Cover
Start nu gratis Samenvatting studocu - neurogene communicatiestoornissen.pdf
Summary
# Neuroanatomie en neurofysiologie van communicatie
Dit onderwerp verkent de neuroanatomische en neurofysiologische fundamenten van communicatiegedrag, waarbij de focus ligt op het centrale en perifere zenuwstelsel, de hersenkwabben en de betrokken corticale en subcorticale structuren.
## 1. Neuro-anatomie en neuro-fysiologie van communicatie
De locatie van een laesie in het zenuwstelsel bepaalt het type communicatiestoornis. We onderscheiden hierbij het centrale en het perifere zenuwstelsel [3](#page=3).
### 1.1 Het centrale zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel (CZS) omvat de hersenen en het ruggenmerg [3](#page=3).
#### 1.1.1 De grote hersenen
De grote hersenen bestaan uit twee hemisferen, elk met vijf hersenkwabben: frontale kwab, temporale kwab, pariëtale kwab, occipitale kwab en de centrale kwab (insula) [3](#page=3).
##### 1.1.1.1 De cortex
De cortex is de dunne, grijze schorslaag van de grote hersenen, bestaande uit neuronen in verschillende lagen, cellichamen en kleine bloedvaatjes. Deze schors bevat gyri (windingen) en sulci (groeven), waarbij grotere en diepere groeven fissurae worden genoemd. De sulcus centralis (Rolando) is betrokken bij willekeurige motoriek [3](#page=3) [4](#page=4).
Brodmann verdeelde de cerebrale cortex in zevenenveertig cytoarchitecturale regio's, wat een fijnere anatomische onderverdeling mogelijk maakt [4](#page=4).
* **Motorische en sensorische cortex:**
* Het **motorische gedeelte** bevindt zich in het anterieure (voorste) deel, met name in de frontale kwabben links en rechts [4](#page=4).
* Het **sensorische gedeelte** bevindt zich in het posterieure (achterste) deel en omvat de occipitale, temporale en pariëtale kwabben [4](#page=4).
Beide gebieden kunnen worden onderverdeeld in primaire, secundaire en tertiaire zones [4](#page=4).
* **Primaire sensorische area's:**
* Visuele verwerking vindt plaats in de **occipitale kwabben** [4](#page=4).
* Auditieve verwerking vindt plaats in de **frontale kwabben**. Dit lijkt een fout in de brontekst, auditieve verwerking is doorgaans in de temporaalkwab [4](#page=4).
* Deze gebieden verwerken visuele en auditieve informatie en zijn somatotopisch en contralateraal georganiseerd [5](#page=5).
* **Het motorische gebied:**
* **Primaire motorische area's:** Deze zijn verantwoordelijk voor efferente zenuwbanen en tonen somatotopische organisatie, waarbij een prikkel in de ene lichaamshelft overeenkomt met een specifieke plek in de contralaterale cortex. Lichaamsdelen die meer bezenuwing vereisen, zoals handen, tong en aangezicht, hebben een grotere representatie. Laesies in dit gebied veroorzaken verlamming in de contralaterale lichaamshelft [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Secundaire motorische area's (premotorische gebied):** Deze organiseren en programmeren bewegingen en kunnen leiden tot apraxie bij schade [5](#page=5).
* **Tertiaire zone (prefrontale gebied):** Dit gebied staat in verbinding met alle andere hersengebieden en kan bij schade leiden tot een gebrek aan initiatief [5](#page=5).
* **Het sensorisch gebied:**
* **Primaire sensorische area's:** Deze zijn afferent (afvoerend) en verwerken zintuiglijke waarnemingen zoals zicht, gehoor en lichaamsgewaarwording (proprioceptie). De hersengebieden zijn contralateraal (gekruist) georganiseerd, wat betekent dat de somatosensorische area's geprikkeld worden vanuit de contralaterale lichaamshelft [5](#page=5).
* **Secundaire en tertiaire sensorische area's:** Complexere processen zoals taal, geheugen, spreken en denken betrekken meerdere hersendelen en vertonen vaak een verschil tussen de linker- en rechterhemisfeer, wat een grote rol speelt bij taal- en spraakfuncties [5](#page=5).
##### 1.1.1.2 De cortex en interne structuren
* **Thalamus:** Bestaat uit grijze stof (neuronennetwerk) en witte stof (axonale zenuwbanen) die verschillende structuren verbinden. Het fungeert als een schakelstation voor motorische en sensorische informatie [4](#page=4) [8](#page=8).
* **Basale ganglia:** Kernen gelegen tussen de cortex en thalamus, waaronder het claustrum, nucleus caudatus, putamen en globus pallidus. Ze fungeren ook als schakelstation voor motorische en sensorische informatie. Letsel in het linker putamen kan afasie veroorzaken [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.1.2 De hersenstam
De hersenstam bestaat uit het mesencephalon, de pons en de medulla oblongata. Deze bevat craniale zenuwen die in de hersenen ontspringen [5](#page=5).
#### 1.1.3 Het cerebellum (kleine hersenen)
Dit bevindt zich achter de pons en medulla oblongata, onder de occipitale kwab. Het bestaat uit een kwab en een vermis (wormvormig gedeelte). Het cerebellum is cruciaal voor de coördinatie van tijd en kracht in willekeurige bewegingen, wat essentieel is voor verstaanbare spraak [5](#page=5) [68](#page=68) [69](#page=69) [6](#page=6).
### 1.2 Het perifeer zenuwstelsel
Dit systeem bestaat uit 12 paar craniale zenuwen, waarvan 11 vanuit de hersenstam ontspringen en 1 vanuit de hersenen zelf (de reukzenuw, n. olfactorius). Daarnaast zijn er 31 paar spinale zenuwen die verbonden zijn met het ruggenmerg [6](#page=6).
### 1.3 Cerebrale bloedvoorziening
Stoornissen in de bloedvoorziening zijn een veelvoorkomende oorzaak van afasie. De hersenen worden voorzien door de arteria carotis interna en arteria vertebralis [6](#page=6).
### 1.4 Relevante spraak- en taalanatomie
Bepaalde hersenstructuren in de cortex zijn essentieel voor specifieke taalfuncties. Afasie ontstaat meestal door letsel in de grote hersenen [6](#page=6).
#### 1.4.1 De frontale kwab
Het frontale gedeelte is motorisch. Laesies in de primaire zone veroorzaken verlamming, in de secundaire zone apraxie en in de tertiaire zone gebrek aan initiatief [5](#page=5) [7](#page=7).
#### 1.4.2 De occipitale kwab
Dit gebied is visueel. Laesies kunnen leiden tot homonyme hemianopsie (uitval van het gezichtsveld) of visuele agnosie. Letsel in het splenium kan leiden tot alexie (woordblindheid) [7](#page=7).
#### 1.4.3 De temporaalkwab
Dit gebied is auditief. Het oor heeft bilaterale verbindingen met een gekruist verloop (70%), waardoor de linker auditieve cortex voornamelijk met het rechteroor verbonden is. Laesies kunnen tot doofheid leiden. Het **gebied van Wernicke** in het posterieure deel is cruciaal voor gesproken taal [7](#page=7).
#### 1.4.4 De pariëtaalkwab
Dit gebied is somatosensorisch en betrokken bij proprioceptie. Laesies kunnen leiden tot hemi-anesthesie (gevoelsstoornis), constructieve apraxie, tactiele agnosie, linkszijdige verwaarlozing van de ruimte of het Gerstmann-syndroom [7](#page=7).
#### 1.4.5 Insula en operculum
Dit zijn delen van de cortex onder de fissuur van Sylvius [8](#page=8).
#### 1.4.6 Gyrus cinguli
Dit is deel van het limbisch systeem aan de mediale zijde van elke hemisfeer [8](#page=8).
#### 1.4.7 Thalamus
De thalamus dient als schakelstation voor sensorische en motorische informatie. Specifieke kernen, zoals het corpus geniculatum medialis (auditief) en lateralis (visueel), spelen een belangrijke rol. Afasie kan ook ontstaan door letsels in de thalamus, zoals de linker ventrolaterale nucleus en linker pulvinar [8](#page=8).
#### 1.4.8 Basale ganglia
Deze kernen zijn betrokken bij het schakelen van motorische en sensorische informatie. Letsel in het linker putamen kan afasie veroorzaken. De substantia nigra, waar dopamine wordt geproduceerd, kan bij schade tot Parkinson leiden [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 1.4.9 Corpus callosum
Deze hersenbalk verbindt de twee cerebrale hemisferen. Een laesie kan leiden tot het ontbinden van vezels, wat bijvoorbeeld bij epilepsie een rol speelt [9](#page=9).
### 1.5 Cerebrale taaldominantie
De primaire taalzones bevinden zich voornamelijk in de linkerhemisfeer, inclusief de zones van Broca en Wernicke. Dit geldt ook voor linkshandigen en ambidexters. De Wada-test kan de taaldominantie lokaliseren door de effecten van het verdoven van één hemisfeer te onderzoeken. Bij rechtshandigen is 96% links dominant, bij linkshandigen 70%. De linkerhemisfeer is ook dominant voor gebarentaal [13](#page=13).
Subtiele anatomische verschillen tussen de hemisferen, zoals een grotere sensorische en motorische representatie in de linkerhemisfeer en verschillende verbindingstypes (intra- versus interregionaal), dragen bij aan deze dominantie. Het planum temporale, belangrijk voor taalopbouw, toont vaak asymmetrieën [13](#page=13) [14](#page=14).
## 2. Oorzaken van neurogene communicatiestoornissen
Communicatiestoornissen kunnen diverse oorzaken hebben [10](#page=10) [11](#page=11) [9](#page=9).
### 2.1 Cerebro-vasculair accident (CVA)
Dit is een stoornis door een bloeding of infarct in de hersenen [9](#page=9).
* **Bloeding (hemorragie):** Kan intracerebraal (in de hersenen) of subarachnoïdaal (in de hersenvliezen) optreden. Symptomen zijn hoofdpijn, misselijkheid, braken en bewustzijnsverlies [9](#page=9).
* **Infarct:** Ontstaat door onvoldoende bloedtoevoer, veroorzaakt door trombose (bloedstolsel in een bloedvat) of embolie (losgeraakt bloedstolsel) [9](#page=9).
* **TIA (Transient Ischemic Attack):** Een tijdelijke onderbreking van de bloedtoevoer, die als waarschuwing kan dienen [10](#page=10).
### 2.2 Tumor
Abnormale gezwellen die de normale werking van het zenuwstelsel verstoren door samendrukking of aantasting van zenuwcellen. De plaats van de tumor bepaalt de aard van de communicatiestoornis [10](#page=10).
### 2.3 Infectie
Ziekteverwekkende bacteriën of virussen die het hersenweefsel binnendringen en lokale ontsteking veroorzaken [10](#page=10).
