Cover
Start nu gratis BM 1 bloedvaten zelfstudie.pptx
Summary
# Structuur en functie van bloedvaten
Dit onderwerp behandelt de verschillende typen bloedvaten, hun structuur, functie en de dynamiek van de bloedsomloop, inclusief de factoren die de bloeddoorstroming beïnvloeden.
## 1.1 Typen bloedvaten
Bloedvaten zijn gespecialiseerde structuren die verantwoordelijk zijn voor het transport van bloed door het lichaam. Ze variëren in grootte, structuur en functie, en kunnen worden ingedeeld in arteriën, arteriolen, capillairen, venulen en venen.
### 1.1.1 Structuur van bloedvaten
Alle bloedvaten delen een algemene driedelige wandstructuur:
* **Tunica intima:** Het binnenste laagje, bestaande uit endotheelcellen en een basaal membraan. Bij arteriën en venen bevat deze laag ook een interne elastische membraan.
* **Tunica media:** De middelste laag, voornamelijk bestaande uit glad spierweefsel en elastische vezels. De dikte en samenstelling van deze laag variëren sterk per type bloedvat en dragen bij aan de tonus en de mogelijkheid tot vasoconstrictie en vasodilatatie.
* **Tunica externa (adventitia):** De buitenste laag, samengesteld uit bindweefsel, collagene vezels en elastische vezels. Deze laag biedt ondersteuning en bescherming aan het bloedvat.
### 1.1.2 Arteriën
Arteriën transporteren bloed weg van het hart. Ze worden gekenmerkt door dikkere, elastischere wanden dan venen, waardoor ze de hoge druk van de hartslag kunnen weerstaan.
* **Aorta:** De grootste arterie van het lichaam, die rechtstreeks uit het linkerventrikel ontspringt.
* **Aorta ascendens:** Het opstijgende deel van de aorta, waaraan de coronaire arteriën ontspringen die het hart zelf van bloed voorzien.
* **Arcus aortae:** De aortaboog, waaruit de belangrijkste arteriën naar het hoofd, de nek en de armen vertakken. Deze vertakkingen zijn asymmetrisch:
* **Truncus brachiocephalicus:** Vertakt zich in de rechter arteria carotis communis en de rechter arteria subclavia.
* **Arteria carotis communis (links):** Voedt het hoofd en de nek.
* **Arteria subclavia (links):** Voedt de arm.
* De arteria subclavia heeft aftakkingen zoals de arteria thoracica interna, arteria vertebralis en truncus thyrocervicalis.
* De arteria subclavia loopt verder als arteria axillaris, dan als arteria brachialis, die zich splitst in de arteria radialis en arteria ulnaris. Deze vormen uiteindelijk de arcus palmaris met digitale arteriën in de hand.
* De arteria carotis communis splitst zich in:
* **Arteria carotis externa:** Voorziet de farynx, oesofagus, larynx en het aangezicht van bloed.
* **Arteria carotis interna:** Samen met de arteria vertebralis voorziet deze de hersenen van bloed. De verbindingen tussen deze arteriën vormen de **circulus arteriosus cerebri (cirkel van Willis)**, een belangrijk netwerk voor de bloedvoorziening van de hersenen.
* **Aorta descendens:** Het afdalende deel van de aorta, onderverdeeld in:
* **Aorta thoracica:** Loopt door het mediastinum en voorziet structuren in de borstkas van bloed, waaronder de intercostale arteriën, bronchiale arteriën, oesofageale arteriën en arteria phrenica.
* **Aorta abdominalis:** Voorziet de organen en structuren in de buik- en bekkenholte van bloed.
* **Verteringsorganen:** Gevoed door de truncus coeliacus, arteria mesenterica superior en arteria mesenterica inferior.
* **Andere organen:** Bijnieren, nieren, testes/ovaria worden voorzien door respectievelijk arteria (supra)renalis, arteria ovarica/testicularis en lumbrale arteriën.
* Ter hoogte van de vierde lumbale wervel splitst de aorta abdominalis zich in de **arteriae iliacae communes**. Deze splitsen zich verder in de **arteria iliaca interna** (voor bekkenorganen, bekkenspieren, bilspieren) en de **arteria iliaca externa**.
* De arteria iliaca externa loopt verder als de arteria femoralis, arteria poplitea, arteriae tibialis anterior en posterior, arteria fibularis. De arteria tibialis anterior loopt door als arteria dorsalis pedis, en de arteria tibialis posterior draagt bij aan de arcus plantaris. De arteria femoralis profundus is een belangrijke aftakking van de arteria femoralis.
* **Arteriolen:** Kleinere aftakkingen van de arteriën. Ze spelen een cruciale rol in de regulatie van de bloeddruk en de doorbloeding van weefsels door hun vermogen tot vasoconstrictie en vasodilatatie.
### 1.1.3 Capillairen
Capillairen zijn de kleinste bloedvaten, met wanden die slechts uit één laag endotheelcellen bestaan. Dit maakt ze ideaal voor de uitwisseling van gassen, voedingsstoffen en afvalstoffen tussen het bloed en de weefsels. Ze vormen een uitgebreid netwerk (capillaire netwerken) dat elk weefsel bereikt.
