Cover
Start nu gratis S2 Syndromale les
Summary
# Huid- en wondinfecties
Huid- en wondinfecties behandelen de klinische beelden, symptomen, verwekkers, overdracht, diagnose en behandeling van infecties van de huid en bijbehorende structuren, inclusief specifieke aandoeningen zoals impetigo, folliculitis, erysipelas en necrotiserende infecties.
## 1. Huid- en wondinfecties
### 1.1 Algemeen overzicht
Huid- en wondinfecties omvatten infecties van de huid en haar/nagel aanhechtingen, zowel op een intacte huid als na een verwonding. Het hoofdsymptoom is lokale ontsteking, eventueel gepaard gaande met koorts. Complicaties kunnen bestaan uit lokale of systemische uitbreiding van de ontsteking. Aanverwante ziekten en syndromen, zoals exanthemen bij infecties of toxische aantasting van de huid, vallen hier ook onder [1](#page=1).
### 1.2 Spectrum van symptomen en verwekkers
De symptomen omvatten de klassieke tekenen van inflammatie: roodheid (rubor), warmte (calor), pijn (dolor) en zwelling (tumor). Koorts treedt op bij uitgebreidere letsels. De verwekkers zijn onder meer bacteriën, virussen en schimmels. Overdracht geschiedt meestal via direct contact, of vanuit de eigen flora bij lokale verzwakking van de huidbarrières. De incubatietijd varieert afhankelijk van de verwekker. De diagnose is veelal klinisch, maar kweekafname kan relevant zijn. Behandeling en preventie zijn afhankelijk van de verwekker; antibiotica of antimycotica kunnen noodzakelijk zijn [2](#page=2).
#### 1.2.1 Overdracht en verloop
Bij gezonde personen zijn huidinfecties meestal zelflimiterend, hoewel antibiotica of antimycotica en het wegnemen van lokale barrièreproblemen (bv. huiddefecten, vreemde lichamen) soms nodig zijn. Bij zieke of verzwakte personen, zoals bij uitgebreide brandwonden, ontstaan typisch problemen door grote barrièredirecten gecombineerd met verminderde algemene immuniteit. Bij herstel worden de kiemen geklaard; virussen kunnen chronisch aanwezig blijven [3](#page=3).
**Staphylococcus aureus** is een typische verwekker en bevindt zich bij ongeveer 30% van de bevolking in de neusgang (en soms keel, rond anus), vanwaar contaminatie van de rest van het lichaam kan plaatsvinden. Men kan persisterend drager, intermitterend drager of permanent niet-drager zijn. S. aureus bezit veel virulentiefactoren. Overdracht gebeurt via droplets, direct en indirect contact, waarbij de bacterie langdurig in de omgeving kan overleven. Bij schade aan de huid of slijmvliezen kan de bacterie de lymfe- en bloedbaan bereiken. Infectie is afhankelijk van het aantal bacteriën, virulentie, weefselconditie, snelheid van de ontstekingsreactie en persoonlijke afweer, die bescherming biedt via abcesvorming (pus, dode en levende S. aureus, dode/necrotische weefselcellen, leukocyten) [3](#page=3).
Coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) zijn minder virulent dan S. aureus en koloniseren de huid massaal. Ze kunnen soms infecties veroorzaken wanneer ze de bloedbaan bereiken, bijvoorbeeld via een katheter. Staphylococcus epidermidis wordt vaak als contaminant in culturen beschouwd, wat kan leiden tot vals-positieve hemoculturen [3](#page=3).
#### 1.2.2 Pathogenese
Lokale proliferatie van kiemen veroorzaakt schade en bemoeilijkt de afweer. Virussen infecteren de intacte opperhuid niet gemakkelijk en hebben een barrièrebreuk nodig (soms discrete defecten). Vreemde lichamen, zoals straatvuil in een wonde, bemoeilijken de genezing. Daarom is reiniging van wonden en het insnijden van abcessen belangrijk [4](#page=4).
**Antibioticaresistentie bij S. aureus:** Vroeger waren alle S. aureus-stammen penicillinegevoelig. Nu is 90-95% resistent door penicillinase, een smal-spectrum bèta-lactamase typisch voor stafylokokken. Huidinfecties worden daarom behandeld met een penicillinase-resistent penicilline, zoals oxacilline, flucloxacilline of methicilline. MRSA (methicilline-resistente S. aureus) is resistent tegen methicilline en alle bèta-lactam antibiotica, vaak ook tegen andere antibiotica. Ernstige MRSA-infecties worden behandeld met vancomycine intraveneus [4](#page=4).
Andere verwekkers hebben soms een andere epidemiologie, overdracht, pathogenese en behandeling [4](#page=4).
### 1.3 Diagnose
De diagnose is hoofdzakelijk klinisch. Voor het identificeren van verwekkers is gramkleuring en kweek nuttig tot noodzakelijk. Een uitstrijkje van etter met gramkleuring kan neutrofielen en stafylokokken aantonen [5](#page=5).
> **Tip:** De combinatie van klinische presentatie en microbiologische diagnostiek is cruciaal voor een adequate diagnose en behandeling van huid- en wondinfecties.
### 1.4 Specifieke huidinfecties
#### 1.4.1 Impetigo
* **Verwekker:** Staphylococcus aureus, eventueel in menginfectie met groep A streptokokken, of enkel groep A streptokokken (bv. S. pyogenes). S. aureus kan exfoliative toxines produceren, wat leidt tot blaarvorming, zoals bij het uitgebreide Staphylococcal Scalded Skin Syndrome (SSSS), dat voorkomt bij jonge kinderen en neonaten [6](#page=6).
* **Voorkomen:** Infectie van de epidermis met vorming van vesikels/pustels die indrogen en korstjes vormen. Vaker bij kinderen met minder immuniteit tegen stafylokokken, en bij beschadigde huid [6](#page=6).
* **Verloop:** Geneest spontaan binnen enkele weken. Beperking door ontsmetten en vermijden van direct contact [6](#page=6).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen [6](#page=6).
* **Preventie:** Hygiëne, wondjes ontsmetten [6](#page=6).
* **Behandeling:** Meestal conservatief, eventueel met fusidinezuur zalf; bij uitgebreide infecties antibiotica (flucloxacilline) [6](#page=6).
#### 1.4.2 Folliculitis/Furunkel
* **Verwekker:** Voornamelijk Staphylococcus aureus [7](#page=7).
* **Voorkomen:** Infectie van haarfollikels, bevorderd door talg [7](#page=7).
* **Folliculitis:** Puistje met een geel puntje, bevorderd door oliën en corticosteroïden [7](#page=7).
* **Furunkel:** Lokaal abces (steenpuist) [7](#page=7).
* **Karbunkel:** Fistelvorming naar diepte toe als etter subcutaan doorbreekt, met oppervlakkig nog individuele etterkopjes (negenoog) [7](#page=7).
* **Verloop:** Kan spontaan genezen [7](#page=7).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen [7](#page=7).
* **Behandeling:** Folliculitis: hygiëne, wassen, geen vette crèmes. Furunkel/karbunkel: bij koorts of op gevaarlijke locaties (rond de neus vanwege de sinus cavernosus) antibiotica (flucloxacilline) [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Een kleine, oppervlakkige infectie van een haarzakje met een puskopje rond de baardstreek valt onder folliculitis. Een diepere, meer uitgebreide infectie die zich als een abces presenteert, is een furunkel.
#### 1.4.3 Erysipelas en cellulitis
* **Verwekker:** Groep A streptokokken; cellulitis ook Staphylococcus aureus [8](#page=8).
* **Voorkomen:** Infectie van de dermis en subcutis, met (hoge) koorts en malaise. Cellulitis is minder scherp begrensd en dieper [8](#page=8).
* **Verloop:** Zelden spontane genezing; ernstig verloop kan hospitalisatie vereisen [8](#page=8).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen [8](#page=8).
* **Behandeling:** Antibiotica (flucloxacilline), oedeem inzwachtelen [8](#page=8).
#### 1.4.4 Necrotiserende infectie
* **Verwekker:** Groep A streptokokken, Staphylococcus aureus, menginfecties met grampositieve en gramnegatieve anaeroben, Clostridium perfringens (gasgangreen) [9](#page=9).
* **Voorkomen:** Hevige pijn en koorts, eventueel evolutie naar sepsis. Kan optreden na trauma of chirurgie [9](#page=9).
* **Verloop:** Weefsels sterven af door ischemie, snelle uitbreiding, sepsis en orgaanfalen [9](#page=9).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen, eventueel naaldaspiratie [9](#page=9).
* **Preventie:** Cruciaal is het meedogenloos reinigen van vuile wonden door schrobben en gebruik van zuurstofwater; eventueel profylactische antibiotica [9](#page=9).
* **Behandeling:** Chirurgie, intraveneuze antibiotica, intensieve opvolging en ondersteuning van vitale functies [9](#page=9).
#### 1.4.5 Bijtwonden
* **Verwekker:** Voornamelijk Staphylococcus aureus en gemengde orale flora van bijtend dier/mens [10](#page=10).
* **Symptomen:** Roodheid, eventueel etter [10](#page=10).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen; anamnese [10](#page=10).
* **Preventie:** Beten vermijden. Reiniging, preventieve antibiotica bij katten- of mensenbeten, postexpositieprofylaxe tegen tetanus [10](#page=10).
* **Behandeling:** Breedspectrum antibiotica, bv. amoxicilline + clavulaanzuur (Augmentin) [10](#page=10).
#### 1.4.6 Gemengde bacteriële wondkolonisatie en -infectie
Veel chronische wonden, zelfs indien niet oorspronkelijk infectieus, worden snel gekoloniseerd door diverse bacteriën (huid- en omgevingsbacteriën). Dit is op zich geen infectie, en onterecht antibioticagebruik hiervoor kan leiden tot kolonisatie met resistentere bacteriën [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** Een diabetische voet met progressieve cellulitis toont tekenen van infectie en vereist antibiotische behandeling, ondanks de aanwezigheid van bacteriële kolonisatie [11](#page=11).
#### 1.4.7 Gasgangreen
* **Verwekker:** Clostridium perfringens. Deze bacterie komt voor in de fecale flora, aarde en vuil als sporen. Contaminatie kan plaatsvinden tijdens chirurgie of ongevallen. Sporen groeien uit in anaerobe omstandigheden (dood weefsel met onvoldoende bloedtoevoer en dus zuurstof) [12](#page=12).
* **Pathogenese:** Actieve groei leidt tot productie van weefseldestructieve enzymen, wat snelle weefseldestructie veroorzaakt en verdere groei bevordert. Typisch voor gasgangreen is de aanwezigheid van gas, voelbaar bij palpatie of zichtbaar op radiografie [12](#page=12).
* **Behandeling:** Antibiotica, chirurgie en symptomatische ondersteuning [12](#page=12).
* **Preventie:** Goede heelkunde en wondzorg (en chemoprofylaxie) [12](#page=12).
