanteerd: licht, matig, ernstig en zeer ernstig. De diagnose wordt gesteld op basis van zowel het intellectueel functioneren als de ondersteuningsbehoefte.
### 2.2 Mogelijke oorzaken van verstandelijke beperkingen
De oorzaken van een verstandelijke beperking zijn divers en kunnen zowel biologisch als sociaal-cultureel van aard zijn, waarbij een combinatie van factoren vaak een versterkende werking heeft.
#### 2.2.1 Biologische factoren
* **Chromosomale afwijkingen:** Bijvoorbeeld het syndroom van Down.
* **Stoornissen door genmutaties:** Specifieke genetische afwijkingen die de ontwikkeling van de hersenen beïnvloeden.
* **Perinatale oorzaken:** Problemen die optreden tijdens de zwangerschap en bevalling, zoals infecties bij de moeder, complicaties tijdens de geboorte, zuurstoftekort.
* **Postnatale oorzaken:** Problemen die zich na de geboorte voordoen, zoals ernstige infecties (hersenvliesontsteking), hoofdletsel (shaken-infant syndroom) of ernstige ondervoeding.
#### 2.2.2 Sociaal-culturele factoren
Deze factoren spelen met name een rol bij lichte verstandelijke beperkingen en omvatten:
* **Sociaal-economische context:** Leven in armoede, gebrek aan stimulatie, onderwijs en gezondheidszorg.
* **Mishandeling en verwaarlozing:** Emotionele en fysieke mishandeling kan de cognitieve en emotionele ontwikkeling schaden.
* **Ernstige ondervoeding of voedingsstoornissen:** Dit kan de hersenontwikkeling belemmeren.
Het multifactoriële etiologische model erkent de wisselwerking tussen deze risicofactoren gedurende de ontwikkeling van een individu.
### 2.3 Kenmerken van verstandelijke beperkingen per gradatie
De kenmerken van een verstandelijke beperking variëren aanzienlijk afhankelijk van de gradatie, die wordt ingedeeld op basis van het IQ.
#### 2.3.1 Lichte mentale beperking (IQ 55-70 of 55-75)
Dit is de grootste groep, verantwoordelijk voor ongeveer 80 à 85% van de gevallen. Uiterlijk zijn er vaak geen opvallende verschillen.
* **Cognitief:**
* Oppervlakkige informatieverwerking.
* Vooral concreet denken; abstract denken is beperkt.
* Logisch redeneren en verbanden leggen is vooral in concrete situaties mogelijk; transfer naar nieuwe situaties is moeilijk.
* Moeite met tijdsindeling en inschatting.
* Impulsief denken en handelen.
* Moeite met onderscheiden van hoofd- en bijzaken, wat planning bemoeilijkt.
* Verminderd probleemoplossend vermogen (oorzaak en gevolg).
* Leervaardigheden komen overeen met het niveau van het 3e leerjaar.
* **Communicatie:**
* Beperktere woordenschat en minder zuivere grammatica.
* Moeite met afstemming van communicatie op de gesprekspartner.
* Minder nuance en tact.
* **Sociaal-affectief:**
* Emotioneel labiel, met schommelende emoties die het functioneren sterk beïnvloeden.
* Moeite met het hanteren van eigen emoties en het inschatten van emoties bij anderen.
* Gevoelig voor gedrags- of psychische problemen, met name in stressvolle situaties.
* Zelfbeeld kan variëren van onderschatting tot overschatting.
* Sterk beïnvloedbaar door steun- of identificatiefiguren, wat kan leiden tot bendevorming, criminaliteit of verslaving.
* Egocentrisch met een lage frustratietolerantie.
* Moeite met aangaan en onderhouden van relaties en vriendschappen.
* **Motoriek:**
* Soms moeilijkere oog-handcoördinatie en schrijfmotoriek.
#### 2.3.2 Matige mentale beperking (IQ 40-54)
Deze groep is heterogeen met uiteenlopende oorzaken en uitingsvormen. De ontwikkelingsachterstand is sneller zichtbaar, reeds in de eerste levensjaren.
* **Motoriek:**
* Ontwikkeling trager (zitten en lopen vaak na 18-24 maanden).
* Fijne motoriek vereist veel oefening.