### 1.1.4 Venen
Venen transporteren bloed terug naar het hart. Ze hebben over het algemeen dunnere wanden dan arteriën en bezitten kleppen om de terugstroming van bloed, met name tegen de zwaartekracht in, te voorkomen.
* **Venen van de grote bloedsomloop:**
* **Vena cava inferior (VCI) en Vena cava superior (VCS):** De twee grootste venen die het bloed uit het lichaam terugvoeren naar het rechteratrium. De VCS ontstaat uit de vereniging van de linker- en rechter vena brachiocephalica. In tegenstelling tot het arteriële systeem, is er geen truncus brachiocephalicus in het veneuze systeem, maar twee aparte venae brachiocephalicae.
* **Oppervlakkige venen:** In de armen omvatten dit de vena cephalica, vena mediana cubiti en vena basilica. In de benen zijn dit de vena saphena parva en vena saphena magna.
* **Venen van hoofd en hals:** Inclusief de vena jugularis interna (afkomstig van de hersenen via durale sinussen) en vena jugularis externa.
* **Vena azygos en vena hemiazygos:** Deze venen voeren bloed af uit de borstwand en de wervels (via intercostale en lumbale venen). Ze kunnen dienen als alternatieve afvoerroute voor bloed bij obstructie van de VCI of VCS.
* **Leverpoortadersysteem (vena porta hepatica):**
* Dit is een uniek systeem waarbij twee capillaire netwerken met elkaar verbonden zijn door een ader (de poortader), in plaats van een arterie en een vene.
* Bloed vanuit de spijsverteringsorganen stroomt via de vena porta hepatica eerst naar de lever.
* In de lever wordt het bloed verwerkt (opslag, omzetting, uitscheiding), wat zorgt voor een relatief constante bloedsamenstelling, zelfs tijdens de spijsvertering. Daarna stroomt het bloed verder naar de VCI.
### 1.1.5 Kleine circulatie (pulmonale circulatie)
De kleine circulatie transporteert bloed tussen het hart en de longen.
* **Truncus pulmonalis:** Ontspringt uit het rechterventrikel en splitst zich in de arteriae pulmonales.
* **Arteriae pulmonales:** Vervoeren zuurstofarm bloed van het hart naar de longen.
* **Venae pulmonales:** Vervoeren zuurstofrijk bloed van de longen terug naar het linkeratrium.
## 1.2 Bloeddoorstroming
De doorbloeding van weefsels wordt bepaald door de bloeddruk en de weerstand in de bloedvaten. Deze factoren beïnvloeden ook de uitwisseling in de capillairen.
### 1.2.1 Factoren die invloed hebben op doorbloeding
De doorbloeding (perfusie) wordt beïnvloed door:
* **Bloeddruk:** De kracht waarmee bloed tegen de vaatwanden drukt. Een hogere bloeddruk leidt over het algemeen tot een hogere doorbloeding.
* **Vasculaire weerstand:** De weerstand die bloed ondervindt tijdens het stromen. Deze wordt beïnvloed door:
* **Diameter van de bloedvaten:** Een kleinere diameter zorgt voor een hogere weerstand. Vasoconstrictie verhoogt de weerstand, vasodilatatie verlaagt deze.
* **Lengte van de bloedvaten:** Langere bloedvaten bieden meer weerstand.
* **Viscositeit van het bloed:** Dikker bloed ondervindt meer weerstand.
* **Autoregulatie:** Lokale mechanismen binnen weefsels die de doorbloeding aanpassen aan de metabole behoeften van het weefsel, onafhankelijk van systeemdrukveranderingen.
* **Neurale mechanismen:** Het autonome zenuwstelsel (sympathisch en parasympathisch) reguleert de vaattonus en daarmee de bloeddruk en doorbloeding.
* **Hormonale regulering:** Hormonen zoals adrenaline, noradrenaline, angiotensine II en antidiuretisch hormoon (ADH) beïnvloeden de bloeddruk en de bloedvolume.
### 1.2.2 Drukverschillen in grote bloedsomloop
De bloeddruk is het hoogst in de grote arteriën (met name de aorta) en neemt geleidelijk af naarmate het bloed door het vaatstelsel stroomt. De grootste drukval vindt plaats in de arteriolen, wat de regulatie van de doorbloeding van de capillairen mogelijk maakt. In de venen is de druk zeer laag en leidt deze terug naar het hart. De gemiddelde arteriële druk kan worden weergegeven als:
$$ \text{Gemiddelde arteriële druk} \approx \text{Hartminuutvolume} \times \text{Totale perifere weerstand} $$
Het hartminuutvolume wordt op zijn beurt bepaald door het slagvolume en de hartfrequentie:
$$ \text{Hartminuutvolume} = \text{Slagvolume} \times \text{Hartfrequentie} $$
## 1.3 Cardiovasculaire regulering
Het cardiovasculair systeem past zich continu aan fysiologische belasting aan via autoregulatie, neurale mechanismen en endocriene reacties.
### 1.3.1 Autoregulatie van doorbloeding in weefsels
Lokale factoren, zoals de concentratie van metabole producten (bv. koolstofdioxide, melkzuur) en zuurstofgehalte, beïnvloeden de diameter van de lokale arteriolen en capillairen, waardoor de doorbloeding wordt aangepast aan de stofwisselingsactiviteit van het weefsel.