**Clostridium spp.** (niet direct leerstof, ter illustratie): zijn anaerobe grampositieve sporevormende staven. Soorten zoals C. perfringens produceren weefselvernietigende enzymen, terwijl C. botulinum en C. tetani zeer potente neurotoxines produceren. Ze groeien strikt anaeroob en veroorzaken geen ziekte in gezond weefsel. Hun sporen overleven langdurig in de omgeving [13](#page=13).
### 1.5 Virale huidinfecties
#### 1.5.1 Herpes labialis (koortslip)
* **Verwekker:** HSV type 1 (typisch bovenste lichaamshelft, virus in ggl. trigeminale) en HSV type 2 (typisch onderste lichaamshelft, virus in sacrale ggl.) [15](#page=15).
* **Voorkomen:** Primaire infectie is vaak asymptomatisch (incubatietijd ca. 1 week). Reactivatie presenteert zich als vesikels met helder vocht (koortsblaasjes) die later korstjes vormen. Milde koorts en gezwollen submandibulaire klieren kunnen optreden. Reactivatie wordt uitgelokt door stress, menstruatie, koorts en zonlicht. Transmissie geschiedt door direct contact zolang de blaasjes nog niet verkorst zijn. Seropositiviteit voor HSV-1 is 40-95% [15](#page=15).
* **Verloop:** Het virus blijft definitief aanwezig in neuronen [15](#page=15).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen [15](#page=15).
* **Preventie:** Direct contact vermijden indien mogelijk [15](#page=15).
* **Behandeling:** Afwachten; bij complicaties zinkoxide/zinksulfaat of aciclovir. Bij systemische infecties (bv. bij immuundeficiëntie) perorale middelen [15](#page=15).
#### 1.5.2 Varicella en zona (waterpokken en gordelroos)
* **Verwekker:** Varicella zoster virus (VZV), een herpesvirus [16](#page=16).
* **Voorkomen:**
* **Primaire infectie (waterpokken):** Vlekken met jeukende blaasjes die korstjes worden. Kunnen secundair bacterieel geïnfecteerd raken (S. aureus, S. pyogenes), wat littekens kan veroorzaken [16](#page=16).
* **Reactivatie (gordelroos):** Op een bijhorend dermatoom, meestal eenmalig. Kan maandenlang postherpetische pijn veroorzaken [16](#page=16).
* **Complicaties:** Zeldzame complicaties zijn pneumonie, meningitis, encefalitis (zelden bij kinderen) [16](#page=16).
* **Verloop:** 90% wordt besmet bij contact met een zieke, zolang de blaasjes niet verkorst zijn. Incubatietijd is 14 dagen [16](#page=16).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen, vooral bij kinderen [16](#page=16).
* **Preventie:** Direct contact vermijden indien mogelijk [16](#page=16).
* **Behandeling:** Kinderen worden normaal niet behandeld. Aciclovir bij kinderen met verzwakt afweer of om koorts een dag te verkorten; vanaf 12 jaar antivirale therapie. Bij verzwakten kan het VZV-vaccin tot 72 uur na blootstelling worden toegediend [16](#page=16).
#### 1.5.3 Verrucae vulgares (wratjes)
* **Verwekker:** HPV (70 genotypen) [17](#page=17).
* **Verloop:** Transmissie door direct contact; virus is stabiel buiten het lichaam. Het virus dringt door minimale huidbeschadigingen binnen en vermenigvuldigt zich in de differentiërende basale cellen van de epidermis [17](#page=17).
#### 1.5.4 Mollusca Contagiosa (waterwratjes)
* **Verwekker:** Molluscum contagiosum virus (molluscipoxvirus) [17](#page=17).
* **Verloop:** Transmissie door direct contact, met een incubatietijd van maanden [17](#page=17).
### 1.6 Schimmelinfecties (mycosen)
#### 1.6.1 Tinea pedis (atleetvoet)
* **Verwekker:** Dermatofyten (keratinofiele schimmels). Tinea pedis wordt vaak veroorzaakt door Trichophyton rubrum [18](#page=18).
* **Voorkomen:** Erythemateuze huid, schilfering, jeuk. Komt voor op de voeten (tinea pedis) en andere plaatsen. Bevorderende factoren zijn gemeenschappelijke douches, slecht ventilerende schoenen en maceratie (zweetvoeten) [18](#page=18).
* **Verloop:** Geneest moeilijk [18](#page=18).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen. Eventueel kweek van de schimmel [18](#page=18).
* **Preventie:** Goede ventilatie van de voeten [18](#page=18).
* **Behandeling:** Antischimmelzalf [18](#page=18).
#### 1.6.2 Dermatofytosen en Candidiasis
Athlete's voet is een manifestatie van dermatofytosen (infecties door dermatofyten, schimmels). Candida kan ook diverse huidinfecties veroorzaken (gisten), met name in huidplooien en de vagina [19](#page=19).
---
# Genitale infecties en seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA)
Dit deel van het document focust op infecties van de geslachtsorganen, met nadruk op seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA/SOI). Het bespreekt verschillende syndromen, verwekkers zoals bacteriën, virussen en protozoa, overdracht, diagnose en behandeling, met aandacht voor complicaties en preventie [20](#page=20).
### 2.1 Klinisch beeld en deelsyndromen
Infecties van de geslachtsorganen kunnen een breed scala aan symptomen en syndromen veroorzaken. Hoewel de focus ligt op infecties van de geslachtsorganen die seksueel worden overgedragen, kunnen SOA's ook andere organen infecteren (bv. HIV, Hepatitis B) of symptomen buiten de geslachtsorganen veroorzaken [20](#page=20).
Veelvoorkomende hoofdsymptomen en syndromen zijn:
* Vaginitis [20](#page=20).
* Urethritis [20](#page=20).
* Cervicitis, met het risico op opstijgende infecties zoals Pelvic Inflammatory Disease (PID) [20](#page=20).
* Genitale ulcera of vesikels [20](#page=20).
* Tumoren en wratten [20](#page=20).
* Niet onfrequent kunnen deze infecties asymptomatisch verlopen [20](#page=20).
Complicaties van genitale infecties en SOA's zijn afhankelijk van het type en kunnen leiden tot:
* Opstijgende infecties met inflammatie, zoals PID, met potentiële gevolgen als infertiliteit en een verhoogd risico op extra-uteriene zwangerschap [20](#page=20).
* Systemische of metastatische infecties [20](#page=20).
* Ontwikkeling van kanker, zoals bij HPV-infecties [20](#page=20).
**SOA vs. niet-SOA:**
Een SOA wordt gekenmerkt door seksuele overdracht en specifieke complicaties. Bij de behandeling van een SOA is het cruciaal om ook de partner(s) mee te behandelen. Niet-SOA's hebben daarentegen geen seksuele overdracht en meestal weinig tot geen complicaties [20](#page=20).
#### 2.1.1 Vaginitis
De normale vaginale flora wordt gedomineerd door lactobacillen, die een zure pH handhaven en het microbioom stabiliseren, mede dankzij glycogeen uit epitheelcellen. Een verstoring van dit evenwicht (dysbacteriose), bijvoorbeeld door vaginale spoelingen of andere factoren, kan leiden tot vaginitis [21](#page=21).
**Oorzaken van vaginitis:**
* **Bacteriële vaginose (BV):** De meest frequente oorzaak van vaginitis. Het wordt gekenmerkt door een overgroei van bacteriën die normaal deel uitmaken van de vaginale flora, zoals *Prevotella spp.* en *Gardnerella vaginalis*. Dit resulteert in een storend vaginaal verlies, vaak met kwalijke geuren. Hoewel het primair ongemak veroorzaakt, brengt het ook risico's met zich mee, zoals een verhoogde transmissie van SOA's en vroeggeboorte [21](#page=21) [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Kenmerken:** Kan asymptomatisch zijn of gepaard gaan met een stinkende fluor en soms jeuk. Objectieve tekenen (Amsel criteria) omvatten een stinkend, grijs, homogeen beslag/fluor, een verhoogde vaginale pH (> 5), de aanwezigheid van amines (ruiken naar dode vis, versterkt door KOH-toevoeging – de 'sniff test') en 'clue cells' in microscopisch onderzoek. Microscopisch worden lactobacillen vervangen door coccobacillen; er is doorgaans weinig inflammatie en dus weinig neutrofielen [24](#page=24) [25](#page=25).
* **Complicaties:** Naast ongemak, verhoogt BV het risico op HIV-overdracht, andere SOA's en laag geboortegewicht/prematuriteit [24](#page=24).
* **Behandeling:** Meestal met metronidazol of clindamycine (oraal of lokaal). Recidieven zijn frequent [24](#page=24).
* **Candida vaginitis:** Veroorzaakt door overgroei van *C. albicans*. Typisch verlies van witte, vlokkige afscheiding en een branderig gevoel. De incidentie is hoger na antibioticagebruik en bij diabetes. De meeste vrouwen ervaren dit minstens één keer. (Zie ook les over schimmels voor meer details) [21](#page=21).
* **Trichomonas vaginalis vaginitis:** Een ware SOA veroorzaakt door een protozoön (*Trichomonas vaginalis*). Mannen kunnen urethritis ervaren met branderigheid en jeuk, terwijl vrouwen vulvitis en vaginitis met fluor, branderigheid en jeuk kunnen hebben. Complicaties kunnen PID en premature bevalling zijn. Overdracht vindt plaats via seksueel contact. De frequentie in België is laag, maar mogelijk onderschat. Diagnose kan via microscopie van een vers staal. Behandeling gebeurt met eenmalige toediening van metronidazol per os [21](#page=21) [32](#page=32).
**Tip:** De flora van de penis is gelinkt aan bacteriële vaginose bij partners, wat suggereert dat de rol voor transmissie onderschat kan worden [22](#page=22).
#### 2.1.2 SOA strictu sensu
SOA's stricto sensu zijn infecties die direct via seksueel contact worden overgedragen en specifieke complicaties met zich meebrengen [26](#page=26).
* **Symptomen:** Kunnen variëren van lokale symptomen zoals ulcera, pijn, branderig gevoel, afscheiding van secreten, tot systemische symptomen zoals koorts en huiduitslag. Op lange termijn kunnen complicaties zoals lokale tumoren, infertiliteit en infecties op afstand (bv. neurosyfilis) optreden [26](#page=26).
* **Verwekkers:** Omvatten virussen, bacteriën, protozoa en insecten (schaamluizen) [26](#page=26).
* **Overdracht:** Geschiedt door direct contact met besmette geslachtsorganen, soms via handen. SOA-pathogenen kunnen ook slijmvliezen en lichaamsopeningen infecteren die in contact komen met de geslachtsorganen [26](#page=26).
* **Risicogroepen:** Hoewel er risicogroepen bestaan (bv. door promiscuïteit), is occasioneel onveilig seksueel contact breed verspreid in de bevolking [26](#page=26).
* **Incubatietijd:** Varieert sterk afhankelijk van het type infectie, van kort na contact tot jaren later door complicaties [26](#page=26).
* **Diagnose:** Bij voorkeur via directe methoden, soms aangevuld met serologie. Bepaalde infecties (bv. PID, urethritis) worden syndromaal behandeld zonder noodzakelijk de verwekker aan te tonen. Sommige SOA's zijn aangifteplichtig [26](#page=26).
