Cover
Start nu gratis Pneumo HC Respiratoire infecties 3 2025 (1).pdf
Summary
# Inleiding en overzicht van respiratoire infecties
Dit document dient als een studiehandleiding voor het deelonderwerp "Respiratoire infecties" binnen het vak Longziekten, met een focus op de inleidende les en het algemene overzicht van het curriculum. Het presenteert de structuur, planning en de kernonderwerpen die behandeld zullen worden, variërend van de introductie tot specifieke infecties en preventiestrategieën [1](#page=1) [3](#page=3).
### 1.1 Lesoverzicht en planning
Het curriculum voor respiratoire infecties is verdeeld over meerdere colleges en werkgroepen. De belangrijkste data en onderwerpen zijn als volgt gepland:
* **17/11/2025:** Inleidende les farmacotherapie (door Prof. dr. P. Depuydt) [2](#page=2).
* **26/11/2025:** Hoorcollege acute respiratoire infecties 1 [2](#page=2).
* **28/11/2025:** Hoorcollege acute respiratoire infecties 2 [2](#page=2).
* **01/12/2025:** Hoorcollege acute respiratoire infecties 3 [2](#page=2).
* **09/12/2025:** Probleemgestuurde onderwijsgroep (PGO) over tuberculose, in samenwerking met Prof. dr. J. Boelens [2](#page=2).
Deze planning omvat een progressieve verdieping in de materie, beginnend met algemene infecties en eindigend met specifieke pathologieën zoals tuberculose.
### 1.2 Lesinhoud: Respiratoire infecties
Het deelpartim "Respiratoire infecties" behandelt een breed scala aan onderwerpen, gestructureerd om een systematisch begrip van deze aandoeningen te bieden. De hoofdpunten die worden behandeld zijn:
1. **Inleiding respiratoire infecties:** Dit vormt de basis en introduceert de algemene principes en het belang van luchtweginfecties [3](#page=3).
2. **Griepaalsyndroom:** Hieronder vallen diverse virale infecties die zich manifesteren met griepachtige symptomen. Dit omvat specifiek [3](#page=3):
* **Influenza:** De seizoensgebonden griepvirussen [3](#page=3).
* **Emerging respiratory infections:** Nieuw opkomende en potentieel pandemische respiratoire virussen [3](#page=3).
* **COVID-19:** De infectie veroorzaakt door het SARS-CoV-2 virus [3](#page=3).
3. **Pneumonie:** Ontstekingen van de longblaasjes, onderverdeeld in:
* **Community-acquired pneumonie (CAP):** Longontsteking opgelopen buiten het ziekenhuis [3](#page=3).
* **Hospital-acquired pneumonie (HAP):** Longontsteking opgelopen tijdens een ziekenhuisopname [3](#page=3).
* **Complicaties van pneumonie:** Mogelijke neveneffecten en ernstige gevolgen van longontsteking [3](#page=3).
4. **Exacerbaties van chronische respiratoire aandoeningen:** Plotselinge verergering van bestaande chronische longaandoeningen, zoals COPD of astma, vaak door infecties [3](#page=3).
5. **Opportunistische infecties:** Infecties die optreden bij personen met een verzwakt immuunsysteem, veroorzaakt door micro-organismen die bij gezonde individuen meestal geen ziekte veroorzaken [3](#page=3).
6. **Preventie van respiratoire infecties:** Strategieën en maatregelen gericht op het voorkomen van het ontstaan en de verspreiding van deze infecties, zoals vaccinatie en hygiënepraktijken [3](#page=3).
Dit uitgebreide curriculum legt de nadruk op zowel de diagnostiek en pathogenese van diverse respiratoire infecties, als op hun klinische manifestaties, complicaties en de cruciale rol van preventie. De colleges worden ondersteund door een vakgroep gespecialiseerd in longziekten en een onderzoeksgroep gericht op respiratoire infectie en afweer (RIDL) [1](#page=1) [3](#page=3).
---
# Exacerbaties van chronische respiratoire aandoeningen
Dit gedeelte behandelt de diagnostiek, etiologie en behandelingsopties voor acute exacerbaties van chronische longaandoeningen zoals COPD en bronchiëctasieën, inclusief de rol van antibiotica [4](#page=4).
### 2.1 Acute exacerbatie van COPD (AECOPD)
Een acute exacerbatie van COPD wordt gekenmerkt door een toename van de sputumproductie, hoest en dyspneu. Een exacerbatie met surinfectie wordt vaak gekenmerkt door purulent sputum [5](#page=5).
#### 2.1.1 Diagnostiek van AECOPD
De diagnose van een AECOPD wordt gesteld op basis van de anamnese, het klinisch onderzoek en, indien geïndiceerd, aanvullend onderzoek [6](#page=6).
* **Anamnese:** Belangrijke symptomen zijn toegenomen expectoratie, purulent sputum, hoest, dyspneu, en verminderde inspanningstolerantie. Koorts of rillingen zijn zelden aanwezig [6](#page=6).
* **Klinisch onderzoek:** Bevindingen kunnen een verlengd expirium, grove rhonchi en/of wheezing omvatten [6](#page=6).
* **RX thorax:** De afwijkingen op een röntgenfoto van de thorax zijn meestal discreet en zelden typisch [6](#page=6).
