Cover
Start nu gratis Module 4 pijn.docx
Summary
# Het doel en de adaptieve aard van pijn
Het doel en de adaptieve aard van pijn beschrijft de beschermende functie van pijn, de mechanismen die hierbij betrokken zijn, en de uitzonderingen daarop, zoals neuropathische en nociplastische pijn.
## 1. Het doel en de adaptieve aard van pijn
Pijn is in de meeste gevallen adaptief, wat betekent dat het een nuttige functie heeft en essentieel is voor de bescherming van het individu. Zonder het vermogen om pijn te ervaren, zouden we veel kwetsbaarder zijn in onveilige situaties. Er zijn echter situaties waarin pijn niet adaptief is, met name bij neuropathische pijn. Bij nociplastische pijn is de pijn weliswaar aanwezig, maar beschermt deze niet direct tegen weefselschade (hoewel de pijn wel op weefselniveau wordt gevoeld); hierbij geldt dat het weefsel ('tissue') niet het probleem ('issue') is. Desalniettemin kan nociplastische pijn wel bescherming bieden tegen andere oorzaken van onveiligheid.
### 1.1 De rol van pijn bij inflammatie
Inflammatie, een ontstekingsreactie, wordt in gang gezet door de vrijlating van stoffen uit mestcellen. Stoffen zoals histamine en prostaglandines veroorzaken vasodilatatie. Neutrofielen spelen een rol bij fagocytose (het opruimen en doden van pathogenen). Monocyten/macrofagen en dendritische cellen ruimen dode cellen en pathogenen op via fagocytose en scheiden pro-inflammatoire cytokines uit, zoals interleukine-1 (IL-1), interleukine-6 (IL-6) en tumornecrosefactor-alfa (TNF-α). Ze produceren ook groeifactoren, zoals transformerende groeifactor-bèta (TGF-β), die essentieel zijn voor weefselherstel. Lymfocyten (T- en B-cellen) zorgen voor een specifieke immuunreactie en langetermijngeheugen.
Een kortdurende, door neutrofielen gestuurde versterking van ontstekingsreacties kan bescherming bieden tegen de ontwikkeling van chronische pijn. Daarom kan, ondanks de pijnstillende werking in een vroeg stadium, de behandeling van een acute ontsteking contraproductief zijn voor de langetermijnuitkomsten bij patiënten met lage-rugpijn.
### 1.2 Gedragsaanpassingen door pijn
Acute pijn leidt waarschijnlijk tot veranderingen in gedrag. Dit kan zich uiten in een (onbewuste) toename van spierspanning en een (bewuste) aanpassing van bewegingsgedrag. Het doel hiervan is extra bescherming van het getroffen weefsel. Een aanpassing van dit gedrag (oftewel 'normaal doen') kan echter leiden tot een toename van de beschermingsreactie, wat resulteert in meer pijn, wat contraproductief is. Het initiële aangepaste gedrag als gevolg van pijn is dus adaptief en beschermend.
### 1.3 De gate control theorie
De gate control theorie stelt dat wrijven helpt bij pijnverlichting. Bij een blessure worden neurotransmitters zoals glutamaat en substance P geproduceerd, die leiden tot depolarisatie van secundaire neuronen, wat resulteert in een actiepotentiaal (positiever door natriuminstroom). Een niet-pijnlijke prikkel kan echter leiden tot inhibitie door enkephaline, wat zorgt voor hyperpolarisatie (extra kaliumuitstroom). Enkephaline sluit de 'poort' voor de eerder genoemde stoffen.
De gate control theorie werkt via een beperkt aantal ruggenmergsegmenten in de omgeving en is actief gedurende de stimulus en nog enkele minuten daarna. Toepassingen van dit principe zijn onder andere sederende massagetherapie, TENS (Transcutane Elektrische Zenuwstimulatie) en neurostimulatie (zoals Spinal Cord Stimulation (SCS) of Dorsal Root Ganglion Stimulation (DRGS)).
