Cover
Start nu gratis Deschamps et al 2021 The biopsychosocial-digital continuum of foot orthosis practice and research Valuator model.pdf
Summary
# Het VALUATOR-model voor voetorthesen
Het VALUATOR-model is een conceptueel raamwerk dat voetorthesepraktijk en -onderzoek vanuit een breder, bio-psycho-sociaal-digitaal perspectief benadert, verdergaand dan enkel biologische factoren [1](#page=1) [2](#page=2).
## 1. Introductie van het VALUATOR-model
### 1.1 Context en noodzaak van een nieuw model
Voetorthesen worden al decennia gebruikt, maar er is nog steeds onzekerheid over hun therapeutische effectiviteit. Traditioneel richt de praktijk en het onderzoek zich uitsluitend op neuro-biomechanische input en uitkomstvariabelen. Er is echter groeiend bewijs dat psychologische stimuli ook van invloed kunnen zijn op de therapeutische werkzaamheid. Huidige richtlijnen en praktijken missen een holistisch model dat alle relevante factoren omvat. Het VALUATOR-model (Value Based Foot Orthosis Practice) is geïntroduceerd om deze lacune op te vullen door hedendaagse gezondheidszorggedragingen en -waarden te integreren [1](#page=1) [2](#page=2).
### 1.2 Doel en reikwijdte van het VALUATOR-model
Het model is gericht op studenten, docenten, wetenschappers en practitioners om een robuuste basis te bieden voor educatieve en wetenschappelijke discussie. Het presenteert een hedendaagse visie en een gestructureerde conceptuele metafoor die voortbouwt op bestaand bewijs en de ervaringen van practitioners omvat. Door het model te "stress-testen" kan de validiteit ervan worden bepaald en kan de ontwikkeling van de orthesenpraktijk evidence-based worden ondersteund [1](#page=1).
## 2. De kerncomponenten van het VALUATOR-model
Het VALUATOR-model plaatst het ontwerp van voetorthesen en de klinische waarde ervan langs een bio-psycho-sociaal-digitaal continuüm, wat de realiteit van de praktijk weerspiegelt. Het model contextualiseert variabele onderzoeks- en praktijkresultaten binnen zes belangrijke gebieden [1](#page=1) [2](#page=2):
1. Waarde (Value)
2. Person-gecentreerde aanpak (Person-centered approach)
3. Zone van optimale bio-psycho-sociale stress (Zone of optimal bio-psycho-social stress - ZOOBPSS)
4. Bio-psycho-sociale assessment (Bio-psycho-social assessment - BPS assessment)
5. Monitoring van waarde (Monitoring value)
6. Primaire en secundaire klinische strategieën (Primary and secondary clinical strategies)
### 2.1 Waarde (Value)
Het concept "waarde" in de gezondheidszorg kent vele vormen en moet worden weerspiegeld in orthosemodellen. Naast fysieke determinanten van musculoskeletale aandoeningen, is er toenemend bewijs voor de sterke invloed van psychologische factoren, mentale gezondheid en somatisatie, met name bij chronische aandoeningen. Culturele overtuigingen, gedragingen en praktijken kunnen ook een grote variatie in de prevalentie van invaliderende pijncondities wereldwijd beïnvloeden [3](#page=3).
Waarde wordt ook beïnvloed door veranderende en complexe behoeften en verwachtingen van verschillende leeftijdsgroepen. Dit beïnvloedt uitkomsten en dus ook de praktijk. Bijvoorbeeld, atleten stellen hoge verwachtingen aan hun prestaties, en obese personen in een trainingsprogramma hebben preventieve maatregelen nodig. Gezondheidsprofessionals worden steeds vaker geconsulteerd in situaties zonder musculoskeletale pijn, waarbij de waarde van de praktijk gericht is op preventie of prestatieverbetering in plaats van behandeling [4](#page=4).
Consumentenervaringen beïnvloeden sterk hoe we zorg ervaren. Samen met de digitale revolutie in de gezondheidszorg, mede gestuurd door consumententrends zoals online diensten, is er mogelijk een evolutie van de gewaardeerde componenten van de relatie tussen zorgverlener en patiënt. Een conceptueel model voor voetorthesen moet daarom kwalitatieve, geïntegreerde en holistische benaderingen van zorg omvatten om waarde te identificeren en te integreren waar mogelijk, reflecterend op de specifieke zorgbehoeften en/of ondersteuning die een persoon vraagt [4](#page=4).
### 2.2 Person-gecentreerde aanpak en het meten van waarde
Naast een bio-psycho-sociale (BPS) contextualisatie van een zorgvraag, toont groeiend bewijs aan dat person-gecentreerd doelen stellen de gouden standaard is. Dit is belangrijk omdat [4](#page=4):
* Clinici een persoon moeten betrekken bij het stellen van doelen en de waarden en voorkeuren moeten respecteren [4](#page=4).
* Dit kan leiden tot een betere allocatie van middelen [4](#page=4).
* Gestructureerd doelen stellen kan leiden tot hogere niveaus van motivatie, zelfeffectiviteit en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven [4](#page=4).
Ondanks de voordelen blijft de implementatie van person-gecentreerd doelen stellen in onderzoek en praktijk uitdagend. Vaak worden "surrogaatmaten" geselecteerd door onderzoekers of professionals ter vervanging van klinisch relevante eindpunten. Bij voetorthesen zijn dit vaak "biologische eindpunten" zoals plantaire druk of veranderingen in voetkinematica, terwijl deze surrogaatmaten nog niet gevalideerd zijn als zijnde geassocieerd met klinische uitkomsten. Clinici opereren vaak binnen een multidimensionale zorgvraag en multidimensionale interventies, waarbij de bijdragen van andere interventies en hun interacties met orthesengebruik vaak worden onderschat [4](#page=4).
Het VALUATOR-model beoogt dit reductionistische standpunt aan te pakken door doelenstellings-theorieën te promoten en waarde te monitoren via een driedomein classificatiesysteem. Het stellen van doelen kan moeilijk zijn, en professionals moeten patiënten hierbij ondersteunen. Voorgestelde domeinen voor het hele persoon kunnen fysiek, ethisch, cultureel, familiaal, financieel, psychologisch, sociaal, spiritueel en globaal zijn [4](#page=4) [5](#page=5).
### 2.3 Zone van optimale bio-psycho-sociale stress (ZOOBPSS)
Het VALUATOR-model projecteert een individu op een BPS-stresscontinuüm, waarbij elk individu een Zone van Optimale Bio-Psycho-Sociale Stress (ZOOBPSS) heeft. Dit is een zone waarin de persoon homeostase van lichaam, geest en weefsels ervaart, wat duidt op optimaal functioneren. De grenzen van deze zone zijn dynamisch, persoon-specifiek en hebben geen definitieve afbakening; de therapeut probeert deze grenzen te schatten via een BPS-assessment. In de meest gunstige klinische situatie kan een professional een robuuste schatting maken van de bovenste en onderste grenzen van de ZOOBPSS, maar dit is zeldzaam bij complexe interventies zoals orthesetherapie. Het concept van ZOOBPS breidt zich uit naar een meer persoon-gecentreerd domein dan strikt biologische concepten zoals de "Zone of Optimal Stress" (ZOS). De ZOS richtte zich op fysieke krachten die levende cellen en weefsels beïnvloeden en hun associatie met voetgerelateerde klachten, maar negeerde de invloed van psychologische en sociale factoren op de zorgvraag en interventie-uitkomsten [2](#page=2) [4](#page=4).
