Cover
Start nu gratis INF20 Parasitologie import
Summary
# Importpathologie en worminfecties bij reizigers
Dit onderwerp verkent de benadering van patiënten die recent een verre reis hebben gemaakt, met specifieke aandacht voor worminfecties als een belangrijke groep importziekten en de kenmerken van immuniteit tegen wormen [1](#page=1).
### 1.1 Casus: Honeymoon aan het Malawimeer
Een jong koppel presenteert zich vijf weken na een reis naar een luxueuze lodge aan het Malawimeer. De vrouw ervaart sinds enkele dagen hevige jeuk, netelroosachtige zwellingen en symptomen die leken op een blaasontsteking, ondanks antibiotica. Ze meldt ook jeukende huidletsels op de laatste reisdagen, die ze toeschreef aan muggenbeten. Hoewel ze voorzorgsmaatregelen namen (preventieve medicatie, muggenwering, drinkwater, voedselhygiëne), namen ze deel aan boottochten en hebben ze gesnorkeld [3](#page=3).
De man heeft geen klachten, maar bij urineonderzoek bij beiden wordt hematurie geconstateerd. Het bloedonderzoek toont bij beiden een forse eosinofilie. Verdere analyse, doorsturen naar het Tropisch Instituut, bevestigt de aanwezigheid van antilichamen tegen *Schistosoma* (bilharziose) bij beiden. De behandeling met praziquantel wordt ingesteld [4](#page=4).
### 1.2 Importpathologie
Importpathologie betreft ziekten die in het thuisland niet voorkomen, maar wel bij patiënten na een reis naar het buitenland kunnen opduiken [1](#page=1).
#### 1.2.1 Kenmerken van tropische/ontwikkelingslanden in relatie tot importziekten
* **Andere pathologieën:** Vaak voorkomend op enorme schaal [5](#page=5).
* **Diagnostische en therapeutische beperkingen:** Vaak 'poor resource' settings, wat de mogelijkheden beperkt [5](#page=5).
* **Vectoren en omgevingsfactoren:** Andere vectoren, culturen, minder hygiëne en voedselhygiëne [5](#page=5).
* **Westerse perspectieven:** In onze streken is er vaak een gebrek aan klinische ervaring en beperkte diagnostische mogelijkheden en ervaring met deze ziekten [5](#page=5).
#### 1.2.2 Immigranten en importpathologie
Bij immigranten hangt de kans op importziekten af van de regio van herkomst en de 'hygiëne' status daar. Zij hebben vaak al veel en intensief contact gehad met diverse verwekkers. De nuttige waarde van serologie bij langdurig verblijf kan beperkt zijn vanwege de grote kans op vroegere blootstelling [5](#page=5).
#### 1.2.3 Westerse reizigers en importpathologie
Voor westerse reizigers is de ernst van importpathologie afhankelijk van de regio, duur van de reis, en specifieke reisformules (stad/platteland, accommodatiekwaliteit, algemene hygiëne). Er is een zeer uitgebreid scala aan infecties mogelijk, waaronder ook 'gewone' infecties [5](#page=5).
**Belangrijk aandachtspunt:** Een Afrikaan die lange tijd in het Westen heeft verbleven, kan zijn immuniteit verliezen (bv. voor malaria). Reizigers moeten ook opgepast zijn voor frequente koorts-syndromen zoals malaria en dengue. Steeds vaker wordt kolonisatie van reizigers met multiresistente bacteriën als een probleem gezien [5](#page=5).
#### 1.2.4 Voorbeelden van importpathologie in West-Europa
Enkele infecties die bijna steeds als importpathologie in West-Europa worden beschouwd (niet te memoriseren, maar ter illustratie) [6](#page=6):
* Rabies (geëlimineerd in West-Europa) [6](#page=6).
* Histoplasmosis (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Coccidioidomycosis (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Japanese encephalitis (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Malaria (geëlimineerd in West-Europa / niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Schistosoma (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Myasis (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Amoebae [6](#page=6).
* Wormen [6](#page=6).
* Shigella [6](#page=6).
* Typhoid fever (geëlimineerd in West-Europa) [6](#page=6).
* Trypanosoma (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Dengue virus (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
* Yersinia pestis (geëlimineerd in West-Europa) [6](#page=6).
* Melioidosis (niet West-Europees om ecologische/klimatologische redenen) [6](#page=6).