### 1.4 Descending pain modulation (afdalende pijnmodulatie)
Dit proces omvat de modulatie van pijnoverdracht vanuit de hersenen naar het ruggenmerg, via de hersenstam. Het kan zowel remmend als faciliterend werken.
#### 1.4.1 Top-down inhibition (endogeen pijninhiberend systeem)
Dit is het remmende deel van descending pain modulation. Cognities, verwachtingen en emoties spelen hierbij een rol.
* **Diffuse Noxious Inhibitory Control (DNIC):** Dit concept, ook wel heterotope noxische conditionering genoemd, onderdrukt pijnoverdracht elders in het lichaam door een pijnprikkel te gebruiken om pijn te bestrijden.
* **Conditioned Pain Modulation (CPM):** Dit is een menselijke meting of uitkomst van DNIC-achtige inhibitie. Een testprikkel, gecombineerd met een conditionerende prikkel, verandert (meestal verlaagt) de pijnervaring. Hersenregio's die betrokken zijn bij descending pain modulation en CPM omvatten het noradrenerge/serotonerge systeem (5-HT/Na) en het opioïde systeem (enkephaline).
* Het noradrenerge/serotonerge systeem inhibeert het presynaptische membraan door chloorioneninflux ($Cl^-$), wat leidt tot hyperpolarisatie.
* Het opioïde systeem (enkephaline) inhibeert het presynaptische membraan door calciumioneninflux ($Ca^{2+}$) te voorkomen, waardoor vesikels niet naar de celwand gaan en er geen exciterende neurotransmitters in de synaps worden vrijgegeven. Het inhibeert ook het postsynaptische membraan door kaliumkanaalopening ($K^+$), wat leidt tot kaliumefflux en hyperpolarisatie.
#### 1.4.2 Diffuse Noxious Inhibitory Control (DNIC) in de praktijk
DNIC, gemeten als Conditioned Pain Modulation (CPM), wordt geactiveerd wanneer pijn wordt gebruikt om pijn te bestrijden. De invloed is niet regionaal, maar algemeen; een nocisensorische stimulus aan één zijde kan leiden tot een verhoogde pijndrempel aan de andere zijde, wat nog steeds veiligheid biedt. Bij mensen met langdurige pijn lijkt dit systeem minder goed te functioneren.
De effectiviteit van het CPM-systeem kan worden versterkt door:
* Algehele lichaamsbeweging.
* Bewegen van gewrichten (bijvoorbeeld tijdens manuele therapie).
* Placebo-effecten of positieve belevingen, die leiden tot de aanmaak van endogene opioïden.
Voorbeelden van interventies die pijn met pijn bestrijden en adaptatie kunnen bevorderen zijn diepe dwarse frictie, dry-needling, bindweefselmassage, en oefentherapie die end-range nociceptieve pijn veroorzaakt.
### 1.5 Pijnmedicatie en pijnmodulatie
#### 1.5.1 De pijnladder
De pijnladder geeft een overzicht van pijnmedicatie, beginnend met paracetamol en NSAID's.
* **Paracetamol:** Een koortsverlagend pijnstiller zonder ontstekingsremmende werking. Het belemmert de aanmaak van bepaalde prostaglandines door remming van cyclo-oxygenase-3 (COX-3). Het heeft weinig bijwerkingen en is vaak de eerste keuze bij musculoskeletale pijn.
* **NSAID's (Niet-steroïde ontstekingsremmers):** Voorbeelden zijn aspirine, ibuprofen, diclofenac en naproxen. Ze werken op verschillende manieren:
* **COX-1:** Altijd actief, stimuleert ontsteking en koorts, beschermt de maagwand, zorgt voor goede nierdoorbloeding en bloedplaatjesvorming. Bijwerkingen van COX-1 remmers kunnen zijn: verminderde bescherming van de maagwand, op lange termijn verminderde nierfunctie, en verminderde stollingneiging (wat voorzichtigheid vereist bij belasting van weefsel, zoals bij frictie of manipulatie).