### 2.4 Bio-psycho-sociale assessment (BPS assessment)
Het groeiende bewijs voor de associatie van psychosociale factoren met musculoskeletale aandoeningen vereist integratie met bestaande klinische assessments en orthesevaardigheden. Het VALUATOR-model nodigt uit tot de integratie van talrijke klinische BPS-assessments om het mechanisme en/of de motivatie voor een zorgvraag te begrijpen en te verklaren, en zo het klinisch management te begeleiden. Het model vraagt de professional om eerst te begrijpen welke waarde de patiënt nastreeft en de assessment dienovereenkomstig te selecteren. Een voorbeeld van zo'n klinisch assessmentmodel is het PSCEBSM (Pain - Somatic-Cognition-Emotional-Behavioral-Social-Motivation) model. Er zijn vele tools en vragenlijsten ontwikkeld (bv. Foot Function Index, Leeds Foot Impact Scale, Widespread Pain Index, Visual Analogue Scale, Central Sensitization Inventory, Pain Catastrophizing Scale, Tampa-Scale of Kinesiophobia, Psychology Inflexibility in Pain Scale) om klinisch betekenisvolle (waardevolle) metingen te verkrijgen bij het uitvoeren van BPS-assessments [4](#page=4) [5](#page=5).
### 2.5 Monitoring van waarde
Porter stelde voor om uitkomsten te meten die belangrijk zijn voor individuen en kosten te beoordelen met behulp van tijd-gedreven activiteit-gebaseerde kostprijsberekening (Value-Based Health Care). Het VALUATOR-model is een interpretatie hiervan, specifiek voor orthesenpraktijk. Om een value-based benadering in de voetorthesenpraktijk te bevorderen, kunnen professionals uitdagingen ondervinden bij het selecteren van waardevolle eindpunten of metingen. Om gebruikers van het VALUATOR-model te helpen, is een driedomein classificatiesysteem geselecteerd vanwege de sterke link met evidence-based practice [5](#page=5):
1. Klinische metingen (Clinical measures): Uitkomstmaten die beschrijven hoe een persoon voelt, functioneert of overleeft. Deze kunnen objectief of subjectief gemeten worden, gebaseerd op oordelen van de professional, gerapporteerd door patiënten (Patient Reported Outcome Measures - PROMs), of door observatoren [5](#page=5).
2. Niet-klinische metingen (Non-clinical measures): Inclusief biomarkers, dit zijn objectief gemeten indicatoren van een fysiologisch of pathologisch proces, zoals de mechanobiologische respons op het niveau van huid, pezen, spieren, kraakbeen en botten [5](#page=5).
3. Surrogaatmetingen (Surrogate measures): Uitkomsten die nauw geassocieerd zijn met een klinisch relevante eindpunt en als substituut kunnen dienen [5](#page=5).
Outcome- en surrogaatmetingen zijn gecategoriseerd naar hun wetenschappelijke validatie: Niveau 1 is een echt klinisch relevante maat; Niveau 2 is een gevalideerde surrogaat; Niveau 3 is een niet-gevalideerde surrogaat die "redelijkerwijs waarschijnlijk klinisch voordeel voorspelt"; en Niveau 4 is enkel een correlatieve maat van biologische activiteit. Het gebruik van dit systeem helpt bij het identificeren van hiaten en zwaktes in onderzoek naar voetorthesen en het beter waarderen van de sociaaleconomische waarde van voetorthesen [5](#page=5).
### 2.6 Primaire en secundaire klinische strategieën
Het VALUATOR-model moedigt professionals aan om multidimensionale BPS-dosering-respons modellering toe te passen en vraagt een bredere kijk op factoren die de relatie tussen professionele praktijk en persoonsgerichte uitkomsten beïnvloeden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire klinische strategieën [5](#page=5).
#### 2.6.1 Primaire klinische strategieën
Deze strategieën richten zich op klinische perspectieven gerelateerd aan de klinische, niet-klinische en surrogaatmetingen. Het VALUATOR-model stelt drie pijlers voor in het ontwerp van voetorthesen: 1) geometrische kenmerken, 2) materiaaleigenschappen en 3) visuele eigenschappen. De primaire klinische strategie vereist dat orthesedesign is afgestemd op of geleid wordt door vooraf vastgestelde BPS klinisch relevante eindpunten en surrogaatmetingen. Zo wordt in de huidige praktijk de selectie van specifieke orthesekenmerken, materiaaleigenschappen en visuele eigenschappen geleid door factoren zoals kinesiophobie, patiëntverwachtingen, plantaire drukbenchmarks en biofysische kenmerken van huidaandoeningen [5](#page=5).
#### 2.6.2 Secundaire klinische strategieën
Deze strategieën omvatten een breed scala aan gedragsmatige, omgevings- en psychosociale factoren die klinische strategieën kunnen worden en orthese-uitkomsten kunnen beïnvloeden. Het management van placebo- en het vermijden van nocebo-reacties worden voorgesteld als veelbelovende aanvullende klinische strategieën. Het toedienen van voetorthesen is een multidimensionaal therapeutisch ritueel dat neurobiologische mechanismen achter placebo- en nocebo-effecten activeert, verklaard door een 'pijn'- of 'motorprestatie'-model. Klinische strategieën die deze effecten kunnen versterken, zijn onderverdeeld in drie domeinen: kenmerken van de therapeut en patiënt, de patiënt-therapeutrelatie, en de behandeling [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [5](#page=5).
De meest relevante voor voetorthesenpraktijk zijn:
* Communiceren van de klinische doelstellingen van de orthesenpraktijk, inclusief de functionele effecten of het algehele gevoel dat men kan verwachten bij het dragen van de voetorthesen [6](#page=6).
* Person-gecentreerde aanpak, met de mogelijkheid om een specifiek materiaal of visuele aspecten van een orthese (bv. kleur) te kiezen [6](#page=6).
* Omgevingssetting, inclusief het gebruik van ogenschijnlijk "state-of-the-art" technologieën (bv. 3D-scanners, druk-analyse) die de perceptie van expertise, professionaliteit en waarde beïnvloeden, wat de kijk, verwachtingen en reactie van de patiënt kan beïnvloeden (bv. betere therapietrouw) [6](#page=6).
* Psychofysische factoren van de orthese, inclusief de waarde die gehecht wordt aan sensaties en waargenomen comfort [6](#page=6).