### 1.3 Parasitaire wormen
Ongeveer één op de drie mensen wereldwijd is geïnfecteerd met wormen [1](#page=1).
### 1.4 Immuniteit tegen wormen
Immuniteit tegen wormen deelt eigenschappen met de allergische respons. Verrassend genoeg vertonen patiënten met worminfecties vaak juist minder allergische responsen dan westerlingen [1](#page=1).
#### 1.4.1 Effector arm: eosinofiel (+IgE)
De immuunrespons tegen wormen kan mede gemedieerd worden door eosinofielen en IgE-antilichamen [2](#page=2).
#### 1.4.2 Effector arm: mastcel (+IgE)
Ook mastcellen, in combinatie met IgE-antilichamen, spelen een rol in de immuunrespons tegen wormen [2](#page=2).
### 1.5 Behandeling van parasitosen
De behandeling van parasitosen wordt verderop in het document besproken [2](#page=2).
### 1.6 Andere secties
De inhoudsopgave vermeldt ook secties over insecten en prionen, die verderop in het document aan bod komen [2](#page=2).
---
# Parasitaire wormen: soorten, levenscycli en diagnose
Dit deel behandelt de classificatie van parasitaire wormen, hun overdrachts- en infectiepatronen, en de methoden voor hun diagnose.
### 2.1 Indeling van parasitaire wormen
Parasitaire wormen worden ingedeeld in drie hoofdgroepen [7](#page=7):
* **Nematoden (rondwormen):** Voorbeelden zijn *Ascaris* en *Ancylostoma* [7](#page=7) [9](#page=9).
* **Trematoden (platwormen):** Voorbeelden zijn schistosomiase-verwekkers en zuigwormen [7](#page=7) [9](#page=9).
* **Plathelminten (lintwormen):** Voorbeelden zijn *Taenia* en *Echinococcus* [10](#page=10) [11](#page=11) [7](#page=7).
### 2.2 Overdrachts- en infectiepatronen
De overdracht van parasitaire wormen varieert en kan plaatsvinden via verschillende routes [9](#page=9):
* **Eitjes:** Opname van eitjes kan leiden tot infectie. Bekende voorbeelden zijn *Ascaris*, *Taenia solium*, *Echinococcus granulosus* (via hondeneitjes), en lintwormen [9](#page=9).
* **Larven:** Infectie kan ook plaatsvinden door penetratie van larven door de huid, zoals bij *Ancylostoma* en *Schistosoma* [9](#page=9).
* **Directe overdracht of voedsel:** Sommige wormen worden overgedragen via voedsel of direct contact [9](#page=9).
* **Vectoren:** Overdracht via insecten komt ook voor, bijvoorbeeld bij filariale wormen zoals *Wuchereria bancrofti* en *Loa loa* [9](#page=9).
**Levenscycli:**
Veel wormen hebben complexe levenscycli met één of meerdere tussenheren en een eindgastheer. De mens kan zowel tussengastheer (larven aanwezig in weefsels) als eindgastheer (volwassen worm aanwezig) zijn. Volwassen wormen bevinden zich vaak in het darmkanaal, maar ook in luchtwegen, galwegen en bloedvaten (bv. *Schistosoma*). Larven die 'per ongeluk' in weefsels terechtkomen, kunnen 'larva migrans' veroorzaken, waarbij ze tijdelijk overleven en migreren [7](#page=7).
**Lintwormen (*Taenia*):**
Lintwormen kunnen meerdere meters lang worden en hebben een gesegmenteerd lichaam met proglottiden. De eindsegmenten (proglottiden) worden gevuld met eitjes, breken af en verlaten het lichaam met de stoelgang. Hoewel de volwassen worm vaak ongevaarlijk is, kunnen de larven ernstige ziekte veroorzaken, zoals cysticercosis in de hersenen bij *T. solium*. *Taenia saginata* (rund) en *T. solium* (varken) zijn bekende soorten [10](#page=10).
**Lintwormen (*Echinococcus*):**
Bij *Echinococcus* bevinden zich "oncospheres" in de darm van de mens, terwijl cysten in de weefsels worden gevormd. De long is een veelvoorkomende locatie voor hydatidcysten [11](#page=11).