* **COX-2:** Actief bij ontstekingsreacties, stimuleert ontsteking en koorts, beschermt de maagwand, zorgt voor goede nierdoorbloeding en bloedplaatjesvorming. Bijwerkingen van COX-2 remmers kunnen zijn: toename van de stollingneiging (waarbij voorzichtigheid geboden is bij personen met een verhoogd risico op cardiovasculaire aandoeningen).
* **Opioïden:** Worden ingezet bij (zeer) ernstige pijn (zoals bij kanker, na operaties, of bij een hartinfarct). Bij musculoskeletale pijn dienen ze slechts zeer kortdurend te worden toegepast vanwege hun verslavende werking, ontwenningsverschijnselen bij stoppen en het risico op opioïde-induced hyperalgesie. Bijwerkingen omvatten slaperigheid, urine- en blaasretentie, misselijkheid, braken, obstipatie, vertraagde reactietijd, verdoofdheid, verwardheid en onderdrukking van de ademhaling.
* **Zwakwerkende opioïden:** Tramadol (remt opname van noradrenaline en serotonine, heeft een plafonddosering) en codeïne (vaak gecombineerd met NSAID's, wordt omgezet in morfine, heeft een plafonddosering).
* **Sterkwerkende opioïden:** Morfine, oxycodon (sterker dan morfine), fentanyl (100x sterker dan morfine), buprenorfine, methadon, hydromorfon (6x sterker dan morfine).
#### 1.5.2 Placebo en nocebo
* **Placebo:** Het creëren van reële positieve verwachtingen voor herstel kan therapeutisch werken. Dit omvat het creëren van een 'helende omgeving', het opbouwen van een therapeutische relatie, het betrekken van de patiënt bij het proces, en open communicatie. O'Sullivan benadrukt: "If you can't communicate, it doesn’t matter what you know." Steun en support zijn cruciaal; "Our hands should be supportive, not corrective."
* **Nocebo:** Dit betekent "ik zal schaden" en verwijst naar de negatieve effecten van verwachtingen. Het belangrijkste ethische principe is "First, do no harm!". Het idee dat "baat het niet, schaadt het niet" geldt niet; "baat het niet, het schaadt altijd!" Nocebo-effecten komen onbewust veel voor in de dagelijkse fysiotherapiepraktijk.
### 1.6 Uitzonderingen en specifieke pijnsoorten
* **Neuropathische pijn:** Pijn die ontstaat door schade aan het zenuwstelsel. Deze pijn is niet adaptief.
* **Nociplastische pijn:** Pijn waarbij er geen duidelijke weefselschade is, maar de pijnverwerking in het centrale zenuwstelsel veranderd is. Hoewel de pijn zelf niet direct beschermt tegen weefselschade, kan het wel bescherming bieden tegen andere gevaren. Hierbij geldt het principe "tissue ≠ issue".
---
# Pijnmodulatie mechanismen en theorieën
Pijnmodulatie omvat de mechanismen en theorieën die verklaren hoe de intensiteit en perceptie van pijn worden beïnvloed, zowel door endogene processen in het lichaam als door externe prikkels en cognitieve factoren.
### 2.1 Gate control theorie
De gate control theorie stelt dat pijnmodulatie plaatsvindt op ruggenmergniveau, waar de transmissie van pijnsignalen vanuit perifere nociceptoren naar hogere centrale zenuwstelselcentra kan worden gemoduleerd.
* **Mechanisme:**
* Een pijnprikkel leidt tot de productie van neurotransmitters zoals glutamaat en substance P, die depolarisatie van secundaire neuronen veroorzaken, wat leidt tot een actiepotentiaal.
* Niet-pijnlijke prikkels kunnen inhibitoire interneuronen activeren die enkephaline vrijgeven.
* Enkephaline zorgt voor hyperpolarisatie van de secundaire neuronen (door kaliumuitstroom) en sluit de "poort" voor pijnsignalen.
* **Toepassingen:**
* Sederende massagetherapie.
* Transcutane Elektrische Neurostimulatie (TENS).