* **Behandeling en Preventie:** Behandeling omvat antibiotica of antivirale therapie. Partners worden in principe meebehandeld. Preventie door middel van veilig vrijen is essentieel, en er zijn enkele vaccins beschikbaar [26](#page=26).
#### 2.1.3 Gonorroe (door *Neisseria gonorrhoeae*)
* **Kenmerken:** Een bacterie met efficiënte aanhechting aan epithelia, en mogelijk intracellulaire replicatie [27](#page=27).
* Bij mannen veroorzaakt het urethritis met branderigheid bij het plassen en typisch wit-geel-groen secreet ('druiper'). Vrouwen hebben vaak milde of geen symptomen, of symptomen die lijken op een urineweginfectie (UWI), verhoogde vaginale secretie, of tussentijdse vaginale bloedingen [27](#page=27).
* Andere locaties: Rectale infecties kunnen asymptomatisch zijn of gepaard gaan met secreties, jeuk, bloedverlies of pijn. Faryngitis is ook mogelijk [27](#page=27).
* Systemische symptomen zijn mogelijk, zoals artritis, tenosynovitis en dermatitis [27](#page=27).
* Complicaties: Opstijgende infecties bij vrouwen kunnen leiden tot PID, met mogelijke infertiliteit of ectopische zwangerschappen. Bij mannen kan epididymitis optreden, zelden leidend tot infertiliteit [27](#page=27).
* **Overdracht:** Via contact met besmette geslachtsorganen, anus of mond. Overdracht bij de bevalling is mogelijk, met risico op artritis, keratitis of sepsis bij het kind [27](#page=27).
* **Incubatietijd:** Enkele dagen tot een week [27](#page=27).
* **Diagnose:** Klassiek via gramkleuring en kweek, steeds meer vervangen door PCR. Gramkleuring toont gram-negatieve diplokokken aan [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Behandeling en Preventie:** Behandeling met antibiotica, vaak als 'single shot'. Er wordt rekening gehouden met hoge resistentie en de kans op verdere resistentieontwikkeling, evenals co-infectie met *Chlamydia*. Preventie door veilig vrijen en behandeling van de partner zijn essentieel [27](#page=27).
#### 2.1.4 Chlamydia (door *C. trachomatis*)
* **Kenmerken:** Een obligaat intracellulair levende bacterie die epitheelcellen prefereert. Verschillende serotypes kunnen diverse organen infecteren, waaronder de geslachtsorganen [29](#page=29).
* Kan leiden tot PID bij vrouwen, zowel asymptomatisch als symptomatisch [29](#page=29).
* Lokale symptomen: Vaak afwezig, soms mucopurulente urethritis bij mannen of cervicitis bij vrouwen [29](#page=29).
* Complicaties op termijn: Een belangrijke oorzaak van infertiliteit in onze regio's [29](#page=29).
* **Overdracht:** Contact met besmette geslachtsorganen, anus of mond. Frequent bij jongeren (tot 10%). Cervicale epitheliale ectopie, frequent bij jongeren, verhoogt de vatbaarheid. Overdracht bij bevalling is mogelijk, met risico op conjunctivitis of pneumonie bij het kind [29](#page=29).
* **Incubatietijd:** Minstens weken [29](#page=29).
* **Diagnose:** Niet zichtbaar op gramkleuring en niet kweekbaar in routine. PCR is de enige betrouwbare test [29](#page=29).
* **Behandeling en Preventie:** Behandeling met antibiotica, soms in 'single shot' (bv. doxycycline of azithromycine, eventueel met IM ceftriaxone om gonorroe te elimineren). Preventie door veilig vrijen en behandeling van de partner [29](#page=29).
#### 2.1.5 Genitale Mycoplasmata
Mycoplasmata zijn eenvoudige bacteriën zonder celwand, wat ze resistent maakt tegen β-lactam antibiotica. In de tractus genitalis komen drie species voor: *Mycoplasma hominis*, *Ureaplasma urealyticum* en *Mycoplasma genitalium* [31](#page=31).
* *M. hominis* en *U. urealyticum* zijn commensalen van het genitale stelsel en worden vaak in grote aantallen gevonden bij bacteriële vaginose. Ze worden echter vaak ten onrechte opgezocht en behandeld [31](#page=31).
* *Mycoplasma genitalium* is recent ontdekt en wordt vermoedelijk even pathogeen te zijn als *C. trachomatis*, met een vergelijkbaar spectrum en frequentie [31](#page=31).
* **Diagnose:** Moeilijke kweek, diagnose wordt gesteld via PCR [31](#page=31).
* **Therapie:** Behandeling wordt vaak syndromaal ingesteld, waarbij de gevoeligheid van *Mycoplasma* en *Chlamydia* vergelijkbaar is. Recent is er discussie ontstaan om diagnostiek meer gedreven in te zetten voor behandeling [31](#page=31).
#### 2.1.6 Genitale herpes door HSV
* **Kenmerken:** Een DNA-virus met envelop, voornamelijk type 2 is geassocieerd met genitale infecties. De infectie is definitief; het virus kan niet worden geklaard en kan latent verblijven in sensoriële neuronen, met heropflakkeringen van epitheliale infecties [33](#page=33).
* Lokale symptomen: Typische polycyclische blaasjes of ulcera [33](#page=33).
* Complicaties op termijn: Pijnlijke recidieven, en overdracht bij de bevalling met risico op herpes neonatorum, wat levensbedreigend kan zijn voor pasgeborenen [33](#page=33).
* **Overdracht:** Contact met de geslachtsorganen (huid op huid), ook indirect (handen, speeltjes) [33](#page=33).
* **Incubatietijd:** Tot het ontstaan van vesikels enkele dagen [33](#page=33).
* **Diagnose:** Klinisch, eventueel aangevuld met PCR [33](#page=33).
* **Behandeling en Preventie:** Acyclovir bij opstoten. Condoomgebruik ter preventie, hoewel het niet alle oppervlakken dekt [33](#page=33).
#### 2.1.7 Genitale wratten (en carcinoom) door HPV
* **Kenmerken:** Een naakt DNA-virus met een grote reeks types (>100). Het type is geassocieerd met de locatie van de infectie (cervix, genitale wratten, huidwratten) en het risico op carcinogeniciteit (bv. HPV16 en 18 zijn hoog-risico types voor cervixkanker). De infectie is niet altijd definitief; het virus kan geklaard worden, maar kan leiden tot metaplasie en progressie naar kanker [34](#page=34).
* Lokale en systemische symptomen: Meestal afwezig [34](#page=34).
* Complicaties op termijn: Lokale tumoren [34](#page=34).
* **Overdracht:** Contact met de geslachtsorganen, ook indirect (handen, speeltjes). Typische piek bij jonge volwassenen, met een tweede piek op middelbare leeftijd. Mannen zijn meestal asymptomatische vectoren, hoewel peniskanker, anale kanker en uitzonderlijk mond-/keelkanker kunnen optreden. De overgrote meerderheid van de bevolking maakt een infectie door. Er is ook aandacht voor nasofaryngeale infecties [34](#page=34).
* **Incubatietijd:** Tot het ontstaan van cervixkanker kunnen meerdere jaren verstrijken (>5 jaar) [34](#page=34).
* **Diagnose:** Direct via PCR, indirect door screening op metaplasie/kanker [34](#page=34).
* **Behandeling en Preventie:** Er is geen specifieke behandeling voor de infectie zelf. Preventie geschiedt door vaccinatie, hoewel het vaccin slechts een beperkte reeks types dekt. Intermediaire risico-types blijven circuleren, wat screening noodzakelijk maakt, ook in het post-vaccinatietijdperk. Condoomgebruik ter preventie is van toepassing, hoewel het niet alle geïnfecteerde oppervlakken dekt [34](#page=34).
#### 2.1.8 Syfilis (veroorzaakt door *Treponema pallidum*)
* **Kenmerken:** Een bacterie die zich systemisch kan verspreiden en levenslang aanwezig kan blijven [36](#page=36).
* **Primaire syfilis:** Lokale infectie met een pijnloze, harde papel (ulcus durum of sjanker) die spontaan geneest na enkele weken, maar waarbij de bacterie zich systemisch kan verspreiden [36](#page=36) [37](#page=37).
* **Secundaire syfilis (na maanden):** Systemische verspreiding van *Treponema* met huid- en slijmvliesletsels. Kan spontaan genezen, maar evolueert vaak na vele asymptomatische jaren naar tertiaire syfilis [36](#page=36) [38](#page=38).
* **Tertiaire syfilis:** Beperkte aantallen *Treponema* in organen met chronische inflammatie, leidend tot onomkeerbare orgaanschade, neurologische/psychiatrische en cardiale complicaties (gummata). Syfilis wordt ook wel 'the great imitator' genoemd vanwege de uiteenlopende symptomen [36](#page=36) [39](#page=39).
* **Overdracht:** Via contact met de geslachtsorganen. Recent is er een toename in het Westen waargenomen, o.a. bij homoseksuele mannen. Congenitale overdracht is mogelijk [36](#page=36).
* **Incubatietijd:** Minstens een week [36](#page=36).
* **Diagnose:** Microscopie wordt zelden gebruikt in de praktijk. Serologie is cruciaal: de TPPA test is levenslang positief na contact, terwijl de VDRL test negatief wordt na succesvolle behandeling [36](#page=36).
* **Behandeling en Preventie:** *Treponema pallidum* is nog steeds gevoelig voor penicilline; één toediening volstaat meestal (uitzonderingen daargelaten voor tertiaire syfilis). Preventie door veilig vrijen en behandeling van de partner is essentieel [36](#page=36).
---
# Infecties van het centrale zenuwstelsel (CZS) en de lever
Dit onderwerp behandelt infecties die zowel het centrale zenuwstelsel (CZS) als de lever kunnen aantasten, inclusief hun klinische beelden, verwekkers, overdracht, diagnose en behandeling.
### 3.1 Infecties van het centrale zenuwstelsel (CZS)
#### 3.1.1 Klinisch beeld en deelsyndromen
Infecties van de hersenen en het ruggenmerg, of de omringende vliezen, manifesteren zich primair door neurologische symptomen. De specifieke symptomen zijn leeftijdsafhankelijk; zo ontbreekt klassieke nekstijfheid bij prikkeling van de hersenvliezen bij zuigelingen en peuters. Potentiële complicaties omvatten neurologische en psychiatrische restletsels. Afhankelijk van de verwekker en de gastheer kan een infectie van het CZS snel evolueren tot een systemische infectie, wat een snelle diagnose en behandeling essentieel maakt voor leven of dood. Voorbeelden van dergelijke ernstige complicaties zijn septische embolen bij meningokokkeninfectie [54](#page=54).
Andere oorzaken van prikkeling van de hersenvliezen (inflammatie) of cerebrovasculaire accidenten (CVA) kunnen initieel geen koorts veroorzaken, maar wel later [54](#page=54).