### 2.4 Degeneratieve stoornissen
Progressieve en irreversibele beschadiging van zenuwcellen, leidend tot aandoeningen zoals primaire progressieve afasie of dysartrie [11](#page=11).
### 2.5 Trauma
Trauma kan het zenuwstelsel aantasten, leidend tot hersenschudding (commotio cerebri), hersenkneuzing (contusio cerebri) of laceraties [11](#page=11).
### 2.6 Intoxicatie
Giftige stoffen (toxines) kunnen endogeen of exogeen het lichaam binnendringen en het zenuwstelsel beïnvloeden [11](#page=11).
## 3. Medische onderzoeksmethoden
Het vaststellen van de oorzaak en aard van een laesie is cruciaal voor behandeling [11](#page=11).
### 3.1 Neurologisch onderzoek
Dit omvat anamnese, observatie, en onderzoek van sensorische en motorische systemen, reflexen, evenwicht en beweging, evenals het visuele en auditieve systeem. Hyperactiviteit van reflexen duidt op centrale schade, hypoactiviteit op perifere schade [11](#page=11).
### 3.2 Neuropsychologisch onderzoek
Onderzoekt het verband tussen gedragsstoornissen en hersenlaesies door middel van testen [12](#page=12).
### 3.3 Medische beeldvorming
Technieken zoals EEG, CT, PET-scan, NMR/MRI/fMRI en WADA-test worden gebruikt voor beeldvorming van de hersenen [12](#page=12).
## 4. Linguïstische vocabulaire en classificatie van afasie
Afasie is een stoornis in het begrijpen, formuleren en gebruiken van verbale taal, zowel gesproken als geschreven, ten gevolge van hersenbeschadiging. Het betreft een stoornis in de lexico-semantische, morfo-syntactische en/of fonologische organisatie van taal [14](#page=14).
### 4.1 Lexico-semantische symptomen
* **Anomie (woordvindingsproblemen):** Moeite met het vinden van woorden [14](#page=14).
* **Semantische parafasie/paragrafie/paralexie:** Gebruik van semantisch verwante, maar verkeerde woorden in spraak, schrijven of lezen [15](#page=15).
* **Irrelevante parafasie/paragrafie/paralexie:** Verkeerde woordkeuze zonder relatie tot het doelwoord [15](#page=15).
* **Neologismen:** Gebruik van onbestaande woorden [15](#page=15).
* **Jargon:** Onverstaanbare spraak door veel parafasieën en neologismen [15](#page=15).
### 4.2 Fonologische symptomen
* **Fonematische/fonologische/letterlijke parafasie:** Woorden die qua vorm op het doelwoord lijken, maar waarbij klanken verkeerd gekozen zijn [16](#page=16).
* **Fonematisch jargon:** Aaneenschakeling van fonematische parafasieën die het verhaal onbegrijpelijk maken [16](#page=16).
* **Conduit d’approche:** Herhaalde pogingen om een woord correct uit te spreken, waarbij het doelwoord steeds dichter benaderd wordt [16](#page=16).
* **Conduit d’ecart:** Herhaalde pogingen om een woord uit te spreken, waarbij de uitingen steeds verder van het doelwoord af komen te staan [16](#page=16).
### 4.3 Morfo-syntactische symptomen
Problemen met grammaticale en syntactische regels, waaronder morfologische fouten, agrammatisme (telegramstijl) en dysgrammatisme [17](#page=17).
### 4.4 Overige linguïstische symptomen
Automatisme, inhoudsloze frasen, seriële spraak, stereotypie (monofasie), echolalie, iteratie, palilalie, perseveratie, logorroe en contaminatie [18](#page=18) [19](#page=19).
### 4.5 Classificaties van afasie
* **Classificatie volgens Luria:** Gebaseerd op laesieplaats, onderscheidt akoestisch-agnostische, akoestisch-amnestische, semantische, afferent-motorische, efferent-motorische en dynamische afasie [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Classificatie volgens Boston:** Gebaseerd op spraak- en taalgedrag, onderscheidt o.a. afasie van Broca, Wernicke, conductie-, globale, transcorticale en anomische afasie [22](#page=22) [24](#page=24).
* **Classificatie op basis van vloeiendheid:** Fluent aphasias (bv. Wernicke) en non-fluent aphasias (bv. Broca) [23](#page=23).
* **Classificatie op basis van anatomische achtergrond:** Perisylviaanse, extrasylviaanse en subcorticale afasieën [23](#page=23).
#### 4.5.1 Afasie van Broca
Kenmerkend is niet-vloeiende, agrammatische spraak met telegramstijl, relatief bewaard taalbegrip, en vaak apraxie. Laesies bevinden zich in de linker frontale inferior gyrus (Area 44 en 45 van Brodmann) en omliggende gebieden [24](#page=24).
#### 4.5.2 Afasie van Wernicke
Kenmerkend is vloeiende spraak met veel semantische parafasieën en neologismen (jargon), en gestoord taalbegrip. Laesies bevinden zich in de temporaalkwab, in het auditieve associatiecortex (Area 22 van Brodmann) [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 4.5.3 Transcorticale afasieën (motorisch en sensorisch)
Hierbij is het herhalen van woorden bewaard, wat ze onderscheidt van klassieke perisylviaanse afasieën. Laesies bevinden zich buiten de klassieke taalzones [26](#page=26) [30](#page=30).
#### 4.5.4 Globale afasie
Ernstige stoornis in alle taalmodaliteiten, zowel expressie als begrip. Laesies zijn uitgestrekt en betreffen zowel anterieure als posterieure taalzones [30](#page=30).
#### 4.5.5 Conductie-afasie
Problemen met het herhalen van woorden, ondanks relatief goed begrip en vloeiende spraak. Dit wordt veroorzaakt door een disconnectie tussen taalbegrip en taalproductie, vaak gelokaliseerd in de fasciculus arcuatus [32](#page=32).
#### 4.5.6 Anomische afasie
Primair kenmerk is ernstige woordvindingsproblematiek, terwijl andere taalmodaliteiten relatief intact zijn. Er is geen strikte lokalisatie, maar vaak geassocieerd met posterieure laesies [33](#page=33).
#### 4.5.7 Pure taalstoornissen
Stoornissen die slechts één taalmodaliteit treffen, zoals pure woordstomheid (afemie), pure woorddoofheid (verbale agnosie) en pure woordblindheid (alexie zonder agrafie) [36](#page=36) [37](#page=37) [38](#page=38).
## 5. Dysartrie: neuro-anatomie en neuro-fysiologie van de spraak
Dysartrie is een articulatiestoornis die voortkomt uit schade aan het motorisch systeem van het zenuwstelsel, wat leidt tot problemen met het programmeren, coördineren en uitvoeren van bewegingen. De leasie kan centraal (hersenen, ruggenmerg) of perifeer (craniale/spinale zenuwen) zijn [47](#page=47) [48](#page=48).
### 5.1 Centraal motorisch systeem
Dit omvat de premotorische hersenschors, primaire motorische zone, piramidebaan (direct motorisch systeem) en het extrapiramidaal systeem (indirect motorisch systeem) [48](#page=48).
* **Piramidebaan (tractus corticospinalis en corticobulbaris):** Verantwoordelijk voor willekeurige, fijnmotorische bewegingen vanuit de cortex naar de hersenstam en het ruggenmerg. Beschadiging leidt tot spierzwakte en verminderde fijne motoriek [48](#page=48) [49](#page=49).
* **Extrapiramidaal systeem:** Reguleert grove motorische bewegingen, houding en reflexmatige activiteiten, met banen zoals de tractus rubrospinalis en reticulospinalis [49](#page=49) [50](#page=50).
### 5.2 Hoger en lager motorisch neuron
* **Hoog motorisch neuron:** Beschadiging leidt tot spasticiteit (spastische dysartrie) [50](#page=50).
* **Laag motorisch neuron:** Beschadiging leidt tot spierparalyse of parese (slappe dysartrie) [51](#page=51).
### 5.3 Perifeer motorisch systeem (Bulbair systeem)
Dit omvat de craniale zenuwen die de spraakspieren innerveren (o.a. V, VII, IX, X, XII). Schade hieraan resulteert in zwakte, hypotonie en mogelijk atrofie van de spieren, wat leidt tot slappe dysartrie [51](#page=51) [52](#page=52) [53](#page=53) [59](#page=59).
### 5.4 Functionele componenten van spraakgedrag
* **Ademhaling:** Vereist adequate subglottische luchtdruk voor fonatie. Zwakte in ademhalingsspieren leidt tot verminderde luidheid en stemkwaliteit [55](#page=55).
* **Fonatie:** Trillen van de stembanden in de larynx. Schade kan leiden tot een hese, aangeblazen of gespannen stem [56](#page=56).
* **Resonantie:** Modulatie van geluid door de keel-, mond- en neusholte. Velofaryngeale incompetentie of hypernasaliteit kunnen optreden door schade aan het velum [57](#page=57).
* **Articulatie:** Vorming van spraakklanken door de mond-, kaak-, tong- en keelspieren. Neuromotorische schade kan leiden tot verstoringen in timing, kracht en plaatsing [58](#page=58).
* **Prosodie:** Zinsmelodie bepaald door toonhoogte, luidheid en duur. Schade kan leiden tot een monotone, monodynamische spraak of onregelmatige toonhoogtevariaties [58](#page=58).
### 5.5 Dysartrietypes
Classificatie door Darley et al. omvat slappe, spastische, atactische, hypokinetische, hyperkinetische en gemengde dysartrie [59](#page=59).
* **Slappe dysartrie (Bulbaire/Myogene):** Gekenmerkt door zwakte, hypotonie en atrofie door schade aan lagere motorneuronen of neuromusculaire transmissie [59](#page=59) [61](#page=61).
* **Spastische dysartrie:** Veroorzaakt door bilaterale schade aan hogere motorneuronen, resulterend in spasticiteit en verminderde fijne motoriek [63](#page=63).
* **Atactische dysartrie (Cerebellaire):** Gevolg van een gestoord cerebellair systeem, leidend tot coördinatieproblemen, instabiele articulatie en prosodie [66](#page=66) [67](#page=67) [68](#page=68).
* **Hypokinetische dysartrie:** Vaak geassocieerd met Parkinsonisme, gekenmerkt door rigiditeit, verminderde bewegingsuitslag en bradykinesie [71](#page=71) [72](#page=72).
* **Gemengde dysartrie:** Een combinatie van twee of meer zuivere dysartrietypes, vaak veroorzaakt door uitbreide schade [75](#page=75).