### 1.3.2 Neurale regeling van BD en bloedvolume
Het autonome zenuwstelsel, met centra in de hersenstam (medulla oblongata), reguleert de hartslag, contractiliteit en vaattonus. Baroreceptoren in de grote arteriën meten de bloeddruk en sturen signalen naar de hersenstam om de bloeddruk te handhaven.
### 1.3.3 Hormonen en regulering van hart en bloedvaten
Verschillende hormonen spelen een rol in de cardiovasculaire regulering:
* **Adrenaline en noradrenaline:** Verhoogd door sympathische stimulatie, verhogen hartslag, contractiliteit en vasoconstrictie (met uitzondering van bloedvaten in skeletspieren tijdens inspanning).
* **Angiotensine II:** Een krachtige vasoconstrictor die ook de aldosteronsecretie stimuleert, wat leidt tot natrium- en waterretentie en verhoging van het bloedvolume.
* **Antidiuretisch hormoon (ADH):** Verhoogt de waterretentie door de nieren en kan vasoconstrictie veroorzaken bij hoge concentraties.
## 1.4 Aanpassing aan fysiologische belasting
Het cardiovasculair stelsel past zich aan veranderende omstandigheden aan, zoals inspanning en bloeding.
### 1.4.1 Inspanning en CV-stelsel
Tijdens inspanning neemt de doorbloeding van de skeletspieren toe door vasodilatatie, terwijl de doorbloeding van andere organen relatief constant blijft of licht afneemt. De hartfrequentie en het slagvolume nemen toe om de verhoogde zuurstofbehoefte van de spieren te ondersteunen.
### 1.4.2 Reactie van CV-stelsel op bloeding
Bij bloeding wordt het cardiovasculair systeem geactiveerd om het bloedvolume te herstellen en de bloeddruk te handhaven. Dit omvat verhoogde hartslag, vasoconstrictie en vochtretentie.
## 1.5 Functionele patronen van circulatie
De kleine en grote circulatie delen drie functionele patronen:
1. **Verzorgingsgebieden:** Bloedvaten leveren bloed aan specifieke weefsels en organen.
2. **Uitwisselingsgebieden:** Capillairen faciliteren de uitwisseling van stoffen.
3. **Afvoergebieden:** Venen voeren bloed terug naar het hart.
## 1.6 Kleine circulatie
De kleine circulatie betreft de route van het bloed van het hart naar de longen en terug. De truncus pulmonalis transporteert zuurstofarm bloed naar de longen via de arteriae pulmonales. Na oxygenatie keert het zuurstofrijke bloed via de venae pulmonales terug naar het linkeratrium van het hart.
## 1.7 Grote circulatie
De grote circulatie omvat het transport van zuurstofrijk bloed van het linkerventrikel naar de rest van het lichaam en de terugkeer van zuurstofarm bloed naar het rechteratrium. De aorta is de belangrijkste arterie die dit bloed verspreidt. De venen voeren het bloed vervolgens terug via de vena cava superior en inferior.
### 1.7.1 Arteriën van de grote bloedsomloop
Zie sectie 1.1.2 voor een gedetailleerde beschrijving van de arteriën van de grote bloedsomloop, inclusief de aorta en haar vertakkingen.
### 1.7.2 Venen van de grote bloedsomloop
Zie sectie 1.1.4 voor een gedetailleerde beschrijving van de venen van de grote bloedsomloop, inclusief de vena cavae, oppervlakkige venen, venen van hoofd en hals, en het leverpoortadersysteem.
---
# Regulering van het cardiovasculaire stelsel
Het cardiovasculaire stelsel past zich continu aan de fysiologische belasting aan door middel van autoregulatie, neurale mechanismen en endocriene reacties, om zo de bloeddruk en de doorbloeding van weefsels te reguleren en het bloedvolume te handhaven.
### 13.1 Autoregulatie van doorbloeding in weefsels
Autoregulatie is het vermogen van weefsels om hun eigen doorbloeding aan te passen aan veranderende metabole behoeften, onafhankelijk van systemische regulatie.
#### 13.1.1 Lokale metabole factoren
De doorbloeding van een weefsel wordt sterk beïnvloed door de lokale concentraties van metabolieten en gassen.
* **Verhoogde doorbloeding bij verhoogd metabolisme:** Bij toename van de metabole activiteit in een weefsel, zoals tijdens inspanning, worden er metabolieten geproduceerd en zuurstof verbruikt. Dit leidt tot:
* Verhoogde concentraties van stoffen zoals $\text{CO}_2$, melkzuur, kaliumionen ($ \text{K}^+ $) en adenosine.
* Verminderde concentraties van zuurstof ($ \text{O}_2 $) en glucose.
* Deze veranderingen veroorzaken vasodilatatie (verwijding van bloedvaten), wat resulteert in een verhoogde doorbloeding.
* **Verminderde doorbloeding bij verlaagd metabolisme:** Omgekeerd, bij afname van de metabole activiteit, dalen de concentraties van deze vasodilaterende stoffen, wat leidt tot vasoconstrictie (vernauwing van bloedvaten) en verminderde doorbloeding.