* Neurostimulatie, zoals Spinal Cord Stimulation (SCS) en Dorsal Root Ganglion Stimulation (DRGS).
> **Tip:** De gate control theorie verklaart waarom wrijven over een pijnlijke plek de pijn kan verminderen. De niet-pijnlijke prikkel van het wrijven activeert de inhibitoire paden.
### 2.2 Descending pain modulation
Dit betreft een top-down proces waarbij de hersenen de pijnsignalen die via de hersenstam naar het ruggenmerg worden gestuurd, kunnen moduleren. Dit systeem kan zowel inhiberend als faciliterend werken. Het inhiberende deel wordt ook wel het endogene pijnsysteem genoemd.
* **Invloeden:** Cognities, verwachtingen en emoties spelen een belangrijke rol in dit modulatieproces.
### 2.3 Diffuse noxious inhibitory control (DNIC)
DNIC, ook wel heterotope noxische conditionering genoemd, is een fenomeen waarbij de transmissie van pijn elders in het lichaam wordt onderdrukt door de activatie van een pijnlijke prikkel in een ander lichaamsdeel. Dit is het principe van "pijn bestrijden met pijn".
* **Mechanisme:** Activatie van het endogene pijninhiberende systeem.
* **Toepassing:** Gemeten met Conditioned Pain Modulation (CPM).
* **Kenmerken:** De invloed van DNIC is niet regionaal, maar meer algemeen. Een nocisensorische stimulus links kan de pijndrempel rechts verhogen.
* **Belangrijk:** Bij mensen met langdurige pijn lijkt dit systeem minder effectief te functioneren.
### 2.4 Conditioned pain modulation (CPM)
CPM is de menselijke meting of uitkomst van een DNIC-achtig inhibitieproces. Hierbij wordt een conditionerende prikkel (bijvoorbeeld een warme of koude stimulus, of een matig pijnlijke prikkel) toegepast, wat leidt tot een verandering (meestal een verlaging) van de pijnervaring van een testprikkel.
* **Hersengebieden betrokken bij Descending Pain Modulation en CPM:**
* **Noradrenerg/serotonerg systeem (5-HT/Na):** Inhibeert het presynaptische membraan door influx van chloorionen ($Cl^-$), wat leidt tot hyperpolarisatie.
* **Opioïde systeem (enkephaline):**
* Inhibeert het presynaptische membraan door de instroom van calciumionen ($Ca^{2+}$) te verhinderen, waardoor vesikels geen neurotransmitters vrijgeven.
* Inhibeert het postsynaptische membraan door kaliumkanalen ($K^+$) te openen, wat leidt tot efflux van kalium en hyperpolarisatie.
* **Versterking van CPM:**
* Algehele lichaamsbeweging.
* Bewegen van gewrichten (manuele therapie).
* Placebo of positieve belevingen.
* **Technieken die CPM kunnen activeren:**
* Diepe dwarse frictie.
* Dry-needling.
* Bindweefselmassage.
* Oefentherapie die leidt tot end-range nociceptieve pijn, wat een adaptatie kan veroorzaken.
> **Tip:** Het effectief activeren van de endogene pijnsystemen (zoals via CPM) kan een waardevolle aanvulling zijn op de behandeling van chronische pijn.
>
> **Example:** Een patiënt met chronische lage rugpijn kan baat hebben bij oefeningen die een gecontroleerde, milde nociceptieve pijn induceren, wat kan leiden tot een activatie van de endogene pijndemping en een algehele vermindering van pijnervaring.
---
# Medicatie en interventies voor pijnbehandeling
Dit gedeelte behandelt de farmacologische en niet-farmacologische benaderingen van pijnbehandeling, inclusief de pijnladder, opioïden, en de psychologische effecten van placebo en nocebo.
### 3.1 De pijnladder
De pijnladder is een stapsgewijze aanpak voor pijnbehandeling, waarbij de keuze van medicatie afhangt van de intensiteit en aard van de pijn.