* **Sputumcultuur:** Kan aanvullend worden verricht [6](#page=6).
> **Tip:** De 'infermale trio' van bacteriële verwekkers bij AECOPD zijn *S. pneumoniae*, *H. influenzae*, en *M. catarrhalis* [7](#page=7).
#### 2.1.2 Etiologie van AECOPD
De oorzaken van AECOPD zijn multifactorieel en omvatten infectieuze en niet-infectieuze stimuli [7](#page=7).
* **Bacteriële infecties:** Meest voorkomende verwekkers zijn *Streptococcus pneumoniae*, *Haemophilus influenzae*, en *Moraxella catarrhalis* [7](#page=7).
* **Virale infecties:** Influenza- en para-influenzavirus, rhinovirus, RSV, en coronavirussen [7](#page=7).
* **Niet-infectieuze stimuli:** Toegenomen luchtverontreiniging, andere fysische en chemische prikkels, en nicotine-abusus [7](#page=7).
#### 2.1.3 Behandeling van AECOPD
De behandeling van AECOPD omvat adequate bronchodilatatie, orale steroïden, antibiotica, ademhalingskinesitherapie, en zo nodig zuurstoftoediening [8](#page=8).
* **Bronchodilatatie:** Adequate bronchodilatatie is essentieel [8](#page=8).
* **Orale steroïden:** Worden vaak voorgeschreven, bijvoorbeeld methylprednisolone [8](#page=8).
* **Antibiotica:** De indicatie voor antibiotica hangt af van de ernst van de COPD-exacerbatie volgens de Anthonissen criteria (dyspneu, sputumvolume, sputum purulentie) en de GOLD classificatie [8](#page=8).
* **Ademhalingskinesitherapie:** Speelt een belangrijke rol in het management [8](#page=8).
* **Zuurstof:** Toediening van zuurstof is geïndiceerd bij tekenen van respiratoire insufficiëntie, met een voorkeur voor een lage dosis (maximaal 1,5-2 liter per minuut) [8](#page=8).
##### 2.1.3.1 Indicatie voor antibiotica bij AECOPD
De indicatie voor antibiotica bij AECOPD wordt primair bepaald door de aanwezigheid van purulent sputum als belangrijkste Anthonissen criterium [9](#page=9).
| Anthonissentype | GOLD I (FEV1 ≥ 80% pred) | GOLD II (80% < FEV1 ≤ 50% pred) | GOLD III-IV (FEV1 < 50% pred) |
| :-------------- | :----------------------- | :------------------------------ | :--------------------------- |
| Type 1 (3/3 criteria) | Geen AB (?) | AB | AB |
| Type 2 (2/3 criteria, incl. purulentie) | Geen AB (?) | AB | AB |
| Type 3 (1/3 criteria) | Geen AB | Geen AB | AB |
| Acuut respiratoir falen | AB | AB | AB |
De BAPCOC richtlijnen geven verdere aanbevelingen voor de indicatie en keuze van antibiotica [10](#page=10) [11](#page=11).
##### 2.1.3.2 Conclusie over antibiotica bij AECOPD
De beslissing voor het gebruik van antibiotica bij AECOPD is afhankelijk van de ernst van de exacerbatie (Anthonissen criteria) en de ernst van de COPD (GOLD stadium III-IV). Ook patiënten die mechanisch geventileerd worden, patiënten met frequente exacerbaties (> 4 per jaar), en patiënten met voorafgaande hospitalisaties komen in aanmerking [12](#page=12).
### 2.2 Chronisch gebruik van antibiotica bij recidiverende exacerbaties
Bij patiënten met zeer frequente recidiverende exacerbaties kan chronisch gebruik van antibiotica overwogen worden, met name macroliden zoals azithromycine op immunomodulerende doseringen [13](#page=13).
* **Macroliden (azithromycine):** Bij een geselecteerde populatie met ernstig COPD (GOLD II-IV) en frequente exacerbaties kan dit leiden tot een reductie van het aantal exacerbaties, zonder significant effect op longfunctie of overleving. Bij bronchiëctasieën kan het eveneens het aantal exacerbaties reduceren, vooral bij kolonisatie met *Pseudomonas aeruginosa* [14](#page=14).
* **Cave:** Mogelijke bijwerkingen omvatten gehoorverlies, risico op aritmieën (torsades de pointes), en diarree. Er is ook een toenemend risico op macrolide-resistentie [14](#page=14).
* **Voorafgaand onderzoek:** Het is cruciaal om voorafgaand aan de behandeling QTc-verlenging (>450 msec) uit te sluiten, de aanwezigheid van niet-tuberculeuze mycobacteriën (NTM) te evalueren, en eventueel gehooronderzoek te verrichten [14](#page=14).
### 2.3 Exacerbatie van bronchiëctasieën
De behandeling van een exacerbatie van bronchiëctasieën is gericht op de geïdentificeerde verwekker, indien kweekgegevens beschikbaar zijn [15](#page=15).
* **Empirische therapie:** Bij een empirische behandeling, met name bij verdenking op gramnegatieve verwekkers, is amoxicilline-clavulaanzuur in hoge dosis een optie [15](#page=15).