#### 13.1.2 Factoren die de doorbloeding beïnvloeden
Verschillende factoren kunnen de doorbloeding van weefsels beïnvloeden:
* **Drukautoregulatie:** Weefsels kunnen de doorbloeding handhaven binnen een bepaald drukvidea. Als de arteriële druk plotseling stijgt, reageren de arteriolen met vasoconstrictie om de bloedstroom constant te houden. Bij een drukdaling ontstaat juist vasodilatatie. Dit mechanisme beschermt de capillairen tegen overmatige druk en zorgt voor een relatief stabiele doorbloeding.
* De mechanisme hierachter is de Bayliss-effect, waarbij rek van de gladde spiervezels in de vaatwand leidt tot contractie.
* **Endotheel-afhankelijke factoren:** Het endotheel van bloedvaten produceert stoffen die de tonus van de gladde spiercellen beïnvloeden.
* **Stikstofmonoxide (NO):** Wordt geproduceerd in reactie op shear stress (schuifspanning van het bloed) en afgifte van acetylcholine. NO diffundeert naar de gladde spiercellen en veroorzaakt vasodilatatie door het verhogen van cyclisch guanosinemonofosfaat (cGMP).
* **Endotheline:** Is een krachtige vasoconstrictor die wordt geproduceerd bij weefselschade of onder invloed van angiotensine II.
* **Myogene respons:** De gladde spiercellen in de vaatwand reageren direct op veranderingen in transmurale druk (drukverschil over de vaatwand). Een toename van de druk leidt tot contractie, een afname tot relaxatie.
> **Tip:** Autoregulatie is cruciaal voor het handhaven van een constante zuurstoftoevoer naar weefsels, ongeacht kleine schommelingen in de systemische bloeddruk.
### 13.2 Neurale regeling van bloeddruk en bloedvolume
Het autonome zenuwstelsel speelt een vitale rol bij de snelle regulering van de bloeddruk en het bloedvolume, voornamelijk via het cardiovasculaire centrum in de medulla oblongata van de hersenstam.
#### 13.2.1 Het cardiovasculair centrum
Dit centrum integreert signalen van baroreceptoren, chemoreceptoren en andere receptoren om de hartslag, contractiliteit en vaattonus aan te passen. Het bestaat uit:
* **Cardio-acceleratoire centra:** Verhoging van hartslag en contractiliteit via sympathische innervatie.
* **Cardio-inhibitoire centra:** Verlaging van hartslag via parasympathische innervatie (nervus vagus).
* **Vasomotor centrum:** Reguleert de tonus van de bloedvaten, voornamelijk arteriolen, via sympathische zenuwen.
#### 13.2.2 Baroreceptorreflex
Baroreceptoren zijn mechanoreceptoren die gevoelig zijn voor rek in de vaatwand, voornamelijk gelokaliseerd in de sinus caroticus (aan de bifurcatie van de arteria carotis communis) en de aortaboog.
* **Bij stijging van bloeddruk:** De baroreceptoren worden meer gestimuleerd, wat leidt tot:
* Verhoogde activiteit van de parasympathische zenuwen naar het hart (verlaging hartslag).
* Verminderde activiteit van de sympathische zenuwen naar het hart (verlaging hartslag en contractiliteit) en bloedvaten (vasodilatatie).
* Resultaat: Bloeddruk daalt.
* **Bij daling van bloeddruk:** De baroreceptoren worden minder gestimuleerd, wat leidt tot:
* Verminderde activiteit van de parasympathische zenuwen naar het hart (verhoging hartslag).
* Verhoogde activiteit van de sympathische zenuwen naar het hart (verhoging hartslag en contractiliteit) en bloedvaten (vasoconstrictie).
* Resultaat: Bloeddruk stijgt.
> **Tip:** De baroreceptorreflex is een snelle, negatieve feedbacklus die helpt om de bloeddruk binnen nauwe grenzen te houden bij plotselinge veranderingen zoals van positie veranderen.
#### 13.2.3 Chemoreceptorreflex
Chemoreceptoren, gelegen in de carotislichaampjes en aortabogen, reageren op veranderingen in de arteriële bloedchemie, met name op:
* Verlaagd zuurstofgehalte ($ \text{O}_2 $)
* Verhoogd koolstofdioxidegehalte ($ \text{CO}_2 $)
* Verlaagd pH
Bij een daling van de arteriële $ \text{O}_2 $ of een stijging van $ \text{CO}_2 $ / verlaging van pH, worden de chemoreceptoren gestimuleerd. Dit leidt tot activatie van het cardiovasculair centrum, resulterend in sympathische stimulatie, verhoogde hartslag, contractiliteit en vasoconstrictie, wat de bloeddruk verhoogt en de doorbloeding naar de vitale organen bevordert.
#### 13.2.4 Andere neurale invloeden
* **Centrale reflexen:** Signalen vanuit de cerebrale cortex en hypothalamus kunnen de bloeddruk beïnvloeden, bijvoorbeeld tijdens emotionele reacties (stress, angst).
* **Atriale reflexen:** Receptoren in de wand van de atria detecteren rek door toename van het bloedvolume. Dit kan leiden tot een reflexmatige toename van de hartslag en een verminderde reabsorptie van natrium in de nieren, wat helpt bij het reguleren van het bloedvolume.
### 13.3 Hormonen en regulering van hart en bloedvaten
Endocriene klieren produceren hormonen die de cardiovasculaire functie op een meer langdurige wijze beïnvloeden.
