Cover
Start nu gratis TVH1_Algemeen.pdf
Summary
# Algemene introductie tot vaatheelkunde
Dit onderdeel biedt een overzicht van het vak vaatheelkunde, de cursusstructuur, evaluatiecriteria en de te behandelen onderwerpen, met specifieke aandacht voor de basisprincipes van het vaatstelsel en gerelateerde aandoeningen.
### 1.1 Praktische informatie over de cursus
De cursus vaatheelkunde wordt gegeven door Isabelle Van Herzeele. Essentiële praktische informatie wordt gedeeld, waaronder het gebruik van Ufora voor slides en lesopnames, evenals aanvullend lesmateriaal zoals artikels en kennisclips. Wissels in het lesrooster worden tijdig aangekondigd. Het ideaal is om de les te combineren met de lesopname [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.1.1 Evaluatie
De evaluatie van het vak bestaat uit een examen voor de eerste en tweede zittijd. Dit examen omvat multiple-choice vragen (MCQ) en twee open vragen die zowel theorie als casuïstiek behandelen. Het is belangrijk op te merken dat het gebruik van leermateriaal tijdens het examen niet is toegestaan. Feedback op het vak is mogelijk na contactopname [2](#page=2).
#### 1.1.2 Ondersteuning en vragen
Voor ondersteuning en eventuele vragen met betrekking tot dit vak kan men contact opnemen via e-mail met Isabelle.vanherzeele@ugent.be of tvhk@uzgent.be [2](#page=2).
> **Tip:** Zorg dat je de lesopnames en aanvullend materiaal op Ufora goed raadpleegt voor een grondige voorbereiding op het examen.
### 1.2 Overzicht van de cursusonderdelen
De cursus vaatheelkunde is opgebouwd rond verschillende onderdelen, met specifieke data en lesgevers [3](#page=3).
* **1/10, 14:30-16:00:** Vaatheelkunde 1 Algemeen (Lesgever: Isabelle Van Herzeele) [3](#page=3).
* **02/10, 13:00-14:30:** Vaatheelkunde 2 Occlusief lijden: Chronische ischemie onderste ledematen (Lesgever: Isabelle Van Herzeele) [3](#page=3).
* **03/10, 13:00-14:30:** Vaatheelkunde 3 Occlusief lijden: Invasieve behandeling arteriële ischemie onderste ledematen (Lesgever: Isabelle Van Herzeele) [3](#page=3).
* **03/10, 14:30-16:00:** Vaatheelkunde 7 Thoracale heelkunde (Medelesgever: Liesbeth Desender) [3](#page=3).
* **22/10, 14:30-16:00:** Vaatheelkunde 4 Occlusief arterieel lijden: Acute ischemie onderste ledematen (Lesgever: Isabelle Van Herzeele) [3](#page=3).
* **22/10, 16:00-17:30:** Vaatheelkunde 5 Niet-atherosclerotische occlusieve vaataandoeningen (Lesgever: Isabelle Van Herzeele) [3](#page=3).
* **29/10, 14:30-16:00:** Vaatheelkunde 6 Aneurysmatisch lijden en dissectie (Lesgever: Isabelle Van Herzeele) [3](#page=3).
* **31/10, 16:00-17:30:** PGO pathologie van de aorta (Lesgever: Isabelle Van Herzeele) [3](#page=3).
* **03/12, 16:00-17:30:** Klinische les P lijn MA 1 (Lesgever: Isabelle Van Herzeele) [3](#page=3).
* **08/12, 13:00-14:30:** Geintegreerd casusonderwijs: op de snijlijn tussen minimaal invasieve en invasieve technieken (praktisch) (Lesgever: Isabelle Van Herzeele) [3](#page=3).
* **11/12, 13:00-14:30:** Vaatheelkunde: Veneus en lymfatisch lijden (Medelesgevers: Caren Randon & Chris Monten) [3](#page=3).
### 1.3 Inhoud van 'Deel 1 Algemeen'
Het eerste deel van de cursus, getiteld 'Algemeen', legt de basis voor de verdere studie van vaatheelkunde. De belangrijkste onderwerpen die hierin behandeld worden zijn [3](#page=3):
* Het vaatstelsel [3](#page=3).
* Semeiologie (semiologie) [3](#page=3).