## 6. Verbale apraxie
Dit is een articulatiestoornis die het programmeren van spraakmusculatuur en de opeenvolging van spierbewegingen aantast. Het is geen gevolg van spierzwakte, traagheid of incoördinatie in reflexmatige handelingen. Personen met verbale apraxie hebben moeite met het consistent produceren van spraakklanken en kunnen fouten maken in de plaatsing van lippen, tong, etc., ondanks de afwezigheid van significante zwakte. De motorische spraakprogrammering, die essentieel is voor verbale apraxie, heeft geen precieze lokalisatie maar bevindt zich dicht bij de perisylviaanse area in de linkerhemisfeer. De meest voorkomende oorzaken zijn CVA's, degeneratieve ziekten en trauma's [77](#page=77) [79](#page=79) [80](#page=80) [81](#page=81).
### 6.1 Typen apraxie
* **Ideomotorische apraxie:** Stoornis in het uitvoeren van doelgerichte bewegingen [77](#page=77).
* **Ideationele apraxie:** Onvermogen om een voorwerp te gebruiken of gebaar uit te voeren door verlies van concept of kennis van de functie [78](#page=78).
* **Conceptuele apraxie:** Combineert kenmerken van ideationele en ideomotorische apraxie met een stoornis in het concept van het handelen [78](#page=78).
#### 6.1.1 Verbale apraxie
Wordt gekenmerkt door inconsistentie in fouten, problemen met het initiëren van spraak en prosodische afwijkingen. Onderscheid met fonologische fouten is cruciaal en gebaseerd op lokalisatie, geassocieerde stoornissen (bv. afasie van Broca), prosodie, initiatie en substitutiefouten [82](#page=82) [84](#page=84).
---
# Classificatie en symptomen van neurogene communicatiestoornissen
Neurogene communicatiestoornissen ontstaan door schade aan het zenuwstelsel, wat leidt tot problemen in het begrijpen, produceren of gebruiken van taal en spraak. Deze stoornissen kunnen afasie, dysartrie of apraxie betreffen, die afzonderlijk of in combinatie kunnen voorkomen. De locatie van de hersenbeschadiging bepaalt de aard en de symptomen van de stoornis [2](#page=2) [3](#page=3).
### 2.1 Afasie
Afasie is een stoornis in het gebruik van taal als gevolg van hersenbeschadiging, wat leidt tot problemen in het coderen en decoderen van linguïstische elementen. Dit uit zich in moeilijkheden met het begrijpen, formuleren en gebruiken van verbale en geschreven boodschappen. Afasie ontstaat door stoornissen in de lexico-semantische, morfo-syntactische en/of fonologische organisatie van taal [14](#page=14) [2](#page=2).
#### 2.1.1 Linguïstische symptomen van afasie
De symptomen van afasie kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën:
##### 2.1.1.1 Lexico-semantische symptomen
Deze symptomen betreffen de woordenschat en de semantische kenmerken van woorden [14](#page=14).
* **Anomie of woordvindingsproblemen**: Alle patiënten met afasie ervaren moeite bij het vinden van woorden, zowel spontaan als bij visuele confrontatie. Compensatie kan plaatsvinden door het woord te omschrijven [14](#page=14).
* **Semantische parafasie, paragrafie, paralexie**:
* **Semantische parafasie**: Een ander, maar betekenisgerelateerd woord wordt gebruikt in plaats van het bedoelde woord (bv. synoniem) [15](#page=15).
* **Semantische paragrafie**: Schrijven van een woord dat een semantische relatie heeft met het doelwoord [15](#page=15).
* **Semantische paralexie**: Lezen van een woord dat een semantische relatie heeft met het geschreven woord [15](#page=15).
* **Irrelevante parafasie, paragrafie, paralexie**: Gebruik van een woord dat geen enkele relatie heeft met het doelwoord, zowel in spraak, schrijven als lezen [15](#page=15).
* **Neologismen**: Gebruik van onbestaande woorden zonder lexicale betekenis, die echter wel de fonologische regels van de moedertaal kunnen volgen [15](#page=15).
* **Jargon**: Ernstige spraakvervorming door veel parafasieën en neologismen, waardoor de spraak onverstaanbaar wordt. Dit kan optreden op lexicaal-semantisch en/of fonologisch niveau. Neologistisch jargon wordt geassocieerd met laesies in de linker hemisfeer (temporale of temporopariëtale laesies), zoals bij de afasie van Wernicke [15](#page=15).
##### 2.1.1.2 Fonologische symptomen
Deze symptomen betreffen de klanken die worden aangetast [16](#page=16).
* **Fonematische of fonologische of literale parafasie**: Gebruik van een woord dat qua vorm op het doelwoord lijkt, maar met verkeerd gekozen klanken. De klanken zelf worden correct gearticuleerd. Dit geldt analoog voor paragrafie (schrijven) en paralexie (lezen) [16](#page=16).
* **Morfologische parafrasie**: Vervangen van een betekenisdragend woorddeel (morfeem) door een ander [16](#page=16).
* **Fonematisch jargon**: Een aaneenschakeling van fonematische parafasieën die het verhaal onbegrijpelijk maakt [16](#page=16).
* **Conduit d’ approche**: Herhaalde pogingen van een patiënt om een woord correct uit te spreken, waarbij de eigen producties het doelwoord steeds meer benaderen. De patiënt is zich bewust van zijn fouten en tracht zichzelf te corrigeren. Dit staat tegenover **anosognosie**, waarbij de patiënt zich niet bewust is van zijn fouten [16](#page=16).
* **Conduit d’ ecart**: Herhaalde pogingen om een woord te uiten, waarbij de eigen producties steeds verder van het doelwoord af komen te staan [16](#page=16).
##### 2.1.1.3 Morfo-syntactische symptomen
Deze symptomen betreffen de grammaticale en syntactische regels die de samenvoeging van woorden en zinsdelen regelen [17](#page=17).
* **Morfologische fout**: Fouten in de verbuiging, afleiding of samenstelling van inhoudswoorden (bv. zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden) [17](#page=17).
* **Agrammatisme – dysgrammatisme**: Een stoornis in de grammaticale regels [17](#page=17).
* **Dysgrammatisme**: Een lichte vorm [17](#page=17).
* **Agrammatisme**: Een zware vorm die leidt tot telegramstijl en dysprosodie [17](#page=17).
* **Telegramstijl**: Het weglaten van belangrijke woorden (vooral functiewoorden, bijvoeglijke naamwoorden en korte zinnen) waardoor de communicatie beperkt blijft tot de noodzakelijke inhoudswoorden. Dit kan dysprosodie veroorzaken [17](#page=17).
* **Dysprosodie**: Een verstoring in de zinsmelodie, vaak veroorzaakt door telegramstijl [17](#page=17).
* **Paragrammatisme**: Verkeerd gebruik van morfo-syntactische regels, wat leidt tot lange, ongrammaticale zinnen [18](#page=18).
* **Problemen met woordvloeiendheid**: Een lage woordvloeiendheid (gemiddeld aantal woorden per minuut) kan optreden bij morfo-syntactische, fonologische en lexico-semantische stoornissen. Een geïsoleerde afname van woordvloeiendheid kan ook voorkomen bij een frontale laesie in de rechter hemisfeer [18](#page=18).
##### 2.1.1.4 Overige linguïstische symptomen
* **Automatisme**: Een bestaande uiting die eigen gemaakt is en vrijwel automatisch wordt geuit [18](#page=18).
* **Inhoudsloze frase**: Uitingen zonder inhoud [18](#page=18).
* **Seriële spraak – automatische sequensen**: Een reeks woorden van een bepaalde categorie die vaak automatisch kan worden opgedreund (bv. dieren) [18](#page=18).
* **Stereotypie**: Een steeds terugkerende uiting die wel of niet passend is in de context. Dit kan gepaard gaan met **monofasie**, waarbij dezelfde woorden, vaak gevloekt, herhaald worden [18](#page=18).
* **Echolalie**: Zinloze herhaling van uitingen van de gesprekspartner, in plaats van antwoorden of uitvoeren van instructies. Dit is kenmerkend voor transcorticale afasie [19](#page=19).
* **Iteratie**: Herhaling van een klank, klankgroep of woord [19](#page=19).
* **Palilalie**: De neiging om gedeelten van de eigen uitingen of die van de gesprekspartner te herhalen, met toenemende spreeksnelheid [19](#page=19).
* **Perseveratie**: Blijven "kleven" aan eerder gedane uitingen [19](#page=19).
* **Logorroe of spreekdrang**: De neiging om continu en veel te spreken [19](#page=19).
* **Contaminatie**: Het inlassen van woorden en uitingen van de gesprekspartner in de eigen uitingen [19](#page=19).
#### 2.1.2 Classificatie van afasie
Er bestaan verschillende classificatiesystemen voor afasie, gebaseerd op de locatie van de laesie of op de symptomen.
##### 2.1.2.1 Classificatie volgens Luria (gebaseerd op laesieplaats)
Deze classificatie onderscheidt zes types [20](#page=20):
1. **Akoestisch-agnostische afasie (sensorische afasie)**: Problemen met het onderscheiden van fonemen, lettergrepen en woorden, wat leidt tot moeilijkheden met woordbetekenis en woordvindingsproblemen. Laesie ter hoogte van het gebied van Wernicke [20](#page=20).
2. **Akoestisch-amnestische afasie**: Moeite om de betekenis van een reeks woorden vast te houden, wat leidt tot benoemingsproblemen. Laesie ter hoogte van de middelste temporaalwinding in de linker hemisfeer [20](#page=20).
3. **Semantische afasie**: Problemen met woordgroepen en de grammaticale volgorde (relaties tussen woorden in een zin). Laesie ter hoogte van het onderste premotorische gebied in de linker hemisfeer [21](#page=21).
4. **Afferent-motorische afasie**: Verwarring bij articulatie door een verstoorde kinetische feedback, wat leidt tot problemen met innerlijke taal, schrijven, lezen en auditief begrip. Laesie ter hoogte van het onderste deel van het secundaire postcentrale gebied in de linker hemisfeer [21](#page=21).
5. **Efferent-motorische afasie**: Moeite met snelle overgangsbewegingen tussen articulatieplaatsen, wat leidt tot niet-vloeiende spraak. Laesie ter hoogte van het onderste premotorische gebied in de linker hemisfeer [21](#page=21).
6. **Dynamische afasie**: Gekenmerkt door agrammatisme en de mogelijkheid om slechts één woord te uiten om een boodschap over te brengen. Laesie ter hoogte van het onderste postfrontale gebied in de linker hemisfeer [21](#page=21).
##### 2.1.2.2 Classificatie volgens Boston (gebaseerd op spraak- en taalgedrag)
Deze classificatie is klinisch bruikbaar en wordt veelvuldig toegepast [21](#page=21).