Enclothed Cognition Theory suggereert dat fysieke en visuele eigenschappen menselijke prestaties kunnen beïnvloeden [6](#page=6).
## 3. Discussie en conclusie
Het VALUATOR-model biedt een nieuw conceptueel raamwerk voor voetorthesepraktijk en -onderzoek, dat een waarde-gebaseerde gezondheidszorgbenadering integreert langs een bio-psycho-sociaal-digitaal continuüm. Het biologische component ervan gaat ervan uit dat klinische symptomen het resultaat zijn van belastingen op voetweefsels en dat orthesen deze belastingen aanpassen. Echter, het verband tussen specifieke orthesekenmerken en voorspelbare biomechanische reacties (een dosis-respons model) en waardevolle uitkomsten is nog onbewezen, gezien de multifactoriële aard van voetproblemen. In plaats van specifieke ontwerpkenmerken die een voorspelbare uitkomst geven, lijken specifieke effecten (bv. drukvermindering) klinische doelen te bereiken, ongeacht het gebruikte kenmerk [6](#page=6).
Het digitale component van het continuüm is nog matig uitgewerkt. Verschillende factoren beïnvloeden het proces van voetvormcapture, orthesedesign en -fabricage. De focus op nauwkeurigheid en herhaalbaarheid in digitale workflows wordt betwist als cruciaal voor het bereiken van beoogde uitkomsten en waarde [6](#page=6).
Het model omarmt de driedomein classificatie voor monitoring van waarde, wat aangeeft dat de huidige praktijk vaak te veel steunt op surrogaatmetingen. Grotere focus op biomarkers kan het begrip van mechanobiologie en voetpathologie vergroten. De integratie van niet-biologische elementen in het conceptuele basis van orthesenpraktijk vermindert niet hun belang, maar contextualiseert ze binnen ander bewijs en praktijk [6](#page=6).
Veel van de kwaliteitsmetingen binnen VALUATOR zijn nog niet gevalideerd voor voetgerelateerde aandoeningen. Dit roept vragen op over de haalbaarheid van het model, maar op dit initiële stadium is de conceptuele basis ervan niet gevoelig voor specifieke metingen. Een model is een platform voor het stellen van onbeantwoorde vragen die onderzoek moet beantwoorden, waardoor concepten en praktijken evolueren als steeds meer evidence-based. Het model wordt erkend als onvolledig en een dynamische kennisbasis, wat een evolutie is ten opzichte van eerdere modellen die definitieve antwoorden gaven [6](#page=6).
Concluderend is een value-based model voor voetorthesenpraktijk voorgesteld dat verschillende concepten, standpunten en kwaliteitsmaatregelen integreert. Het biedt een hedendaagse visie en een gestructureerde conceptuele metafoor ter ondersteuning van intellectueel debat en onderwijs binnen de beroepen die voetorthesen gebruiken [6](#page=6).
---
# De bio-psycho-sociale-digitale continuüm in de voetorthesepraktijk
Het VALUATOR-model, een conceptueel model voor voetorthesepraktijk, beschouwt voetorthesen en de klinische waarde ervan langs een bio-psycho-sociale-digitale continuüm, wat helpt bij het contextualiseren van variabele uitkomsten in onderzoek en praktijk [2](#page=2).
### 2.1 Achtergrond van voetorthesen en het VALUATOR-model
Voetorthesen (VO) worden al decennia gebruikt voor de behandeling van voet- en onderhuidaandoeningen [1–10](#page=2). Nationale en internationale richtlijnen voor voetorthesetherapie zijn ontwikkeld om de effectiviteit te verbeteren, patiëntresultaten te optimaliseren en kosteneffectieve zorg te bieden [11–15](#page=2). Deze richtlijnen hanteren vaak een classificatiesysteem voor therapeutische werkzaamheid, variërend van medisch geïndiceerd en essentieel tot niet nuttig .
Ondanks een positieve houding van beoefenaars ten opzichte van evidence-based voetorthesepraktijk, blijven er onzekerheden bestaan over het doel waarvoor orthesen nuttig zijn, de rol van kosten en kwaliteit, en de impact van de diensten die orthesen leveren op de resultaten [16–19](#page=2). Factoren die bijdragen aan variabele werkzaamheid omvatten de evolutie van materialen en technologieën [20–23](#page=2), de toepassing door een breed scala aan beoefenaars gebrekkige kennisoverdracht tussen onderzoek en praktijk [26–28](#page=2), en toenemende consumenteninteresse en levering door onbevoegde verkopers .
Een veelvoorkomend probleem is de focus op het orthotische apparaat als het primaire interventie-element, met onvoldoende contextualisering binnen een bredere persoonsgerichte aanpak. Sommige studies nemen aan dat een verband tussen een orthosis-kenmerk en een biomechanisch effect direct geassocieerd is met het beoogde klinische of persoonlijke resultaat. Hoewel maatwerk cruciaal is voor bepaalde aandoeningen, toont onderzoek aan dat er geen duidelijk voorspelbaar verschil is tussen op maat gemaakte en niet-op maat gemaakte voetorthesen wat betreft klinische effectiviteit [2](#page=2).
De selectie of aanpassing van orthesen wordt vaak uitsluitend gedreven door de noodzaak om neuro-biomechanische of biologische input en uitkomstvariabelen te beïnvloeden, wat een exclusief biologische of biofysische basis van de praktijk weerspiegelt. Modellen zoals de Tissue Stress Theory Zone of Optimal Stress (ZOOS) Root Model Rotational Equilibrium Theory of Foot Function en het model van de voet als sensorisch orgaan komen voort uit dit dosis-respons perspectief [2](#page=2) .
Recentelijk is de aandacht verschoven naar het potentieel van orthesen om een therapeutisch effect te bereiken door zowel psychologische als biomechanische stimuli te bieden. Het ontwerp van voetorthesen en de uitkomsten worden ook beïnvloed door factoren zoals de werkomgeving, kinesiophobia, mentale status, type pijn, financiële situatie, en meer. Er bestaat geen holistisch model voor het onderwijs, de praktijk of het onderzoek naar voetorthesen. Het integreren van deze factoren in paradigma's van orthetische praktijk sluit aan bij het concept van ‘value-based healthcare’ [2](#page=2) .
### 2.2 Het Value Based Foot Orthosis Practice (VALUATOR) model
Het VALUATOR-model biedt een conceptueel kader dat de praktijk van voetorthesen en de klinische waarde ervan beschouwt langs een bio-psycho-sociale-digitale continuüm. Dit model helpt bij het contextualiseren van variabele uitkomsten die worden waargenomen in onderzoek en praktijk. Het model is gebouwd op zes kerngebieden [2](#page=2).