#### 3.1.2 Spectrum van symptomen en verwekkers
**Symptomen:**
* Neurologische symptomen zoals hoofdpijn, verhoogde gevoeligheid voor licht en geluid (foto- en fonofobie), sensorische defecten en bewustzijnsdaling [55](#page=55).
* Soms psychiatrische symptomen [55](#page=55).
* Symptomen van intracraniële overdruk, waaronder braken, nekstijfheid, hypertensie en bradycardie [55](#page=55).
* Koorts is vaak aanwezig, maar niet altijd. De klassieke triade van koorts, nekstijfheid en veranderde geestestoestand wordt slechts bij ongeveer 50% van de patiënten gezien, voornamelijk bij pneumokokkenmeningitis [55](#page=55).
**Verwekkers:**
* **Virussen:** voornamelijk herpes- en enterovirussen [55](#page=55).
* **Bacteriën:** *Neisseria meningitidis* (meningokok), *Streptococcus pneumoniae* (pneumokok) en *Haemophilus influenzae* (hoewel deze laatste minder frequent voorkomt door vaccinatie in België) [55](#page=55).
* **Opportunistische pathogenen:** kunnen binnendringen wanneer de natuurlijke barrières van het CZS doorbroken zijn, bijvoorbeeld door direct trauma of uitbreiding vanuit sinussen [55](#page=55).
* **Zeldzaam:** parasieten en schimmels [55](#page=55).
**Overdracht:**
De overdrachtswijze is afhankelijk van de verwekker. Dit kan variëren van direct contact of druppelinfecties bij typische pathogenen die eerst koloniseren alvorens te infiltreren (zoals meningokokken die de keel koloniseren en vervolgens via de bloedbaan de hersenbarrière oversteken) tot de migratie van virussen via zenuwbanen naar het CZS (zoals herpesvirussen vanuit een mucosale replicatieplaats) [55](#page=55).
**Incubatietijd:**
De incubatietijd kan variëren van enkele dagen tot weken, afhankelijk van de verwekker [55](#page=55).
**Diagnose:**
De diagnose wordt gesteld door de detectie van het pathogeen in het lumbaal vocht. Dit wordt aangevuld met biochemische analyses en celtellingen van het lumbaal vocht. Soms wordt ook serologie op lumbaal vocht uitgevoerd [55](#page=55).
**Behandeling en preventie:**
Preventie kan plaatsvinden middels vaccinatie tegen bepaalde verwekkers, zoals *Haemophilus influenzae* type b, *Neisseria meningitidis* type C, *Streptococcus pneumoniae* en poliovirus. Voor herpesvirussen zijn antivirale middelen beschikbaar. Bacteriële infecties worden behandeld met antibiotica, wat de kans op restletsels kan verminderen en levensreddend kan zijn [55](#page=55).
#### 3.1.3 Overdracht en verloop
Bij gezonde individuen kan het pathogeen binnendringen na voorafgaande kolonisatie of een infectie buiten het CZS. Uitbraken, zoals bij meningokokken, zijn mogelijk. Bij zieke of verzwakte individuen kan opportunistisch binnendringen optreden, bijvoorbeeld bij sepsis of door parasieten zoals *Toxoplasma* (normaal gesproken onder controle in cysten). Barrières kunnen worden doorbroken door trauma, lokale uitbreiding vanuit de schedel of rug, of iatrogeen (door drains, implantaten of puncties) [56](#page=56).
Het CZS is een immuungeprivilegieerde zone, omgeven door een rigide omhulsel. Ontstekingen moeten beperkt blijven om overmatige druk door oedeem te voorkomen; er zijn geen lokale lymfefollikels [56](#page=56).
**Verloop:**
* **Virale infecties:** Kunnen zelflimiterend zijn met een goede prognose voor herstel (bv. enterovirus) of leiden tot ernstige cognitieve en motorische restletsels (bv. Herpes simplex virus, met 70% mortaliteit zonder behandeling) [56](#page=56).
* **Bacteriële infecties:** Zonder behandeling resulteren deze vaak in ernstige restletsels of zijn ze letaal [56](#page=56).
* **Schimmelinfecties:** Zijn opportunistisch en komen voor bij verminderde weerstand; er is geen spontaan herstel [56](#page=56).
Vanwege de snel optredende catastrofale gevolgen van CZS-infecties en de beschikbaarheid van medicatie tegen sommige verwekkers, is een snelle diagnose cruciaal. Klinische diagnose is vaak de eerste stap, gevolgd door een zo spoedig mogelijke start van behandeling, idealiter na afname van lumbaal vocht. Meestal wordt na afname gestart met intraveneus acyclovir in combinatie met antibiotica, waarna de behandeling wordt aangepast op basis van de diagnostische resultaten [56](#page=56).
#### 3.1.4 Pathogenese
Inflammatie en directe weefselschade verstoren de neurale functie en kunnen leiden tot onderdrukking van vitale functies. Bij bacteriële infecties kan dit leiden tot sepsis, infectie van andere organen, orgaanfalen, diffuse intravasculaire stolling, septische embolen en bloedingen [57](#page=57).
Petechiën of purpura (niet-wegdrukbare rode vlekken) wijzen op lokale bloedingen, typisch op drukplekken. Bij een ernstig zieke, koortspatiënt zijn deze een alarmteken dat onmiddellijke actie en hospitalisatie vereist. Meningokokkenmeningitis kan binnen enkele uren evolueren naar levensbedreigende sepsis. Dit kan leiden tot necrose die amputaties noodzakelijk maakt [57](#page=57).
#### 3.1.5 Diagnose
**Lumbaal vocht analyse:**
* **Celtelling:**
* Virale infecties: Typisch een beperkte stijging, voornamelijk van lymfocyten [58](#page=58).
* Bacteriële infecties: Typisch sterk verhoogd, voornamelijk neutrofielen [58](#page=58).
* **Biochemie:**
* Virale infecties: Typisch normaal of licht verstoord eiwit- en glucosegehalte [58](#page=58).
* Bacteriële infecties: Typisch verhoogd eiwitgehalte, verlaagd glucosegehalte en verhoogd lactaatgehalte [58](#page=58).
Deze parameters zijn indicatief, maar nooit voldoende om een virale of bacteriële oorzaak definitief uit te sluiten, aangezien er overlap is in kliniek en biochemie [58](#page=58).
**Aantonen verwekker in lumbaal vocht:**
* Microscopie (bv. gramkleuring) [58](#page=58).
* Antigendetectie [58](#page=58).
* PCR [58](#page=58).
* Kweek [58](#page=58).
Gezien de ernst van de infectie en het feit dat soms geen punctie mag gebeuren, worden ook hemokulturen afgenomen [58](#page=58).
### 3.2 Infecties van de lever
#### 3.2.1 Klinisch beeld en deelsyndromen
Infecties van de lever zijn typisch viraal, maar in sommige regio's ook parasitair (bv. wormen zoals *Echinococcus*). Het hoofdsymptoom is een leverfunctiestoornis, vaak geuit als geelzucht (icterus), lokale pijn, malaise en soms subklinische klachten. Complicaties kunnen leverfalen bij een chronisch verloop, cirrose en hepatocellulair carcinoom omvatten [60](#page=60).
Aanverwante aandoeningen zijn hepatitis van niet-infectieuze oorsprong (toxisch, medicamenteus, auto-immuun). Galwegobstructie gaat doorgaans ook gepaard met geelzucht, maar kan ook kolieken veroorzaken [60](#page=60).
#### 3.2.2 Spectrum van symptomen en verwekkers
**Symptomen:**
* Koorts [61](#page=61).
* Malaise: moeheid, misselijkheid, verlies van eetlust, soms braken [61](#page=61).
* Bij 50-90% van de patiënten: donkere urine, ontkleurde ontlasting, geelzucht, jeuk (door wegvallen van galsecretie van bilirubine en galzouten) [61](#page=61).
* Huiduitslag en artritis [61](#page=61).
**Verwekkers:**
* **Virussen:** voornamelijk hepatitis A (HAV), B (HBV) en C (HCV) virus [61](#page=61).
* **Zeldzamer:** HDV (altijd samen met HBV, typisch bij IV druggebruik) en HEV (via besmet voedsel, vaak van varkensafkomst) [61](#page=61).
* **Zeer zelden:** opportunistische infecties door andere micro-organismen [61](#page=61).
**Overdracht:**
De overdrachtswijze is afhankelijk van het type virus [61](#page=61).
**Incubatietijd:**
De incubatietijd varieert per type virus [61](#page=61):
* HAV: 4 ± 2 weken [61](#page=61).
* HBV: 3 ± 2 maanden [61](#page=61).
* HCV: 6 weken (variërend van 2 weken tot 6 maanden) [61](#page=61).
* HDV: Gelijk aan HBV, gekenmerkt door een ernstigere co-infectie [61](#page=61).
* HEV: 6 ± 3 weken [61](#page=61).
**Diagnose:**
Serologie wordt gebruikt voor screening en monitoring van therapie bij HCV en HBV. PCR wordt toegepast bij HBV en HCV. Sommige van deze diagnoses zijn aangifteplichtig [61](#page=61).
**Behandeling en preventie:**
Er zijn soms medicijnen of vaccins beschikbaar. Preventie is afhankelijk van het virus type en omvat hygiëne, veilige seks en preventie van overdracht via bloed(producten) [61](#page=61).
#### 3.2.3 Overdracht en verloop
* **HAV:** Overdracht vindt fecaal-oraal plaats (het virus heeft geen envelop). Inname van besmet voedsel of water is typisch bij lage hygiënestandaarden, zoals in ontwikkelingslanden [62](#page=62).
* **HBV en HCV:** Overdracht vindt voornamelijk plaats via bloed-bloed contact, zoals bij IV druggebruik of iatrogeen (de virussen hebben een envelop) [62](#page=62).
* **HBV:** Efficiënte transmissie vindt plaats bij seksueel contact met penetratie, intiem niet-seksueel contact (bv. kleuters via speeksel, bijten; gedeelde tandenborstels) en is ook efficiënt van moeder op kind perinataal. Het virus kan tot een week buiten het lichaam infectieus blijven. Ongeveer 2 miljard mensen zijn besmet [62](#page=62).
* **HEV:** Wordt verspreid door het drinken van besmet water en is een zoönose [62](#page=62).
**Reservoir:**
* **HAV:** Mens [62](#page=62).
* **HBV, HCV, HDV:** Mens (kan chronisch zijn) [62](#page=62).
* **HEV:** Mens, varkens [62](#page=62).
**Verloop:**
* **HAV:** Symptomen duren enkele weken (bij kinderen vaak asymptomatisch) en de infectie wordt nooit chronisch [62](#page=62).
* **HBV:** Meestal geen of enkele weken symptomen; 10% wordt chronisch (virus langer dan een jaar in het lichaam). Van de chronisch geïnfecteerden ontwikkelt 10% een symptomatische leverziekte (cirrose, kanker) [62](#page=62).
* **HCV:** Meestal geen of enkele weken symptomen; 80% wordt chronisch. Van de chronisch geïnfecteerden ontwikkelt 20% een symptomatische leverziekte (cirrose, kanker) [62](#page=62).