* **Afasie van Broca**: Gekenmerkt door niet-vloeiende spraak, agrammatisme, telegramstijl en vaak gepaard gaande met apraxie. Laesie in de zone van Broca (achterste deel linker gyrus frontalis inferior, areas 44 & 45) en omliggende frontale zones [24](#page=24).
* **Afasie van Wernicke**: Gekenmerkt door vloeiende, goed gearticuleerde spraak, maar met veel parafasieën, neologismen en jargon. Er is sprake van een ernstige verstoring van het begrip. Laesie in de temporale lob, auditieve associatiecortex (bovenste en achterste deel gyrus temporalis superior, area Brodmann 22) [28](#page=28).
* **Conductie-afasie**: Ontstaat door schade aan de fasciculus arcuatus, wat leidt tot problemen met het herhalen van woorden, ondanks een relatief goed begrip en vloeiende spraak met parafasieën [32](#page=32).
* **Globale afasie**: Een ernstige stoornis in alle aspecten van taalvermogen, zowel expressie als begrip, gesproken en geschreven taal. Grote laesie in de linker hemisfeer, aantasting van zowel anterieure als posterieure taalgebieden [31](#page=31).
* **Transcorticale motorische afasie**: Gekenmerkt door niet-vloeiende spraak, maar met behoud van naspreken. Laesie buiten het klassieke perisylviaanse gebied, anterieur of superieur aan de zone van Broca [26](#page=26).
* **Transcorticale sensorische afasie**: Gekenmerkt door vloeiende spraak, maar met ernstig verstoord spraakbegrip. Naspreken is behouden. Laesie in de achterste taaldominante pariëtale en temporale regio's [29](#page=29).
* **Gemengde globale afasie**: Een combinatie van globale afasie met transcorticale kenmerken [23](#page=23).
* **Anomische afasie**: Voornamelijk gekenmerkt door ernstige woordvindingsproblemen, met name bij laagfrequente woorden. Het gehele cerebrale taalgebied kan aangetast zijn, zonder strikte lokalisatie [34](#page=34).
##### 2.1.2.3 Andere classificatieaspecten
* **Afasie volgens symptomen**:
* **Fluent aphasias**: Vlotte, normale spraak met stoornis in auditief begrip (bv. afasie van Wernicke). Laesie posterieur gelegen [22](#page=22).
* **Non-fluent aphasias**: Gestoorde vloeiendheid, trage en moeizame spraak, maar goed taalbegrip (bv. afasie van Broca). Laesie meer anterieur gelegen [22](#page=22).
* **Pure taalstoornissen**: Selectieve stoornissen van spreken, begrijpen of lezen [22](#page=22).
* **Afasie volgens anatomische achtergrond**:
* **Perisylviaanse afasieën**: Laesies rond de laterale sulcus van Sylvius (bv. globale, Broca, conductie, Wernicke afasie) [23](#page=23).
* **Extrasylviaanse afasieën**: Laesies buiten de sylviaanse regio (bv. gemengde globale, transcorticale motorische/sensorische, anomische afasie) [23](#page=23).
* **Subcorticale afasieën**: Dieper gelegen laesies bij de thalamus of basale ganglia [23](#page=23).
#### 2.1.3 Pure taalstoornissen
Pure taalstoornissen zijn geen afasieën, waarbij slechts één taalmodaliteit is aangetast [35](#page=35).
* **Pure woordstomheid of afemie**: Gestoorde auditieve output, intacte visuele output. Grammatica, begrip en lexicon zijn intact. De articulatie is aangetast ondanks normale spraakmusculatuur (spraakapraxie). Laesie in of nabij het gebied van Broca [36](#page=36).
* **Pure woorddoofheid (verbale afnosie)**: Gestoorde auditieve input, intacte visuele input. Patiënten kunnen gesproken taal niet begrijpen of herhalen, maar kunnen wel auditief identificeren en visuele boodschappen begrijpen. Laesie in het taaldominante gyrus temporalis superior. Dit mag niet verward worden met auditieve geluidsagnosie, waarbij omgevingsgeluiden niet herkend worden, maar gesproken taal wel begrepen wordt [37](#page=37).
* **Pure woordblindheid (alexie zonder agrafie)**: Gestoorde visuele input, intacte auditieve input. Ernstige leerstoornissen en leesproblemen. Patiënten kunnen schrijven, maar nauwelijks lezen wat ze zelf geschreven hebben. Laesie in de gyrus angularis of linker visuele cortex [38](#page=38).
#### 2.1.4 Subcorticale afasieën
Deze ontstaan door laesies in subcorticale structuren zoals de thalamus of basale ganglia [38](#page=38).
* **Afasie geassocieerd met laesies van de thalamus**: Lijkt op transcorticale motorische afasie, met behouden woordherhaling en goed taalbegrip, maar beperkt spontaan spreken. Laesies in de linker thalamus zijn geassocieerd met taalstoornissen [38](#page=38).
* **Afasie geassocieerd met laesies van de basale ganglia**: Kan leiden tot milde, voorbijgaande taalstoornissen met behouden woordherhaling. Laesies in de putamen kunnen niet-vloeiende (linker putamen) of vloeiende (posterieure laesie) afasie veroorzaken [39](#page=39).
### 2.2 Dysartrie
Dysartrie is een stoornis in het uitvoeren van spraakbewegingen door een aangetaste spraakmusculatuur, wat leidt tot een gestoorde coördinatie van ademhaling, fonatie, resonantie, articulatie en prosodie. Het is een motorische spraakstoornis die voortkomt uit schade aan het centrale of perifere zenuwstelsel [2](#page=2) [47](#page=47).
#### 2.2.1 Neuro-anatomie en neurofysiologie van spraak
Het centrale motorische systeem omvat de premotorische hersenschors, de primaire motorische zone, de piramidebaan (direct motorisch systeem) en het extrapiramidale systeem (indirect motorisch systeem) [48](#page=48).
* **Piramidebaan**: Verantwoordelijk voor impulsen en willekeurige bewegingen, van de cortex naar de hersenstam/ruggenmerg. Schade leidt tot spierzwakte en vermoeibaarheid, en bij unilaterale beschadiging verlies van fijne motoriek in de articulatoren [48](#page=48) [49](#page=49).
* **Extrapiramidaal systeem**: Beïnvloedt reflexmatige activiteiten en houding, en werkt samen met het piramidale systeem [49](#page=49).
* **Hoger motorisch neuron (UMN)**: Descenderende motorische vezels in het CZS die synapsen maken met lagere motorneuronen. Schade leidt tot spasticiteit (spastische dysartrie) [50](#page=50).
* **Lager motorisch neuron (LMN)**: Neuronen in het perifere zenuwstelsel. Schade leidt tot spierparalyse of parese (slappe dysartrie) [51](#page=51).
* **Perifeer motorisch systeem**: Omvat het bulbair systeem (craniale zenuwen) en het myoneuraal systeem (motorische eindplaatjes en spieren). Vijf craniale zenuwen zijn cruciaal voor spraak: N. trigeminus (V), N. facialis (VII), N. glossopharyngeus (IX), N. vagus (X) en N. hypoglossus (XII) [51-54](#page=51-54) [51](#page=51).
#### 2.2.2 Functionele componenten van spraakgedrag bij dysartrie
Vijf componenten zijn essentieel voor spraak; aantasting hiervan kan leiden tot dysartrie of apraxie [55](#page=55).
* **Ademhaling**: Nodig voor het creëren van subglottische luchtdruk om de stembanden in trilling te brengen. Zwakte van ademhalingsspieren leidt tot verminderde luidheid en stemkwaliteit [56](#page=56).
* **Fonatie**: Het in trilling brengen van de stembanden door de larynx. Schade kan leiden tot een aangeblazen, hese of gespannen stem, met verminderde luidheid en toonhoogtevariatie [56](#page=56).
* **Resonantie**: De verdeling van trillingen door de keel-, mond- en neusholte. Stoornissen zoals velofaryngeale incompetentie kunnen leiden tot hypernasaliteit (overmatige nasaliteit) of nasale emissie (luchtverlies via de neus) [57](#page=57).
* **Articulatie**: Het vormen van spraakklanken door de articulatoren (mond, kaak, tong, velum). Neuromotorische schade kan leiden tot gestoorde articulatie met fouten in timing, richting, kracht, snelheid en plaatsing [58](#page=58).
* **Prosodie**: De zinsmelodie, bepaald door variaties in toonhoogte, luidheid en duur. Neuromotorische schade kan leiden tot een monotone, monodynamische spraak of onwillekeurige bewegingen [58](#page=58).
#### 2.2.3 Dysartrietypes (Mayo Clinic classificatie)
Deze classificatie onderscheidt zes types, gebaseerd op het aangetaste deel van het zenuwstelsel [59](#page=59).
1. **Slappe dysartrie (bulbaire/monogene dysartrie)**: Gebaseerd op schade aan lagere motorneuronen (perifeer systeem). Kenmerken zijn zwakte, hypotonie, atrofie en fasciculaties. Spraakafwijkingen omvatten hypernasaliteit, onnauwkeurige medeklinkers, wilde lucht, monotonie en korte zinnen [59-61](#page=59-61). Oorzaken zijn o.a. virusinfecties (polio), Guillain-Barré syndroom, tumoren, CVA's en degeneratieve aandoeningen [60](#page=60).
* **Myogene dysartrie**: Onderdeel van slappe dysartrie, met leasie in de lagere motorneuronen en spieren, vaak door storingen in de neuromusculaire overdracht (bv. myasthenia gravis) of spieraandoeningen (bv. musculaire dystrofie). Kenmerkende spraakafwijkingen zijn slappe, krachteloze spraak, onnauwkeurige medeklinkers, hypernasaliteit en zwakke stem [61](#page=61) [62](#page=62).
2. **Spastische dysartrie**: Gebaseerd op bilaterale schade aan hogere motorneuronen (piramidale systeem). Kenmerken zijn verhoogde spiertonus (spasticiteit) en zwakte. Oorzaken zijn o.a. multiple CVA's, infantiele cerebrale parese, trauma's en multiple sclerose. Spraakafwijkingen omvatten onnauwkeurige medeklinkers, monotonie, schorre stem en hypernasaliteit [63](#page=63) [64](#page=64).
3. **Unilaterale hogere motorische neuron dysartrie**: Minder ernstige vorm, veroorzaakt door unilaterale schade aan hogere motorneuronen. Leidt tot zwakte in het onderste deel van het gezicht en de tong. Vaak lichte tot matige, kortetermijnstoornissen [64](#page=64) [65](#page=65).
4. **Atactische dysartrie (cerebellaire dysartrie)**: Gestoord cerebellair systeem, wat leidt tot problemen met coördinatie, timing en kracht van bewegingen. Dit resulteert in een onduidelijke, gescandeerde spraak met variërende articulatiefouten [67-70](#page=67-70). Oorzaken zijn o.a. CVA's, degeneratieve ziekten en tumoren [68-70](#page=68-70).