#### 2.2.1 Een brede benadering van waarde
Het concept van 'waarde' in de gezondheidszorg kent vele vormen. Naast fysieke determinanten van musculoskeletale aandoeningen, toont toenemend bewijs een sterke impact van psychologische factoren [42–45](#page=3), mentale gezondheid en somatisatie, vooral bij chronische aandoeningen. Culturele overtuigingen, gedragingen en praktijken dragen ook bij aan variatie in de prevalentie van bepaalde pijncondities wereldwijd, en veel gezondheidsprofessies houden rekening met psychosociale factoren naast biologische factoren [3](#page=3) .
Waarde wordt ook beïnvloed door de veranderende en complexe behoeften en verwachtingen van verschillende leeftijdsgroepen. Bijvoorbeeld, atleten stellen hoge verwachtingen wat betreft prestaties en obese personen die aan fysieke activiteitsprogramma's deelnemen, hebben mogelijk preventieve maatregelen nodig om het risico op musculoskeletale blessures te verminderen. Hierbij richten gezondheidsprofessionals zich op preventie of prestatie in plaats van behandeling, zelfs zonder pijn of ongemak [4](#page=4).
Gezien de rol van consumenten, vormen ervaringen met de levering van gezondheidszorg, toegang tot benodigde zorg en snelheid, hoe we de waarde van zorg ervaren. De digitale revolutie en consumententrends, zoals online diensten, hebben de componenten van de beroepsbeoefenaar-patiëntrelatie die gewaardeerd worden, doen evolueren. Een conceptueel model van voetorthesepraktijk moet daarom kwalitatieve, geïntegreerde en holistische zorgbenaderingen omvatten om waarde te identificeren en te integreren, rekening houdend met specifieke zorgbehoeften en ondersteuning die door een persoon worden gevraagd [4](#page=4) .
#### 2.2.2 Persoonsgerichte doelen stellen en waarde meten
Persoonsgerichte doelen stellen wordt beschouwd als de gouden standaard in de zorg. Dit komt doordat het belangrijk is om patiënten te betrekken bij het stellen van doelen en hun waarden en voorkeuren te respecteren. Gestructureerd doelen stellen kan leiden tot hogere motivatie, zelfeffectiviteit en gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit .
De implementatie van persoonsgerichte doelen in onderzoek en praktijk blijft echter een uitdaging. Vaak worden surrogaten van klinisch relevante eindpunten geselecteerd door onderzoekers of professionals. In de voetorthesepraktijk zijn dit vaak ‘biologische eindpunten’ (bv. plantaire druk, veranderingen in voetkinematica), die nog niet gevalideerd zijn als zijnde geassocieerd met klinische uitkomsten. Bovendien opereren clinici vaak binnen een multidimensionale gezondheidszorgvraag en interventies, waarbij de bijdragen van andere interventies en hun interacties met orthesegebruik vaak worden onderschat [4](#page=4).
Het VALUATOR-model bevordert de doelenstellingsleer en monitoring van waarde binnen een classificatiesysteem van drie domeinen [54–56](#page=4). Professionals moeten patiënten ondersteunen bij het stellen van doelen, die kunnen worden onderverdeeld in verschillende domeinen, waaronder fysieke, ethische, culturele, familiale, financiële, psychologische, sociale, spirituele en globale domeinen .
#### 2.2.3 Zone of Optimal Bio-Psycho-Social Stress (ZOOBPSS)
Het VALUATOR-model projecteert een individu langs een bio-psycho-sociale (BPS) stresscontinuüm, waarbij iedereen een Zone of Optimal Bio-Psycho-Social Stress (ZOOBPSS) heeft. Dit is een zone waarin de persoon homeostase ervaart in lichaam, geest en weefsel, wat optimaal functioneren impliceert. De grenzen van deze zone zijn dynamisch, persoonspecifiek en zonder definitieve afbakening; de therapeut streeft ernaar deze grenzen te schatten via een BPS-beoordeling. Het concept van ZOOBPSS breidt het strikt biologische concept van de ‘Zone of Optimal Stress’ uit, dat zich alleen richt op fysieke krachten op levende cellen en weefsels en de rol van psychologische en sociale factoren negeert [4](#page=4).
#### 2.2.4 BPS-beoordeling
De toenemende evidentie voor de associatie tussen psychosociale factoren en musculoskeletale aandoeningen vereist integratie met bestaande klinische beoordelings- en orthetische vaardigheden. Het VALUATOR-model moedigt de integratie van talrijke klinische biopsychosociale beoordelingen aan om de mechanismen en/of motivatie achter een zorgvraag te begrijpen en te verklaren, teneinde het klinisch management te begeleiden. Een voorbeeld van een dergelijk klinisch beoordelingsmodel is het PSCEBSM-model (Pain-Somatic-Cognition-Emotional-Behavioral-Social-Motivation) van Wijema et al.. Er is een breed scala aan instrumenten en vragenlijsten ontwikkeld (bv. Foot Function Index, Leeds Foot Impact Scale, Widespread Pain Index, Visual Analogue Scale, Central Sensitization Inventory, Pain Catastrophizing Scale, Tampa-Scale of Kinesiophobia, Psychology Inflexibility in Pain Scale) om klinisch betekenisvolle (waardevolle) metingen te verkrijgen bij klinische biopsychosociale beoordelingen [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 2.2.5 Monitoring van waarde
Porter stelde voor om uitkomsten die belangrijk zijn voor individuen te meten en kosten te beoordelen met behulp van ‘time-driven activity-based costing’ (Value-Based Health Care). Het VALUATOR-model interpreteert deze benadering specifiek voor de orthesepraktijk. Om een value-based healthcare-aanpak in de voetorthesepraktijk te bevorderen, kunnen professionals uitdagingen ondervinden bij het selecteren van waardevolle eindpunten of metingen. Het VALUATOR-model gebruikt een classificatiesysteem van drie domeinen voor het monitoren van waarde: klinische metingen, niet-klinische metingen en surrogaten [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [5](#page=5).
* **Klinisch betekenisvolle metingen/eindpunten:** Dit zijn uitkomstmaten die beschrijven hoe een persoon voelt, functioneert of overleeft. Ze kunnen objectief of subjectief worden gemeten en zijn gebaseerd op beoordelingen van de professional, zelfrapportage van patiënten (Patient Reported Outcome Measures, PROMS), of rapportage door observatoren [5](#page=5).
* **Niet-klinische metingen/eindpunten:** Dit omvatten biomarkers, die objectief meetbare indicatoren zijn van een fysiologisch of pathologisch proces, zoals de mechanobiologische respons op het niveau van huid, pees, spier, kraakbeen en botten .
* **Surrogaatmetingen:** Dit zijn uitkomsten die nauw verbonden zijn met een klinisch betekenisvol eindpunt en als substituut kunnen dienen .