* **Pseudomonas aeruginosa:** Bij patiënten die gekoloniseerd zijn met *Pseudomonas aeruginosa*, is een aangepaste antibioticumkeuze noodzakelijk. Dit kan een hoge dosis ciprofloxacine (750 mg tweemaal daags) zijn, of intraveneuze antibiotica na hospitalisatie [15](#page=15).
* **Behandelingsduur:** De behandelduur is doorgaans langer, namelijk 14 dagen [15](#page=15).
* **Overleg:** Laagdrempelig overleg met de behandelend longarts wordt sterk aanbevolen [15](#page=15).
---
# Opportunistische infecties bij immuungecompromitteerden
Dit onderwerp behandelt pneumonie bij patiënten met een verzwakt immuunsysteem, met specifieke aandacht voor pulmonale mycosen zoals *Pneumocystis jirovecii* en aspergillose, en niet-tuberculuze mycobacteriën (NTM) longziekten, inclusief diagnostiek en behandeling.
### 3.1 Pneumonie bij immuungecompromitteerden
Pneumonie bij immuungecompromitteerde patiënten kan veroorzaakt worden door klassieke verwekkers, maar ook door opportunistische pathogenen die zelden ziekte veroorzaken bij immuuncompetente personen. Dit zijn vaak voorkomende, ubiquitaire micro-organismen, ongewone bacteriën, virussen en schimmels. De diagnose is vaak moeilijk en vereist gespecialiseerde onderzoeken zoals een HRCT van de thorax en bronchoscopie met bronchoalveolaire lavage (BAL) [17](#page=17).
### 3.2 Pulmonale mycosen
#### 3.2.1 Pneumocystis jirovecii pneumonie
*Pneumocystis jirovecii* is een eencellige, gist-achtige schimmel die pneumonie kan veroorzaken bij immuungecompromitteerde patiënten. Vroeger werd dit *Pneumocystis carinii* pneumonie (PCP) genoemd [20](#page=20).
**Risicogroepen:**
* Patiënten onder immuunsuppressie, waaronder langdurig gebruik van systemische corticosteroïden en/of anti-rejectiemedicatie na transplantatie [20](#page=20).
* HIV-patiënten met een CD4+ T-celaantal lager dan 200/µL (AIDS) [20](#page=20).
**Diagnose:**
* RX thorax: toont diffuse bilaterale alveolaire en interstitiële infiltraten, soms met pneumothorax [20](#page=20).
* (HR)CT thorax: kenmerkt zich door matglasinfiltraten en een "crazy paving" patroon [20](#page=20).
* Bronchoscopie met BAL: microscopie en/of PCR kunnen worden ingezet, maar het is belangrijk te beseffen dat *P. jirovecii* een ubiquitair organisme is [20](#page=20).
**Behandeling:**
* Hoge dosis trimethoprim-sulfamethoxazole (cotrimoxazole) [20](#page=20).
* **Tip:** Profylaxe met cotrimoxazole is essentieel bij risicogroepen [20](#page=20).
#### 3.2.2 Pulmonale aspergillose
* **Verwekker:** *Aspergillus* spp., met name *A. fumigatus*, is een schimmeldie sporen produceert met een diameter van ongeveer 5 µm die worden ingeademd. Deze schimmel is ubiquitair [21](#page=21).
* **Ziektespectrum:**
* Asymptomatische kolonisatie, voorkomend bij ongeveer 15% van de patiënten met chronisch longlijden [22](#page=22).
* Invasieve infectie, vooral bij immuungecompromitteerden met onderliggend structureel longlijden [22](#page=22).
* Overgevoeligheidsreacties, zoals fungal sensitized astma en allergische bronchopulmonale aspergillose [22](#page=22).
* **Diagnose van invasieve pulmonale aspergillose:**
* Gebaseerd op klinische (gastheer) en radiologische factoren [25](#page=25).
* Microbiologisch onderzoek van sputum en/of BAL-vocht, inclusief direct onderzoek, fungale kweek en detectie van *Aspergillus* antigen (galactomannan) in BAL of serum bij diep neutropene patiënten [25](#page=25).
* **Behandeling van invasieve pulmonale aspergillose:**
* Afhankelijk van de ernst en de onderliggende immuunstatus [25](#page=25).
* Triazoles of lipide-gebaseerde amfotericine B worden gebruikt [25](#page=25).
### 3.3 NTM longziekte
#### 3.3.1 Niet-tuberculuze mycobacteriën (NTM)
* **Ubiquitair:** NTM komen wijdverspreid voor in de bodem en het water. Ze zijn geen obligaat pathogeen [27](#page=27).
* **Vochtige omgevingen:** Ze worden vaak aangetroffen in drinkwatersystemen (door biofilmvorming), natuurlijke waterbronnen, hot tubs, spa's, potgrond en aquaria [27](#page=27).
* **Classificatie:** Mycobacteriën omvatten *Mycobacterium tuberculosis* en een grote groep NTM [28](#page=28).
* **Verschillen met *Mycobacterium tuberculosis***:
* **Pathogeniciteit:** NTM zijn geen obligate pathogenen en leven normaal vrij in de omgeving bij temperaturen van 20-65°C, terwijl *M. tuberculosis* een obligate pathogeen is die een gastheer vereist bij 37°C [29](#page=29) [30](#page=30).