5. **Hypokinetische dysartrie**: Vaak geassocieerd met parkinsonisme, gekenmerkt door spierrigiditeit, verminderd bewegingsbereik en trage bewegingen. Spraak is monotoon, met verminderde nadruk en onnauwkeurige consonanten [71-74](#page=71-74). Oorzaken zijn o.a. de ziekte van Parkinson en medicamenteus geïnduceerd parkinsonisme [72](#page=72).
6. **Hyperkinetische dysartrie**: Ontstaat door onwillekeurige bewegingen die de spraak beïnvloeden [75](#page=75).
7. **Gemengde dysartrie**: Een combinatie van twee of meer zuivere dysartrietypes, zoals slappe-spastische dysartrie. Kenmerken van verschillende dysartrieën zijn gecombineerd. Oorzaken zijn o.a. CVA's, tumoren en degeneratieve ziekten [75](#page=75) [76](#page=76).
### 2.3 Apraxie (spraakapraxie)
Apraxie van de spraak is een articulatiestoornis die voortkomt uit hersenbeschadiging, leidend tot een probleem in het programmeren van de positionering van spraakspieren en de opeenvolging van spierbewegingen voor de bewuste productie van fonemen. Er is geen significante zwakte, traagheid of incoördinatie in reflexmatige en automatische handelingen. Patiënten met apraxie worstelen met de consistente realisatie van spraakklanken; ze kunnen een klank of woord soms correct en andere keren incorrect uitspreken [77](#page=77).
#### 2.3.1 Typen apraxie
Er zijn verschillende types apraxie [77](#page=77):
* **Ideomotorische apraxie**: Een stoornis in het uitvoeren van doelgerichte bewegingen, zoals het gebruiken van een voorwerp of het maken van een gebaar. Willekeurige bewegingen zijn gestoord, maar spontane en automatische bewegingen niet [78](#page=78).
* **Ideationele apraxie**: De onmogelijkheid om een voorwerp te gebruiken of een gebaar uit te voeren door het verlies van de kennis over de functie van het voorwerp of gebaar [78](#page=78).
* **Conceptuele apraxie**: Een combinatie van ideationele en ideomotorische apraxie, waarbij er een stoornis is in het concept van het handelen [78](#page=78).
#### 2.3.2 Verschijningsvormen van apraxie
* **Apraxie van de ledematen**: Onvermogen om opeenvolgende bewegingen van de ledematen uit te voeren tijdens willekeurige acties [79](#page=79).
* **Buccofaciale apraxie (orofaciale apraxie)**: Een stoornis in het uitvoeren van nonverbale, willekeurige bewegingen van het gezicht, lippen, tong en keel. Dit kan samen voorkomen met afasie of verbale apraxie [79](#page=79).
* **Verbale apraxie**: Het programmeren van de spraakmusculatuur en de sequentiëring van spierbewegingen is aangetast. Dit is een articulatiestoornis [79](#page=79) [80](#page=80).
#### 2.3.3 Verbale apraxie
Verbale apraxie is het programmeren van de spraakmusculatuur en de sequentiëring van spierbewegingen. Er bestaat geen uniformiteit over de vormen en oorzaken van verbale apraxie [80](#page=80).
##### 2.3.3.1 Etiologie en lokalisatie
De meest voorkomende oorzaken zijn cerebrovasculair accident (CVA), degeneratieve ziekten en trauma's. De motorische spraakprogrammering, cruciaal voor verbale apraxie, heeft geen precieze lokalisatie, maar wordt geacht zich dicht bij de perisylviaanse area van de linker hemisfeer te bevinden. Er zijn verschillende opvattingen over de lokalisatie, vaak geassocieerd met laesies in het gebied van Broca of aanverwante associatiegebieden [81-82](#page=81-82) [80](#page=80) [81](#page=81).
##### 2.3.3.2 Spraakkenmerken van verbale apraxie
Vooral articulatie en prosodie zijn aangetast [82](#page=82).
* **Articulatie**: Stoornis in de opeenvolging van orale bewegingen, leidend tot substituties, distorties, omissies, addities en herhalingen van fonemen. Fouten kunnen optreden in articulatieplaats, wijze, stemhebbendheid, oraal/nasaal, en stemloos/stemhebbend. Fricatieven en affricaten zijn vaker aangetast dan explosieven, nasalen of vocalen. Consonantclusters zijn problematischer dan enkelvoudige consonanten. Fouten treden vaker initieel dan mediaal of finaal op [82-83](#page=82-83). De articulatie is inconsistent, en willekeurige, bewuste spraakproductie is moeilijker dan automatische spraak [83](#page=83).
* **Prosodie**: Gekenmerkt door een trager spreektempo, gelijke nadruk op syllabes, pauzes aan het begin van woorden of tussen syllabes, en monotonie [83](#page=83).
* **Ademhaling**: Moeilijkheden met diep inademen bij willekeurige ademhalingstaken [83](#page=83).
* **Resonantie**: Over het algemeen niet verstoord [83](#page=83).
* **Fonatie**: Bij lichte tot matige apraxie zelden geïsoleerde stemstoornissen. Bij ernstige apraxie kunnen fonatiestoornissen optreden, meestal in de acute fase [83](#page=83).
##### 2.3.3.3 Differentiaaldiagnose
Het onderscheiden van verbale apraxie van afasie, met name fonologische fouten, is cruciaal. Verbale apraxie wordt geassocieerd met anterieure hersenschade, de afasie van Broca, gestoorde prosodie en moeilijkheden met het initiëren van spraak. Fonematische parafasieën daarentegen worden vaker geassocieerd met posterieure hersenschade, vloeiende afasieën en geen problemen met het aanvangen van uitingen. Het onderscheid met niet-vloeiende afasie van Broca is ook complex vanwege gelijkaardige laesieplaatsen en comorbiditeit. Spierzwakte, sensorisch verlies, begripsstoornis, incoördinatie en afasie moeten worden uitgesloten om de diagnose apraxie te stellen [84](#page=84).
---
# Oorzaken en diagnostiek van neurogene communicatiestoornissen
Dit thema behandelt de oorzaken en diagnostische methoden van neurogene communicatiestoornissen, met een focus op aandoeningen die het zenuwstelsel aantasten en leiden tot problemen in spraak en taal [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [8](#page=8) [9](#page=9).
## 3. Oorzaken van neurogene communicatiestoornissen
Neurogene communicatiestoornissen kunnen voortkomen uit diverse neurologische aandoeningen die het centrale en perifere zenuwstelsel aantasten [10](#page=10) [11](#page=11) [12](#page=12) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 4.1 Cerebrovasculair accident (CVA)
Een CVA is een stoornis door een bloeding of infarct in de hersenen [9](#page=9).
* **Bloeding (hemorragie):** Hierbij ontsnapt bloed uit de bloedbaan, veroorzaakt door hoge bloeddruk, een gesprongen aneurysma, malformatie of antistollingsmiddelen [9](#page=9).
* **Intracerebrale bloeding:** Een bloeding binnenin de hersenen [9](#page=9).
* **Subarachnoïdale bloeding:** Een bloeding in de hersenvliezen, vaak door trauma of aneurysma, die plotseling optreedt zonder waarschuwing en gepaard kan gaan met hoofdpijn, misselijkheid, braken en bewustzijnsverlies [9](#page=9).
* **Infarct (onvoldoende bloedtoevoer):** Ontstaat door een tekort aan bloed naar de hersenen, wat kan voortkomen uit trombose of embolie [9](#page=9).
* **Embolie:** Een bloedstolsel (embool) dat elders ontstaat en de bloedtoevoer naar de hersenen blokkeert. Dit treedt plotseling op [10](#page=10).
* **Trombose:** Een bloedstolsel in de hersenbloedvatwand dat het vat kan afsluiten. Dit kan zich in minuten tot weken vormen, met symptomen die plotseling optreden of langzaam toenemen. Oorzaken zijn arteriosclerose en ontsteking [10](#page=10).
* **TIA (Transient Ischemic Attack):** Een tijdelijke onderbreking van de bloedtoevoer, die kan dienen als waarschuwing voor een aanstaande trombose [10](#page=10).
### 4.2 Tumor
Tumoren zijn abnormale gezwellen die de normale werking van het zenuwstelsel verstoren door druk op structuren of aantasting van zenuwcellen. Vroege symptomen kunnen hoofdpijn, misselijkheid en braken zijn. Tumoren worden geclassificeerd als primair, secundair, extracerebraal of intracerebraal. De impact op communicatie is afhankelijk van de locatie en de structuren die onder druk komen te staan [10](#page=10).
### 4.3 Infectie
Infecties ontstaan wanneer ziekteverwekkende bacteriën of virussen het hersenweefsel binnendringen, wat leidt tot lokale ontsteking. De classificatie van de ontsteking hangt af van de locatie [10](#page=10).
### 4.4 Degeneratieve stoornis
Dit zijn aandoeningen gekenmerkt door progressieve en irreversibele beschadiging van zenuwcellen. Ze kunnen leiden tot [10](#page=10):
* **Primaire progressieve afasie:** Een langzaam beginnende en progressieve afasie met woordvindingsproblemen, die uiteindelijk de verbale en schriftelijke communicatie aantast. CT-scans en MRI-scans tonen geen afwijkingen, maar letsels in het linkerhemisfeer verergeren de taalstoornissen [11](#page=11).
* **Primaire progressieve dysartrie** [11](#page=11).
### 4.5 Trauma
Trauma kan het zenuwstelsel aantasten met verschillende gradaties van letsel [11](#page=11):
* **Commotio cerebri (hersenschudding):** Een tijdelijke functionele stoornis zonder structureel letsel [11](#page=11).
* **Contusio cerebri (hersenkneuzing):** Gepaard gaand met hersenoedeem en bloeding van haarvaten [11](#page=11).
* **Laceraties (scheuren):** Breuken in de hersensubstantie die ernstige bloedingen kunnen veroorzaken [11](#page=11).
### 4.6 Intoxicatie
Intoxicatie ontstaat door giftige stoffen (toxines) die zowel endogeen als exogeen in het lichaam kunnen komen [11](#page=11).
### Overige structuren en hun functie bij communicatie
Verschillende hersengebieden spelen een rol bij communicatie:
* **Insula en operculum:** Delen van de cortex onder de fissuur van Sylvius, betrokken bij de overgang van verschillende corticale gebieden [8](#page=8).
* **Gyrus cinguli:** Deel van het limbisch systeem aan de mediale zijde van elke hersenhelft [8](#page=8).