#### 13.3.1 Adrenaline en noradrenaline
Bij sympathische stimulatie, zoals tijdens stress of inspanning, worden adrenaline (epinephrine) en noradrenaline (norepinephrine) uitgescheiden door het bijniermerg.
* **Adrenaline:** Verhoogt de hartslag, contractiliteit en zorgt voor vasodilatatie in skeletspieren en de lever, terwijl het vasoconstrictie veroorzaakt in de huid en het maag-darmkanaal.
* **Noradrenaline:** Is primair een vasoconstrictor en verhoogt de bloeddruk.
#### 13.3.2 Renine-Angiotensine-Aldosteron Systeem (RAAS)
Dit systeem speelt een cruciale rol in de langetermijnregulatie van bloeddruk en bloedvolume.
1. **Renine-afgifte:** Bij lage bloeddruk, lage bloedvolume of lage natriumconcentratie in de nieren, wordt het enzym renine afgegeven door de juxtaglomerulaire cellen.
2. **Angiotensine I vorming:** Renine zet angiotensinogeen (geproduceerd door de lever) om in angiotensine I.
3. **Angiotensine II vorming:** Angiotensine I wordt door het enzym angiotensine-converterend enzym (ACE) omgezet in angiotensine II.
4. **Effecten van Angiotensine II:**
* **Vasoconstrictie:** Krachtige vernauwing van arteriolen, wat de perifere weerstand en bloeddruk verhoogt.
* **Aldosteron-afgifte:** Stimuleert de bijnierschors tot afgifte van aldosteron.
* **ADH-afgifte:** Stimuleert de hypofyse tot afgifte van antidiuretisch hormoon (ADH).
* **Dorst:** Stimuleert het dorstcentrum in de hersenen.
5. **Effecten van Aldosteron:** Verhoogt de reabsorptie van natrium ($ \text{Na}^+ $) en water in de nieren, wat leidt tot een toename van het bloedvolume en de bloeddruk.
6. **Effecten van ADH:** Verhoogt de waterdoorlaatbaarheid van de verzamelbuisjes in de nieren, wat leidt tot verhoogde waterreabsorptie en een toename van het bloedvolume en de bloeddruk.
> **Tip:** Het RAAS is een belangrijk doelwit voor medicijnen die worden gebruikt bij de behandeling van hypertensie (hoge bloeddruk), zoals ACE-remmers en angiotensine II-blokkers.
#### 13.3.3 Atriaal natriuretisch peptide (ANP)
ANP wordt afgegeven door de atria van het hart als reactie op verhoogde druk en rek van de atriale wand, meestal door een verhoogd bloedvolume.
* **Effecten van ANP:**
* **Natriurese en diurese:** Stimuleert de nieren tot verhoogde uitscheiding van natrium en water, wat het bloedvolume verlaagt.
* **Vasodilatatie:** Veroorzaakt directe vasodilatatie van arteriolen.
* **Remming RAAS:** Onderdrukt de afgifte van renine en aldosteron.
* **Doel:** ANP werkt tegen de effecten van angiotensine II en aldosteron, en helpt zo het bloedvolume en de bloeddruk te verlagen.
#### 13.3.4 Antidiuretisch hormoon (ADH) of Vasopressine
ADH wordt afgegeven door de hypofyse (neurohypofyse) in reactie op een verhoogde osmolariteit van het bloed of een significante daling van de bloeddruk.
* **Effecten van ADH:**
* **Waterreabsorptie:** Verhoogt de permeabiliteit van de verzamelbuisjes en distale tubuli in de nieren voor water, wat leidt tot verhoogde waterreabsorptie en een vermindering van de urineproductie. Dit verhoogt het bloedvolume en de bloeddruk.
* **Vasoconstrictie:** Bij hoge concentraties kan ADH ook vasoconstrictie veroorzaken, vandaar de naam vasopressine.
### 13.4 Aanpassing van het cardiovasculaire stelsel aan fysiologische belasting
Het cardiovasculaire systeem is dynamisch en past zich aan verschillende fysiologische omstandigheden aan.
#### 13.4.1 Inspanning en het cardiovasculaire stelsel
Tijdens lichamelijke inspanning vinden significante aanpassingen plaats om de verhoogde zuurstofbehoefte van de spieren te voorzien.
* **Verhoogde hartslag en contractiliteit:** Onder invloed van sympathische stimulatie en adrenaline/noradrenaline neemt de hartslag en de contractiekracht van het hart toe. Dit verhoogt het slagvolume en de cardiale output ($ \text{CO} $).
* **Vasodilatatie in spieren:** De bloedvaten in de werkende spieren verwijden zich (door metabole autoregulatie en neurale factoren) om de doorbloeding te verhogen.
* **Vasoconstrictie in andere gebieden:** Gelijktijdig vindt er vasoconstrictie plaats in de huid, het maag-darmkanaal en andere organen die minder bloed nodig hebben tijdens inspanning. Dit herverdeling van bloed naar de werkende spieren.
* **Verhoogde veneuze return:** De ademhalingspomp en spierpomp dragen bij aan een snellere terugvoer van bloed naar het hart, wat het vullingsvolume van de ventrikels vergroot en de cardiac output verder ondersteunt.