* **HEV:** Meestal geen of enkele weken symptomen; wordt uitzonderlijk chronisch, met name bij immuundepressie [62](#page=62).
#### 3.2.4 Pathogenese
* **HAV en HEV:** Dit zijn 'naakte' virussen die cytotoxisch zijn, wat leidt tot tijdelijke leverschade die herstelt. Een fulminant verloop is uitzonderlijk [65](#page=65).
* **HBV en HCV:** Leverschade en complicaties bij chroniciteit zijn grotendeels het gevolg van de immuunrespons. Bij immuundepressie treden er geen symptomen op [65](#page=65).
#### 3.2.5 Diagnose
**Serologie:**
* **HAV:** IgM (recent infectie) en IgG (recent of in het verleden) [66](#page=66).
* **HBV:** anti-HBs (genezen of gevaccineerd), anti-HBc (contact nu of in het verleden), anti-HBe (in combinatie met antigeendetectie). HBsAg (actieve acute of chronische drager) geeft de fase van de infectie aan [66](#page=66).
* **HCV:** IgG (soms pas 6 maanden na infectie positief) [66](#page=66).
* **HEV:** IgG, IgM [66](#page=66).
**Antigeen en genoomdetectie:**
* **HBV:** HBsAg, HBeAg, PCR HBV [66](#page=66).
* **HCV:** RT-PCR en genoomtypering [66](#page=66).
#### 3.2.6 Behandeling en preventie
* **HAV:** Geen specifieke behandeling, enkel supportief. Preventie door vaccinatie. Passieve immunisatie is mogelijk bij contacten van ongevaccineerden [68](#page=68).
* **HBV:** Geen specifieke behandeling, enkel supportief. Bij chroniciteit worden antivirale middelen (reverse transcriptase inhibitoren) ingezet. Preventie door vaccinatie. Passieve immunisatie kan bij contacten van ongevaccineerden en kan gelijktijdig met het vaccin worden toegediend (maar in de andere arm). Het vaccin bevat enkel HBsAg; anti-HB-core-antistoffen ontstaan enkel na infectie. Ongeveer 5% van de gevaccineerden (na 3 injecties) is een non-responder (te lage anti-HBs titer); extra boosters helpen soms [68](#page=68).
* **HCV:** Behandeling met antivirale middelen (polymerase inhibitoren). Er is geen vaccin beschikbaar. Bij een prikongeval wordt onmiddellijk gestart met antivirale therapie, vergelijkbaar met HIV-protocollen [68](#page=68).
* **HEV:** Geen specifieke behandeling, enkel supportief [68](#page=68).
---
# Infecties tijdens de zwangerschap en immunologische aspecten
Dit deel behandelt de microbiologische screening en preventie van infecties bij zwangere vrouwen en de impact hiervan op de foetus en pasgeborene.
### 4.1 Overzicht van te screenen infecties en preventie
De microbiologische aanpak van zwangere vrouwen omvat diverse screenings en preventieve maatregelen, idealiter uitgevoerd preconceptie. Dit omvat vaccinatie voor influenza, zeker bij extra risicofactoren. Daarnaast wordt de serostatus bepaald voor onder andere Cytomegalovirus (CMV), rubella, syfilis, HIV, Hepatitis B Virus (HBV) en Varicella Zoster Virus (VZV), evenals Toxoplasmose [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
### 4.2 Specifieke infecties en hun aanpak
#### 4.2.1 Cytomegalovirus (CMV)
Een primo-infectie met CMV tijdens de zwangerschap kan leiden tot foetale infectie en is momenteel de belangrijkste oorzaak van congenitale afwijkingen. Bij de aanmelding van een zwangerschap wordt de serostatus voor CMV bepaald door middel van IgG- en IgM-antistoffen. Het onderscheid tussen een recente en oude infectie wordt gemaakt op basis van de aanwezigheid van IgM. Echter, bij CMV kunnen IgM-antistoffen langer dan verwacht aanwezig blijven. Om de tijdsindicatie van de infectie te verfijnen, kan de aviditeit van de IgG-antistoffen worden bepaald. Een lage aviditeit wijst op een recente infectie, terwijl een hoge aviditeit duidt op een infectie die langer dan een jaar geleden plaatsvond. Het nut van routinematige screening op CMV is ter discussie, mede door het ontbreken van een therapie. Er zijn meerdere CMV-stammen, wat de diagnose bemoeilijkt [41](#page=41) [46](#page=46).
#### 4.2.2 Rubella (rode hond)
Rubella is teratogeen en kan ernstige malformaties bij de foetus veroorzaken. Routinematige vaccinatie vóór de zwangerschap is de norm om immuniteit te garanderen [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 4.2.3 Syfilis
Screening op syfilis is een standaard onderdeel van de prenatale zorg [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 4.2.4 HIV
Screening op HIV tijdens de zwangerschap is essentieel om het kind te beschermen, met mogelijke behandeling van de moeder tijdens de zwangerschap. Preventie van transmissie kan middels ART (antiretrovirale therapie) [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 4.2.5 Hepatitis B Virus (HBV)
De serostatus voor HBV wordt bepaald. Indien HBs-antistoffen positief zijn, wordt ook getest op HBc-antistoffen en HBe-antigeen. Bij negatieve HBc-antistoffen wordt de screening gestopt [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 4.2.6 Varicella Zoster Virus (VZV)
De serostatus voor VZV wordt gecontroleerd. Preventie bij blootstelling kan middels immunoglobulinen (Ig) [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 4.2.7 Toxoplasmose
Screening op Toxoplasmose middels IgG- en IgM-antistoffen vindt plaats. Een problematisch aspect is dat IgM-antistoffen voor toxoplasmose maandenlang positief kunnen blijven [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 4.2.8 Listeria monocytogenes
Preventie van Listeria monocytogenes-infectie is van belang tijdens de zwangerschap [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 4.2.9 Herpes Simplex Virus (HSV)
Screening op genitale herpes wordt gedaan ter preventie van neonatale herpes [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 4.2.10 Zikavirus
Zikavirus kan gekende malformaties veroorzaken [41](#page=41).
#### 4.2.11 Groep B Streptokokken (GBS)
Kolonisatie door groep B streptokokken kan leiden tot neonatale sepsis [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
#### 4.2.12 Bacteriurie
Vroegtijdige detectie van bacteriurie is belangrijk om vroeggeboorte te voorkomen [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
### 4.3 Immunologische aspecten en diagnostiek
* **Serostatus:** De bepaling van antistoffen (IgG en IgM) is cruciaal voor het vaststellen van immuniteit of recente infectie [41](#page=41) [46](#page=46).
* **Aviditeitstesten:** Bij twijfel over de tijdsindicatie van een infectie (met name CMV) kan de aviditeit van IgG-antistoffen worden bepaald. Hoge aviditeit duidt op een oude infectie, lage aviditeit op een recente infectie [46](#page=46).
* **Klinische diagnose:** Vaak wordt de klinische diagnose ondersteund door epidemiologische gegevens en laboratoriumuitslagen [44](#page=44).
* **Snelle diagnostiek:** Antigen detectie en RT-PCR op nasofarynxmonsters kunnen nuttig zijn voor snelle diagnostiek, vooral bij hoge virusuitscheiding kort na het ontstaan van symptomen [44](#page=44).
### 4.4 Preventie en behandeling
* **Vaccinatie:** Vaccinatie tegen influenza wordt sterk aanbevolen voor zwangere vrouwen, vooral bij extra risicofactoren. Preventieve vaccinatie is ook relevant voor andere infecties [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
* **Medicatie:** Penicilline kan worden ingezet voor preventie. ART wordt gebruikt voor de preventie van HIV-transmissie [48](#page=48) [49](#page=49).
* **Immunoglobulinen (Ig):** Bij blootstelling aan bepaalde virussen, zoals VZV, kan de toediening van Ig overwogen worden [51](#page=51).
* **Postnatale interventies:** Postnataal kan Ig en vaccinatie worden toegediend [50](#page=50).
> **Tip:** Preconceptie counseling en screening op infecties zijn ideaal om risico's tijdens de zwangerschap te minimaliseren [42](#page=42) [43](#page=43) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52).
> **Tip:** Bij een actieve infectie of risico op transmissie is het essentieel om de juiste preventieve en therapeutische maatregelen te nemen ter bescherming van de foetus en pasgeborene [41](#page=41) [49](#page=49) [50](#page=50) [51](#page=51).
---
# Lymfadenopathieën, intravasculaire en prothese-infecties
Hier is een gedetailleerd studieoverzicht voor het onderwerp "Lymfadenopathieën, intravasculaire en prothese-infecties".
## 5. Lymfadenopathieën, intravasculaire en prothese-infecties
Dit onderwerp behandelt infecties van lymfeklieren, bloedvaten en geïmplanteerd materiaal, inclusief hun oorzaken, symptomen, diagnose en behandeling, met aandacht voor endocarditis en sepsis.
### 5.1 Lymfadenopathieën van infectieuze oorsprong
Lymfadenopathieën van infectieuze oorsprong manifesteren zich als niet-pijnlijke, opgezette lymfeklieren verspreid over het lichaam. Dit is vaak een uiting van een gegeneraliseerde lymfoproliferatie als reactie op een virale infectie, met name herpesvirussen zoals CMV en EBV. Ook HIV-infectie en mazelen kunnen gegeneraliseerde lymfadenopathieën veroorzaken. Gelokaliseerde, pijnlijke en geïnflammeerde lymfeklieren (lymfadenitis) duiden eerder op een lokale bacteriële infectie, zoals door *Staphylococcus aureus* [69](#page=69) [70](#page=70).
#### 5.1.1 Symptomen en verwekkers
* **Symptomen:** Naast de opgezette klieren kan er sprake zijn van matige tot afwezige koorts bij gegeneraliseerde vormen, vooral bij virale oorzaken [70](#page=70).
* **Verwekkers:** Voornamelijk virussen zoals CMV (HHV5) en EBV (HHV4). Ook HIV, mazelen, en in specifieke gevallen *Chlamydia trachomatis*, *Mycobacterium tuberculosis*, of syfilis kunnen een rol spelen [69](#page=69) [70](#page=70) [74](#page=74).
* **Overdracht:** Afhankelijk van de verwekker; EBV en CMV verspreiden zich voornamelijk via speeksel, terwijl CMV ook via urine kan worden overgedragen [70](#page=70) [74](#page=74).
* **Incubatietijd:** Varieert van weken tot maanden of jaren [70](#page=70).
#### 5.1.2 Verloop en pathogenese
* **Bij gezonden:** EBV en CMV zijn zeer infectieus. Infectie op jonge leeftijd verloopt vaak asymptomatisch, maar kan vanaf de adolescentie symptomen geven. HIV geeft vrijwel altijd symptomen op lange termijn door immuunverzwakking [70](#page=70) [71](#page=71) [74](#page=74).
* **Bij zieken/verzwakten:** Primo-infecties of heropflakkeringen van EBV en CMV kunnen agressief verlopen bij cellulaire immuundeficiëntie. HIV leidt bij hen sneller tot aids [71](#page=71).