* **Virulentie:** NTM hebben een lage virulentie en zijn doorgaans niet pathogeen bij afwezigheid van predisponerende factoren, in tegenstelling tot *M. tuberculosis* [29](#page=29) [30](#page=30).
* **Transmissie:** Mens-op-mens transmissie van NTM is extreem zeldzaam, hoewel er enige aanwijzingen zijn binnen de cystic fibrosis gemeenschap voor *M. abscessus*. *M. tuberculosis* daarentegen kan mens-op-mens worden overgedragen [29](#page=29) [30](#page=30).
* **Diversiteit:** NTM vormen een grote, heterogene groep species, terwijl het *M. tuberculosis* complex een kleine groep nauw verwante subspecies omvat [29](#page=29) [30](#page=30).
* **Gevoeligheid voor antibiotica:** NTM zijn amper gevoelig voor antibiotische therapie, terwijl *M. tuberculosis* zeer gevoelig is voor tuberculostatica [29](#page=29) [30](#page=30).
#### 3.3.2 Risicofactoren voor NTM longziekte
* **Bronchopulmonale factoren:** Cystic fibrosis (mucoviscidose), bronchiëctasieën, COPD, post-tuberculose littekens, interstitieel longlijden en silicose [31](#page=31).
* **Iatrogene factoren:** Immuunsuppressie door (inhalatie)corticosteroïden, DMARDs, anti-TNF-α therapie, orgaantransplantatie en hematologische maligniteiten [31](#page=31).
* **Associatie met multisysteemlijden en genetische predispositie** [31](#page=31).
#### 3.3.3 Klinische presentatie en radiologie
NTM longziekte kan zich presenteren als:
* **Nodulaire/bronchiëctatische ziekte ("Lady Windermere syndroom"):** Komt vaker voor bij postmenopauzale vrouwen en wordt geassocieerd met scoliose, mitralisklepprolaps en een laag BMI. Symptomen zijn langdurige hoest, vermoeidheid en gewichtsverlies. Radiologisch ziet men bronchiëctasieën met noduli en een "tree-in-bud" patroon, met name in de middenkwab en lingula [33](#page=33).
* **Fibro-cavitaire ziekte:** Vaker voorkomend bij mannen op middelbare leeftijd, geassocieerd met pre-existente COPD, silicose of fibrose. Het klinische beeld lijkt op tuberculose maar is langzamer progressief. Radiologisch ziet men fibro-cavitaire laesies, voornamelijk in de bovenkwabben [33](#page=33).
#### 3.3.4 Diagnostische criteria NTM longziekte
De diagnostische criteria van de ATS/IDSA uit 2007 omvatten een combinatie van klinische symptomen, radiologie en microbiologie [34](#page=34).
* **Klinische symptomen:** Hoest, vermoeidheid, vermagering, koorts, nachtzweten [34](#page=34).
* **Radiologie:** Minimaal twee positieve sputumculturen, of één positieve BAL-cultuur, of suggestieve histologie met een positieve kweek [34](#page=34).
* **Microbiologie:** ≥2 ⊕ sputumculturen OF 1 ⊕ BAL cultuur OF suggestieve histologie met ⊕ kweek [34](#page=34).
> **Tip:** De mediane tijd van het begin van de symptomen tot de diagnose is significant lang, vaak 2 jaar. Bij verdenking is doorverwijzing naar een longarts, eventueel in een gespecialiseerd centrum, aangewezen [34](#page=34).
#### 3.3.5 Laboratoriumdiagnostiek NTM
* Zuurvaste kleuring en mycobacteriële kweek op respiratoire monsters moeten expliciet worden aangevraagd [35](#page=35).
* Bij een positieve kweek wordt eerst een (snelle) PCR voor *M. tuberculosis* uitgevoerd [35](#page=35).
* Indien positief: diagnose en behandeling van tuberculose volgt [35](#page=35).
* Indien negatief: identificatie van de NTM in een referentielaboratorium wordt afgewacht [35](#page=35).
* **Tip:** In de pneumologische praktijk is het cruciaal om NTM-infectie op een sputummonster uit te sluiten alvorens macroliden in immunomodulerende doses te starten [35](#page=35).
#### 3.3.6 Behandeling van NTM longziekte
* Behandeling wordt enkel gestart volgens strikte criteria [36](#page=36).
* Er wordt gebruik gemaakt van combinatietherapie, meestal inclusief azithromycine, om monotherapie met macroliden te vermijden [36](#page=36).
* De behandeling is toxisch en langdurig, aanzienlijk langer dan bij *M. tuberculosis* [36](#page=36).
* **Cruciaal:** Altijd doorverwijzen naar een specialist [36](#page=36).
---
# Preventie van respiratoire infecties door vaccinatie
Vaccinatie speelt een cruciale rol in de preventie van diverse respiratoire infecties door het immuunsysteem voor te bereiden op specifieke pathogenen. Dit deel van de studie gids behandelt de belangrijkste vaccins die ingezet worden tegen influenza, SARS-CoV-2, pneumokokken, pertussis en RSV, inclusief hun samenstelling, aanbevelingen en specifieke risicogroepen [39](#page=39) [40](#page=40).