### 2.3 Schade door parasitaire wormen
De schade die door parasitaire wormen wordt veroorzaakt, is afhankelijk van het soort worm, het aantal aanwezige exemplaren en de locatie in het lichaam. Symptomen kunnen voortkomen uit malnutritie door grote aantallen in de darm of chronisch bloedverlies, maar ook door de aanwezigheid van wormen of larven op andere plaatsen. Wanneer larven zich in weefsels vestigen en cysten vormen, kan de differentiaaldiagnose met andere oorzaken van weefselafwijkingen (zoals tumoren) uitdagend zijn [7](#page=7) [8](#page=8).
### 2.4 Diagnose van parasitaire wormen
De diagnose van worminfecties kan op verschillende manieren worden gesteld [8](#page=8):
* **Aantonen van eieren, larven of segmenten:**
* Vaak worden wormen gediagnosticeerd door het aantonen van eieren in ontlasting, urine of luchtwegsecreties. Dit is alleen mogelijk als er voldoende volwassen wormen (soms alleen vrouwtjes) aanwezig zijn [8](#page=8).
* Lintwormsegmenten en spoelwormen kunnen soms het lichaam verlaten via de anus en stoelgang [8](#page=8).
* Aarswormpjes, frequent bij kinderen, leggen eitjes rond de anus, wat jeuk veroorzaakt. Deze eitjes worden niet in een fecesstaal gezocht, maar door een stukje kleefband op de anus te kleven en dit naar het laboratorium te sturen voor onderzoek op een draagglas [8](#page=8).
* **Serologische testen:**
* Serologische testen zijn speciespecifiek en nuttig bij lage ei-concentraties, infecties op weefsellocaties, of bij personen met beperkt contact met wormen (bv. westerse reizigers) [8](#page=8).
* Voor migranten zijn serologische testen vaak minder informatief, aangezien zij al een grote kans hebben gehad om met de parasiet in contact te komen en dus seropositief te zijn [8](#page=8).
> **Tip:** Bij de diagnose van worminfecties is het cruciaal om het specifieke wormsoort te identificeren, aangezien dit de behandelingsstrategie en prognose beïnvloedt. Houd rekening met de levenscyclus van de worm bij het interpreteren van diagnostische resultaten.
> **Tip:** In West-Europa zijn worminfecties door een hoge hygiëne standaard en goede gezondheidszorg zeldzaam geworden. Migratie en reizen kunnen echter leiden tot introductie en verspreiding van deze parasieten [7](#page=7).
---
# Schistosomiase (Bilharziose) en immuniteit
Dit onderwerp behandelt schistosomiase, een parasitaire infectie, met nadruk op de levenscyclus, pathologie, distributie en de immunologische reacties van het lichaam hiertegen.
### 3.1 Schistosomiase: overzicht en levenscyclus
Schistosomiase, ook bekend als Bilharziose, wordt veroorzaakt door parasitaire wormen van het genus *Schistosoma*. Deze platwormen infecteren een tussengastheer, een specifieke zoetwaterslak, waar ongeslachtelijke vermeerdering plaatsvindt. Larven verlaten de slak en dringen de huid van de mens binnen, waarna ze zich in het bloedvatenstelsel ontwikkelen tot volwassen wormen. De eieren worden via urine of ontlasting uitgescheiden en komen in water terecht, waaruit nieuwe larven (miracidia) ontstaan die weer op zoek gaan naar geschikte slakken [13](#page=13).
### 3.2 Pathologie en symptomen
De symptomen van schistosomiase zijn afhankelijk van de ernst van de infectie. Acute symptomen, die optreden één tot twee maanden na besmetting, omvatten koorts, rillingen, hoest, spierpijn, gebrek aan eetlust, gewichtsverlies, slapte, buik-, hoofd- en gewrichtspijn, diarree en misselijkheid. Deze acute fase duurt enkele weken tot maanden [13](#page=13).
De chronische fase wordt gekenmerkt door ontsteking in de blaas of darmen, met klachten zoals diarree met bloed of bloed in de urine die pas in een laat stadium ontstaan. Organen die aangetast kunnen worden zijn de longen, milt, lever, darmen en blaas. *Schistosoma haematobium* veroorzaakt voornamelijk blaasklachten, terwijl andere soorten meer de darmen aantasten. De eieren veroorzaken een immunologische ontstekingsreactie op de plaats waar ze terechtkomen. Eieren in het ruggenmerg of de hersenen kunnen leiden tot ontstekingen en eventuele verlammingen. Langdurige infecties kunnen resulteren in levercirrose en complicaties door nier- en urinewegafwijkingen [13](#page=13).