* **Pathogenese:**
* **EBV:** Infecteert faryngeaal epitheel en B-cellen. De virale celgroei wordt door T-cellen onder controle gehouden, wat leidt tot mononucleaire cellen in het perifere bloed tijdens de acute fase [72](#page=72).
* **CMV:** Infecteert monocyten/macrofagen en epitheelcellen, wat orgaanfalen kan veroorzaken. Ook transplacentaire infectie met ernstige malformaties is mogelijk [72](#page=72).
* **HIV:** Infecteert macrofagen en CD4+ T-cellen, verstoort de immuunfunctie en leidt tot uitputting, verlies van CD4+ T-cellen en instorting van de verworven immuniteit, met kans op kanker en opportunistische infecties (aids) ] [72](#page=72).
* **Viruspersistentie:** Na infectie wordt EBV levenslang in B-cellen en CMV in monocyten en hematopoëtische stamcellen aanwezig gehouden, met kans op heropflakkering. HIV blijft levenslang aanwezig in macrofagen en T-cellen [71](#page=71).
#### 5.1.3 Diagnose en behandeling
* **Diagnose:** Klinische vaststelling, gevolgd door serologische uitwerking en dosering van virale load middels PCR voor therapiemonitoring. Specifieke tests omvatten de Paul-Bunnell test voor EBV (heterofiele antistoffen) en IgG/IgM bepalingen voor CMV en HIV [70](#page=70) [73](#page=73).
* **Behandeling en preventie:**
* **Preventie:** Vaccinatie is beschikbaar voor mazelen. Voor de overige virussen is er geen vaccin [70](#page=70) [74](#page=74).
* **Behandeling:** Virusremmers worden zelden toegepast bij goedaardige infecties, maar kunnen nodig zijn bij immuundepressie (CMV) of HIV. Ganciclovir wordt specifiek voor CMV ingezet bij immuunsupressie [70](#page=70) [74](#page=74).
### 5.2 Mononucleosis infectiosa (klierkoorts)
Mononucleosis infectiosa, ook bekend als ziekte van Pfeiffer of ‘kissing disease’, wordt meestal veroorzaakt door EBV (HHV4), maar in 10% van de gevallen door CMV (HHV5) ] [74](#page=74).
* **Voorkomen:** EBV infecteert vrijwel iedereen tegen volwassen leeftijd; op jonge leeftijd verloopt dit vaak asymptomatisch. CMV is eveneens frequent [74](#page=74).
* **Verloop:**
* **EBV:** Geneest spontaan. Faryngitis en koorts verdwijnen snel (week/weken), maar klierzwelling en vermoeidheid kunnen maanden aanhouden. Hepatitis is een veelvoorkomende complicatie, neurologische complicaties zijn zeldzaam [74](#page=74).
* **CMV:** Vergelijkbaar met EBV, met koorts als primair symptoom. Bij immuunsupressie kan het een ernstige ziekte zijn met hematologische en gastro-intestinale complicaties [74](#page=74).
* **Diagnostiek:** Klinische verschijnselen en serologie [74](#page=74).
* **Preventie:** Geen vaccin beschikbaar [74](#page=74).
* **Behandeling:** Medicatie zoals ganciclovir is enkel voor CMV in het kader van immuunsupressie [74](#page=74).
### 5.3 Intravasculaire en endovasculaire infecties
Dit betreft de aanwezigheid en vermenigvuldiging van micro-organismen in de bloedbaan [75](#page=75).
#### 5.3.1 Spectrum en mechanismen
* **Primaire endovasculaire infecties:** Infectie van het endotheel van hartkleppen (endocarditis) en bloedvaten, of van geïmplanteerde biomaterialen zoals kunsthartkleppen en katheters, wat kan leiden tot primaire bacteriëmie [75](#page=75).
* **Secundaire bacteriëmie:** Een infectiehaard buiten de bloedbaan waaruit micro-organismen herhaaldelijk of in grote aantallen in de bloedbaan terechtkomen [75](#page=75).
* **Transiënte bacteriëmie:** Tijdelijke aanwezigheid van micro-organismen in de bloedbaan na bijvoorbeeld tandenpoetsen, die meestal snel worden opgeklaard door het mononucleair-fagocyten systeem. Dit stadium kan ook dienen voor migratie naar andere organen [75](#page=75).
#### 5.3.2 Systemic Inflammatory Response Syndrome (SIRS) en Sepsis
* **SIRS:** Een gegeneraliseerde inflammatoire reactie, die niet uitsluitend infectieus van aard is. Symptomen zijn onder andere koude rillingen, koorts, hypothermie, tachypneu en tachycardie [76](#page=76).
* **Sepsis:** SIRS veroorzaakt door een infectie [76](#page=76).
* **Septische shock:** Een complicatie van sepsis, gekenmerkt door een verminderde bloeddruk en perfusie van vitale organen [76](#page=76).
* **Orgaanfalen (MOF):** Secundaire schade door inflammatie of infectie kan leiden tot acuut nierfalen, ARDS, leverinsufficiëntie (met stollingsstoornissen) en uiteindelijk multi-orgaanfalen [76](#page=76).
#### 5.3.3 Klinische verschijnselen en aanpak
* **Klinische verschijnselen:** Gevolgen van de infectie zelf (bv. hartinsufficiëntie bij endocarditis) en verspreiding van micro-organismen naar andere locaties, met mogelijke ‘metastatische’ infecties [76](#page=76).
* **Diagnose en behandeling:**
* Opsporen van de verwekker middels microbiële kweken van het getroffen orgaan en meervoudige bloedkweken (hemokulturen) ] [77](#page=77).
* Monitoren van parameters zoals pO2 en lactaat [77](#page=77).
* Intraveneuze breedspectrum antibiotica, zo nodig aangepast aan de gekende verwekker [77](#page=77).
* Supportieve therapie ter bestrijding van sepsis en orgaanschade [77](#page=77).
* Behandeling gericht op het remmen van lymfokines zoals TNF is niet bewezen effectief [77](#page=77).
* Bij primaire bacteriëmie: verwijdering van besmette katheters, of chirurgische interventie bij hartklepinfecties indien antibiotica niet volstaan [77](#page=77).
#### 5.3.4 Endocarditis
Endocarditis is een infectie van het endotheel van het hart, met name de hartkleppen, chordae tendineae, en het endocard van atria en ventrikels [78](#page=78).
* **Gevolgen:** Aantasting van hartkleppen (met hartgeruis en verminderde pompfunctie), strooi-infecties via de bloedbaan, en gevolgen van chronische inflammatie [78](#page=78).
* **Mechanismen en klinische beelden:**
* **Subacute endocarditis:** Verwekt door minder virulente bacteriën zoals Viridans-streptokokken, HACEK groep, of enterokokken. Ze nestelen zich op endotheellessies (bv. door turbulentie bij misvormde of kunstkleppen), vormend een besmette trombus of ‘vegetatie’ . Risicofactoren zijn congenitale of verworven hartklepafwijkingen. Symptomen van inflammatie zijn vaak mild, met eventuele symptomen van metastatische infecties [78](#page=78).
* **Acute endocarditis:** Verwekt door virulente bacteriën zoals *Staphylococcus aureus*, wat leidt tot snelle destructie van de klep, zelfs zonder voorafgaande klepafwijkingen. Dit is een ernstige ziekte met ernstige infecties op afstand [78](#page=78).
* **Specifieke situaties:** Endocarditis kan veroorzaakt worden door gramnegatieve staven bij hospitalisatie, of door gisten bij intraveneus drugsgebruik [78](#page=78).
#### 5.3.5 Diagnose en behandeling van endocarditis
* **Bron van bacteriëmie:** Secundaire bacteriëmie bij infecties, manipulaties (bv. endoscopie, tandheelkunde), of zelfs dagelijkse activiteiten zoals eten en kauwen (frequenter bij gebitsproblemen) ] [79](#page=79).
* **Diagnose:** Aantonen van een (nieuw) hartgeruis via auscultatie en echografie, tekenen van metastatische infectie (bv. splinterhemorragieën), en het nemen van minimaal drie afzonderlijke bloedkweken zonder voorafgaande antibioticatoediening [79](#page=79).
* **Behandeling:** Hoge dosis antibiotica gericht tegen de verwekker, soms in combinatie, voor volledige eradicatie. Heelkunde (bv. klepvervanging) is nodig bij mislukken of snelle achteruitgang [79](#page=79).
* **Preventie:** Voorkomen van bacteriëmie (bv. preventieve antibiotica bij chirurgie, goed kathetermangement in het hospitaal) . Bij hartkleppatiënten is een goede mond- en tandhygiëne cruciaal . Bij risicovolle ingrepen wordt preventieve antibiotica met amoxicilline (3 gram eenmalig, kort voor de ingreep) aanbevolen [79](#page=79) [83](#page=83).
#### 5.3.6 Bloedkweken (hemokulturen)
Voor het verkrijgen van betrouwbare bloedkweken is een correcte procedure essentieel:
* **Aantal en frequentie:** Twee tot drie hemokulturen worden afgenomen om de kans op valspositieve resultaten door huidbacteriën of contaminatie te minimaliseren [80](#page=80) [81](#page=81).
* **Voorbereiding:** Huidontsmetting met een alcoholische antisepticum, gevolgd door het niet meer aanraken van de prikplaats. Gebruik handschoenen [80](#page=80).
* **Afname:**
* Met naald en spuit: Eerst de anaerobe fles, daarna de aerobe fles (omdat er zuurstof in de spuit kan zitten) ] [81](#page=81).
* Met adaptor: Eerst de aerobe fles, dan de anaerobe fles (omdat er zuurstof in de leiding kan zitten) ] [81](#page=81).
* Het is belangrijk de flessen hun vacuüm te laten trekken [81](#page=81).
* **Vullen van de flessen:**
* Ontsmet het rubberen deel van de fles en de huid van de patiënt met 70% alcoholische oplossing en laat drogen [82](#page=82).
* Gebruik een vlindernaald of spuit van 10 of 20 mL [82](#page=82).
* Optimale hoeveelheid is 10 mL per volwassen fles [82](#page=82).
* Gebruik geen bloed uit tubes [82](#page=82).
### 5.4 Prothese-infecties
Infecties van protheses, zowel endovasculair als niet-endovasculair, vormen een groeiend probleem in de geneeskunde met potentieel dramatische gevolgen [84](#page=84).
#### 5.4.1 Spectrum van prothesen
* **Endovasculair:** Tijdelijke prothesen zoals intra-vasculaire katheters (perifeer en centraal), en definitieve prothesen zoals klepprothesen en pacemakers [84](#page=84).
* **Niet endovasculair:** Gewrichtsprothesen, borstprothesen, intracerebrale catheters (Holter), hersenstimulatoren, etc. ] [84](#page=84).