### 4.1 Influenza vaccinatie
Influenza vaccinatie maakt gebruik van een geïnactiveerd vaccin dat jaarlijks wordt aangepast op basis van de voorschriften van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) [41](#page=41).
* **Samenstelling:** Tot het seizoen 2024-2025 bevat het vaccin vier stammen: twee influenza A en twee influenza B stammen. Vanaf 2025-2026 wordt teruggeschakeld naar een trivalent vaccin, aangezien de B/Yamagata stam als verdwenen wordt beschouwd [41](#page=41).
* **Dosering:**
* Standaardgedoseerd: Bevat 3 x 15 microgram hemagglutinine (HA) eiwit per stam (bv. Influvac®, Vaxigrip®, Alpharix®) [41](#page=41).
* Versterkte vaccins:
* Standaardgedoseerd met adjuvans (Fluad®): 3 x 15 microgram HA eiwit met MF59 adjuvans, terugbetaald voor 65-plussers [41](#page=41).
* Hooggedoseerd (Efluelda®): 3 x 60 microgram HA eiwit, terugbetaald voor 65-plussers in residentiële zorg of 75-plussers die niet in een instelling verblijven [41](#page=41).
* **Timing:** Vaccinatie dient jaarlijks plaats te vinden vóór de epidemische periode, idealiter tussen oktober en november [41](#page=41).
* **Aanbevelingen (Hoge Gezondheidsraad 2025):** Vaccinatie wordt sterk aanbevolen voor alle personen vanaf midden oktober. Voor personen tussen 18 en 65 jaar, met name die tussen 50 en 65 jaar, wordt vaccinatie op individuele basis overwogen, zeker indien er sprake is van roken, ethylabusus en/of obesitas [42](#page=42).
### 4.2 SARS-CoV-2 vaccinatie
De vaccinatie tegen SARS-CoV-2, de verwekker van COVID-19, maakt voornamelijk gebruik van mRNA-technologie [43](#page=43).
* **Seizoen 2025-2026:** Het mRNA-vaccin Comirnaty® (Pfizer) wordt gebruikt, met een dosering van 30 microgram voor volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar. Dit vaccin is gebaseerd op de LP.8.1 variant, een subvariant van Omicron [44](#page=44).
* **Booster na doorgemaakte infectie:** De aanbevelingen voor het moment van een boosterprik na een doorgemaakte SARS-CoV-2-infectie variëren. Sommige instanties zoals de Hoge Gezondheidsraad (HGR) adviseren vaccinatie zodra men genezen is, terwijl andere, zoals de CDC, een wachttijd van 3 tot 6 maanden na de infectie aanbevelen [44](#page=44).
* **Aanbevelingen (Hoge Gezondheidsraad 2025):** De focus ligt op risicogroepen, die sterk overlappen met de risicogroepen voor griepvaccinatie. COVID-19 vaccinatie kan apart of gelijktijdig met de griepvaccinatie worden toegediend [45](#page=45).
* **Risicofactoren:** Factoren die het risico op ernstige COVID-19 verhogen, omvatten (voormalig) roken, fysieke inactiviteit en excessief alcoholgebruik [46](#page=46).
### 4.3 Pneumokokken vaccinatie
Er zijn twee hoofdtypen pneumokokkenvaccins beschikbaar voor volwassenen: conjugaat- en polysaccharidevaccins [47](#page=47).
#### 4.3.1 Soorten pneumokokkenvaccins
* **Conjugaatvaccins (PCV):** Deze vaccins stimuleren een T-cel-afhankelijke immuunrespons. Ze bevatten polysaccharide-antigenen (Ag) die covalent verbonden zijn met een dragereiwit. Dit stimuleert T-cellen om B-cellen te helpen bij de productie van antilichamen en genereert een immuungeheugen [48](#page=48).
* PCV13/15: 13- of 15-valent pneumokokkenconjugaatvaccin [47](#page=47).
* PCV20: 20-valent pneumokokkenconjugaatvaccin [47](#page=47).
* PCV21: Een recenter 21-valent vaccin [49](#page=49).
* **Polysaccharidevaccin (PPV23):** Dit vaccin stimuleert een T-cel-onafhankelijke immuunrespons. Het bevat polysaccharide-antigenen (Ag) die B-cellen direct stimuleren om antilichamen te produceren [48](#page=48).
* PPV23: 23-valent pneumokokkenpolysaccharidevaccin [47](#page=47).
#### 4.3.2 Vaccinatieschema's
* **Kinderen:** Het basisvaccinatieschema voor kinderen omvat PCV13 op 8 en 16 weken, en op 12 maanden leeftijd [50](#page=50).
* **Volwassen risicogroepen (Hoge Gezondheidsraad 2022):**
* **Voorkeur:** Eénmalige toediening van PCV20, eventueel gevolgd door een herhaling van PPV23 na 5 jaar [50](#page=50).
* **Alternatief:** Toediening van PCV15, gevolgd door PPV23 na meer dan 8 weken. Deze combinatie dient elke 5 jaar herhaald te worden [50](#page=50).