Uitkomstmetingen en surrogaatmetingen zijn gecategoriseerd naar hun wetenschappelijke validatie: Niveau 1 is een ware klinisch betekenisvolle meting; Niveau 2 is een gevalideerde surrogaat; Niveau 3 is een niet-gevalideerde surrogaat die ‘redelijkerwijs waarschijnlijk is om klinisch voordeel te voorspellen’; en Niveau 4 vertegenwoordigt slechts een correlatieve meting van biologische activiteit. Gebruikers van het VALUATOR-model worden aangemoedigd dit classificatiesysteem te adopteren om hiaten en zwaktes in voetortheseonderzoek te identificeren en de sociaaleconomische waarde van voetorthesen beter te waarderen [5](#page=5) .
#### 2.2.6 Klinische strategieën en voetorthesedesign
Het VALUATOR-model moedigt professionals aan om multidimensionale BPS dosis-respons modellering te hanteren en een bredere kijk te ontwikkelen op factoren die de relatie tussen professionele praktijk en patiëntgerichte uitkomsten beïnvloeden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire klinische strategieën [5](#page=5).
* **Primaire klinische strategieën:** Deze richten zich op klinische perspectieven gerelateerd aan klinische, niet-klinische en surrogaatmetingen. Het VALUATOR-model stelt drie pijlers voor in voetorthesedesign: 1) geometrische kenmerken, 2) materiaaleigenschappen en 3) visuele eigenschappen. De primaire klinische strategie vereist dat het orthotische design wordt afgestemd op of geleid door vooraf vastgestelde BPS klinisch betekenisvolle eindpunten en surrogaatmetingen. Dit betekent dat de selectie van specifieke voetorthesekenmerken, materiaaleigenschappen en visuele eigenschappen wordt geleid door de aanwezigheid van kinesiophobia, patiëntverwachtingen, plantaire drukbenchmarks, sociologische metingen, biofysische kenmerken van huidletsels, enzovoort [5](#page=5).
* **Secundaire klinische strategieën:** Deze omvatten een breed scala aan gedrags-, omgevings- en psychosociale factoren die de orthotische uitkomsten kunnen beïnvloeden. Het management van placebo- en het vermijden van nocebo-reacties zijn veelbelovende aanvullende klinische strategieën. De toediening van VO is een multidimensionaal therapeutisch ritueel dat neurobiologische mechanismen achter placebo- en nocebo-effecten activeert, verklaard door een ‘pijn’- of ‘motorische prestatie’-model. Klinische strategieën die deze effecten kunnen versterken, vallen uiteen in drie domeinen [5](#page=5) :
* Kenmerken van de therapeut en de patiënt.
* De patiënt-therapeutrelatie.
* De behandeling.
Met name voor voetorthesepraktijk relevante strategieën zijn:
* Communiceren van de klinische doelstellingen van de orthesepraktijk, inclusief functionele effecten of het algehele gevoel dat men kan verwachten bij het dragen van de voetorthesen [6](#page=6).
* Een patiëntgerichte aanpak, met de mogelijkheid om specifieke materialen of visuele aspecten van een orthese te kiezen (bv. kleur) [6](#page=6).
* De omgevingssetting, inclusief het gebruik van schijnbaar ‘state-of-the-art’ technologieën (bv. 3D-scanners, druk analyse) die de perceptie van expertise, professionaliteit en waarde beïnvloeden, wat op zijn beurt de kijk, verwachtingen en respons van patiënten kan beïnvloeden (bv. betere therapietrouw) [6](#page=6).
* Psychofysische factoren van de orthese, waaronder de waarde die wordt gehecht aan sensaties en waargenomen comfort [6](#page=6).
### 2.3 Discussie en conclusie
Het VALUATOR-model is geïntroduceerd als een conceptueel model voor voetorthesepraktijk, dat een waarde-gebaseerde gezondheidszorgbenadering biedt door orthesepraktijk en klinische waarde langs een bio-psycho-sociale-digitale continuüm te projecteren [6](#page=6).
* **Biologische component:** Dit gaat ervan uit dat klinische symptomen het gevolg zijn van belastingen op voetweefsels en dat orthesen deze belastingen aanpassen en daardoor symptomen beïnvloeden. Het aanpassen van belastingen op de voet is complex door de vier functionele oppervlakken van een voetorthese en de verschillende statische en dynamische eigenschappen van de voet, orthese en schoeisel. Hoewel de interactie van de zijden van de orthese met de schoen en zool cruciaal is voor krachtenoverdracht, wordt dit aspect minder vaak besproken, wat de noodzaak voor werk aan de verbetering van de biologische componenten in het model benadrukt [6](#page=6).
* **Dosis-respons verband:** Het verband tussen specifieke orthotische kenmerken en voorspelbare biomechanische reacties (een dosis-respons model) en waardevolle uitkomsten is onbewezen, gezien de multifactoriële aard van de meeste voetproblemen. Bewijs suggereert niet dat specifieke designkenmerken voorspelbare uitkomsten hebben, maar eerder dat specifieke effecten (bv. drukvermindering) klinische doelen bereiken (bv. verminderd ulcusrisico), ongeacht het orthotische kenmerk dat is gebruikt. Hoewel een biomechanische lens dominant is geweest in het dosis-respons model, stelt het VALUATOR-model een bredere kijk voor die beter overeenkomt met bewijs en praktijkervaring [6](#page=6).
* **Digitale component:** Deze is nog gematigd geïllustreerd. Factoren die het proces van voetvormvastlegging (bv. gips, foamdoos, digitale scan), orthotisch design (vorm- en materiaalkeuze) en fabricage (handgemaakt versus computerondersteund) beïnvloeden, variëren sterk. Debatten over digitale versus handmatige processen richten zich op nauwkeurigheid en herhaalbaarheid, maar dit veronderstelt dat deze kritisch zijn voor het bereiken van beoogde uitkomsten en waarde. Hoewel digitale workflows de overgang van ambachtelijke kunst naar een klinische specialiteit met medische productkwaliteitscontrole kunnen ondersteunen vereist dit verder onderzoek [6](#page=6).
Het VALUATOR-model omarmt het drie-domein classificatiesysteem van McLeod et al.. Dit benadrukt dat de huidige voetorthesepraktijk vaak afhankelijk is van surrogaatmetingen, wat een risico vormt. Een grotere focus op biomarkers zou de kennis van mechanobiologie en voetpathologie kunnen vergroten. De integratie van niet-biologische elementen vermindert hun belang niet, maar contextualiseert ze binnen ander bewijs en praktijk [5](#page=5) [6](#page=6).
Veel van de kwaliteitsmaten binnen VALUATOR zijn nog niet gevalideerd in de context van voetgerelateerde aandoeningen. Dit roept vragen op over de levensvatbaarheid van het model, maar op dit initiële stadium is de conceptuele basis van het model niet gevoelig voor de specifieke metingen die het bepleit. Een model is een platform voor het stellen van onbeantwoorde vragen die onderzoek moet beantwoorden, waardoor concepten en praktische acties evolueren naar meer evidence-based praktijken. Het erkennen van het model als incompleet en dynamisch, in plaats van als een set definitieve antwoorden, is een evolutie ten opzichte van eerdere modellen [6](#page=6).