#### 5.4.2 Pathogenese
Micro-organismen kunnen de prothese bereiken via continuïteit (bv. intravasculaire katheter), tijdens implantatie (bron: patiënt, team of omgeving), of via bacteriëmie. Bacteriën nestelen zich in een biofilm. Virulente bacteriën veroorzaken snelle en duidelijke infectiesymptomen, terwijl huidbacteriën (bv. coagulase-negatieve stafylokokken) laattijdige symptomen kunnen geven, soms met weinig inflammatie maar wel met loslating van de prothese of slechte werking (bv. pacemaker) . Verminderde weerstand van het lichaam kan de klaring door het inflammatoir systeem belemmeren [84](#page=84).
#### 5.4.3 Behandeling
* **Antibiotica:** Zijn zelden voldoende om de infectie te klaren, omdat ze de infectieplaats moeilijk bereiken en bacteriën aanwezig kunnen zijn als ‘persisters’ ] [84](#page=84).
* **Chirurgie:** Vaak is verwijdering van de prothese noodzakelijk [84](#page=84).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Huid- en wondinfecties | Infecties die de huid en de bijbehorende structuren aantasten, zowel op een intacte huid als na het ontstaan van een wond. Deze infecties manifesteren zich klinisch door lokale ontstekingsreacties, eventueel vergezeld van koorts, en kunnen leiden tot uitbreiding of systemische complicaties. |
| Inflammatie | Een biologische reactie van het lichaam op schadelijke prikkels, zoals pathogenen, beschadigde cellen of irritaties. De klassieke tekenen van inflammatie zijn roodheid (rubor), warmte (calor), pijn (dolor) en zwelling (tumor), die wijzen op een immuunrespons en weefselherstel. |
| Verwekkers | Micro-organismen zoals bacteriën, virussen of schimmels die een infectie kunnen veroorzaken. De identificatie van de specifieke verwekker is cruciaal voor een accurate diagnose en de juiste therapeutische aanpak van huid- en wondinfecties. |
| Overdracht | Het proces waardoor ziekteverwekkers van de ene bron naar een andere worden verspreid. Bij huid- en wondinfecties vindt overdracht vaak plaats door direct contact, maar ook via indirect contact of vanuit de lichaamseigen flora bij een verzwakte barrièrefunctie van de huid. |
| Incubatietijd | De periode tussen de blootstelling aan een ziekteverwekker en het optreden van de eerste klinische symptomen. De incubatietijd kan sterk variëren afhankelijk van het type verwekker en de algemene gezondheidstoestand van de persoon. |
| Pathogenese | De ontwikkeling en het mechanisme van een ziekte, inclusief hoe een ziekteverwekker weefselschade veroorzaakt. Bij huid- en wondinfecties omvat dit de lokale proliferatie van kiemen die de afweer bemoeilijken en leiden tot weefselschade. |
| Antibiotica-resistentie | Het vermogen van bacteriën om te overleven en te groeien ondanks blootstelling aan antibiotica die normaal gesproken hun groei zouden remmen of ze zouden doden. Penicillinase is een enzym dat door bacteriën geproduceerd kan worden om bepaalde antibiotica, zoals penicilline, af te breken. |
| MRSA | Methicilline-resistente Staphylococcus aureus, een type bacterie dat resistent is tegen methicilline en andere bèta-lactam antibiotica. MRSA-infecties kunnen ernstig verlopen en vereisen specifieke behandelingsstrategieën. |
| Impetigo | Een oppervlakkige huidinfectie, voornamelijk veroorzaakt door Staphylococcus aureus of groep A streptokokken. Het kenmerkt zich door de vorming van blaasjes of puistjes die korstjes vormen, en komt vaker voor bij kinderen. |
| Folliculitis | Een ontsteking van de haarzakjes, meestal veroorzaakt door Staphylococcus aureus. Dit kan leiden tot kleine puistjes met een geel puntje en kan verergeren tot een furunkel of karbonkel. |
| Furunkel | Een diepere, lokale abcesvorming in een haarzakje, vaak veroorzaakt door Staphylococcus aureus. Een reeks furunkels die samensmelten en fistels vormen, wordt een karbonkel genoemd. |
| Erysipelas | Een acute bacteriële huidinfectie die voornamelijk de dermis en subcutis aantast, meestal veroorzaakt door groep A streptokokken. Het kenmerkt zich door scherp begrensde, rode, verheven plekken, vaak gepaard gaande met koorts en algemene malaise. |
| Cellulitis | Een bacteriële infectie van de diepere huidlagen (dermis en subcutis), veroorzaakt door zowel groep A streptokokken als Staphylococcus aureus. Cellulitis is doorgaans minder scherp begrensd dan erysipelas en kan dieper in het weefsel doordringen. |
| Necrotiserende infectie | Een ernstige infectie die leidt tot de afsterving van weefsels. Dit kan worden veroorzaakt door diverse bacteriën, waaronder groep A streptokokken, Staphylococcus aureus, en anaëroben zoals Clostridium perfringens, en kan zich snel uitbreiden met potentieel levensbedreigende gevolgen zoals sepsis en orgaanfalen. |
| Gasgangreen | Een ernstige infectie veroorzaakt door Clostridium perfringens, waarbij weefsels afsterven door de productie van gas en toxines. De bacteriën gedijen in anaërobe omstandigheden, zoals in diep, beschadigd weefsel, en kunnen leiden tot snelle weefseldestructie en systemische complicaties. |
| Herpes labialis | Een veelvoorkomende, recidiverende infectie die wordt veroorzaakt door het herpes simplex virus (HSV), met name HSV-1. Het manifesteert zich klinisch als blaasjes, ook wel koortsblaasjes genoemd, rond de lippen en mond, die ontstaan na reactivatie van het virus. |
| Varicella (waterpokken) | Een zeer besmettelijke virale infectie veroorzaakt door het varicella-zostervirus (VZV). De primaire infectie kenmerkt zich door jeukende blaasjes die korstjes worden en verspreid zijn over het lichaam. |
| Zona (gordelroos) | Een reactivatie van het varicella-zostervirus (VZV), dat zich manifesteert als een pijnlijke uitslag langs een dermatoom, meestal aan één zijde van het lichaam. De aandoening kan gepaard gaan met hevige zenuwpijn, bekend als postherpetische neuralgie. |
| Verrucae vulgares (wratjes) | Huidlaesies veroorzaakt door infectie met het humaan papillomavirus (HPV). Wratjes zijn overdraagbaar door direct contact en kunnen op verschillende delen van het lichaam voorkomen. |
| Tinea pedis (atleetvoet) | Een veelvoorkomende schimmelinfectie van de voeten, veroorzaakt door dermatofyten. Het kenmerkt zich door roodheid, schilfering en jeuk, en gedijt in vochtige, afgesloten omstandigheden. |
| Dermatofytosen | Infecties van de huid, haar en nagels veroorzaakt door schimmels die zich voeden met keratine. Voorbeelden hiervan zijn tinea pedis (atleetvoet), tinea corporis (ringworm) en tinea unguium (onychomycose). |
| Candidiasis | Een infectie veroorzaakt door gisten van het geslacht Candida, met name Candida albicans. Deze infecties komen vaak voor in vochtige huidplooien, de vagina, of kunnen systemisch verlopen bij immuungecompromitteerde personen. |
| Vaginitis | Ontsteking van de vagina, vaak veroorzaakt door een verstoring van de normale vaginale flora, leidend tot symptomen zoals abnormaal vaginaal verlies, jeuk of een branderig gevoel. |
| Bacteriële vaginose (BV) | Een aandoening waarbij de normale lactobacillen-gedomineerde vaginale flora wordt vervangen door een overgroei van andere bacteriën, zoals Gardnerella vaginalis, wat kan leiden tot stinkende fluor en een verhoogd risico op andere infecties. |
| Trichomonas vaginalis vaginitis | Een vaginitis veroorzaakt door de parasiet *Trichomonas vaginalis*, beschouwd als een seksueel overdraagbare aandoening (SOA), die symptomen kan geven zoals fluor, jeuk en een branderig gevoel. |
| SOA (Seksueel Overdraagbare Aandoening) | Een infectie die primair wordt overgedragen via seksueel contact, met pathogenen die zich kunnen manifesteren in genitale infecties of systemische complicaties kunnen veroorzaken. |
| Urethritis | Ontsteking van de urinebuis (urethra), vaak een symptoom van genitale infecties zoals gonorroe of chlamydia, gekenmerkt door pijn of een branderig gevoel bij het plassen en afscheiding. |
| Cervicitis | Ontsteking van de baarmoederhals (cervix), vaak veroorzaakt door SOA's zoals gonorroe of chlamydia, wat kan leiden tot afwijkende vaginale afscheiding of bloedingen. |
| PID (Pelvic Inflammatory Disease) | Pelvische Inflammatoire Ziekte, een opstijgende infectie die begint in de vagina of baarmoederhals en zich verspreidt naar de bovenste voortplantingsorganen, vaak een complicatie van SOA's. |
| Ulcera | Zweren, oppervlakkige wonden die kunnen ontstaan als symptoom van genitale infecties zoals syfilis of genitale herpes. |
| Vesikels | Kleine met vocht gevulde blaasjes, vaak een vroeg symptoom van genitale herpes. |
| Gonorroe | Een seksueel overdraagbare aandoening veroorzaakt door de bacterie *Neisseria gonorrhoeae*, die urethritis bij mannen en vaak milde tot geen symptomen bij vrouwen kan veroorzaken, met risico op opstijgende infecties. |
| Chlamydia | Een seksueel overdraagbare aandoening veroorzaakt door de bacterie *Chlamydia trachomatis*, die asymptomatisch kan verlopen maar kan leiden tot urethritis, cervicitis en op lange termijn infertiliteit. |
| Mycoplasma genitalium | Een bacterie die genitale infecties kan veroorzaken en wordt vermoed pathogeen te zijn met een vergelijkbaar spectrum aan infecties als *Chlamydia trachomatis*. |
| Genitale herpes | Een virale infectie veroorzaakt door het herpes simplex virus (HSV), gekenmerkt door terugkerende, pijnlijke blaasjes of ulcera op de geslachtsdelen. |
| HPV (Humaan Papillomavirus) | Een groep virussen waarvan bepaalde types genitale wratten kunnen veroorzaken en andere een verhoogd risico op kanker, met name baarmoederhalskanker, met zich meebrengen. |
| Syfilis | Een bacteriële seksueel overdraagbare aandoening veroorzaakt door *Treponema pallidum*, die zich in verschillende stadia (primair, secundair, tertiair) kan manifesteren met diverse symptomen en potentiële langdurige orgaanschade. |
| Ulcus durum (Sjanker) | Een pijnloze, harde zweer die het eerste teken is van primaire syfilis. |
| Clue cells | Vaginale epitheelcellen die bedekt zijn met bacteriën (*Gardnerella vaginalis*), een kenmerkend microscopisch teken van bacteriële vaginose. |
| Serologie | Een diagnostische methode die antilichamen in het bloed detecteert om de aanwezigheid van een infectie aan te tonen. |