* Atherosclerose [3](#page=3).
* Pathofysiologie [3](#page=3).
* Cardiovasculaire risicofactoren [3](#page=3).
* Preventie [3](#page=3).
* Stollingsstoornissen (in relatie tot veneus lijden en lessen hematologie) [3](#page=3).
* Anticoagulantia, antiaggregantia, fibrinolytica (in relatie tot lessen cardiologie) [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** Het onderdeel 'Cardiovasculaire risicofactoren' zal dieper ingaan op factoren zoals roken, hypertensie, diabetes mellitus en hypercholesterolemie, en hun impact op de ontwikkeling van vaatziekten.
### 1.4 Interactie en wederzijds respect
De docent benadrukt het belang van interactie, vraag en antwoord, en wederzijds respect tijdens de lessen. Er wordt een 360° feedback-systeem gehanteerd [1](#page=1).
> **Tip:** Wees niet bang om vragen te stellen tijdens de les; dit draagt bij aan een betere leerervaring voor iedereen.
---
# Anatomie en fysiologie van het vaatstelsel
Dit hoofdstuk beschrijft de anatomie en fysiologie van het vaatstelsel, met specifieke aandacht voor arteriën, venen en lymfevaten, inclusief hun bouw, soorten, functies en de bloedstroomdynamiek.
### 2.1 Het vaatstelsel
Het vaatstelsel omvat arteriën, capillairen, venen en lymfevaten. De belangrijkste functies van het vaatstelsel zijn [4](#page=4):
* Niet-thrombogeen transport van bloed [4](#page=4).
* Opslag van bloed [4](#page=4).
* Uitwisseling van moleculen en cellen tussen het vaatlumen en de extravasculaire ruimte [4](#page=4).
### 2.2 Arteriën
#### 2.2.1 Anatomie van arteriën
Arteriën zijn dikwandige bloedvaten die bloed van het hart afvoeren. De wand van een arterie bestaat uit vier lagen [4](#page=4):
* Adventitia (buitenlaag) [4](#page=4).
* Media (spierlaag) [4](#page=4).
* Intima [4](#page=4).
* Endotheel (binnenlaag) [4](#page=4).
Er zijn verschillende soorten arteriën:
* **Grote elastische arteriën:** Zoals de aorta en zijn vertakkingen [4](#page=4).
* **Middelgrote musculaire arteriën:** Bloedvaten die naar verschillende organen leiden [4](#page=4).
* **Kleine arteriën en arteriolen:** Bevinden zich in de organen en weefsels [4](#page=4).
#### 2.2.2 Fysiologie van de arteriële bloedstroom
Grote arteries spelen een rol in de voortgeleiding van de polsgolf, het onderhoud van de bloedstroom en de regulatie van de bloeddruk. Elastische en musculaire arteriën zetten uit tijdens de systole en veren terug tijdens de diastole, wat helpt de bloedstroom te onderhouden. Arteriolen zijn verantwoordelijk voor de perifere weerstand, die de bloeddruk op peil houdt en de weefsels beschermt tegen hypertensie [5](#page=5).
#### 2.2.3 Het endotheel
Het endotheel is cruciaal voor het voorkomen van trombose. Het produceert anti-thrombogene en pro-thrombogene stoffen en reguleert de vaattonus door de aanmaak van vaso-actieve stoffen die vasoconstrictie (VC) of vasodilatatie (VD) opwekken, reagerend op het (para)sympathische zenuwstelsel. Bij beschadiging vindt herstel plaats door de migratie van gladde spiercellen (GSC) uit de media. Endotheliale dysfunctie kan leiden tot intravasale trombose, atheromatose en intimahyperplasie [5](#page=5).
> **Tip:** Atheromatose en mediacalcinose zijn aandoeningen die de elastische en musculaire arteriën kunnen aantasten. Atheromatose betreft een verdikking van de media en intima door toename van gladde spiercellen en bindweefsel, wat leidt tot vernauwing van het lumen. Mediacalcinose is een verkalking van de media, waardoor het vat stijf wordt zonder per se vernauwd te zijn [5](#page=5).