Concluderend, een value-based voetorthesepraktijkmodel is voorgesteld dat verschillende concepten, standpunten en kwaliteitsmetingen integreert. Het VALUATOR-model biedt een eigentijdse kijk en een gestructureerde conceptuele metafoor om het intellectuele debat en onderwijs binnen de beroepen die voetorthesen gebruiken, te ondersteunen [6](#page=6).
---
# Waardegebaseerde zorg en persoon-gecentreerde benaderingen in voetorthesen
Het concept van waarde in de gezondheidszorg, met name binnen de praktijk van voetorthesen, vereist een holistische benadering die verder gaat dan enkel biologische factoren. Dit omvat het erkennen van de impact van psychologische, mentale, sociale en culturele aspecten op de gezondheid en het welzijn van een individu. Een fundamenteel aspect van waardegebaseerde zorg is persoon-gecentreerd doelschikking, waarbij de behoeften, waarden en voorkeuren van de patiënt centraal staan, en het meten van waarde op een betekenisvolle manier [3](#page=3) [4](#page=4) [5](#page=5).
### 3.1 Het concept van waarde in de gezondheidszorg
Waarde in de gezondheidszorg kan vele vormen aannemen en de praktijk van orthoses moet dit weerspiegelen. Naast fysieke determinanten van musculoskeletale aandoeningen, is er toenemend bewijs voor de sterke impact van psychologische factoren, mentale gezondheid en somatisatie, vooral bij chronische aandoeningen. Culturele overtuigingen, gedragingen en praktijken kunnen ook bijdragen aan variatie in de prevalentie van bepaalde pijncondities wereldwijd. Gezondheidsprofessionals integreren psychosociale factoren steeds vaker naast biologische factoren om waarde in alle vormen volledig te waarderen [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 3.1.1 Veranderende behoeften en consumentenervaringen
Waarde wordt ook beïnvloed door de veranderende en complexe behoeften en verwachtingen van verschillende leeftijdsgroepen. Zo stellen atleten hoge verwachtingen aan hun prestaties, terwijl obese personen preventieve maatregelen nodig kunnen hebben naarmate hun activiteit toeneemt. Gezondheidsprofessionals die orthesen verstrekken, worden steeds vaker geconsulteerd voor preventie en prestatieverbetering, zelfs zonder pijn of ongemak [4](#page=4).
Consumentenervaringen, mede gevormd door de digitale revolutie en online diensten, beïnvloeden hoe mensen gezondheidszorg waarderen. Een conceptueel model voor voetorthese-praktijk moet daarom kwalitatieve, geïntegreerde en holistische benaderingen omvatten om waarde te identificeren en te integreren, rekening houdend met de specifieke zorgbehoeften en ondersteuningsverzoeken van een individu [4](#page=4).
### 3.2 Persoon-gecentreerde doelschikking
Persoon-gecentreerde doelschikking wordt beschouwd als de gouden standaard voor een aantal redenen. Het is essentieel om patiënten te betrekken bij het vaststellen van doelen en hun waarden en voorkeuren te respecteren. Dit kan leiden tot een betere allocatie van middelen en hogere niveaus van motivatie, zelfeffectiviteit en gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit [4](#page=4).
Ondanks de erkenning van de voordelen, blijft implementatie van persoon-gecentreerde doelschikking uitdagend. Vaak worden surrogaatmetingen, zoals 'biologische eindpunten' (bijv. plantaire druk, veranderingen in voetkinematica), gekozen in plaats van klinisch betekenisvolle eindpunten, terwijl deze surrogaatmetingen nog niet gevalideerd zijn in relatie tot klinische uitkomsten. Bovendien opereren clinici vaak in de context van multidimensionale gezondheids- of ondersteuningsvragen en interventies, waarbij de bijdragen en interacties van andere interventies met orthesegebruik vaak worden onderschat [4](#page=4).
Het VALUATOR-model bevordert doelsstellings-theorie en het monitoren van waarde via een classificatiesysteem van drie domeinen. Professionals moeten patiënten ondersteunen bij het proces van doelen stellen, dat kan worden toegepast op verschillende domeinen, waaronder fysiek, ethisch, cultureel, financieel, psychologisch, sociaal en spiritueel [4](#page=4).
#### 3.2.1 Zone van optimale bio-psycho-sociale stress (ZOOBPSS)
Het VALUATOR-model projecteert een individu langs een bio-psycho-sociale (BPS) stresscontinuüm, waarbij elk individu een Zone van Optimale Bio-Psycho-Sociale Stress (ZOOBPSS) heeft. Dit is de zone waarin homeostase van lichaam, geest en weefsels optimaal functioneert. De grenzen van deze zone zijn dynamisch, persoonlijk en worden geschat door middel van een BPS-beoordeling. De ZOOBPSS strekt zich uit tot een meer persoon-gecentreerd domein dan strikt biologische concepten, zoals de 'Zone of Optimal Stress', die focuste op fysieke krachten zonder de invloed van psychologische en sociale factoren [4](#page=4).
#### 3.2.2 BPS-beoordeling
De integratie van psychosociale factoren in klinische beoordelingen en orthotische vaardigheden is cruciaal. Het VALUATOR-model moedigt de integratie van diverse klinische BPS-beoordelingen aan om de mechanismen en/of motivaties achter een zorgvraag te begrijpen en te sturen naar klinisch management. Het model vraagt de professional eerst te begrijpen welke waarde de patiënt zoekt en daarop de beoordeling af te stemmen. Modellen zoals PSCEBSM (Pain -Somatic-Cognition-Emotional-Behavioral-Social-Motivation) ] en diverse gevalideerde meetinstrumenten, zoals de Foot Function Index of de Visual Analogue Scale, helpen bij het uitvoeren van klinisch betekenisvolle BPS-beoordelingen [4](#page=4) [5](#page=5).
### 3.3 Meten van waarde
Porter stelde de meting van uitkomsten die belangrijk zijn voor individuen en de beoordeling van kosten voor (Value-Based Health Care) . Het VALUATOR-model is een interpretatie hiervan, specifiek voor voetorthese-praktijk. Om waardegebaseerde zorg te stimuleren, kunnen professionals uitdagingen ondervinden bij het selecteren van waardevolle eindpunten of metingen. Om gebruikers van het VALUATOR-model te ondersteunen, is een classificatiesysteem van drie domeinen geselecteerd: 1) klinische metingen, 2) niet-klinische metingen, en 3) surrogaatmetingen [5](#page=5).
#### 3.3.1 Classificatie van meetinstrumenten
* **Klinisch betekenisvolle metingen/eindpunten:** Dit zijn uitkomstmaten over hoe een persoon voelt, functioneert of overleeft. Ze kunnen objectief of subjectief worden gemeten en zijn gebaseerd op beoordelingen van klinische tekens door de professional, rapporten van patiënten (Patient Reported Outcome Measures, PROMs) of observaties van derden [5](#page=5).