#### 3.2.1 Bijzondere uitingen van schistosomiasis
* **Katayama-syndroom (acute schistosomiasis):** Een overgevoeligheidsreactie op ontwikkelende wormen, ongeveer 4-6 weken na watercontact. Kenmerkend zijn koorts, huidverschijnselen (bv. galbulten, zwellingen), hoest, kortademigheid en soms diarree. Eieren zijn in deze fase vaak nog niet aantoonbaar, maar antistoffen wel [17](#page=17).
* **"Swimmers itch" (zwemmersjeuk):** Een reactie op larfjes die de huid binnendringen, met jeuk en huiduitslag. Dit treedt op door *Schistosoma*-soorten die vogels infecteren; de larfjes kunnen zich niet verder ontwikkelen bij mensen [17](#page=17).
#### 3.2.2 Histopathologie
Eieren die zich in weefsel bevinden, veroorzaken inflammatie, fibrose en verlies van functioneel weefsel [17](#page=17).
### 3.3 Distributie
Wereldwijd zijn ongeveer 200 miljoen mensen geïnfecteerd met schistosomiase. De meest voorkomende soorten en hun distributie zijn [14](#page=14):
* *Schistosoma haematobium*: Afrika, Midden-Oosten; voornamelijk urinewegen [15](#page=15).
* *Schistosoma japonicum*: Verre Oosten; voornamelijk darmen [15](#page=15).
* *Schistosoma mansoni*: Zuid-Amerika, Caraïben, Afrika, Midden-Oosten; voornamelijk darmen [15](#page=15).
### 3.4 Diagnose
De diagnose kan gesteld worden op basis van:
* **Niet-specifieke bevindingen:** Eosinofilie [15](#page=15).
* **Aantonen van eieren:** In feces of urine, hoewel de gevoeligheid beperkt kan zijn [15](#page=15).
* **Serologie:** Vooral nuttig bij primaire infecties of bij reizigers met weinig eiproductie; minder nuttig in endemische gebieden [15](#page=15).
* **Histologie:** Van aangetast orgaanweefsel [15](#page=15).
### 3.5 Preventie en behandeling
Preventie op reis houdt in dat men niet zwemt, pootbaadt of drinkt uit water in gebieden waar schistosomiase aanwezig is. Voor lokale bevolking is naast deze maatregelen ook slakkenbestrijding, hygiëne en bestrijding van infecties (om de cyclus te onderbreken) van belang [16](#page=16).
Behandeling van de wormen gebeurt met het anthelminticum praziquantel, dat in één toediening de wormen doodt. Fibrotische veranderingen in latere stadia worden door deze behandeling niet hersteld [16](#page=16).
### 3.6 Immuniteit tegen wormen
#### 3.6.1 Th2-respons en effectorcellen
De immuunrespons tegen parasitaire wormen wordt gedomineerd door een Th2-respons. Stimulatie van CD4 T-cellen in aanwezigheid van IL-4 leidt tot differentiatie tot Th2-cellen. Deze cellen activeren eosinofielen en zetten B-cellen aan tot een switch naar IgE-productie [18](#page=18).
* **Eosinofielen:** Behoren tot de effectorarm van de Th2-respons. Via exocytose van lysosomale enzymen kunnen zij grote structuren zoals wormeitjes en larven doden. De activatie van eosinofielen gebeurt mede via Fc$\epsilon$R (IgE) [18](#page=18) [19](#page=19).
* **Mastcellen en Basofielen:** Activering van mastcellen, gemedieerd door IgE, leidt tot de secretie van histamine. Dit kan de darmmotiliteit verhogen en wormen verdrijven. Mediatoren zoals histamine en leukotriënen werken lokaal [18](#page=18) [20](#page=20).
De Th2-respons werkt samen met Treg-responsen (via IL-10 en TGF-$\beta$) voor een efficiënte anti-helminth respons die anti-inflammatoir en genezend is, ondanks enige weefselschade. Th1 en Th17-responsen zijn minder geschikt tegen wormen [18](#page=18).
#### 3.6.2 Chronische inflammatie en fibrose
Chronische Th2-activatie kan leiden tot fibrose. Fibrose is de pathologische productie van collageen, resulterend in verlies van weefselstructuur. Dit treedt op na chronische inflammatie en wordt beïnvloed door inflammatoire en chronische Th2-cytokines zoals interleukine 4. Th1-cytokines daarentegen beschermen tegen fibrose. Fibrose komt vaak voor bij worminfecties zoals schistosomiase [18](#page=18) [21](#page=21).