* Oog-handcoördinatie is moeilijker.
* Oriëntatie in tijd, ruimte en plaats is beperkt; gericht op de bekende omgeving en het hier en nu.
* Verhoogde gevoeligheid voor gezondheidsproblemen.
* **Cognitief:**
* Trager denken en beperkte concentratie.
* Kritiekloos en star denkpatroon.
* Leren verloopt het best via gestructureerde DOE-activiteiten, met veel herhaling. Overvraging dient vermeden te worden.
* Redelijke zelfredzaamheid (aankleden, wassen, eenvoudige huishoudelijke taken), maar met noodzaak tot herhaling, visuele ondersteuning en stappenplannen.
* **Communicatie:**
* Communicatie kan beperkt zijn, met soms moeite met grammatica en zinsconstructie.
* Gevoelens worden mogelijk minder zuiver gecommuniceerd en de persoon voelt zich mogelijk niet begrepen.
* **Sociaal-affectief:**
* Zwakke ontwikkeling van zelfbeeld, zelfcontrole en zelfbeschikking.
* Gevoelens zoals frustratie en verdriet kunnen moeilijk geuit worden.
#### 2.3.3 Ernstige mentale handicap (IQ 20-39)
* **Cognitief:** Zeer beperkt intellectueel functioneren. Vaak afhankelijk van intensieve ondersteuning voor dagelijkse activiteiten.
* **Communicatie:** Communicatie is vaak zeer basaal en kan bestaan uit non-verbale signalen, gebaren of enkele woorden.
* **Motoriek:** Significante motorische beperkingen zijn vaak aanwezig.
* **Zelfredzaamheid:** Beperkte zelfredzaamheid, vaak hulp nodig bij persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken.
#### 2.3.4 Zeer ernstige mentale handicap (IQ ≤ 20)
* **Cognitief:** Zeer ernstig beperkt intellectueel functioneren.
* **Communicatie:** Beperkte tot geen verbale communicatie.
* **Motoriek:** Vaak ernstige motorische beperkingen.
* **Zelfredzaamheid:** Volledige afhankelijkheid voor alle dagelijkse levensbehoeften.
### 2.4 Terugkerende kenmerken en ondersteuningsbehoeften
Ondanks de verschillen per gradatie, zijn er enkele terugkerende kenmerken die bij veel personen met een verstandelijke beperking voorkomen:
* **Beperkte exploratiedrang:** Minder geneigd om actief de omgeving te verkennen.
* **Moeilijk te peilen belevingswereld:** Het is soms lastig om te begrijpen wat de persoon van binnen ervaart.
* **Emotionele kwetsbaarheid:** Gevoeliger voor stress en emotionele schommelingen.
* **Vasthouden aan het bekende:** Voorkeur voor routine en bekende situaties.
De nood aan ondersteuning is essentieel en varieert op verschillende vlakken, gradaties en in duur, wat de basis vormt voor individuele begeleidingsplannen en onderwijsaanpakken.
> **Tip:** Bij de diagnostiek en begeleiding is het cruciaal om niet alleen te focussen op het IQ, maar ook op de adaptieve vaardigheden en de specifieke ondersteuningsbehoeften van het individu, in interactie met de omgeving.
> **Voorbeeld:** Een persoon met een licht verstandelijke beperking kan op cognitief vlak beperkingen hebben in abstract redeneren, maar wel uitblinken in praktische vaardigheden zoals tuinieren, mits duidelijke instructies en visuele ondersteuning.
---
# Onderwijs, begeleiding en ondersteuning
Dit onderwerp behandelt de praktische aspecten van onderwijs en begeleiding voor personen met verstandelijke beperkingen, inclusief de indeling in niveaus, opleidingsvormen en specifieke ondersteuningsbehoeften op het gebied van leren, sociale interactie en zelfredzaamheid.
### 3.1 Definitie en kenmerken van verstandelijke beperkingen
Een verstandelijke beperking wordt gedefinieerd als een substantiële beperking in het intellectueel functioneren, die ontstaat tijdens de ontwikkelingsfase en gepaard gaat met tekorten in aangepast gedrag.