#### 3.1.1 Paracetamol
Paracetamol is een koortsverlagende pijnstiller die geen ontstekingsremmende eigenschappen heeft. Het werkt door de aanmaak van bepaalde prostaglandines te remmen via inhibitie van cyclo-oxygenase-3 (COX-3). Paracetamol heeft doorgaans weinig bijwerkingen en wordt beschouwd als de eerste keuze voor musculoskeletale (MSK) pijn.
#### 3.1.2 NSAID's (Niet-steroïde ontstekingsremmers)
NSAID's zoals aspirine, ibuprofen, diclofenac en naproxen hebben ontstekingsremmende, pijnstillende en koortsverlagende eigenschappen. Ze werken door de activiteit van cyclo-oxygenase-enzymen (COX-1 en COX-2) te remmen, wat leidt tot verminderde productie van prostaglandines.
* **COX-1:** Dit enzym is altijd actief en speelt een rol bij het stimuleren van ontsteking en koorts, maar beschermt ook de maagwand, zorgt voor een goede nierperfusie en is betrokken bij de vorming van bloedplaatjes.
* **Bijwerkingen van COX-1 remming:** Afname van de bescherming van de maagwand, mogelijke langetermijn vermindering van de nierfunctie, en verminderde bloedstolling (wat voorzichtigheid vereist bij belasting van weefsel zoals bij frictie of manipulatie).
* **COX-2:** Dit enzym wordt geactiveerd tijdens ontstekingsreacties en stimuleert ontsteking en koorts.
* **Bijwerkingen van COX-2 remming:** Verhoogde bloedstollingsneiging, wat voorzichtigheid vereist bij patiënten met een verhoogd risico op cardiovasculaire aandoeningen.
#### 3.1.3 Opioïden
Opioïden worden ingezet bij (zeer) ernstige pijn, zoals bij kanker, na operaties of bij hartinfarcten. Bij MSK-pijn dienen ze slechts zeer kortdurend te worden toegepast vanwege hun verslavende werking en het risico op ontwenningsverschijnselen bij stoppen. Een potentieel gevaar is ook opioïd-geïnduceerde hyperalgesie.
Veelvoorkomende bijwerkingen van opioïden zijn slaperigheid, urine- en blaasretentie, misselijkheid, braken, obstipatie, vertraagde reactietijd, sufheid en verwardheid. Een ernstige bijwerking is de onderdrukking van de ademhaling.
##### 3.1.3.1 Zwakwerkende opioïden
* **Tramadol:** Naast pijnstilling remt tramadol ook de heropname van noradrenaline en serotonine. Er geldt een plafond aan de dosering.
* **Codeïne:** Vaak in combinatie met NSAID's. Codeïne wordt in het lichaam omgezet in morfine. Ook hier geldt een plafond aan de dosering.
##### 3.1.3.2 Sterkwerkende opioïden
* Morfine
* Oxycodon (sterker dan morfine)
* Fentanyl (ongeveer 100 keer sterker dan morfine)
* Buprenorfine
* Methadon
* Hydromorfon (ongeveer 6 keer sterker dan morfine)
### 3.2 Placebo- en nocebo-effecten
#### 3.2.1 Placebo-effect
Het placebo-effect is gebaseerd op reële positieve verwachtingen voor herstel. Het bevorderen van een 'helende omgeving', het werken aan een therapeutische relatie, het betrekken van de patiënt en duidelijke communicatie zijn essentieel. Steun en support van de therapeut spelen een belangrijke rol.
> **Tip:** Communicatie is cruciaal; als je niet kunt communiceren, doet je kennis er minder toe.
#### 3.2.2 Nocebo-effect
Het nocebo-effect beschrijft het potentieel schadelijke effect dat voortkomt uit negatieve verwachtingen. Het belangrijkste ethische principe is "First, do no harm". De uitspraak "baat het niet, schaadt het niet" geldt niet; het principe "baat het niet, het schaadt altijd" is van toepassing. Het nocebo-effect speelt onbewust een rol in de dagelijkse fysiotherapeutische praktijk.