* **Wondgenezing en littekenvorming:** Huidwondjes induceren inflammatie. Na het verdwijnen van inflammatoire stimuli verschijnen M2-macrofagen, die anti-inflammatoire cytokines (IL-10) en factoren voor weefselherstel produceren, zoals VEGF en TGF-$\beta$ [21](#page=21).
* **M2-macrofagen:** Hebben een vasculogene en immuunrespons-onderdrukkend fenotype, in tegenstelling tot M1-macrofagen die inflammatoir zijn [21](#page=21).
* **Myo-fibroblasten (Myo-FB):** Spelen een rol bij fibrose [21](#page=21).
#### 3.6.3 Paradoxale observaties
Bij mensen die in tropen leven en chronisch geïnfecteerd zijn met wormen, worden vaak verhoogde IgE-spiegels en eosinofilie gezien. Paradoxaal genoeg hebben deze patiënten zelden allergische reacties. Mogelijke verklaringen zijn de blokkade van Fc$\epsilon$R door niet-specifieke IgE, of onderdrukte T-celresponsen door chronische infectie [20](#page=20).
> **Tip:** Het is belangrijk om te onthouden dat de immunologische reacties bij schistosomiase complex zijn en zowel beschermende als pathologische aspecten kennen. De balans tussen Th1, Th2 en Treg-responsen is cruciaal.
> **Example:** Levercirrose en portale hypertensie zijn ernstige complicaties van chronische schistosomiase, vaak veroorzaakt door de fibrotische reactie op wormeieren in de lever. Dit illustreert de schadelijke gevolgen van langdurige inflammatie [22](#page=22).
---
# Darm-nematoden en behandelingsstrategieën
Dit gedeelte behandelt specifieke darm-nematoden, hun epidemiologie, symptomatologie en de diagnostische en therapeutische benaderingen, inclusief anthelmintica.
### 4.1 Belangrijke darm-nematoden
#### 4.1.1 Ascaris lumbricoides
* **Prevalentie:** Wereldwijd verspreid, treft honderden miljoenen mensen, met ongeveer een kwart van de wereldbevolking als drager [23](#page=23) [25](#page=25).
* **Symptomen:** Meestal asymptomatisch, tenzij er occassionele migratie van volwassen wormen optreedt [25](#page=25).
* **Diagnose:** Een volwassen worm werd reeds waargenomen tijdens een coloscopie [26](#page=26).
#### 4.1.2 Taenia (lintworm)
* **Classificatie:** Behorende tot de Plathelminthes (Platwormen), specifiek de Cestodes of lintwormen [24](#page=24).
* **Transmissie:** Verwerft men door cysten in vlees (rundvlees) te consumeren [24](#page=24).
* **Epidemiologie:** Zeer frequent wereldwijd, maar in onze streken beperkt door veterinaire controles [24](#page=24).
#### 4.1.3 Haakwormen (Ancylostoma duodenale, Necator americanus)
* **Prevalentie:** Ongeveer 750 miljoen dragers wereldwijd [27](#page=27).
* **Symptomen:** Kunnen buikpijn, anemie en respiratoire klachten veroorzaken bij de migratie van larven [27](#page=27).
* **Context:** Vaak geassocieerd met omstandigheden zoals mijnen waar sanitair gebrekkig is [28](#page=28).
* **Transmissie:** Larven kunnen de huid penetreren [33](#page=33).
#### 4.1.4 Trichuris trichiura (zweepworm)
* **Epidemiologie:** Wereldwijd verspreid, vaker voorkomend in tropische en armere regio's, met ongeveer 800 miljoen dragers, vaak kinderen [29](#page=29).
* **Symptomen:** Veroorzaakt abdominale last, die variabel kan zijn [29](#page=29).
* **Transmissie:** Fecaal-oraal, met verspreiding via de grond [33](#page=33).
#### 4.1.5 Enterobius vermicularis (aarswormpje)
* **Epidemiologie:** Wereldwijd verspreid, frequenter in gematigde klimaten, met ongeveer 40 miljoen dragers, voornamelijk kinderen [30](#page=30).
* **Symptomen:** Kenmerkend is anale jeuk; auto-infectie is mogelijk [30](#page=30).
* **Diagnose:** De scotch-tape test kan gebruikt worden; 's nachts komen wormpjes en eitjes anaal tevoorschijn, die gevangen worden met plakband en vervolgens microscopisch worden onderzocht [30](#page=30).