* **Risicogroepen zijn gedefinieerd als:**
* Personen met verhoogd risico op pneumokokkeninfecties: personen met immunodepressie, met anatomische of functionele asplenie, met sikkelcelanemie of hemoglobinopathie, met lekkage van cerebrospinaal vocht of met een cochleair implantaat [50](#page=50).
* Personen met comorbiditeit: chronisch hart-, long-, lever- of nierlijden, diabetes mellitus, neurologische/neuromusculaire aandoeningen, alcoholici, rokers [50](#page=50).
* Gezonde personen van 65 jaar of ouder [50](#page=50).
### 4.4 Pertussis vaccinatie
Pertussis, ook bekend als kinkhoest, wordt veroorzaakt door de Gram-negatieve bacterie *Bordetella pertussis* [51](#page=51).
* **Pathogenese:** Virulentiefactoren van de bacterie, waaronder een lipopolysaccharide (LPS) met een ongebruikelijke structuur, beschadigen gastheerweefsel en verminderen de ciliaire activiteit (ciliostase) [51](#page=51).
* **Klinisch Beeld:** De ziekte presenteert zich typisch bij jonge kinderen en kan leiden tot aanzienlijke morbiditeit en mortaliteit bij zuigelingen. Ook volwassenen kunnen besmet raken, wat zich kan uiten in een aanslepende hoest van meer dan 21 dagen [51](#page=51).
* **Diagnose:** De diagnose wordt gesteld middels PCR [51](#page=51).
* **Aanbevelingen:** De aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad met betrekking tot pertussis vaccinatie zijn te vinden in de specifieke documentatie [52](#page=52).
### 4.5 RSV vaccinatie
Respiratoir syncytieel virus (RSV) is een enkelstrengig RNA-virus van de familie Pneumoviridae [53](#page=53).
#### 4.5.1 Virale structuren en infectie
* **Fusieproteïne (F):** Essentieel voor de fusie tussen de virale enveloppe en epitheelcellen van de luchtwegen. Het is goed geconserveerd tussen RSV-A en RSV-B. Het F-proteïne zorgt ook voor cel-fusie, wat leidt tot de vorming van syncytia (grote, meerkernige cellen) [53](#page=53).
* **Aanhechtingsglycoproteïne (G):** Hecht aan trilhaarcellen van de luchtwegen. Het G-proteïne is variabel tussen RSV-A en RSV-B, wat de antigene verschillen tussen deze subgroepen verklaart [53](#page=53).
#### 4.5.2 Risicogroepen en ziekteburden
* **Zuigelingen:** Lopen een verhoogd risico op ernstige RSV-infectie; vrijwel alle kinderen zijn tegen de leeftijd van 2 jaar besmet geweest [54](#page=54).
* **Oudere volwassenen:** Lopen een verhoogd risico op ernstige RSV-infectie, wat verder toeneemt bij de aanwezigheid van comorbiditeiten [54](#page=54).
* **Natuurlijke immuniteit:** De immuunrespons na natuurlijke infectie is onvolledig en van korte duur, wat leidt tot herhaalde infecties gedurende het hele leven [54](#page=54).
* **Ziekteburden bij oudere volwassenen:** In Europa worden jaarlijks naar schatting meer dan 3 miljoen gevallen van RSV-geassocieerde acute respiratoire infecties (ARI) gemeld, resulterend in ongeveer 274.000 hospitalisaties en ongeveer 20.000 overlijdens [55](#page=55).
* **Risicofactoren voor ernstige RSV-ziekte bij volwassenen:** Deze omvatten oudere leeftijd (vooral ≥60 jaar), comorbiditeiten zoals asthma, COPD, chronisch hartfalen, coronair lijden, diabetes, chronische nierziekte, en een verzwakte immuunstatus [56](#page=56).
#### 4.5.3 RSV-vaccins en aanbevelingen
Sinds 2023 zijn er RSV-vaccins beschikbaar [57](#page=57):
* **Arexvy®:** Een geadjuveerd (AS01) RSVpreF-vaccin voor actieve immunisatie van volwassenen >60 jaar en risicopatiënten tussen 50-59 jaar [57](#page=57).
* **Samenstelling:** Bevat 120 microgram RSV-A preF-eiwit met AS01 adjuvans [58](#page=58).
* **Toediening:** Eén dosis, intramusculaire injectie [58](#page=58).
* **Duur van bescherming:** Minimaal 3 volledige seizoenen [58](#page=58).
* **Prijs:** 206,30 euro [58](#page=58).
* **Abrysvo®:** Bevat twee recombinante RSVpreF-antigenen (RSV A en RSV B) [57](#page=57).
* Indicaties:
* Actieve immunisatie van volwassenen >18 jaar [57](#page=57).
* Passieve bescherming van zuigelingen tot 6 maanden oud door vaccinatie van de moeder tijdens de zwangerschap (tussen week 24 en 36) [57](#page=57).
* **Samenstelling:** Bevat PreF-eiwit (60 microgram RSV-A, 60 microgram RSV-B) [58](#page=58).
* **Toediening:** Eén dosis, intramusculaire injectie [58](#page=58).
* **Duur van bescherming:** Minimaal 2 volledige seizoenen [58](#page=58).
* **Prijs:** 185,10 euro [58](#page=58).