### 3.3 Neuromodulatie en endogene pijnsystemen
#### 3.3.1 Gate control theorie
De gate control theorie beschrijft hoe niet-pijnlijke prikkels (zoals wrijven) de pijnoverdracht in het ruggenmerg kunnen moduleren. Niet-pijnlijke prikkels kunnen leiden tot inhibitie via endorfines (zoals enkefaline), wat resulteert in hyperpolarisatie van neuronen en het "sluiten van de poort" voor pijnoverdracht. Deze theorie verklaart de effectiviteit van methoden zoals massage en TENS. De theorie werkt via een beperkt aantal ruggenmergsegmenten en gedurende de stimulus en enkele minuten erna.
#### 3.3.2 Descending pain modulation
Dit mechanisme omvat de door het brein gestuurde modulatie van pijnsignalen via de hersenstam naar het ruggenmerg. Het kan zowel inhiberend als faciliterend zijn.
##### 3.3.2.1 Top-down inhibition (endogenous pain inhibitory system)
Dit is het remmende deel van de descending pain modulation, beïnvloed door cognitieve factoren, verwachtingen en emoties.
##### 3.3.2.2 Diffuse Noxious Inhibitory Control (DNIC) en Conditioned Pain Modulation (CPM)
DNIC, ook wel heterotope noxische conditionering genoemd, onderdrukt de pijnoverdracht elders in het lichaam. CPM is de menselijke meting hiervan; een pijnlijke conditionerende prikkel leidt vaak tot een verlaging van de pijnervaring. Dit endogene pijninhiberende systeem kan worden versterkt door algehele lichaamsbeweging, beweging van gewrichten en positieve belevingen. Bij mensen met langdurige pijn lijkt dit systeem minder goed te functioneren.
#### 3.3.3 Hersen- en neurotransmittergebieden
De descending pain modulation en CPM maken gebruik van het noradrenerge/serotonerge systeem (5-HT/Na) en het opioïde systeem (enkefaline).
* **Noradrenerg/serotonerg systeem:** Inhibeert het presynaptische membraan door influx van chloride-ionen ($Cl^-$), wat leidt tot hyperpolarisatie.
* **Opioïde systeem:** Inhibeert het presynaptische membraan door de influx van calcium-ionen ($Ca^{2+}$) te verhinderen, waardoor vesikels niet naar de celwand gaan en er geen exciterende neurotransmitters in de synaps worden vrijgegeven. Het kan ook het postsynaptische membraan inhiberen door kaliumkanalen ($K^+$) te openen, wat leidt tot efflux van $K^+$ en hyperpolarisatie.
> **Voorbeeld:** Methoden zoals diepe dwarse frictie, dry-needling, bindweefselmassage en oefentherapie (die end-range nociceptieve pijn veroorzaken) kunnen het endogene pijninhiberende systeem activeren.
#### 3.3.4 Toepassing van CPM
De effectiviteit van het CPM-systeem kan worden versterkt door:
* Algehele lichaamsbeweging.
* Bewegen van gewrichten (zoals bij manuele therapie).
* Placebo-effecten of positieve belevingen.