> **Example:** Een getrainde atleet kan tijdens maximale inspanning een hartslag bereiken die significant hoger is dan die van een ongetraind persoon, met een groter slagvolume en dus een veel hogere cardiac output.
#### 13.4.2 Reactie van het cardiovasculaire stelsel op bloeding
Bij bloeding daalt het bloedvolume en daarmee de bloeddruk. Het cardiovasculaire stelsel reageert snel om dit te compenseren.
* **Snelle Baroreceptorreflex:** Een daling van de bloeddruk wordt gedetecteerd door baroreceptoren, wat leidt tot een sterke sympathische respons:
* Toename van hartslag en contractiliteit.
* Vasoconstrictie van arteriolen en venen, wat de perifere weerstand verhoogt en de bloeddruk helpt herstellen.
* **Vaso- en venoconstrictie:** De sympathische stimulatie zorgt voor een significante vernauwing van de venen, wat de veneuze return vergroot en de preload van het hart verhoogt.
* **Remming van bloedtoevoer naar minder vitale organen:** Bloed wordt herverdeeld weg van de huid, het maag-darmkanaal en de nieren naar vitale organen zoals het hart en de hersenen.
* **Activering RAAS en ADH:** Op langere termijn activeren de sympathische signalen en de verlaagde nierperfusie het RAAS en de afgifte van ADH om het bloedvolume te herstellen door verhoogde reabsorptie van natrium en water.
* **Spierpomp en ademhalingspomp:** Deze mechanische pompen worden belangrijker voor de veneuze return wanneer het bloedvolume daalt.
> **Tip:** Het vermogen van het cardiovasculaire stelsel om te reageren op bloeding is cruciaal voor het behoud van de bloeddruk en de oxygenatie van vitale organen. Bij ernstig bloedverlies kunnen deze compensatiemechanismen echter ontoereikend zijn.
---
# Circulatiepatronen en specifieke bloedsomlopen
Dit deel behandelt de structurele en functionele aspecten van de kleine en grote bloedsomloop, inclusief de prenatale en perinatale circulatie, evenals veranderingen door veroudering en de relatie met andere stelsels.
### 3.1 Kleine en grote bloedsomloop
Het cardiovasculaire systeem kent twee hoofdcircuits: de kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop. Beide systemen delen drie functionele patronen.
#### 3.1.1 Kleine circulatie
De kleine circulatie (pulmonale circulatie) transporteert bloed tussen het hart en de longen.
* **Arteriën:** De `truncus pulmonalis` splitst zich in de linker en rechter `arteriae pulmonales`. Deze transporteren zuurstofarm bloed van het hart naar de longen.
* **Venen:** De `venae pulmonales` transporteren zuurstofrijk bloed van de longen terug naar het hart.
#### 3.1.2 Grote circulatie
De grote circulatie (systemische circulatie) transporteert bloed tussen het hart en de rest van het lichaam. Deze begint in de linker ventrikel en eindigt in het rechter atrium.
##### 3.1.2.1 Arteriën van de grote bloedsomloop
De belangrijkste arterie van de grote bloedsomloop is de aorta, die in drie delen is opgedeeld:
* **Aorta ascendens:** De opstijgende aorta. Hieruit ontspringen de `coronaria sinistra` en `coronaria dextra` die het hart zelf van bloed voorzien.
* **Arcus aortae:** De aortaboog. Deze maakt een bocht en geeft de volgende takken af:
* `Truncus brachiocephalicus`: Vertakt zich in de `arteria carotis communis dextra` en de `arteria subclavia dextra`.
* `Arteria carotis communis sinistra`: Voorziet de linker zijde van hoofd en nek van bloed.
* `Arteria subclavia sinistra`: Voorziet de linker arm en delen van de nek en hoofd van bloed.
De `arteria carotis communis` vertakt zich verder in:
* `Arteria carotis externa`: Voorziet de farynx, oesofagus, larynx en het aangezicht van bloed.
* `Arteria carotis interna`: Voorziet samen met de `arteria vertebralis` de hersenen van bloed. De `arteria vertebralis` ontspringt uit de `arteria subclavia`.
De bloedvoorziening van de hersenen wordt mede verzekerd door de `circulus arteriosus cerebri` (de cirkel van Willis), een anastomose tussen de interne carotisarteriën en de vertebrale arteriën.
De `arteria subclavia` geeft belangrijke aftakkingen af zoals de `arteria thoracica interna`, `arteria vertebralis` en `truncus thyrocervicalis`. De `arteria subclavia` loopt verder als `arteria axillaris`, vervolgens als `arteria brachialis` (die vertakt in `arteria radialis` en `arteria ulnaris`) en uiteindelijk vormt deze de `arcus palmaris` met de `arteriae digitales` in de hand.
* **Aorta descendens:** De dalende aorta, die verder onderverdeeld wordt in:
* `Aorta thoracica`: Door het mediastinum. Geeft takken af zoals de `arteriae intercostales`, `arteriae bronchiales` en `arteriae oesophageales`, en de `arteria phrenica`.
* `Aorta abdominalis`: Voorziet de organen en structuren in de buik- en bekkenholte van bloed.
* Bloedvoorziening van de verteringsorganen gebeurt via de `truncus coeliacus`, de `arteria mesenterica superior` en de `arteria mesenterica inferior`.