#### 3.1.1 Kenmerken van een verstandelijke beperking
Een verstandelijke beperking omvat de volgende vier kernelementen:
1. **Substantiële beperking in het verstandelijk functioneren:** Moeilijkheden in het verwerven en toepassen van vaardigheden in interactie met de omgeving en het dagelijks leven. Dit wordt gemeten met intelligentietests, waarbij een IQ lager dan 70-75 wordt gehanteerd. Intelligentie omvat diverse cognitieve vaardigheden zoals geheugen, redeneervermogen, abstract denken en probleemoplossende vaardigheden.
2. **Beperkingen in het intellectueel functioneren (IQ lager dan 70-75):** Intelligentie is complex en moeilijk exact te definiëren en te meten. IQ-tests zoals de WISC en WAIS meten verschillende subtests, maar kunnen cultureel bepaald zijn en niet alle vaardigheden, zoals 'splintervaardigheden' (idiots savants), naar voren brengen.
3. **Ontstaan tijdens de ontwikkelingsfase:** De beperking moet ontstaan vóór de leeftijd van 18 jaar (soms 22 jaar). Een beperking die later ontstaat, wordt geclassificeerd als niet-aangeboren hersenletsel (NAH).
4. **Tekort in aangepast of adaptief gedrag:** Dit verwijst naar het onvermogen om te voldoen aan de maatstaven van de eigen leeftijd- en cultuurgroep op het gebied van adaptieve vaardigheden. Deze vaardigheden omvatten:
* **Conceptuele vaardigheden:** Lezen, schrijven, kloklezen, omgang met geld.
* **Praktische vaardigheden:** Persoonlijke hygiëne, gebruik van machines, huishoudelijke taken, GSM-gebruik.
* **Sociale vaardigheden:** Communicatie (inclusief non-verbale), aangaan en onderhouden van relaties, sociaal wenselijk gedrag, hanteren van conflictsituaties, inschatten van risico's.
#### 3.1.2 Evolutie van de definitie en focus op ondersteuning
De definitie van verstandelijke beperking evolueert naar een focus op het zelfstandig vormgeven van iemands bestaan en de ondersteuningsvraag. De nadruk ligt steeds meer op het samenspel tussen omgeving en persoon, en de organisatie van hulpverlening gebaseerd op de ondersteuningsbehoefte (tijdelijk, beperkt, ruim, continu). In het werkveld wordt echter nog vaak de klassieke indeling gehanteerd.
#### 3.1.3 Mogelijke oorzaken van een verstandelijke beperking
Oorzaken kunnen biologisch (chromosomale afwijkingen, genmutaties), perinatale en postnatale factoren zijn. Sociaal-culturele factoren, met name bij een lichte verstandelijke beperking (sociaal-economische context, mishandeling, ondervoeding), spelen ook een rol. Vaak is er sprake van een combinatie van factoren (multifactorieel model).
### 3.2 Indeling in niveaus en opleidingsvormen
De hulpverlening is georganiseerd op vier niveaus, die corresponderen met de gradatie van de beperking en de bijbehorende ondersteuningsbehoeften.
#### 3.2.1 Vier niveaus van verstandelijke beperking
* **Lichte mentale handicap (IQ 55-70/75):**
* Grootste groep (80-85%).
* Uiterlijk weinig waarneembare verschillen, soms lichte fysieke afwijkingen, verminderd gehoor/zicht, epilepsie.
* **Cognitief:** Oppervlakkige informatieverwerking, moeite met abstract denken, logisch redeneren en transfer van kennis. Impulsief denken en handelen, moeite met onderscheiden hoofd- en bijzaken, oorzaak-gevolgrelaties. Leervaardigheden vergelijkbaar met het 3e leerjaar.
* **Communicatie:** Beperktere woordenschat, minder zuivere grammatica, moeite met afstemming op gesprekspartner, minder nuance en tact.
* **Sociaal-affectief:** Emotioneel labiel, sterke invloed van emoties op functioneren, moeite met inschatten eigen emoties en die van anderen. Kwetsbaar voor beïnvloeding (bendevorming, criminaliteit, verslaving). Egocentrisch, lage frustratietolerantie. Moeite met aangaan en onderhouden van relaties.
* **Matige mentale beperking (IQ 40-54):**
* Ontwikkelingsachterstand is sneller zichtbaar vanaf de vroege kinderjaren.