#### 2.2.4 Specifieke arteriële anatomie
De supra-aortale arteriën zijn onder andere de A. vertebralis, A. basilaris en de aorta. De A. carotis externa, A. carotis interna en A. carotis communis zijn ook belangrijke arteriën in de halsregio. De viscerale arteriën en de arteriën van de onderste ledematen, zoals de A. femoralis profunda, A. iliaca interna en A. iliaca externa, bevloeien respectievelijk de organen en het bekkengebied [6](#page=6) [7](#page=7) [8](#page=8).
### 2.3 Venen
#### 2.3.1 Anatomie van venen
Het veneuze systeem kent een oppervlakkig en een diep systeem [8](#page=8).
* **Oppervlakkig veneus systeem:** Omvat de Vena saphena magna (VSM), Vena saphena parva (VSP), en communicerende of perforerende venen (zoals Dodd-Boyd en Cockett) [8](#page=8) [9](#page=9).
* **Diep veneus systeem:** Ligt in de onderbenen, vaak dubbel langs de arteriën, zoals de Vv. gastrocnemii, Vv. solei, V. poplitea, V. femoralis sup en profunda, V. femoralis communis en V. iliaca [8](#page=8).
De vena femoralis communis begint onder het liesligament [9](#page=9).
#### 2.3.2 Kenmerken van venen
Venewanden bevatten relatief weinig spiervezels. De bloedstroom in venen is afhankelijk van externe factoren en is langzamer dan in arteriën. Venen hebben een grotere diameter dan slagaders en vervullen primair een opslagfunctie, wat invloed heeft op het circulerend bloedvolume. Gezonde venen beschikken over kleppen die bloedstroom slechts in één richting toestaan: van perifeer naar centraal en van oppervlakkig naar diep [9](#page=9).
#### 2.3.3 Fysiologie van de veneuze bloedstroom
De veneuze bloedstroom wordt beïnvloed door verschillende factoren:
* **Cardiale werking:** De resterende druk na passage door de capillairen (vis a tergo) en het aanzuigeffect van het rechter atrium bij ontlediging (vis a fronte) [10](#page=10).
* **Hydrostatische druk:** Zwaartekracht speelt een rol, die in principe in evenwicht is tussen het arteriële en veneuze systeem [10](#page=10).
* **Spierpomp:** Met name in de onderste ledematen, waarbij spiercontractie bloed van perifeer naar centraal pompt en spierrelaxatie bloed van oppervlakkig naar diep laat stromen via perforanten of juncties. De unidirectionele stroom wordt verzekerd door de veneuze kleppen [10](#page=10).
* **Intra-abdominale en intra-thoracale drukveranderingen:** Ademhaling beïnvloedt de veneuze return [10](#page=10).
* **Veneuze tonus:** De spanning in de veneuze wand [10](#page=10).
> **Tip:** Hulpmiddelen om veneuze zwelling te verminderen zijn onder andere steunkousen, op de tippen staan en het omhoog leggen van de benen [10](#page=10).
### 2.4 Lymfestelsel
Het lymfestelsel verzamelt voornamelijk eiwitten uit de interstitiële ruimte en voorkomt zo oedeemvorming. Lymfebanen leiden lymfe naar lymfeknopen, waar de lymfe wordt gefilterd (onder andere op bacteriën). Het systeem brengt de lymfe terug naar de veneuze circulatie [12](#page=12).
De aanvoer van vloeistof naar de weefsels is 100% via arteriën, waarvan ongeveer 90% via het veneuze systeem wordt teruggevoerd en 10% via het lymfestelsel. De lymfestroom is in rust vrijwel nul, maar neemt toe met spieractiviteit, wat het lymfestelsel tot een belangrijke factor maakt in de bescherming tegen bacteriële infectie [12](#page=12).
Er zijn twee hoofd-lymfedrainagegebieden:
* **Rechter bovenste kwadrant:** Drainage via de rechter ductus lymphaticus naar de rechter vena subclavia [12](#page=12).
* **Rest van het lichaam:** Drainage via de ductus thoracicus naar de linker vena subclavia [12](#page=12).
---
# Atherosclerose: pathogenese en risicofactoren
Atherosclerose is een veelvoorkomende oorzaak van perifeer vaatlijden, gekenmerkt door een complex proces van plaquevorming in de arteriële wand en sterk beïnvloed door diverse cardiovasculaire risicofactoren [13](#page=13) [14](#page=14).