* Bloedvoorziening van bijnieren, nieren, testes/ovaria gebeurt via de `arteria (supra)renalis`, `arteria ovarica/testicularis` en `arteriae lumbales`.
* Ter hoogte van de vierde lumbale wervel splitst de `aorta abdominalis` zich in de `arteriae iliacae communes`, die verder vertakken in de `arteriae iliacae internae` (bloedvoorziening van bekkenorganen, bekkenspieren, bilspieren) en de `arteriae iliacae externae`.
* De `arteria iliaca externa` loopt verder als `arteria femoralis`, gevolgd door de `arteria poplitea`, die zich vertakt in de `arteria tibialis anterior`, `arteria posterior` en `arteria fibularis`. De `arteria tibialis anterior` gaat verder als `arteria dorsalis pedis`. De `arteria tibialis posterior` vormt samen met een andere tak de `arcus plantaris`.
##### 3.1.2.2 Venen van de grote bloedsomloop
De venen van de grote bloedsomloop voeren zuurstofarm bloed terug naar het hart. Vaak delen zij dezelfde namen als de corresponderende arteriën.
* **Grote venen:**
* `Vena cava inferior` (VCI)
* `Vena cava superior` (VCS): Ontstaat uit de vereniging van de linker en rechter `vena brachiocephalica`. Merk op dat in tegenstelling tot het arteriële systeem, er geen `truncus brachiocephalicus` is voor de venen aan de linkerzijde.
* **Oppervlakkig systeem in armen en benen:**
* Armen: `vena cephalica`, `vena mediana cubiti` en `vena basilica`.
* Benen: `vena saphena parva` en `vena saphena magna`.
* **Venen van hoofd en hals:**
* `Vena jugularis interna`: Voert bloed uit de hersenen (via de durale sinussen) af.
* `Vena jugularis externa`.
* **Vena azygos en vena hemiazygos:** Dit systeem voert bloed af vanuit onder andere de borstwand en wervels via de `venae intercostales` en `venae lumbales`. Het kan dienen als alternatieve afvoerroute bij obstructie van de VCI of VCS.
##### 3.1.2.3 Leverpoortadersysteem (portale circulatie)
Het leverpoortadersysteem is een speciaal systeem waarbij twee capillaire netwerken verbonden zijn door een ader (de `vena porta hepatica`) in plaats van een arterie.
* Bloed vanuit de spijsverteringsorganen wordt via de `vena porta hepatica` eerst naar de lever geleid.
* In de lever wordt het bloed opgeslagen, omgezet en uitgescheiden.
* Hierdoor blijft de samenstelling van het bloed relatief constant, zelfs tijdens de spijsvertering.
* Na de verwerking in de lever stroomt het bloed via de `venae hepaticae` naar de VCI.
### 3.2 Prenatale en perinatale bloedsomloop
De bloedsomloop van de foetus verschilt significant van die van een volwassene en ondergaat belangrijke veranderingen na de geboorte.
#### 3.2.1 Bloedtoevoer naar de placenta
De placenta is essentieel voor de uitwisseling van voedingsstoffen, zuurstof en afvalstoffen tussen moeder en foetus. De `arteriae umbilicales` voeren zuurstofarm bloed van de foetus naar de placenta, terwijl de `vena umbilicalis` zuurstofrijk bloed van de placenta naar de foetus transporteert.
#### 3.2.2 Foetaal cardiovasculair systeem
Het foetale hart en de grote bloedvaten zijn aangepast om bloed efficiënt langs de longen te leiden, die prenatale nog niet functioneel zijn.
* **Foramen ovale:** Een opening tussen de linker en rechter atria die ervoor zorgt dat bloed direct van het rechter atrium naar het linker atrium stroomt, waardoor een groot deel van het zuurstofrijke bloed van de placenta omzeilt de longen.
* **Ductus arteriosus:** Een verbinding tussen de `arteria pulmonalis` en de aorta, waardoor bloed dat ondanks het foramen ovale toch in de rechter ventrikel terechtkomt, direct naar de aorta wordt geleid.
#### 3.2.3 Veranderingen na de geboorte
Bij de geboorte sluiten de longen zich aan op de ademhaling en wordt de bloedsomloop aangepast:
* Het foramen ovale sluit zich.
* De ductus arteriosus verkleint en sluit zich.
* De `arteriae umbilicales` en `vena umbilicalis` ondergaan ook structurele veranderingen en sluiten zich.
### 3.3 Veroudering van het cardiovasculair systeem
Met het ouder worden ondergaat het cardiovasculaire systeem structurele en functionele veranderingen:
* Verhoogde stijfheid van bloedvaten.
* Verminderde elasticiteit van de aortaklep.
* Minder responsiviteit op sympathische stimulatie.
* Tendens tot verhoogde bloeddruk.
* Toename van de linker ventrikelwanddikte.
### 3.4 Structurele en functionele relaties met andere stelsels
Het cardiovasculaire systeem werkt nauw samen met andere stelsels om de homeostase te handhaven.
* **Ademhalingsstelsel:** Zorgt voor zuurstoftoevoer en koolstofdioxideafvoer, die door het cardiovasculaire systeem worden getransporteerd.
* **Nierensysteem:** Reguleert bloedvolume en bloeddruk, en filtert afvalstoffen uit het bloed.