* **Co-administratie:** Beide vaccins kunnen gelijktijdig met het griepvaccin worden toegediend [58](#page=58).
* **Huidige aanbeveling (Hoge Gezondheidsraad 2024):** RSV-vaccins zijn geïndiceerd voor oudere volwassenen en zwangere vrouwen (voor passieve bescherming van het ongeboren kind) [57](#page=57).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ademhalingskinesitherapie | Een vorm van fysiotherapie gericht op het verbeteren van de ademhalingsfunctie en het verwijderen van secreties uit de luchtwegen. |
| Acute COPD-exacerbatie | Een plotselinge verslechtering van de symptomen van chronische obstructieve longziekte (COPD), gekenmerkt door verhoogde hoest, dyspneu en sputumproductie. |
| Anthonissen criteria | Een set criteria (dyspneu, toename sputumvolume, toename purulentie sputum) die gebruikt worden om de ernst van een acute COPD-exacerbatie te beoordelen en de noodzaak van antibiotica te bepalen. |
| Antibiotica | Geneesmiddelen die worden gebruikt om bacteriële infecties te behandelen door de groei van bacteriën te remmen of ze te doden. |
| Aspergillose | Een infectie veroorzaakt door schimmels van het geslacht Aspergillus, die zich voornamelijk manifesteert in de longen, vooral bij immuungecompromitteerde personen. |
| Bronchiëctasieën | Een chronische longaandoening waarbij de luchtwegen permanent verwijden en beschadigd raken, wat leidt tot ophoping van slijm en verhoogd risico op infecties. |
| Bronchodilatatie | Het verwijden van de luchtwegen, vaak bereikt met medicatie, om de ademhaling te vergemakkelijken bij aandoeningen zoals COPD en astma. |
| CD4+ T-celaantal | Het aantal CD4+ T-cellen in het bloed, een belangrijke indicator van de immuunstatus, met name bij HIV-infectie. Een laag aantal (<200/µL) duidt op ernstige immuundeficiëntie. |
| Ciliaire activiteit | De beweging van kleine, haarachtige structuren (cilia) die de luchtwegen bekleden en helpen bij het verwijderen van slijm en vuildeeltjes. |
| Community-acquired pneumonie (CAP) | Longontsteking die buiten het ziekenhuis is opgelopen. |
| COPD | Chronische Obstructieve Longziekte, een verzamelnaam voor chronische longaandoeningen zoals chronische bronchitis en emfyseem. |
| Corticosteroïden | Hormonen die worden gebruikt als ontstekingsremmers en immunosuppressiva, zowel systemisch als lokaal toegepast. |
| Cotrimoxazol | Een combinatie van trimethoprim en sulfamethoxazol, gebruikt voor de behandeling en profylaxe van diverse infecties, met name Pneumocystis jirovecii pneumonie. |
| COVID-19 | Een besmettelijke ziekte veroorzaakt door het SARS-CoV-2 virus, die zich manifesteert met respiratoire symptomen en mogelijk ernstige complicaties. |
| Cystic fibrosis | Een erfelijke ziekte die voornamelijk de longen en het spijsverteringsstelsel aantast, gekenmerkt door taai slijm en recidiverende infecties. |
| DMARDs | Disease-Modifying Antirheumatic Drugs, medicijnen die worden gebruikt om de progressie van auto-immuunziekten, zoals reumatoïde artritis, te vertragen. |
| Empirisch | Gebaseerd op ervaring of waarschijnlijkheid, zonder definitief bewijs; in de geneeskunde vaak toegepast bij de behandeling van infecties wanneer de exacte verwekker nog onbekend is. |
| Epitheelcellen | De cellen die de oppervlakte van organen en lichaamsholtes bekleden, zoals de luchtwegen. |
| Etiologie | De studie van de oorzaken van ziekten. |
| FEV1 | Forced Expiratory Volume in 1 second, de maximale hoeveelheid lucht die men in één seconde krachtig kan uitademen. Een belangrijke maatstaf voor de longfunctie bij COPD. |
| Filamenteuze fungus | Een schimmel die groeit in de vorm van lange draden (hyfen). |
| GOLD classificatie | Een classificatiesysteem voor COPD gebaseerd op de ernst van de luchtwegobstructie (gemeten met FEV1). |
| Gramnegatieve bacteriën | Een groep bacteriën die, na kleuring volgens Gram, roze of rood kleuren en vaak een dikkere celwand hebben dan grampositieve bacteriën. |
| Griepaal syndroom | Een verzamelnaam voor symptomen die lijken op griep, veroorzaakt door verschillende virussen of bacteriën. |
| Hoorcollege | Een college waarbij de stof mondeling wordt uitgelegd en studenten luisteren en aantekeningen maken. |
| Hospital-acquired pneumonie (HAP) | Longontsteking die is opgelopen tijdens een ziekenhuisopname. |
| Human-to-human transmission | Overdracht van een ziekteverwekker van de ene mens op de andere. |
| HIV | Human Immunodeficiency Virus, het virus dat AIDS veroorzaakt en het immuunsysteem aantast. |
| Iatrogene factoren | Factoren die worden veroorzaakt door medische behandeling of ingreep. |