### 3.1 Pathogenese van atherosclerose
De pathogenese van atherosclerose is een complex proces waarvoor diverse theorieën bestaan, maar centraal staan de rol van plasmalipiden, de respons op endotheelbeschadiging en een inflammatoir proces ter hoogte van de vaatwand [14](#page=14).
#### 3.1.1 Oorzaken van plaquevorming
Plaquevorming kan worden geïnitieerd door verschillende factoren:
* **Mechanische beschadiging:** Dit kan het gevolg zijn van zeer hoge of lage schuifkrachten, zoals die optreden bij hoge bloeddruk in vergelijking met de pulmonaire circulatie of venen [14](#page=14).
* **Chemische beschadiging:** Nicotine is een voorbeeld van een chemische stof die een directe toxische werking op het endotheel heeft. Het is echter belangrijk op te merken dat endotheeldisfunctie een nog belangrijkere rol speelt [14](#page=14).
#### 3.1.2 Ontstaan van een plaque
De normale arteriële wand bestaat uit de intima (endotheel op basaal membraan), de media (elastisch bindweefsel en gladde spiercellen) en de adventitia [14](#page=14).
Wanneer het endotheel beschadigd raakt, treden de volgende gebeurtenissen op:
* Accumulatie van LDL-cholesterol tussen het endotheel en het bindweefsel in de intima [14](#page=14).
* Dit geaccumuleerde LDL wordt geoxideerd en gefagocyteerd door aangetrokken macrofagen [14](#page=14).
* Deze macrofagen produceren diverse stoffen die onder andere de migratie van gladde spiercellen (GSC) veroorzaken [14](#page=14).
* Macrofagen en GSC die geoxideerd LDL opstapelen, krijgen een schuimig uitzicht en accumuleren tot zogenaamde vetstrepen (fatty streaks) [14](#page=14).
> **Tip:** De aanwezigheid van vrouwen in de anatomische vergelijking van bloedvaten kan meer nefaste gevolgen hebben door anatomisch gezien nauwere bloedvaten [14](#page=14).
#### 3.1.3 Evolutie van een plaque
* De gladde spiercellen vermenigvuldigen zich en produceren collageen en extracellulaire matrix, wat leidt tot een verdikking van de vaatwand [15](#page=15).
* Cholesterol blijft zich verder ophopen [15](#page=15).
* Er vormt zich fibreus littekenweefsel rond de plaque, wat resulteert in een fibreuze plaque [15](#page=15).
* In een verder stadium kan zich calciumophoping (Ca++) in de plaque voordoen [15](#page=15).
* Wanneer het endotheel onderbroken wordt, bijvoorbeeld door ruptuur van de fibreuze kap of bloeding in de plaque, ontstaat een tromobogeen oppervlak. Dit leidt tot plaatjesadhesie en vorming van een thrombus [15](#page=15).
> **Tip:** Een plaque die geneest, laat een verhevenheid achter die het bloedvat minder openhoudt. Een plaque die niet genezen is, blijft actief, bloedplaatjes kleven eraan, wat kan leiden tot klontervorming of het afschieten van klonters, met mogelijke gevolgen zoals een TIA of beroerte [15](#page=15).
#### 3.1.4 Ruptuur van een plaque
Een ruptuur van een plaque kan leiden tot trombusvorming met occlusie van het bloedvat, of tot incorporatie van de trombus in de plaque, waardoor deze in volume toeneemt [16](#page=16).
### 3.2 Atheromatose: een systemische ziekte
Atherosclerose is een systemische ziekte die elk bloedvat in het lichaam kan aantasten. De meest getroffen gebieden zijn de coronairen, carotiden, renalen, aorta en perifere slagaders. Dit benadrukt het belang van een systemische benadering bij de behandeling van patiënten [13](#page=13) [17](#page=17).
> **Examenvraag!!** Bij een patiënt met symptomen van perifeer vaatlijden in de benen, is het essentieel om ook te bevragen naar andere mogelijke cardiovasculaire problemen, zoals pijn op de borst bij inspanning (coronaire problemen) of een voorgeschiedenis van beroertes (carotisproblemen) [17](#page=17).
### 3.3 Cardiovasculaire risicofactoren
Het bepalen van cardiovasculaire risicofactoren is cruciaal voor zowel primaire als secundaire preventie. De risicofactoren worden traditioneel onderverdeeld in inherente risico's en levensstijlgebonden factoren [18](#page=18) [20](#page=20).