* **Endocriene stelsel:** Hormonen spelen een cruciale rol bij de regulatie van hartslag, bloeddruk en bloedvolume.
* **Zenuwstelsel:** Neurale mechanismen regelen de bloeddruk en de doorbloeding van organen.
* **Verteringsstelsel:** Levert voedingsstoffen aan het bloed; het leverpoortadersysteem is hier een essentieel onderdeel van.
* **Bewegingsstelsel:** Spieractiviteit beïnvloedt de veneuze terugstroming door 'spierpompen'.
* **Immuunsysteem:** Bloed transporteert immuuncellen en antilichamen door het lichaam.
> **Tip:** Begrip van de embryonale en foetale circulatie is cruciaal om congenitale hartafwijkingen te begrijpen. De functies van het foramen ovale en de ductus arteriosus zijn hierbij kernconcepten.
> **Tip:** De venen hebben vaak kleppen om terugstroming van bloed tegen de zwaartekracht in te voorkomen, met name in de ledematen. Arteriën missen deze kleppen grotendeels omdat de bloeddruk hoog genoeg is om het bloed vooruit te stuwen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Arteriën | Dit zijn bloedvaten die bloed van het hart afvoeren. Ze hebben dikke, gespierde wanden om de hoge druk van het uit het hart gepompte bloed te weerstaan. |
| Arteriolen | Kleine aftakkingen van arteriën die zich naar weefsels vertakken en de bloedtoevoer naar capillairen reguleren door hun diameter aan te passen. |
| Capillairen | De kleinste bloedvaten met zeer dunne wanden, waardoor efficiënte uitwisseling van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen tussen bloed en weefsels mogelijk is. |
| Venulen | Kleine aders die bloed verzamelen uit de capillairen en dit afvoeren naar grotere venen. |
| Venen | Bloedvaten die bloed terugvoeren naar het hart. Ze hebben dunnere wanden dan arteriën en bevatten vaak kleppen om terugstroming van bloed te voorkomen, vooral in de ledematen. |
| Doorbloeding | De stroming van bloed door de bloedvaten van een bepaald lichaamsdeel of orgaan, wat essentieel is voor de aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen en de afvoer van afvalstoffen. |
| Weerstand | De tegenwerking die de bloedstroom ondervindt in de bloedvaten, voornamelijk beïnvloed door de diameter van de vaten en de viscositeit van het bloed. |
| Drukverschillen | Het verschil in bloeddruk tussen verschillende delen van het cardiovasculaire stelsel, wat de drijvende kracht is achter de bloedstroom. |
| Autoregulatie | Het vermogen van weefsels en organen om hun eigen bloedtoevoer autonoom te reguleren als reactie op metabole behoeften of veranderingen in bloeddruk. |
| Neurale mechanismen | Regulering van fysiologische functies, zoals bloeddruk en hartslag, via het zenuwstelsel, met inbegrip van reflexen en hormoonafgifte. |
| Endocriene reacties | Reacties van het lichaam op hormonen, die een breed scala aan fysiologische processen beïnvloeden, waaronder de regulering van hartslag en bloedvatdiameter. |
| Cardiovasculair stelsel | Het systeem van hart, bloedvaten en bloed dat verantwoordelijk is voor het transport van zuurstof, voedingsstoffen, hormonen en afvalstoffen door het lichaam. |
| Kleine circulatie (pulmonale circulatie) | Het circuit van bloed tussen het hart en de longen, waar koolstofdioxide wordt uitgewisseld voor zuurstof. |
| Grote circulatie (systemische circulatie) | Het circuit van bloed tussen het hart en de rest van het lichaam, waar zuurstof en voedingsstoffen aan weefsels worden afgegeven en koolstofdioxide en afvalstoffen worden opgenomen. |
| Truncus pulmonalis | De longslagader, een groot bloedvat dat zuurstofarm bloed van de rechterventrikel van het hart naar de longen transporteert. |
| Vv pulmonales | De longaders, die zuurstofrijk bloed van de longen terugvoeren naar de linkeratrium van het hart. |
| Aorta | De grootste slagader van het lichaam, die zuurstofrijk bloed vanuit de linkerventrikel van het hart naar de rest van het lichaam pompt. |
| Arcus aortae | De aortaboog, het gebogen deel van de aorta dat direct na de aorta ascendens komt en verschillende takken levert aan het hoofd, de nek en de armen. |
| Aorta descendens | Het dalende deel van de aorta, dat verder door de borstkas (aorta thoracica) en de buikholte (aorta abdominalis) loopt en organen in deze regio van bloed voorziet. |
| Vena cava inferior | De onderste holle ader, die zuurstofarm bloed van de onderste helft van het lichaam naar het rechteratrium van het hart transporteert. |
| Vena cava superior | De bovenste holle ader, die zuurstofarm bloed van de bovenste helft van het lichaam naar het rechteratrium van het hart transporteert. |
| Leverpoortadersysteem (Portaal systeem) | Een speciaal bloedvatenstelsel dat twee capillaire netwerken met elkaar verbindt. In dit geval transporteert de vena porta hepatica bloed van de spijsverteringsorganen naar de lever, waar nutriënten worden verwerkt voordat het bloed verder de algemene circulatie in gaat. |