| Immuungecompromitteerd | Iemand met een verzwakt immuunsysteem, waardoor de vatbaarheid voor infecties toeneemt. |
| Immunomodulerende dosis | Een dosering van een medicijn die het immuunsysteem op een bepaalde manier beïnvloedt, bijvoorbeeld door het te onderdrukken of te stimuleren. |
| Invasieve infectie | Een infectie die zich verspreidt naar dieperliggende weefsels of organen in het lichaam. |
| Kinkhoest | Een zeer besmettelijke bacteriële infectie van de luchtwegen, veroorzaakt door Bordetella pertussis. |
| Kumar & Clark | Een veelgebruikt medisch leerboek (Clinical Medicine), hier gebruikt als referentiebron voor medische informatie. |
| Longfunctie | De capaciteit en efficiëntie van de longen om lucht in en uit te ademen en zuurstof op te nemen. |
| Macroliden | Een klasse van antibiotica die effectief is tegen een breed spectrum aan bacteriën, zoals azithromycine en clarithromycine. |
| Mechanisch geventileerd | Een patiënt die kunstmatig wordt beademd met behulp van een beademingsmachine. |
| Microbiologie | De studie van micro-organismen, zoals bacteriën, virussen, schimmels en protozoa. |
| Mitral valve prolapse | Een aandoening waarbij de mitralisklep van het hart niet goed sluit. |
| Monotherapie | Behandeling met slechts één medicijn. |
| Mycobacteriën | Een genus van bacteriën die bekend staan om hun zuurvaste celwand, waaronder Mycobacterium tuberculosis (veroorzaker van tuberculose) en niet-tuberculuze mycobacteriën (NTM). |
| NTM longziekte | Een infectie van de longen veroorzaakt door niet-tuberculuze mycobacteriën. |
| Opportunistische infecties | Infecties die worden veroorzaakt door micro-organismen die normaal gesproken geen ziekte veroorzaken bij gezonde personen, maar wel bij personen met een verzwakt immuunsysteem. |
| PCR | Polymerase Chain Reaction, een moleculair-biologische techniek om specifieke DNA-sequenties te vermenigvuldigen, gebruikt voor diagnose van infecties. |
| Profylaxie | Preventieve maatregelen om de ontwikkeling van een ziekte te voorkomen. |
| Pneumokokken | Bacteriën van het geslacht Streptococcus pneumoniae, een veelvoorkomende oorzaak van longontsteking, oorontsteking en meningitis. |
| Pneumonie | Longontsteking, een infectie van de longblaasjes. |
| Pneumothorax | Een klaplong, waarbij lucht in de ruimte tussen de long en de borstwand terechtkomt, waardoor de long kan inklappen. |
| PGO tuberculose | Probleemgestuurde onderwijsmodule over tuberculose. |
| Purulent sputum | Slijm (sputum) dat geelgroen van kleur is en wijst op een bacteriële infectie. |
| QTc-verlenging | Een afwijking in het elektrocardiogram (ECG) waarbij de QTc-tijd (tijd van de start van de Q-golf tot het einde van de T-golf) verlengd is, wat een risico op ernstige hartritmestoornissen kan inhouden. |
| Radiologische factoren | Kenmerken zichtbaar op medische beeldvorming, zoals röntgenfoto's of CT-scans, die duiden op een ziekteproces. |
| Recidiverende exacerbaties | Herhaald optreden van een acute verslechtering van een chronische aandoening, zoals bij COPD. |
| Respiratoire aandoeningen | Aandoeningen van het ademhalingssysteem. |
| Respiratoire insufficiëntie | Onvoldoende functioneren van de longen om te voldoen aan de zuurstofbehoefte van het lichaam. |
| Rhinovirussen | Een grote groep virussen die verkoudheid veroorzaken. |
| Risicogroepen | Populaties die een verhoogd risico lopen op het ontwikkelen van een bepaalde ziekte of complicatie. |
| RSV | Respiratoir Syncytieel Virus, een veelvoorkomend ademhalingsvirus dat vooral ernstig kan verlopen bij jonge kinderen en ouderen. |
| SARS-CoV-2 | Het virus dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt. |
| Sputum | Slijm dat uit de luchtwegen wordt opgehoest. |
| Sputumcultuur | Een laboratoriumtest waarbij sputum wordt gekweekt om de aanwezigheid en soort van bacteriën of schimmels te identificeren. |
| Sputumproductie | De hoeveelheid slijm die wordt geproduceerd en opgehoest. |
| T-cel | Een type witte bloedcel dat een cruciale rol speelt in het immuunsysteem. |
| Tuberculose (TB) | Een besmettelijke ziekte die meestal de longen aantast, veroorzaakt door de bacterie Mycobacterium tuberculosis. |
| Tuberculostatica | Medicijnen die worden gebruikt voor de behandeling van tuberculose. |
| Ubiquitair | Overal voorkomend; wijdverspreid in de omgeving. |
| Vaccinatie | Het toedienen van een vaccin om immuniteit tegen een specifieke ziekte te opwekken. |
| Virulentiefactoren | Componenten van een ziekteverwekker die bijdragen aan de ernst van de infectie. |
| WHO | Wereldgezondheidsorganisatie, een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties die zich richt op internationale volksgezondheid. |