#### 3.3.1 Traditionele risicofactoren
* **Inherent aan de persoon:**
* Mannelijk geslacht [18](#page=18).
* Leeftijd [18](#page=18).
* Familiale antecedenten (bv. < 55 jaar bij vader, < 65 jaar bij moeder) [18](#page=18).
* **Levenswijze:**
* Nicotinegebruik (abusus) [18](#page=18).
* Sedentariteit, obesitas, ongezonde dieetgewoontes [18](#page=18).
* **Biomedische parameters:**
* Diabetes mellitus [18](#page=18).
* Hypertensie [18](#page=18).
* Hyperlipidemie [18](#page=18).
* **Andere:**
* Hematologische factoren (bv. hypercoagulabiliteit, homocysteïne) [18](#page=18).
* Inflammatie (CRP) [18](#page=18).
* Nierinsufficiëntie [18](#page=18).
* Socio-economische status [18](#page=18).
#### 3.3.2 Belang van risicofactorbepaling
* **Primaire preventie:** Bepalen van het a priori risico op cardiovasculaire ziekte en zo nodig aanpassen van levensstijl of starten van medicatie [20](#page=20).
* **Interpretatie van klachten:** Beoordelen of de klachten van de patiënt waarschijnlijk vasculair bepaald zijn [20](#page=20).
* **Secundaire preventie:** Behandelen van modificeerbare risicofactoren bij patiënten met reeds bestaande cardiovasculaire ziekte [20](#page=20).
#### 3.3.3 Risicostratificatie scores
Scores zoals de Systematic COronary Risk Evaluation (SCORE) worden gebruikt om het 10-jaars risico op een fataal cardiovasculair incident te schatten op basis van leeftijd, geslacht, rookgewoontes, cholesterolgehalte en systolische bloeddruk. Nieuwere data focussen op non-LDL cholesterol [20](#page=20) [21](#page=21) [22](#page=22).
#### 3.3.4 Evolutie van risicofactoren
Er is een trend naar een toenemend aantal ouderen, een stijging van obesitas en een toename van diabetes mellitus, wat de prevalentie van vaatlijden verder beïnvloedt. In België is het percentage zwaarlijvige personen aanzienlijk, met mannen die het slechter doen dan vrouwen, en een hogere prevalentie in lagere socio-economische klassen [23](#page=23) [24](#page=24) [25](#page=25).
### 3.4 Cardiovasculaire preventie
Preventie van cardiovasculaire ziekten kan worden onderverdeeld in primaire en secundaire preventie [25](#page=25).
#### 3.4.1 Primaire preventie
Dit omvat de aanpak van risicofactoren bij "gezonde personen" om het risico op het ontwikkelen van cardiovasculair lijden te verlagen. Een risico van meer dan 5% over 10 jaar op cardiovasculaire mortaliteit rechtvaardigt een risicoaanpak [25](#page=25).
#### 3.4.2 Secundaire preventie
Dit richt zich op patiënten met reeds gekende cardiovasculaire aandoeningen, zelfs indien asymptomatisch.
* **Hypertensie:** Het doel is een bloeddruk van $\leq$ 130 mm Hg te handhaven, met algemene maatregelen (zout, gewicht, alcohol) en medicatie (ACE-inhibitoren, sartanen, calciumantagonisten, diuretica, bètablokkers) [26](#page=26).
* **Hyperlipidemie:** Streefwaarden zijn LDL < 70 mg/dL (of < 55 mg/dL bij hoog risico) en triglyceriden < 200 mg/dL. Dieet en statines zijn de hoekstenen van de behandeling. Bij secundaire preventie na CVA of MI is een hoge dosis van atorvastatine of rosuvastatine aangewezen [26](#page=26).
* **Rookstop:** Dit is waarschijnlijk de meest kostenefficiënte preventieve maatregel. Na 3-5 jaar is het risico vergelijkbaar met dat van niet-rokers. Ondersteuning is cruciaal voor succes [26](#page=26).
* **Lichaamsbeweging:** Dagelijks 5 km wandelen aan 5 km/uur [26](#page=26).
* **Obesitas:** Een gewichtsreductie van 10% en een vermindering van de buikomtrek zijn aanbevolen [26](#page=26).