* **Transmissie:** Fecaal-oraal, met verspreiding via de grond [33](#page=33).
### 4.2 Diagnose van darmworm-infecties
* **Microscopie:** Het opsporen van eitjes in stoelgang is een gangbare methode, hoewel dit subjectief kan zijn en gevoeligheidsproblemen kent [31](#page=31).
* **Serologie:** Kan ook worden toegepast, maar hierbij kan er een probleem met specificiteit optreden, met mogelijke kruisreactiviteit of detectie van oude contacten [31](#page=31).
### 4.3 Behandelingsstrategieën
#### 4.3.1 Anthelmintica
* **Principe:** Anthelmintica zijn medicijnen die gebruikt worden tegen worminfecties. De keuze van het specifieke medicijn is afhankelijk van de wormsoort en de locatie van de infectie [32](#page=32).
* **Toediening:** Veel worminfecties kunnen met een eenmalige toediening worden behandeld [32](#page=32).
* **Voorbeelden van behandelingen:**
* **Aarswormpjes en spoelwormen (Ascaris):** Mebendazole (Vermox) wordt gebruikt. Dit middel heeft een cytotoxisch effect op de wormen die in de darm verblijven en wordt niet geresorbeerd na orale inname [32](#page=32).
* **Taenia (lintworm):** Niclosamide (Yomesan) wordt ingezet. Dit verstoort de energiehuishouding van de worm [32](#page=32).
* **Schistosomiase:** Kan behandeld worden met 1 tot 3 doses praziquantel; deze parasitaire ziekte kan veel inwoners van tropische landen ernstig debilitaren [32](#page=32).
### 4.4 Overige transmissieroutes en hosts
* **Darmparasieten (enkel mens als gastheer, zonder vector):**
* **Fecaal-oraal:** Eitjes verspreid via grond [33](#page=33).
* Ascaris lumbricoides [33](#page=33).
* Enterobius vermicularis [33](#page=33).
* Trichuris trichiura [33](#page=33).
* **Larven die huid penetreren:**
* Ancylostoma duodenale [33](#page=33).
* Necator americanus [33](#page=33).
* Strongyloides stercoralis (larven in weefsels) [33](#page=33).
* **Nematoden met arthropod vector (enkel mens als gastheer):**
* **Muggen:**
* Brugia malayi (lymfevaten, bloed) [33](#page=33).
* Wuchereria bancrofti (lymfevaten, bloed - elefantiasis) [33](#page=33).
* **Vliegen:**
* Loa loa (weefsels) [33](#page=33).
* Onchocerca volvulus (huid, ogen - rivierblindheid) [33](#page=33).
* **Zoonosen:**
* **Honden:**
* Toxocara canis (fecaal-oraal, eitjes; in weefsels, CNS mens, wereldwijd) [33](#page=33).
* **Vlees:**
* Trichinella spiralis (larven in varkensvlees en wild; in spieren, dunne darm mens, wereldwijd) [33](#page=33).
* **Tussengastheer:** Bijvoorbeeld Schistosoma [33](#page=33).
> **Tip:** Het is essentieel om de specifieke transmissieroutes en de meest voorkomende symptomen van elke wormsoort te onthouden voor diagnostische doeleinden. De behandelingsopties zijn vaak effectief, maar variëren per parasiet.
> **Tip:** Let op het verschil tussen nematoden die fecaal-oraal worden overgedragen en die welke via huidpenetratie binnenkomen, aangezien dit de preventiestrategieën beïnvloedt.
---
# Arthropoden als vectoren en parasieten
Arthropoden spelen een cruciale rol in de volksgezondheid, niet alleen als directe parasieten die zich voeden met bloed, maar ook als vectoren die ziekteverwekkers overbrengen.
### 5.1 Arthropoden als parasieten
Arthropoden kunnen optreden als ectoparasieten die zich voeden met bloed. Dit parasitisme kan tijdelijk zijn, waarbij het voeden slechts minuten tot uren duurt, of definitief, waarbij de arthropode zich permanent vestigt op de gastheer om te voeden en te repliceren.
#### 5.1.1 Tijdelijk parasitisme (bloedmaal)
* **Kortdurend (minuten):** Dit omvat muggen, mijten en vliegen. Sommige vliegen kunnen tevens eitjes deponeren, wat leidt tot myiasis [34](#page=34).