* **Niet-klinische metingen/eindpunten:** Dit omvat biomarkers, dit zijn objectief gemeten indicatoren van een fysiologisch of pathologisch proces, zoals de mechanobiologische respons op huid-, pees-, spier-, kraakbeen- en botniveau [5](#page=5).
* **Surrogaatmetingen:** Dit zijn uitkomsten die nauw geassocieerd zijn met een klinisch betekenisvol eindpunt en als substituut kunnen dienen [5](#page=5).
De wetenschappelijke validatie van uitkomst- en surrogaatmetingen kent verschillende niveaus: Niveau 1 is een echt klinisch betekenisvolle meting, Niveau 2 is een gevalideerde surrogaat, Niveau 3 is een niet-gevalideerde surrogaat die "redelijkerwijs waarschijnlijk klinisch voordeel voorspelt", en Niveau 4 is een louter correlationele maat van biologische activiteit. Het gebruik van dit classificatiesysteem helpt bij het identificeren van hiaten en zwaktes in onderzoek naar voetorthesen en bij het beter waarderen van de sociaaleconomische waarde ervan [5](#page=5).
#### 3.3.2 Klinische strategieën en voetorthese-ontwerp
Het VALUATOR-model stimuleert professionals om multidimensionale BPS-dosering-responsmodellering te hanteren en een bredere kijk te hebben op factoren die de relatie tussen professionele praktijk en patiënt-gecentreerde uitkomsten beïnvloeden. Het onderscheid tussen primaire en secundaire klinische strategieën is hierbij belangrijk [5](#page=5).
* **Primaire klinische strategieën:** Deze richten zich op klinische perspectieven die verband houden met klinische, niet-klinische en surrogaatmetingen. In de praktijk van orthotisch ontwerp worden specifieke kenmerken, materiaaleigenschappen en visuele eigenschappen van orthesen bepaald door factoren zoals kinesiophobie, patiëntverwachtingen, plantaire druk benchmarks en biometrische kenmerken [5](#page=5).
* **Secundaire klinische strategieën:** Deze omvatten een breed scala aan gedragsmatige, omgevings- en psychosociale factoren die klinische strategieën kunnen worden en orthotische uitkomsten kunnen beïnvloeden. Het management van placebo- en het vermijden van nocebo-reacties worden als veelbelovende aanvullende klinische strategieën beschouwd. Klinische strategieën die deze effecten kunnen versterken, vallen in drie domeinen: kenmerken van de therapeut en patiënt, de patiënt-therapeutrelatie, en de behandeling [5](#page=5).
> **Tip:** Een holistische benadering die rekening houdt met de bio-psycho-sociale context van de patiënt is essentieel voor het meten en leveren van werkelijke waarde in de voetorthese-praktijk.
> **Voorbeeld:** Een oudere patiënt met voetpijn heeft mogelijk andere waarden en doelen dan een jonge atleet. Het identificeren van deze individuele verschillen door middel van persoon-gecentreerde doelschikking en het meten van uitkomsten die voor de patiënt zelf betekenisvol zijn, is cruciaal.
---
# Klinische strategieën en ontwerp van voetorthesen
Het ontwerpproces van voetorthesen wordt beïnvloed door zowel primaire als secundaire klinische strategieën, waarbij ook de rol van placebo- en nocebo-effecten in acht wordt genomen, teneinde de effectiviteit en waarde te maximaliseren [5](#page=5).
### 4.1 Primaire klinische strategieën
Primaire klinische strategieën richten zich op de klinische, niet-klinische en surrogaatmaten die zijn gedefinieerd binnen het VALUATOR-model. Dit houdt in dat het ontwerp van orthesen wordt afgestemd op of geleid door deze vooraf vastgestelde BPS (biopsychosociale) klinisch zinvolle eindpunten en surrogaatmaten. De drie pijlers van het VALUATOR-model voor het ontwerp van voetorthesen zijn: 1) geometrische kenmerken, 2) materiaaleigenschappen en 3) visuele eigenschappen. In de huidige praktijk wordt de selectie van specifieke orthesekenmerken, materiaaleigenschappen en visuele eigenschappen gestuurd door factoren zoals de aanwezigheid of afwezigheid van kinesiophobie (angst voor beweging), de verwachtingen van patiënten, plantaire drukbenchmarks en sociologische maatstaven [5](#page=5).
### 4.2 Secundaire klinische strategieën
Secundaire klinische strategieën omvatten aanvullende benaderingen die het orthose-uitkomstenproces kunnen beïnvloeden. Het management van placebo- en het vermijden van nocebo-reacties worden beschouwd als veelbelovende aanvullende strategieën. De toediening van voetorthesen (FO) wordt gezien als een multidimensionale therapeutische ritueel die neurobiologische mechanismen achter placebo- en nocebo-effecten activeert, verklaard door een 'pijn'- of 'motorprestatie'-model [5](#page=5).
#### 4.2.1 Factoren die placebo- en nocebo-effecten beïnvloeden
Klinische strategieën die deze effecten kunnen versterken, vallen uiteen in drie domeinen: kenmerken van de therapeut en patiënt, de patiënt-therapeutrelatie, en de behandeling zelf [5](#page=5).
* **Communicatie van klinische doelstellingen:** Het duidelijk communiceren van de functionele effecten of het verwachte algemene gevoel bij het dragen van de voetorthese [5](#page=5).
* **Patiëntgerichte benadering:** Patiënten de gelegenheid bieden om specifieke materialen of visuele aspecten van de orthese te kiezen, zoals kleur [6](#page=6).
* **Omgevingsfactoren:** Het gebruik van ogenschijnlijk "state-of-the-art" technologieën, zoals 3D-scanners en drukanalyses, die de perceptie van expertise, professionaliteit en waarde kunnen beïnvloeden. Dit kan op zijn beurt de mening, verwachtingen en respons van de patiënt beïnvloeden, bijvoorbeeld door een betere therapietrouw [6](#page=6).
* **Psychofysische factoren van de orthese:** Hieronder vallen de waarde die wordt gehecht aan sensaties en de ervaren comfort. De Enclothed Cognition Theory suggereert dat fysieke en visuele eigenschappen menselijke prestaties kunnen beïnvloeden [6](#page=6).
### 4.3 Monitoring van waarde en klinische metingen
Het meten van uitkomsten die belangrijk zijn voor individuen en het beoordelen van kosten, gebruikmakend van tijd-gedreven activiteit-gebaseerde kostprijsberekening (Value-Based Health Care), is voorgesteld. De VALUATOR-model interpreteert deze benadering, specifiek voor de orthosepraktijk. Om een waarde-gebaseerde gezondheidszorgbenadering in de voetorthesepraktijk te stimuleren, wordt een driedomeins classificatiesysteem gehanteerd: 1) klinische maten, 2) niet-klinische maten, en 3) surrogaatmaten [5](#page=5).