* **Metabool syndroom:** Behandeling van de componenten, waaronder diabetes [26](#page=26).
* **Diabetes:** Het doel is een HbA1c $\leq$ 7%, met significante aandacht voor de controle van bloeddruk en lipidenprofiel [26](#page=26).
#### 3.4.3 Secundaire preventie: medicatie
* **Acetylsalicylzuur:** 75-100 mg is aangewezen bij alle patiënten met vaatlijden, tenzij contra-indicaties. Het hoeft vrijwel nooit gestopt te worden voor een operatieve ingreep [27](#page=27).
* **Andere anti-aggregantia:** Clopidogrel, ticagrelor, prasugrel. De CAPRIE-studie toonde een langetermijnvoordeel van clopidogrel vergeleken met acetylsalicylzuur [27](#page=27) [28](#page=28).
* **NOAC (nieuwe orale anticoagulantia):** [27](#page=27).
* **Statines:** Essentieel in secundaire preventie [27](#page=27).
* **ACE-inhibitoren:** Hebben een beschermend effect in bepaalde risicogroepen [27](#page=27).
* **Bètablokkers:** Een lage dosis bij hoog risico [27](#page=27).
* **Vaccinatie:** Tegen griep en COVID-19 wordt aanbevolen [27](#page=27).
> **Let op:** "Bloedvatverwijders" en voedingssupplementen zijn geen bewezen effectieve behandelingen voor cardiovasculaire preventie [27](#page=27).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vaatheelkunde | Het medische specialisme dat zich bezighoudt met de diagnose en behandeling van aandoeningen van de bloedvaten, zowel arteriën als venen, en het lymfestelsel. |
| Arteriën | Bloedvaten die zuurstofrijk bloed van het hart naar de rest van het lichaam transporteren, gekenmerkt door dikke, gespierde wanden om de hoge druk van het bloed te weerstaan. |
| Venen | Bloedvaten die zuurstofarm bloed vanuit de organen en weefsels terug naar het hart transporteren, gekenmerkt door dunnere wanden en kleppen om de bloedstroom te reguleren. |
| Lymfevaten | Een netwerk van vaten dat lymfe, een lichaamsvocht rijk aan eiwitten en afvalstoffen, verzamelt uit de weefsels en terugbrengt naar de bloedcirculatie, en een rol speelt in het immuunsysteem. |
| Endotheel | De binnenste laag van bloedvaten, bestaande uit platte cellen, die een belangrijke rol speelt in de regulatie van vaattonus, stolling en de interactie met immuuncellen. |
| Atherosclerose | Een chronische ziekte van de arteriële wand waarbij plaques van cholesterol, vetten, ontstekingscellen en bindweefsel zich ophopen in de intima, wat leidt tot vernauwing en verharding van de slagaders. |
| Plaque | Een ophoping van lipiden, cellen en bindweefsel in de vaatwand, kenmerkend voor atherosclerose, die kan leiden tot vernauwing van het bloedvat of ruptuur met trombusvorming. |
| Cardiovasculaire risicofactoren | Factoren die de kans op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten vergroten, zoals hoge bloeddruk, hoog cholesterol, diabetes, roken en obesitas. |
| Primaire preventie | Maatregelen gericht op het voorkomen van het ontstaan van hart- en vaatziekten bij personen die nog geen symptomen vertonen, door risicofactoren aan te pakken. |
| Secundaire preventie | Maatregelen gericht op het voorkomen van verdere progressie of complicaties van reeds bestaande hart- en vaatziekten, door risicofactoren te behandelen bij patiënten met een vastgestelde aandoening. |
| Trombose | Het proces van bloedstolselvorming binnen een bloedvat, wat de bloedstroom kan belemmeren of blokkeren. |
| Vaso-dilatatie | Het verwijden van bloedvaten, wat leidt tot een verhoogde bloedstroom en een verlaging van de bloeddruk. |
| Vaso-constrictie | Het vernauwen van bloedvaten, wat leidt tot een verminderde bloedstroom en een verhoging van de bloeddruk. |
| Cholesterol | Een vetachtige stof die essentieel is voor de celmembranen en hormoonproductie, maar in te hoge concentraties in het bloed kan bijdragen aan atherosclerose. |