* **Thalamus:** Een schakelstation voor sensorische en motorische informatie. Letsels in de linker ventrolaterale nucleus en linker pulvinar kunnen leiden tot spraakstilstand, benoemingsmoeilijkheden, perseveraties en vertraagde spreeksnelheid. Chirurgie aan de thalamus kan leiden tot voorbijgaande stoornissen zoals vertraagde verbale responstijden, hypofonie, veranderingen in spreeksnelheid en slordige spraak [8](#page=8).
* **Basale ganglia:** Kernen tussen de cortex en thalamus die ook betrokken zijn bij motorische en sensorische informatie. Letsels in de linker putamen kunnen afasie veroorzaken [9](#page=9).
* **Corpus callosum:** De hersenbalk die de twee hersenhelften verbindt. Letsel kan leiden tot ontkoppeling van vezels, wat bijvoorbeeld bij epilepsie patiënten kan leiden tot het niet kunnen benoemen van wat de linkerhand waarneemt, omdat de tactiele herkenning in de rechterhemisfeer niet meer bereikt kan worden. Een letsel van het splenium met de mediale visuele cortex kan leiden tot occipitale alexie [9](#page=9).
## 5. Medische onderzoeksmethoden
De plaats van een laesie in de hersenen bepaalt de aard van de communicatiestoornis. Daarom is het essentieel om de oorzaak en aard van de laesie te kennen [11](#page=11).
### 5.1 Neurologisch onderzoek
Dit onderzoek richt zich op het identificeren van de aard en lokalisatie van een letsel. Het omvat [11](#page=11):
* **Anamnese en observatie** [11](#page=11).
* **Onderzoek van sensorische en motorische systemen** [11](#page=11).
* **Reflexen:** Hypoactiviteit duidt op perifere beschadiging, hyperactiviteit op centrale beschadiging [11](#page=11).
* **Evaluatie van evenwicht en bewegingen** [12](#page=12).
* **Onderzoek van het visuele en auditieve systeem** [12](#page=12).
### 5.2 Neuropsychologisch onderzoek
Dit onderzoek zoekt naar verbanden tussen gedragsstoornissen en hersenletsels, vaak via gestandaardiseerde testen [12](#page=12).
### 5.3 Medische beeldvorming
Diverse beeldvormende technieken worden gebruikt:
* **EEG (Elektro-encefalogram)** [12](#page=12).
* **CT (Computed Tomography)** [12](#page=12).
* **PET-scan (Positron Emission Tomography)** [12](#page=12).
* **NMR/MRI (Nucleaire Magnetische Resonantie/Magnetic Resonance Imaging)** [12](#page=12).
* **fMRI (functionele MRI)** [12](#page=12).
* **WADA-test** [12](#page=12).
## 6. Diagnostiek van afasie en aanverwante stoornissen
De logopedist speelt een cruciale rol bij de diagnostiek en behandeling van neurogene communicatiestoornissen, met name afasie [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40) [41](#page=41) [42](#page=42) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45).
### 6.1 Rol van de logopedist
De taken van de logopedist omvatten:
* **Onderzoeken van de taalstoornis en communicatiemogelijkheden:** Dit gebeurt door informatie te verzamelen van familie en verzorgers [38](#page=38).
* **Diagnosestelling** [38](#page=38).
* **Voorlichting** aan patiënt en omgeving [38](#page=38).
* **Begeleiding** van patiënt en omgeving [38](#page=38).
* **Therapie:** Aangepast aan het niveau van de cliënt, gericht op algemene communicatie, verbale en non-verbale spraak [38](#page=38).
### 6.2 Verwijzing
Patiënten worden doorgaans door een neuroloog, neurochirurg of NKO-arts verwezen, vaak door de neuroloog die de patiënt al behandelt [39](#page=39).
### 6.3 Anamnese
Een grondige anamnese is essentieel voor een goede diagnose en behandelplan. Informatie wordt ingewonnen bij de arts, verpleegkundigen en familie [39](#page=39).
* **Informeren bij de arts:** Hierbij worden oorzaak en verloop van de stoornis, resultaten van neurologisch en radiologisch onderzoek, medicatiegebruik, lichamelijke conditie en voorgeschiedenis bevraagd. Medische dossiers zijn hierbij van belang [39](#page=39) [40](#page=40).
* **Informeren bij verpleegkundigen:** Persoonlijke gegevens zoals naam, adres, geboortedatum, en het gebruik van bril of hoorapparaten zijn relevant [40](#page=40).
* **Informeren bij familie:** Naast persoonlijke gegevens (opleiding, beroep, familieomstandigheden, hobby’s) is observatie van de partner belangrijk voor inzicht in de gebruikelijke communicatiemanier [40](#page=40).
### 6.4 Klinisch onderzoek afasie
Het klinisch onderzoek kent twee fasen [40](#page=40):
* **Stap 1 (Acute fase):** Een screening om de linguïstische modaliteiten te onderzoeken en een eerste diagnose te stellen [40](#page=40).
* **Stap 2 (Na acute fase):** Afname van gestandaardiseerde testen om de linguïstische modaliteiten te evalueren. Dit onderzoek wordt idealiter elke zes maanden herhaald om het effect van therapie te volgen [41](#page=41).
#### 6.4.1 Diagnose (stap 1)
* **Verbale expressie/spontane taalproductie:** Onderzoek omvat automatische reeksen (bv. dagen van de week), spontane spraak (beroep, taken), beoordeling van communicatief gedrag, begrip en beantwoording van vragen, articulatie en prosodie, geautomatiseerd taalgebruik, fonematische structuur (spraakklanken) en syntactische structuur (zinsgebruik) [41](#page=41).
> **Tip:** Functionele communicatie moet apart geëvalueerd worden, met aandacht voor prosodie, bewegingen, context, voorkennis, beurtname, tekenen en schrijven. Het observeren van functionele communicatie in een natuurlijke setting geeft een beter beeld dan klinisch onderzoek [41](#page=41) [42](#page=42).
* **Taalbegrip:** Geëvalueerd via prenten, token-tests, auditief en visueel aangeboden taal. De moeilijkheidsgraad wordt opgebouwd [42](#page=42).
* **Auditief begrip:** Evalueert woordbegrip (concreet/abstract, lettergrepen, frequentie, bekendheid), fonologische aspecten (onderscheiden van minimale woordparen) en lexicaal-semantische aspecten (semantische verwanten) [42](#page=42).
* **Zinsbegrip:** Evalueert semantisch-pragmatische en syntactisch-semantische aspecten, inclusief pronominale referentie [43](#page=43).
* **Visueel begrip (leesinhoudelijk begrip):** Vergelijkbaar met auditief begrip, maar met schriftelijke taalstimuli [43](#page=43).
> **Belangrijk:** Patiënten met afasie hebben vaak moeite met verbaal inprenten, wat de beoordeling van lange auditieve opdrachten kan beïnvloeden [43](#page=43).
* **Token Test:** Een gestandaardiseerde test om afasie te onderscheiden en de ernst ervan te beoordelen. Niet-talige factoren zoals geheugen kunnen de resultaten beïnvloeden. De test bestaat uit zes bladen met toenemende moeilijkheidsgraad en tien losse fiches in vijf kleuren [43](#page=43).
* **Woordvinding en woordvloeiendheid (semantiek):** Beoordeelt het benoemen van voorwerpen, tekeningen, prenten, afbeeldingen en woordvloeiendheid binnen een categorie. Zinssemantiek en syntactische stoornissen worden hierbij ook opgespoord [44](#page=44).
* **Fonologie, Semantiek:** Deze aspecten worden beoordeeld tijdens verbale expressie, taalbegrip, schrijven, lezen en benoemen [44](#page=44).
* **Naspreken:** Evalueert het naspreken van klanken, woorden (eenvoudig tot complex) en zinnen (eenvoudig tot complex). Hierbij kunnen ook motoriek, analfabetisme, alexie en agrafie een rol spelen [44](#page=44).
#### 6.5 Gestandaardiseerde onderzoekbaterijen
* **Dharmaperwira – Pins:** Gebruikt voor zowel onderzoek als behandeling [45](#page=45).
#### 6.6 Differentiaaldiagnostiek
Het correct diagnosticeren van afasie vereist een grondig taalonderzoek [45](#page=45).
* **Woordvindingsproblemen** komen veel voor bij afasie [45](#page=45).
* Bij slecht spreken kan het woord worden opgeschreven, of bij falen hiervan, met behulp van prenten of foto's worden geëvalueerd [45](#page=45).
* **Spraakstoornissen (die geen afasie zijn):**
* **Dysartrie:** Een spraakstoornis als gevolg van neurologische schade aan het motorische systeem [47](#page=47).
* **Verbale apraxie:** Een articulatiestoornis door hersenbeschadiging die het programmeren en de opeenvolging van spierbewegingen voor spraak aantast [47](#page=47) [77](#page=77).
* **Taalstoornissen (die geen afasie zijn):**
* **Dementie:** Kenmerkt zich door moeite met visuele inprenting (in tegenstelling tot afasie waarbij verbale inprenting verminderd is maar visuele intact blijft), en een algehele achteruitgang van intellectueel functioneren. Uitsluiting gebeurt o.a. via de MMSE [45](#page=45).
* **Language of confusion:** Patiënten geven verzinsels bij open vragen, maar correcte antwoorden bij gesloten vragen. Geen stoornissen in taalvorm, meestal na trauma [45](#page=45).
* **Rechterhemisfeerstoornis:** Problemen met pragmatiek, maar fonologie, morfologie, syntaxis en semantiek zijn intact [45](#page=45).
#### 6.8 Meten van therapie-effect
Om het therapie-effect te meten, is het noodzakelijk om op dezelfde wijze te onderzoeken, hetzelfde aspect te behandelen en het effect te relateren aan het onderzochte en behandelde aspect. Functionele communicatie is moeilijk meetbaar en vereist observatie in natuurlijke settings of informatie van familie. Het verbeteren van de communicatie staat centraal, niet per se het volledig herstellen van het spreken [46](#page=46).
---
## 3. Dysartrietypes
Dysartrie is een spraakstoornis die voortkomt uit neurologische schade aan het motorische systeem van het zenuwstelsel, wat leidt tot problemen in het programmeren, coördineren, integreren en uitvoeren van bewegingen [47](#page=47).
### 3.1 Slappe dysartrie (Bulbaire dysartrie / Myogene dysartrie)
#### 3.1.1 Bulbaire dysartrie
* **Neurologische basis:** Schade aan het lagere motorische neuron in craniale of spinale zenuwen of aan de motorische kernen van craniale zenuwen in de hersenstam. Dit beïnvloedt ademhaling, fonatie, articulatie, prosodie en resonantie [59](#page=59) [60](#page=60).
* **Betrokken craniale zenuwen:** V, VII, IX, X, XI en XII [59](#page=59).