* **Klinisch zinvolle maten/eindpunten:** Deze geven aan hoe een persoon zich voelt, functioneert of overleeft. Ze kunnen objectief of subjectief worden gemeten en zijn gebaseerd op beoordelingen van klinische tekenen door de professional, door patiënten gerapporteerde uitkomsten (PROMs), of door observatoren gerapporteerde feedback [5](#page=5).
* **Niet-klinische maten/eindpunten:** Dit omvat biomarkers, die objectief gemeten indicatoren zijn van een fysiologisch of pathogeen proces, zoals de mechanobiologische respons op het niveau van huid, pees, spier, kraakbeen en bot [5](#page=5).
* **Surrogaatmaten:** Dit zijn uitkomsten die nauw geassocieerd zijn met een klinisch zinvol eindpunt en als substituut kunnen dienen [5](#page=5).
Deze maten zijn gecategoriseerd naar hun wetenschappelijke validatie [5](#page=5):
* **Niveau 1:** Een ware klinisch zinvolle maat.
* **Niveau 2:** Een gevalideerde surrogaat.
* **Niveau 3:** Een niet-gevalideerde surrogaat die 'redelijkerwijs waarschijnlijk is om klinisch voordeel te voorspellen'.
* **Niveau 4:** Een maat die slechts een correlatie van biologische activiteit weergeeft.
Het gebruik van dit classificatiesysteem helpt bij het identificeren van hiaten en zwaktes in het onderzoek naar voetorthesen en bij het beter waarderen van de sociaaleconomische waarde van voetorthesen. Hoewel er veel bewijs is voor de impact van voetorthesen op klinische en surrogaatmaten, is bewijs voor veranderingen in eindpunten door specifieke wijzigingen in het ontwerp van orthesen schaars. De associatie tussen specifieke orthesedesignkenmerken en voorspelbare biomechanische reacties (een dosis-responsmodel) en waardevolle uitkomsten is nog onbewezen, gezien de multifactoriële aard van veel voetproblemen. In plaats van specifieke ontwerpkenmerken met een voorspelbare uitkomst, wijst bewijs eerder op specifieke effecten (zoals drukvermindering) die klinische doelen bereiken, ongeacht de gebruikte orthesekenmerk [5](#page=5) [6](#page=6).
> **Tip:** De VALUATOR-model stimuleert een bredere kijk dan enkel biomechanica, die beter aansluit bij bewijs en praktijkervaring [6](#page=6).
### 4.4 De rol van de digitale component
De digitale component van het bio-psycho-social-digitaal continuüm omvat factoren die het proces van voetvormvastlegging (bijv. gips, schuimdossol, digitale scan), orthesedesign (vorm en materiaal keuzes) en productie (handgemaakt versus computerondersteunde productie) beïnvloeden. Debatten richten zich op nauwkeurigheid en herhaalbaarheid, maar het is nog onbewezen of dit kritisch is voor het bereiken van beoogde uitkomsten en waarde. Digitale workflows kunnen de overgang van de orthosepraktijk van ambacht naar een klinische specialiteit ondersteunen, maar dit vereist verder onderzoek [6](#page=6).
### 4.5 Conclusie en waardering
Het VALUATOR-model integreert diverse concepten, gezichtspunten en kwaliteitsmaten. Het model is niet gevoelig voor specifieke voorgestelde maten en dient als platform voor het stellen van onbeantwoorde vragen die door onderzoek beantwoord moeten worden. Het erkennen van het model als onvolledig en dynamisch, in plaats van het presenteren van definitieve antwoorden, is een evolutie ten opzichte van eerdere modellen. Het model biedt een hedendaagse visie en een gestructureerde conceptuele metafoor ter ondersteuning van intellectuele debatten en onderwijs binnen de beroepen die voetorthesen gebruiken [6](#page=6).
> **Tip:** De meerderheid van de kwaliteitsmaten die in het VALUATOR-model zijn geïdentificeerd, is nog niet gevalideerd voor voetgerelateerde aandoeningen, wat vragen oproept over de levensvatbaarheid van het model [6](#page=6).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Voetorthesen (VO) | Hulpmiddelen die in de voet worden geplaatst om de biomechanica, functie of comfort te verbeteren, vaak gebruikt voor de behandeling van voet- en enkelpathologieën. |
| Bio-psycho-sociaal-digitaal continuüm | Een raamwerk dat de complexiteit van de voetorthesepraktijk en het onderzoek erkent door biologische, psychologische, sociale en digitale factoren te integreren. |
| VALUATOR-model | Een conceptueel model voor voetorthesepraktijk dat een breder scala aan factoren omvat dan alleen de biologische aspecten, geïnspireerd door waardegebaseerde gezondheidszorg. |
| Waardegebaseerde gezondheidszorg | Een benadering van gezondheidszorg die zich richt op het maximaliseren van de uitkomsten voor patiënten in verhouding tot de kosten, waarbij de nadruk ligt op wat belangrijk is voor de patiënt. |
| Persoon-gecentreerde benadering | Een zorgmodel waarbij de behoeften, waarden en voorkeuren van de individuele patiënt centraal staan in de besluitvorming en behandeling. |
| Zone van optimale bio-psycho-sociale stress (ZOOBPSS) | Een zone waarin een individu homeostase ervaart op lichamelijk, geestelijk en weefselniveau, wat resulteert in optimale functie. De grenzen van deze zone zijn dynamisch en persoonspecifiek. |
| Bio-psycho-sociale beoordeling (BPS-beoordeling) | Een uitgebreide beoordelingsmethode die rekening houdt met biologische, psychologische en sociale factoren om de oorzaak en motivatie achter een zorgvraag te begrijpen en het klinisch management te begeleiden. |
| Klinische strategieën | Plannen en acties die worden ondernomen door zorgprofessionals om de uitkomsten van een behandeling te optimaliseren, inclusief zowel directe interventies als ondersteunende maatregelen. |
| Primaire klinische strategieën | Strategieën die direct gericht zijn op klinische, niet-klinische en surrogaatmaten, waarbij de ontwerpkenmerken van de orthese worden afgestemd op de beoogde resultaten. |
| Secundaire klinische strategieën | Aanvullende klinische strategieën die invloed kunnen hebben op het ontwerp- en behandelproces van de voetorthese, zoals het managen van placebo- en nocebo-effecten en het betrekken van gedrags- en omgevingsfactoren. |
| Klinisch zinvolle maten/eindpunten | Uitkomstmaten die aangeven hoe een persoon voelt, functioneert of overleeft, gemeten via objectieve klinische beoordelingen, patiëntgerapporteerde resultaten (PROMS) of door observatoren gerapporteerde gegevens. |
| Niet-klinische maten/eindpunten | Objectief gemeten indicatoren van een fysiologisch of pathologisch proces, zoals biomarkers, die de mechanobiologische reactie op weefselniveau weergeven. |
| Surrogaatmaten | Uitkomsten die nauw verband houden met een klinisch zinvol eindpunt en als substituut kunnen dienen, maar die mogelijk nog niet volledig gevalideerd zijn als voorspeller van klinisch voordeel. |