| Centrale zenuwstelsel (CZS) | Het CZS omvat de hersenen en het ruggenmerg. Infecties van dit gebied kunnen leiden tot ernstige neurologische symptomen en complicaties. |
| Meningeale prikkeling | Een symptoom dat wijst op ontsteking van de hersenvliezen, vaak geassocieerd met infecties van het centrale zenuwstelsel. Klassieke tekenen zijn nekstijfheid. |
| Intracraniële overdruk | Een verhoogde druk binnen de schedel, die kan ontstaan door infecties of ontstekingen in de hersenen. Symptomen kunnen braken, hoofdpijn en bewustzijnsveranderingen omvatten. |
| Septische embolen | Bloedstolsels die geïnfecteerd zijn en zich via de bloedbaan kunnen verspreiden naar andere organen, waaronder de hersenen, wat kan leiden tot infarcten. |
| Lumbaal vocht (liquor cerebrospinalis) | Vocht dat zich in de hersenkamers en het ruggenmerg bevindt. Analyse hiervan, zoals celtelling en biochemie, is cruciaal voor de diagnose van CZS-infecties. |
| Celsamenstelling lumbaal vocht | De verhouding van verschillende celtypen (bv. lymfocyten, neutrofielen) in het lumbale vocht kan indicatief zijn voor het type infectie (viraal of bacterieel). |
| Biochemie lumbaal vocht | Analyse van stoffen zoals eiwit en glucose in het lumbale vocht, die kan helpen bij het onderscheiden van virale en bacteriële CZS-infecties. |
| Opportunistische pathogenen | Micro-organismen die normaal gesproken geen infectie veroorzaken bij gezonde individuen, maar wel ziekte kunnen oproepen bij personen met een verzwakt immuunsysteem. |
| Immuungepriviligeerde zone | Een lichaamsgebied, zoals het CZS, dat afgeschermd is van het immuunsysteem om overmatige reacties te voorkomen. Dit kan echter ook de bestrijding van infecties bemoeilijken. |
| Fulminant verloop | Een zeer snelle en ernstige ontwikkeling van een ziekte, die levensbedreigend kan zijn. Dit wordt soms gezien bij ernstige lever- of CZS-infecties. |
| Leverfunctiestoornis | Een verminderd vermogen van de lever om zijn normale functies uit te voeren, wat kan leiden tot symptomen zoals geelzucht en malaise. |
| Hepatitis | Een ontsteking van de lever, meestal veroorzaakt door virale infecties (zoals hepatitis A, B, C, D, E), maar ook door toxines of auto-immuunziekten. |
| Geelzucht (icterus) | Een gelige verkleuring van de huid en het oogwit, veroorzaakt door een verhoogd bilirubinegehalte in het bloed, vaak een symptoom van leverproblemen. |
| PCR (Polymerase Chain Reaction) | Een laboratoriumtechniek die gebruikt wordt om specifieke DNA- of RNA-sequenties te vermenigvuldigen, waardoor pathogenen detecteerbaar worden, zelfs in kleine hoeveelheden. |
| Hepatocellulair carcinoom | Kanker van de levercellen, een mogelijke langetermijncomplicatie van chronische virale hepatitis (met name HBV en HCV). |
| Transmissie | Het proces waarbij een ziekteverwekker van de ene persoon op de andere wordt overgedragen. |
| Fecaal-orale transmissie | Een overdrachtsroute van ziekteverwekkers waarbij besmet materiaal via de ontlasting wordt verspreid en vervolgens via de mond wordt ingenomen, vaak door slechte hygiëne. |
| Bloed-bloed contact | Een transmissieroute waarbij bloed van een geïnfecteerde persoon in contact komt met het bloed van een andere persoon, wat vaak voorkomt bij het delen van naalden of via medische procedures. |
| Chronische infectie | Een infectie die langdurig aanhoudt, vaak langer dan zes maanden, en waarbij de ziekteverwekker in het lichaam aanwezig blijft. |
| Antivirale middelen | Medicijnen die specifiek gericht zijn op het remmen van de replicatie van virussen, gebruikt bij de behandeling van virale infecties zoals herpes en hepatitis. |
| Vaccinatie | Het toedienen van een vaccin om immuniteit tegen een specifieke ziekteverwekker op te wekken, een belangrijke preventieve maatregel tegen diverse infecties. |
| CMV (Cytomegalovirus) | Een virus dat, indien het tijdens de zwangerschap wordt opgelopen als een primo-infectie, kan leiden tot infectie van de foetus en congenitale afwijkingen, wat het momenteel de belangrijkste oorzaak van dergelijke afwijkingen maakt. |
| Serostatus | De bepaling van de aanwezigheid en/of de hoeveelheid van antilichamen in het bloed, wat informatie geeft over een doorgemaakte of actieve infectie met een specifieke ziekteverwekker. |
| IgG antilichamen | Immunoglobuline G antistoffen die langdurige immuniteit aangeven na een infectie of vaccinatie; hun aanwezigheid duidt op een eerdere blootstelling aan een pathogeen. |
| IgM antistoffen | Immunoglobuline M antistoffen die meestal duiden op een recente of acute infectie; hun afwezigheid helpt onderscheid te maken tussen een oude en een nieuwe infectie. |
| Aviditeit | Een maat voor de bindingssterkte van antilichamen (zoals IgG) aan het doelantigeen; lage aviditeit duidt vaak op een recente infectie, terwijl hoge aviditeit wijst op een infectie die langer geleden is opgelopen. |
| Rubella (rode hond) | Een virale infectie die teratogeen is, wat betekent dat het congenitale afwijkingen kan veroorzaken bij de foetus als de moeder tijdens de zwangerschap geïnfecteerd raakt. |
| HIV (Human Immunodeficiency Virus) | Een virus dat het immuunsysteem aantast en waarvoor behandeling tijdens de zwangerschap cruciaal is om overdracht naar de baby te voorkomen. |
| HBV (Hepatitis B virus) | Een virus dat leverontsteking veroorzaakt; screening tijdens de zwangerschap is belangrijk om preventieve maatregelen voor de pasgeborene te kunnen treffen. |
| VZV (Varicella Zoster Virus) | Het virus dat waterpokken en gordelroos veroorzaakt; infectie tijdens de zwangerschap kan risico’s met zich meebrengen voor de foetus. |
| Toxoplasmose | Een infectie veroorzaakt door de parasiet *Toxoplasma gondii*, die via contact met kattenuitwerpselen of onvoldoende verhit vlees kan worden overgedragen en schadelijk kan zijn voor de foetus. |
| Listeria monocytogenes | Een bacterie die listeriose kan veroorzaken, een ernstige infectie die met name gevaarlijk is voor zwangere vrouwen en hun ongeboren kind, en die vaak wordt geassocieerd met gecontamineerd voedsel. |
| bacteriurie | De aanwezigheid van bacteriën in de urine, wat tijdens de zwangerschap kan wijzen op een urineweginfectie die het risico op vroeggeboorte kan verhogen. |
| Groep B streptokokken | Een bacteriesoort die de darmen en de vagina kan koloniseren en bij de geboorte kan worden overgedragen, wat kan leiden tot neonatale sepsis (bloedvergiftiging) bij de pasgeborene. |
| RT-PCR (Reverse Transcription Polymerase Chain Reaction) | Een moleculaire techniek die gebruikt wordt om viraal RNA te detecteren en te kwantificeren, en die gevoeliger is dan antigen detectie voor het diagnosticeren van virale infecties. |
| Teratogeen | Een stof of factor die in staat is om aangeboren afwijkingen te veroorzaken tijdens de foetale ontwikkeling. |
| Malformatie | Een aangeboren misvorming of afwijking in de structuur of functie van een lichaamsdeel of orgaan. |
| Preconceptie | De periode voorafgaand aan de conceptie (bevruchting), waarin medische controles en preventieve maatregelen, zoals vaccinaties en screenings, worden uitgevoerd om de gezondheid van moeder en kind te optimaliseren. |
| Perinataal | De periode rondom de geboorte, die zowel de late zwangerschap als de periode direct na de bevalling omvat. |
| Primo-infectie | De eerste infectie met een specifiek pathogeen in een individu. |
| Postnataal | De periode na de geboorte. |
| Congenitaal | Aangeboren; aanwezig vanaf de geboorte. |
| Sepsis | Een levensbedreigende toestand die ontstaat wanneer het immuunsysteem van het lichaam overmatig reageert op een infectie, wat leidt tot schade aan eigen weefsels en organen. |
| Lymfadenopathie | Een abnormale vergroting van lymfeklieren, die veroorzaakt kan worden door infecties, ontstekingen, of kwaadaardige aandoeningen. Bij infectieuze oorsprong is het een teken van een veralgemeende lymphoproliferatie, vaak als reactie op een virale infectie. |
| Lymfadenitis | Een ontsteking van een lymfeklier, meestal als reactie op een lokale infectie waarbij bacteriën via lymfevaten de klier bereiken, wat leidt tot pijnlijke en geïnflammeerde klieren. |
| Mononucleosis infectiosa (klierkoorts) | Een virale infectie, voornamelijk veroorzaakt door Epstein-Barr virus (EBV), die gekenmerkt wordt door symptomen als faryngitis, koorts, vermoeidheid en lymfadenopathie. In 10% van de gevallen kan cytomegalovirus (CMV) een vergelijkbaar beeld veroorzaken. |
| Cytomegalovirus (CMV) | Een herpesvirus dat, net als EBV, een mononucleose-achtig syndroom kan veroorzaken, vooral bij immuungecompromitteerde patiënten. Overdracht vindt plaats via speeksel en urine. |
| Systemisch Inflammatoir Respons Syndroom (SIRS) | Een algehele ontstekingsreactie in het lichaam, die niet uitsluitend door infecties wordt veroorzaakt. Symptomen omvatten koorts of hypothermie, versnelde ademhaling en verhoogde hartslag. |
| Multi-orgaanfalen (MOF) | Het falen van meerdere vitale organen tegelijkertijd, vaak een gevolg van ernstige infecties, SIRS of sepsis, waarbij de secundaire schade aan het lichaam steeds moeilijker te herstellen is. |
| Endocarditis | Een infectie van het endotheel, de binnenbekleding van het hart, met name aan de hartkleppen. Dit kan leiden tot hartklepafwijkingen, verminderde pompfunctie en strooi-infecties via de bloedbaan. |
| Bacteriëmie | De aanwezigheid van bacteriën in de bloedbaan. Dit kan transiënt zijn, bijvoorbeeld na tandenpoetsen, of een gevolg zijn van een infectiehaard buiten de bloedbaan. |
| Vegetatie | Een met bacteriën geïnfecteerde trombus op het endotheel van het hart, vaak geassocieerd met endocarditis. Deze vegetaties kunnen fragmenteren en embolieën vormen die naar andere organen reizen. |
| Prothese-infectie | Een infectie die optreedt op of rondom geïmplanteerd medisch materiaal, zoals kunsthartkleppen, gewrichtsprothesen of katheters. Deze infecties zijn vaak moeilijk te behandelen en vereisen vaak verwijdering van de prothese. |
| Biofilm | Een laag van micro-organismen, ingebed in een zelfgeproduceerde matrix van polymeren, die zich hecht aan oppervlakken, inclusief medische implantaten. Biofilms bieden bescherming aan de bacteriën tegen het immuunsysteem en antibiotica. |