* **Algemene kenmerken:** Zwakte, hypotonie, atrofie, lichte fasciculaties (bij schade aan de nucleus) [59](#page=59) [60](#page=60).
* **Kenmerkende spraakafwijkingen:** Afhankelijk van de aangedane zenuwen en de mate van zwakte. Opvallend zijn hypernasaliteit, onnauwkeurige medeklinkers, wilde lucht, monotonie, nasale souffles, schorre stem, korte zinnen en gebrek aan dynamiek [59](#page=59).
* **Oorzaken:** Virale infecties (bv. polio, Guillain-Barré syndroom), tumoren in de hersenstam, CVA, progressieve degeneratie, congenitale afwijkingen, fysiek trauma, druk, toxines [60](#page=60) [61](#page=61).
#### 3.1.2 Myogene dysartrie
* **Neurologische basis:** Leasie in de lagere motorische neuronen en spieren, of gestoorde transmissie bij de neuromusculaire junction [61](#page=61).
* **Oorzaken:** Gestoorde transmissie (bv. myasthenia gravis), beschadiging van de spier zelf (bv. musculaire dystrofie, polymyositis) [61](#page=61) [62](#page=62).
* **Kenmerkende spraakafwijkingen:** Slappe en krachteloze spraak, onnauwkeurige medeklinkers, hypernasaliteit, zwakke hese stem, afone momenten, traag spreektempo, expiratiezwakte [62](#page=62).
### 3.2 Spastische dysartrie
* **Neurologische basis:** Bilaterale schade aan de hogere motorische neuronen (piramidale systeem), wat leidt tot verhoogde spiertonus (spasticiteit) en zwakte [62](#page=62) [63](#page=63).
* **Rol van hogere motorische neuronen:** Bilaterale schade aan de pyramidale neurale banen die het spraakmechanisme aansturen, resulterend in zwakte en traagheid van de spraakmusculatuur (tong, lippen, velum) [63](#page=63).
* **Oorzaken:** Multiple of bilaterale CVA's, infantiele cerebrale paralyse, trauma, uitgebreide hersentumoren, multiple sclerose, progressieve degeneratie, PLS, virale infecties, cerebrale anoxie [63](#page=63).
* **Kenmerken van spraakafwijking:** Onnauwkeurige medeklinkers, monotonie, verminderde nadruk, schorre stem, gebrek aan dynamiek, te lage spreektoonhoogte, traag spreektempo, hypernasaliteit, geperst klinkende fonatie, korte zinnen, vervormde klinkers, stembreuk [64](#page=64).
### 3.3 Unilaterale hogere motorische neuron dysartrie
* **Neurologische basis:** Unilaterale hogere motor neuron schade, wat leidt tot minder ernstige spraaktekorten dan bij bilaterale schade [65](#page=65).
* **Gevolgen:** Zwakte van spieren in het onderste gezichtsdeel en de tong, trage bewegingen met beperkt bereik, tongafwijking bij protrusie, en soms lagere facialisparalyse [65](#page=65).
* **Oorzaken:** Schade in linker of rechter hemisfeer (bv. CVA, tumoren, trauma) [65](#page=65).
* **Kenmerken van spraakafwijkingen:** Meestal mild tot matig, kortdurend, met mogelijkheid tot herstel. Kan samengaan met apraxie, afasie, hemiplegie, visuele of cognitieve stoornissen. Vooral zwakte van tong en lippen tijdens het spreken. AMR-taken kunnen getoond worden. Heesheid kan optreden door bilaterale innervatie van de N. vagus [66](#page=66).
### 3.4 Atactische dysartrie (Cerebellaire dysartrie)
* **Neurologische basis:** Gestoord cerebellair systeem (kleine hersenen en bijbehorende banen). Het cerebellum coördineert tijd en kracht van willekeurige bewegingen, essentieel voor verstaanbare spraak [67](#page=67) [68](#page=68).
* **Oorzaken:** CVA, degeneratieve ziekten (bv. autosomale dominante cerebellaire ataxie, ataxie van Friedrich, OPCA), toxines, trauma, tumoren, infecties [68](#page=68) [69](#page=69) [70](#page=70).
* **Kenmerkende spraakafwijkingen:** Beperkt gecoördineerde spraakmechanisme, problemen met timing en kracht van spiercontracties, monotone en slordige articulatie (gescandeerde spraak), trage productie van lettergrepen met gelijke klemtoon [70](#page=70).
### 3.5 Hypokinetische dysartrie
* **Neurologische basis:** Vaak geassocieerd met Parkinsonisme (dysfunctie van de basale ganglia). Kenmerken zijn spierrigiditeit, verminderd bewegingsbereik, trage bewegingen [71](#page=71).
* **Oorzaken:** Ziekte van Parkinson (degeneratie van dopaminerge neuronen), symptomatisch Parkinsonisme (door o.a. encefalitis, medicatie, toxines, trauma), Parkinson-plus syndromen, neuroleptisch-geïnduceerd Parkinsonisme, postencefalitisch Parkinsonisme, trauma, toxische metaalvergiftiging, CVA/arteriosclerotisch parkinsonisme [71](#page=71) [72](#page=72) [73](#page=73).
* **Kenmerkende spraakafwijkingen:** Prosodie- en articulatieproblemen, verminderd bewegingsbereik, akinesie, bradykinesie, musculaire rigiditeit, tremoren. Meest voorkomende afwijkingen zijn monotonie, verminderde nadruk, gebrek aan dynamiek, onnauwkeurige consonanten, ongepaste pauzes [74](#page=74).
### 3.6 Hyperkinetische dysartrie
Dit type is niet gedetailleerd uitgewerkt in het verstrekte document.
### 3.7 Gemengde dysartrie
* **Neurologische basis:** Ontstaat door schade aan twee of meer delen van het motorische systeem, resulterend in een combinatie van kenmerken van zuivere dysartrieën (bv. slappe-spastische dysartrie) [75](#page=75).
* **Oorzaken:** CVA, tumoren, degeneratieve ziekten, traumata, infecties. De ernst en opvallendheid van de verschillende componenten kunnen variëren [75](#page=75).
## 4. Verbale apraxie
Verbale apraxie is een articulatiestoornis die ontstaat na hersenbeschadiging en leidt tot een onvermogen om de positionering van spraakspieren en de opeenvolging van spierbewegingen te programmeren. Het is geen gevolg van significante spierzwakte, traagheid of incoördinatie in reflexmatige handelingen. Patiënten hebben moeite met het consistent realiseren van spraakklanken en worstelen met de juiste plaatsing van articulatoren [77](#page=77).
### 4.1 Types apraxie
* **Ideationele apraxie:** Onmogelijkheid om een voorwerp te gebruiken of gebaar uit te voeren door verlies van kennis over de functie of het handelingsplan [78](#page=78).
* **Ideomotorische apraxie:** Stoornis in het uitvoeren van willekeurige bewegingen, terwijl spontane bewegingen intact blijven. Kenmerkt zich door inconsistente fouten, gebruik van lichaamsdelen als object, perseveraties, en spatiële fouten. Kan onderverdeeld worden in apraxie van de ledematen, non-verbale orale/buccofaciale apraxie, en verbale apraxie [78](#page=78) [79](#page=79).
* **Conceptuele apraxie:** Combineert ideationele en ideomotorische apraxie, met een stoornis in het concept van handelen en diverse fouten in conceptuele inhoud [78](#page=78).
### 4.2 Verschijningsvormen van apraxie
* **Apraxie van de ledematen:** Onvermogen om opeenvolgende bewegingen van ledematen uit te voeren bij willekeurige actie [79](#page=79).
* **Buccofaciale apraxie (faciale, orofaciale, linguale apraxie):** Stoornis in het uitvoeren van nonverbale willekeurige bewegingen van het mondgebied. Kan samengaan met afasie of verbale apraxie [79](#page=79).
* **Verbale apraxie:** Specifieke focus op het programmeren en sequentiëren van spraakmusculatuur en spierbewegingen [79](#page=79).
### 4.3 Etiologie van verbale apraxie
Meest voorkomende oorzaken zijn cerebrovasculair accident (CVA), degeneratieve ziektes, traumata, en andere ziekten zoals tumoren [79](#page=79) [80](#page=80).
* **CVA:** Vaak letsels in de linker frontale en pariëtale lob, of temporale lob samen met frontopariëtale letsels [80](#page=80).
* **Degeneratieve ziektes:** Aanvankelijk diffuse schade, later focaal met geïsoleerde verbale apraxie [80](#page=80).
### 4.4 Lokalisatie van verbale apraxie
Er is geen precieze lokalisatie voor verbale apraxie, maar de motorische spraakprogrammering is een cerebrale structuur dichtbij de perisylviaanse area van de linker hemisfeer, met nauwe verbindingen met taal- en motorische centra. Verschillende definities wijzen op unilaterale hersenbeschadiging (linker hemisfeer, gebied van Broca), corticale associatiegebieden, of subcorticale laesies in de basale ganglia, insula, capsula interna of thalamus [81](#page=81) [82](#page=82).
### 4.5 Spraakkenmerken van verbale apraxie
Vooral **articulatie** en **prosodie** zijn verstoord [82](#page=82).
* **Articulatie:** Stoornis in opeenvolging van orale bewegingen, met typische fouten zoals substitutie, distortie, omissie, additie, herhalingen van fonemen; problemen met articulatieplaats en -wijze; consonantclusters en nonsenswoorden zijn lastiger dan enkelvoudige klanken en reële woorden; inconsistentie van fouten [82](#page=82).
* **Prosodie:** Trager spreektempo, gelijke nadruk op syllabes, pauzes aan begin van woord of tussen syllabes, monotonie [83](#page=83).
* **Ademhaling:** Moeilijkheden met diep inademen bij willekeurige ademhalingstaken [83](#page=83).
* **Resonantie:** Niet significant verstoord volgens huidig onderzoek [83](#page=83).
* **Fonatie:** Zelden geïsoleerde stemstoornissen bij lichte/matige apraxie. Bij ernstige apraxie kunnen fonatiestoornissen optreden, meestal in de acute fase [83](#page=83).
### 4.6 Differentiaaldiagnose verbale apraxie
Het is cruciaal om apraxie te onderscheiden van andere aandoeningen zoals spierzwakte, sensorisch verlies, begripsstoornis, incoördinatie en afasie. Het onderscheid met fonologische fouten bij afasie is met name lastig, maar criteria zoals hersenschade lokalisatie, associatie met afasietypes, prosodie, initiatie van spraak en substitutiefouten kunnen helpen [84](#page=84).
### 4.11 Diagnostiek apraxie en verbale apraxie
* **Neuropsychologisch onderzoek:** Testen omvatten uitbeelden op verzoek, imiteren, gebruik van objecten, en discriminatie tussen correcte en foute uitbeeldingen [85](#page=85).