* **Motoriek:** Tragere ontwikkeling (zitten, lopen), fijnere motoriek vraagt oefening, oog-handcoördinatie moeilijker. Oriëntatie in tijd en ruimte beperkt tot de directe omgeving. Verhoogde gevoeligheid voor gezondheidsproblemen.
* **Cognitief:** Trager denken, beperkte concentratie, kritiekloos en star denkpatroon. Leren via gestructureerde DOE-activiteiten, herhaling is cruciaal. Overvraging vermijden.
* **Zelfredzaamheid:** Redelijk zelfredzaam in aankleden, wassen en eenvoudige taken (huishoudelijk, tuinonderhoud). Nood aan herhaling, visuele ondersteuning en stappenplannen.
* **Communicatie:** Kan beperkt zijn, taalgebruik kan eenvoudig zijn.
* **Sociaal-affectief:** Gevoelens minder zuiver gecommuniceerd, gevoelens van onbegrip. Zwakkere ontwikkeling van zelfbeeld, zelfcontrole en zelfbeschikking.
* **Ernstige mentale handicap (IQ 20-39):**
* Meer significante beperkingen in alle ontwikkelingsdomeinen.
* Communicatie is vaak zeer beperkt, mogelijk primair non-verbaal.
* Grote behoefte aan gestructureerde, herhalende en concreet vormgegeven ondersteuning.
* Zelfredzaamheid is sterk beperkt, veel hulp nodig bij dagelijkse taken.
* Emotionele expressie is vaak primair en direct.
* **Zeer ernstige mentale handicap (IQ ≤ 20):**
* Meest significante beperkingen.
* Vaak afhankelijk van anderen voor alle basisbehoeften.
* Communicatie is vaak non-verbaal of beperkt tot basisbehoeften.
* Ondersteuning is continu en gericht op basiszorg en welzijn.
#### 3.2.2 Opleidingsvormen en onderwijs
* **Basisaanbod (BuBaO):** Voor kinderen met een lichte tot matige verstandelijke beperking.
* **Opleidingsvorm 3 (OV3) van BuSO:** Gericht op het instromen in het gewoon arbeidscircuit met nadruk op praktische, sociale en emotionele vaardigheden.
* **Opleidingsvorm 1 of 2 van BuSO:** Voor kinderen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking, met nadruk op zelfredzaamheid, motorische en sociale ontwikkeling, vaak op basis van een individueel handelingsplan.
* **Inclusief onderwijs:** De evolutie van het M-decreet naar het leersteundecreet benadrukt inclusie.
### 3.3 Onderwijs en begeleidingstips
Onderwijs en begeleiding dienen individueel afgestemd te worden op het niveau en de specifieke behoeften van de persoon.
#### 3.3.1 Onderwijsbegeleiding
* **Lichte mentale beperking:** Focus op praktische vaardigheden (hout, metaal, tuin, huishouden), sociale vaardigheden (samenwerken, conflicten oplossen) en emotionele vaardigheden (verantwoordelijkheid, gevoelens benoemen, mogelijkheden inschatten).
* **Matige mentale beperking:** Nadruk op zelfredzaamheid, motorische ontwikkeling en sociale omgang. Individuele handelingsplannen zijn essentieel. Weinig focus op theoretische schoolse kennis.
#### 3.3.2 Begeleiding in het dagelijks leven
* **Begeleid wonen/thuisbegeleiding/tehuizen voor niet-werkenden:** Ondersteuning bij wonen en dagelijkse activiteiten.
* **Dagcentra, begeleid werk:** Structurele dagbesteding en werkondersteuning.
* **Structureren van de dag:** Gebruik van dagschema's, stappenplannen en visuele ondersteuning.
* **Stimuleren van initiatief en verantwoordelijkheid:** Aanleren van zelfredzaamheid en eigen keuzes maken.
> **Tip:** Bij de begeleiding is het cruciaal om rekening te houden met de beperkte exploratiedrang, de moeilijk te peilen belevingswereld, de emotionele kwetsbaarheid en de behoefte aan het vasthouden aan het bekende van personen met een verstandelijke beperking. Elke persoon is uniek en vraagt een aangepaste aanpak.