* **Langdurig (uren, dagen):** Teken vallen onder deze categorie [34](#page=34).
#### 5.1.2 Definitief parasitisme (permanente ectoparasieten)
* **Luizen:** Zoals *Pediculus humanus* en *Phthirus pubis* [34](#page=34).
* **Schurftmijt:** *Sarcoptes scabies* boort zich in de oppervlakkige huidlagen en creëert tunnels [34](#page=34).
### 5.2 Arthropoden als vectoren
Arthropoden fungeren als vectoren voor de overdracht van een breed scala aan micro- en macroparasieten, waaronder virussen, bacteriën, protozoa en wormen.
#### 5.2.1 Virale ziekten
* **(Arbo)Virussen:**
* Dengue koorts (overgedragen door muggen) [34](#page=34).
* Gele koorts (overgedragen door muggen) [34](#page=34).
* Hemorragische koortsen (overgedragen door teken en muggen) [34](#page=34).
#### 5.2.2 Bacteriële ziekten
* *Yersinia pestis* (veroorzaker van de pest), overgedragen door vlooien [34](#page=34).
* *Borrelia burgdorferi* (veroorzaker van de ziekte van Lyme), overgedragen door teken [34](#page=34).
* *Rickettsia rickettsii* (veroorzaker van Rocky Mountain spotted fever), overgedragen door teken [34](#page=34).
* *Rickettsia typhi* (veroorzaker van endemische tyfus), overgedragen door vlooien [34](#page=34).
#### 5.2.3 Protozoaire ziekten
* *Trypanosoma cruzi* (veroorzaker van Amerikaanse trypanosomiase of ziekte van Chagas), overgedragen door Reduviid wantsen [34](#page=34).
* *T. rhodesiense* en *T. gambiense* (veroorzakers van Afrikaanse trypanosomiase of slaapziekte), overgedragen door de tsetse vlieg [34](#page=34).
* *Plasmodium spp.* (veroorzaker van malaria), overgedragen door *Anopheles* muggen [34](#page=34).
* *Leishmania spp.* (veroorzaker van leishmaniasis), overgedragen door zandvliegen [34](#page=34).
#### 5.2.4 Ziekten veroorzaakt door wormen
* *Wuchereria* (veroorzaker van lymfatische filariasis), overgedragen door muggen [34](#page=34).
* *Onchocerca* (veroorzaker van onchocerciasis), overgedragen door vliegen [34](#page=34).
---
# Prionziekten
Prionziekten worden veroorzaakt door infectieuze eiwitconformaties die ernstige neurologische aandoeningen bij zowel dieren als mensen teweegbrengen [35](#page=35).
### 6.1 Kenmerken van prionen
Prionen zijn unieke infectieuze agentia met specifieke eigenschappen [35](#page=35):
* **Filtreerbaarheid:** Ze zijn filtreerbaar en kleiner dan 100 nanometer [35](#page=35).
* **Geen nucleïnezuur:** Prionen bevatten geen nucleïnezuur [35](#page=35).
* **Resistentie:** Ze zijn resistent tegen hitte en veel desinfectiemiddelen, evenals tegen bestraling [35](#page=35).
* **Gevoeligheid:** Ze zijn wel gevoelig voor bleekwater en fenol [35](#page=35).
* **Niet kweekbaar:** Prionen kunnen niet *in vitro* gekweekt worden [35](#page=35).
* **Geen immuunrespons:** Ze veroorzaken geen immuunrespons of ontsteking [35](#page=35).
* **Lange incubatie:** Prionziekten hebben doorgaans een zeer lange incubatietijd [35](#page=35).
### 6.2 Ziekten veroorzaakt door prionen
Prionziekten komen voor bij zowel dieren als mensen [35](#page=35).
* **Dierziekten:**
* Gekke koeienziekte (Boviene Spongiforme Encefalopathie, BSE) [35](#page=35).
* Scrapie bij schapen [35](#page=35).
* **Menselijke ziekten:**
* Kuru [35](#page=35).
* Creutzfeldt-Jakob ziekte (CJD) [35](#page=35).
* Variante CJD (vCJD) [35](#page=35).
### 6.3 Het mechanisme van prionziekten
Het heersende wetenschappelijke inzicht is dat fout opgevouwen, geglycosyleerde eiwitten, specifiek het prionproteïne scrapie (PrP$^{Sc}$), de ziekten veroorzaken [35](#page=35).