* **Extra onderzoeken:** Onderscheid tussen transitieve en intransitieve bewegingen, en tussen buccofaciale en ledemaatbewegingen [86](#page=86).
* **Logopedisch onderzoek van verbale apraxie:** Gebruik van specifieke batterijen zoals Motor Speech Examination, Apraxia Battery for Adults [86](#page=86).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Afasie | Verlies van taalvaardigheid als gevolg van hersenbeschadiging, wat leidt tot problemen met het begrijpen, formuleren of gebruiken van gesproken en geschreven taal. Het omvat zowel decodering als encodering van linguïstische elementen. |
| Dysartrie | Een motorische spraakstoornis die ontstaat door schade aan de spraakmusculatuur of de zenuwen die deze aansturen, wat resulteert in onduidelijke en moeizame spraak door gestoorde coördinatie van de spraakbewegingen. |
| Apraxie (spraakapraxie) | Een stoornis in het programmeren van de spraakbewegingen, waarbij de patiënt moeite heeft met het plannen van de opeenvolgende spierbewegingen die nodig zijn voor bewuste spraakproductie, ondanks dat er geen sprake is van verlamming. |
| Centrale zenuwstelsel | Het deel van het zenuwstelsel dat bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg, verantwoordelijk voor de verwerking van informatie en het aansturen van lichaamsfuncties. |
| Perifere zenuwstelsel | Het deel van het zenuwstelsel dat bestaat uit de zenuwen buiten het centrale zenuwstelsel, die signalen doorgeven tussen de hersenen/het ruggenmerg en de rest van het lichaam. |
| Hersenkwabben (frontale, temporale, pariëtale, occipitale, insula) | De verschillende anatomische gebieden van de grote hersenen, elk met specifieke functies, zoals motoriek, taal, zintuiglijke waarneming en cognitie. |
| Cortex (hersenschors) | De buitenste laag van de grote hersenen, bestaande uit grijze stof, die verantwoordelijk is voor hogere cognitieve functies zoals taal, denken en bewustzijn. |
| Thalamus | Een hersenstructuur die fungeert als een schakelstation voor sensorische en motorische informatie die van en naar de cortex loopt. |
| Basale ganglia | Groepen kernen in de hersenen die betrokken zijn bij motorische controle, planning en leren, en die een rol spelen bij het reguleren van bewegingen en gedrag. |
| Cerebro-vasculair accident (CVA) | Een beroerte die ontstaat door een verstoring van de bloedtoevoer naar de hersenen, hetzij door een bloeding (hemorragie) of een afsluiting (infarct) van een bloedvat. |
| Tumor | Een abnormale groei van cellen in het lichaam, die in de hersenen de normale werking van zenuwweefsel kan verstoren door druk of aantasting van zenuwcellen. |
| Degeneratieve stoornis | Een aandoening die gekenmerkt wordt door progressieve en irreversibele schade aan zenuwcellen, wat kan leiden tot uiteenlopende neurologische symptomen. |
| Trauma | Fysieke schade aan het zenuwstelsel, zoals een hersenschudding, hersenkneuzing of een schedelbreuk, veroorzaakt door een klap of val. |
| Wada-test (sodium amytal test) | Een neurologische test die wordt gebruikt om de dominantie van de hersenhelften voor taal vast te stellen door tijdelijk een hersenhelft te verdoven met natriumamytal. |
| Gyrus angularis | Een gebied in de pariëtale kwab dat betrokken is bij taalverwerking, lezen en schrijven. Letsel hier kan leiden tot alexie (woordblindheid) en agrafie (schrijfstoornis). |
| Lexico-semantische symptomen | Symptomen van afasie die betrekking hebben op de woordenschat (lexicon) en de betekenis van woorden (semantiek), zoals anomie, semantische parafasieën en neologismen. |
| Fonologische symptomen | Symptomen van afasie die betrekking hebben op de klanken van taal, zoals fonematische parafasieën, fonematisch jargon en problemen met de klankstructuur van woorden. |
| Morfo-syntactische symptomen | Symptomen van afasie die betrekking hebben op de grammaticale structuur van zinnen, zoals agrammatisme, dysgrammatisme en paragrammatisme, waarbij de woordvorming en zinsbouw zijn aangetast. |
| Dysartrie | Een motorische spraakstoornis die wordt veroorzaakt door schade aan de hersenen of zenuwen die de spraakspieren aansturen, wat resulteert in onduidelijke, monotone of moeilijk verstaanbare spraak. |
| Verbale apraxie | Een articulatiestoornis die het gevolg is van hersenbeschadiging, waarbij het programmeren en de opeenvolging van spierbewegingen voor de spraakproductie zijn aangetast, wat leidt tot inconsistente spraakfouten. |
| Corpus callosum | De hersenbalk, een dikke bundel zenuwvezels die de linker- en rechterhersenhelft met elkaar verbindt, essentieel voor de communicatie tussen de hemisferen. |
| Fasciculus arcuatus | Een bundel zenuwvezels die het gebied van Wernicke verbindt met het gebied van Broca, cruciaal voor taalverwerking en -productie. Schade kan leiden tot conductie-afasie. |
| Nucleus | Een kern, een verzameling zenuwcellichamen in het centrale zenuwstelsel, zoals de basale ganglia of thalamus. |
| Tractus corticospinalis | De piramidebaan die vanuit de motorische cortex naar het ruggenmerg loopt, verantwoordelijk voor willekeurige motorische bewegingen. |
| Tractus corticobulbaris | De corticobulbaire baan die vanuit de motorische cortex naar de hersenstam loopt, verantwoordelijk voor willekeurige bewegingen van de aangezichts-, keel- en tongspieren. |
| Hoger motorisch neuron (upper motor neuron) | De zenuwcel die signalen vanuit de hersenschors of hersenstam naar de lagere motorische neuronen stuurt. |
| Lager motorisch neuron (lower motor neuron) | De zenuwcel die signalen vanuit het centrale zenuwstelsel naar de spieren stuurt om beweging te veroorzaken. |
| Myoneuraal systeem | Het systeem dat de zenuw-spierverbinding omvat, inclusief de motorische eindplaatjes waar de zenuw de spier aanstuurt. |
| Cerebellum (kleine hersenen) | Een deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor de coördinatie, timing en balans van bewegingen, evenals voor motorisch leren. |
| Extrapiramidaal systeem | Een complex systeem van zenuwbanen dat betrokken is bij de regulatie van spiertonus, houding en grove motorische bewegingen, en dat nauw samenwerkt met het piramidale systeem. |
| Spastische dysartrie | Een vorm van dysartrie die wordt veroorzaakt door bilaterale schade aan de hogere motorische neuronen, resulterend in verhoogde spiertonus (spasticiteit), zwakte en trage bewegingen. |
| Slappe dysartrie (bulbaire dysartrie) | Een vorm van dysartrie die wordt veroorzaakt door schade aan de lagere motorische neuronen of de craniale zenuwen die de spraakspieren aansturen, resulterend in spierzwakte, verminderde tonus en atrofie. |
| Atactische dysartrie | Een vorm van dysartrie die wordt veroorzaakt door schade aan het cerebellum, wat leidt tot problemen met de coördinatie, timing en kracht van spraakbewegingen, resulterend in onnauwkeurige, gescandeerde spraak. |
| Hypokinetische dysartrie | Een vorm van dysartrie die vaak geassocieerd wordt met de ziekte van Parkinson, gekenmerkt door verminderde bewegingsuitslag, trage bewegingen (bradykinesie) en een monotone spraak. |
| Hyperkinetische dysartrie | Een vorm van dysartrie die wordt veroorzaakt door schade aan de basale ganglia, wat leidt tot onwillekeurige, overmatige bewegingen van de spraakspieren, zoals tics, chorea of dystonie. |
| Gemengde dysartrie | Een vorm van dysartrie die het gevolg is van schade aan meerdere delen van het motorische systeem, wat resulteert in een combinatie van kenmerken van verschillende pure dysartrietypes. |
| Alexie | Woordblindheid; het onvermogen om te lezen als gevolg van hersenbeschadiging. |
| Agrafie | Schrijfstoornis; het onvermogen om te schrijven als gevolg van hersenbeschadiging. |
| Pure woordblindheid (alexie zonder agrafie) | Een specifieke vorm van alexie waarbij de patiënt niet kan lezen, maar wel kan schrijven. Dit wordt veroorzaakt door een letsel in de linker visuele cortex en het corpus callosum. |
| Pure woordstomheid (afemie) | Een stoornis waarbij de patiënt niet kan spreken, maar wel kan schrijven en taal kan begrijpen. Dit wordt veroorzaakt door een letsel in het gebied van Broca. |
| Pure woorddoofheid (verbale agnosie) | Een stoornis waarbij de patiënt gesproken taal niet kan begrijpen, maar wel kan spreken en schrijven. Dit wordt veroorzaakt door een letsel in de auditieve cortex. |
| Fonemen | De kleinste klankeenheden in een taal die betekenisverschillen kunnen aanbrengen. |
| Morfeem | Het kleinste betekenisdragende taalelement in een woord. |
| Paragrammatisme | Een stoornis in de grammatica waarbij lange, ongrammaticale zinnen worden gevormd door incorrect gebruik van woordvormen en zinsbouw. |
| Agrammatisme | Een ernstige stoornis in de grammatica waarbij de grammaticale regels niet correct worden toegepast, wat leidt tot telegramstijl met weglating van functiewoorden. |
| Dysprosodie | Een verstoring van de zinsmelodie, toonhoogte, ritme en intonatie van de spraak. |
| Anosognosie | Het gebrek aan ziekte-inzicht; de patiënt is zich niet bewust van zijn of haar stoornissen. |
| Echolalie | Het zinloos herhalen van woorden of zinnen van de gesprekspartner, kenmerkend voor bepaalde vormen van afasie. |
| Perseveratie | Het blijven herhalen van een eerder gedane uiting, woord of beweging, zelfs wanneer deze niet meer relevant is. |
| Logorroe | Een neiging tot overmatig en ongeremd spreken, soms ook spreekdrang genoemd. |
| Neologismen | Nieuw gevormde woorden zonder lexicale betekenis, die vaak voorkomen bij bepaalde vormen van afasie. |
| Jargon | Onverstaanbare spraak die ontstaat door veel parafasieën en neologismen, waardoor de luisteraar geen betekenis kan herkennen. |
| Sensorische afasie (receptieve afasie) | Een vorm van afasie (vaak geassocieerd met Wernicke-gebied) gekenmerkt door ernstige problemen met het begrijpen van gesproken en geschreven taal. |
| Motorische afasie (expressieve afasie) | Een vorm van afasie (vaak geassocieerd met Broca-gebied) gekenmerkt door moeite met het produceren van gesproken taal, ondanks relatief goed taalbegrip. |