> **Tip:** Observeer en luister aandachtig naar de signalen van de persoon. De ondersteuningsvraag staat centraal. Pas de omgeving en de aanpak aan om de persoon zijn plaats te laten vinden.
> **Tip:** Herhaling, concrete voorbeelden, visuele ondersteuning en het hanteren van eenvoudige taal zijn essentiële elementen in het onderwijs en de begeleiding. Vermijd overvraging en frustratie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Verstandelijke beperking | Een toestand waarbij iemand op intellectueel gebied beduidend beneden het gemiddelde functioneert, wat tot uiting komt tijdens de ontwikkelingsperiode en gepaard gaat met een tekort in aangepast gedrag. Dit omvat beperkingen in het intellectueel functioneren (doorgaans IQ < 70-75) en problemen in het verwerven en toepassen van vaardigheden voor het dagelijks leven. |
| Adaptief gedrag | Het geheel van conceptuele, praktische en sociale vaardigheden die iemand nodig heeft om zich aan te passen aan de maatstaven die overeenkomen met zijn leeftijd- en cultuurgroep. Voorbeelden zijn lezen, schrijven, geldbeheer, persoonlijke hygiëne, communicatie en het aangaan van sociale relaties. |
| IQ (Intelligentiequotiënt) | Een score die wordt verkregen uit gestandaardiseerde tests om het intellectuele functioneren van een persoon te meten, in vergelijking met het gemiddelde van zijn leeftijdsgroep. Een IQ lager dan 70-75 wordt doorgaans geassocieerd met een verstandelijke beperking. |
| Ontwikkelingsfase | De periode tijdens de kinder- en adolescentietijd waarin belangrijke fysieke, cognitieve, sociale en emotionele veranderingen plaatsvinden. Bij verstandelijke beperkingen is het cruciaal dat de beperkingen ontstaan vóór de leeftijd van 18 of 22 jaar. |
| Oligofrenen | Een verouderde medische term, afkomstig uit de psychiatrie, die werd gebruikt om personen met een verstandelijke achterstand aan te duiden. De term is nu achterhaald en vervangen door neutralere benamingen. |
| Mentale handicap | Een andere term voor verstandelijke beperking, die de nadruk legt op de beperkingen in het mentale of intellectuele functioneren. Deze term wordt in de volksmond nog veel gebruikt, hoewel 'verstandelijke beperking' de voorkeur geniet in professionele kringen. |
| BuBaO (Basisaanbod) | Een type onderwijs binnen het buitengewoon basisonderwijs dat gericht is op kinderen met speciale onderwijsbehoeften, waaronder kinderen met een verstandelijke beperking. |
| BuSO (Buitengewoon Secundair Onderwijs) | Het secundair onderwijs voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Het kent verschillende opleidingsvormen, waaronder opleidingsvorm 3 die zich richt op het voorbereiden op het gewone arbeidscircuit. |
| Cognitieve ontwikkeling | Het proces van ontwikkeling van denkvermogen, geheugen, taal, probleemoplossing en andere intellectuele vaardigheden. Bij personen met een verstandelijke beperking verloopt deze ontwikkeling trager en kan deze op bepaalde gebieden beperkt blijven. |
| Sociaal-emotionele ontwikkeling | De ontwikkeling van het vermogen om emoties te begrijpen en te reguleren, sociale relaties aan te gaan en te onderhouden, en een positief zelfbeeld te ontwikkelen. Deze ontwikkeling kan bij verstandelijke beperkingen extra ondersteuning vereisen. |
| NaH (Niet Aangeboren Hersenletsel) | Letsel aan de hersenen dat optreedt na de geboorte, bijvoorbeeld door een ongeval, beroerte of infectie. Dit is onderscheiden van een verstandelijke beperking die al vanaf de geboorte of tijdens de vroege ontwikkeling aanwezig is. |
| Idiots savants (les idiots savants) | Een term die wordt gebruikt om personen met een verstandelijke beperking of autisme aan te duiden die uitzonderlijke vaardigheden hebben op een specifiek gebied, vaak in contrast met hun algemene cognitieve beperkingen. |
| Multifactoriële etiologie | Het concept dat een bepaalde aandoening of toestand, zoals een verstandelijke beperking, wordt veroorzaakt door de wisselwerking van meerdere factoren (biologisch, psychologisch, sociaal). |