* **Structuur:** De sequentie van PrP$^{Sc}$ is identiek aan die van het normale cellulaire prionproteïne (PrP$^{C}$) [35](#page=35).
* **Conformatieverandering:** Het cruciale verschil zit in de driedimensionale opvouwing van het eiwit. Deze abnormale opvouwing vermindert de oplosbaarheid van het eiwit [35](#page=35).
* **Overdracht:** De abnormale conformatie van PrP$^{Sc}$ kan zich voortzetten in, en overdragen op, naburige PrP$^{C}$ eiwitten, waardoor een kettingreactie ontstaat van verdere misvouwing [35](#page=35).
> **Tip:** Hoewel de prionhypothese breed geaccepteerd is, duikt er af en toe nog discussie op en wordt een virale theorie weer naar voren geschoven [35](#page=35).
### 6.4 Incubatietijden
De incubatietijden voor prionziekten zijn opmerkelijk lang:
* Kuru: 35 tot 50 jaar [35](#page=35).
* Variante CJD (vCJD): Enkele jaren [35](#page=35).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Importpathologie | Ziekten die niet endemisch zijn in een bepaald gebied, maar worden geïntroduceerd door reizigers of geïmporteerde goederen, zoals worminfecties die opgedaan zijn tijdens reizen naar tropische gebieden. |
| Parasitaire wormen | Een algemene term voor wormachtige organismen die ten koste van een gastheer leven, zoals nematoden (rondwormen), trematoden (platwormen zoals schistosomiase) en cestoden (lintwormen). |
| Schistosomiase (Bilharziose) | Een ziekte veroorzaakt door parasitaire wormen van het geslacht Schistosoma, die voornamelijk de urinewegen of de darmen aantasten en worden overgedragen via contact met besmet water. |
| Eosinofilie | Een verhoogd aantal eosinofielen in het bloed, wat vaak een indicator is van parasitaire infecties, allergische reacties of bepaalde andere immuunstoornissen. Eosinofielen spelen een rol bij de afweer tegen grote parasieten. |
| IgE (Immunoglobuline E) | Een type antilichaam dat betrokken is bij allergische reacties en de afweer tegen parasieten. Verhoogde IgE-niveaus zijn vaak geassocieerd met parasitaire infecties en atopische aandoeningen. |
| Mastcel | Een type immuuncel dat belangrijke mediatoren zoals histamine vrijgeeft bij de activering, wat leidt tot lokale ontstekingsreacties en symptomen zoals jeuk, zwelling en vernauwing van de luchtwegen. |
| Larva migrans | Een aandoening die wordt veroorzaakt door de migratie van larven van bepaalde parasieten door de weefsels van een gastheer, waarbij de larven zich niet volledig kunnen ontwikkelen en schade veroorzaken. |
| Anthelmintica | Geneesmiddelen die worden gebruikt om infecties met parasitaire wormen te behandelen. Ze werken op verschillende manieren, afhankelijk van het specifieke medicijn en de wormsoort. |
| Fecaal-oraal | Een transmissieweg voor ziekteverwekkers waarbij de besmetting plaatsvindt door inname van besmette feces, vaak via besmet voedsel, water of direct contact. |
| Arthropoden | Een grote fylum van ongewervelde dieren die onder andere insecten, spinnen, schaaldieren en duizendpoten omvat. Veel arthropoden fungeren als vectoren voor ziekteverwekkers. |
| Vector | Een organisme, vaak een arthropode zoals een mug of teek, dat ziekteverwekkers overbrengt van een geïnfecteerde gastheer naar een andere gastheer zonder zelf ziek te worden. |
| Prion | Een infectieus agens dat bestaat uit een abnormaal gevouwen eiwit, zonder genetisch materiaal (DNA of RNA). Prionen veroorzaken fatale neurodegeneratieve ziekten zoals Creutzfeldt-Jakob. |
| Th2-cellen | Een subtype van T-helpercellen die een belangrijke rol spelen bij de immuunrespons tegen parasieten en bij allergische reacties. Ze stimuleren de productie van IgE en eosinofielen. |
| Fibrose | Een pathologische toestand waarbij littekenweefsel ontstaat als gevolg van chronische ontsteking of weefselbeschadiging, wat leidt tot verlies van normale weefselfunctie. |
| Cytokines | Kleine eiwitmoleculen die door immuuncellen en andere cellen worden geproduceerd en die communiceren tussen cellen, het immuunsysteem reguleren en ontstekingsreacties mediëren. |