Het effect van CPM is niet regionaal, maar meer algemeen. Bij mensen met langdurige pijn lijkt dit systeem minder effectief te werken.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Adaptief | Adaptief verwijst naar een eigenschap of proces dat gunstig is voor het overleven of functioneren van een organisme of systeem in zijn omgeving, zoals pijn die waarschuwt voor gevaar. |
| Neuropathische pijn | Neuropathische pijn is een type pijn dat ontstaat door een beschadiging of ziekte van het somatosensorische zenuwstelsel, wat resulteert in abnormale pijnsensaties die niet altijd gerelateerd zijn aan weefselschade. |
| Nociplastische pijn | Nociplastische pijn is pijn die voortkomt uit veranderingen in de verwerking van pijnsignalen in het centrale zenuwstelsel, waarbij er geen duidelijke weefselschade of zenuwziekte is, maar de pijndrempel wel is verlaagd. |
| Inflammatie | Inflammatie, of ontsteking, is een complexe biologische reactie van het lichaam op schadelijke prikkels zoals pathogenen, beschadigde cellen of irritatie, gekenmerkt door lokale vasodilatatie, verhoogde permeabiliteit van bloedvaten en infiltratie van witte bloedcellen. |
| Mastcellen | Mastcellen zijn een type immuuncel dat een belangrijke rol speelt in ontstekingsreacties en allergische reacties door de afgifte van mediators zoals histamine en cytokinen. |
| Histamine | Histamine is een chemische stof die door het lichaam wordt geproduceerd en een sleutelrol speelt bij ontstekingsreacties, allergieën, de regulatie van maagzuurproductie en de werking als neurotransmitter. |
| Prostaglandines | Prostaglandines zijn lipideverbindingen die in vrijwel alle weefsels en organen van het lichaam worden aangemaakt en diverse fysiologische functies hebben, waaronder het mediëren van ontstekingen, pijn en koorts. |
| Neutrofielen | Neutrofielen zijn een type witte bloedcel en de meest voorkomende granulocyten, die een cruciale rol spelen in het aangeboren immuunsysteem door het fagocyteren en vernietigen van pathogenen en het opruimen van celresten. |
| Fagocytose | Fagocytose is een proces waarbij gespecialiseerde cellen, fagocyten genaamd, vreemde deeltjes, zoals bacteriën of celresten, omhullen en vernietigen door ze te internaliseren en af te breken. |
| Monocyten/macrofagen | Monocyten zijn een type witte bloedcel dat in het bloed circuleert en differentieert tot macrofagen in weefsels; macrofagen zijn belangrijke fagocyten die een rol spelen bij het opruimen van ziekteverwekkers en celresten, en bij het presenteren van antigenen aan T-cellen. |
| Dendritische cellen | Dendritische cellen zijn gespecialiseerde immuuncellen die fungeren als antigeenpresenterende cellen; zij vangen antigenen op en presenteren deze aan T-lymfocyten, waardoor een specifieke immuunrespons wordt geïnitieerd. |
| Cytokines | Cytokines zijn kleine eiwitmoleculen die door immuuncellen en andere cellen worden afgescheiden en communiceren tussen cellen, met name in het immuunsysteem, om ontstekingsreacties, celgroei en differentiatie te reguleren. |
| Groeifactoren | Groeifactoren zijn eiwitten die de celgroei, proliferatie, differentiatie en overleving stimuleren; ze spelen een cruciale rol bij weefselontwikkeling, herstel en onderhoud. |
| Lymfocyten (T- en B-cellen) | Lymfocyten zijn een type witte bloedcel dat essentieel is voor het adaptieve immuunsysteem; T-cellen zijn betrokken bij celgemedieerde immuniteit, terwijl B-cellen antilichamen produceren voor humorale immuniteit en een langetermijngeheugen ontwikkelen. |
| Gate control theorie | De gate control theorie stelt dat de pijnsensatie kan worden gemoduleerd door een "poort" in het ruggenmerg; niet-pijnlijke stimuli kunnen deze poort sluiten, waardoor de overdracht van pijnsignalen naar de hersenen wordt verminderd. |
| Neurotransmitters | Neurotransmitters zijn chemische boodschappers die worden vrijgegeven door zenuwcellen om signalen over te dragen naar andere zenuwcellen, spieren of klieren in het zenuwstelsel. |
| Glutamaat | Glutamaat is een excitatoire neurotransmitter in het centrale zenuwstelsel, cruciaal voor leerprocessen en geheugen, maar ook betrokken bij de transmissie van pijnsignalen. |
| Substance P | Substance P is een neuropeptide die betrokken is bij de transmissie van pijnsignalen, ontsteking en vasculaire regulatie; het speelt een rol bij de depolarisatie van secundaire neuronen in de dorsale hoorn van het ruggenmerg. |
| Depolarisatie | Depolarisatie is een verandering in het membraanpotentieel van een cel, waarbij de binnenkant van de cel minder negatief wordt dan de buitenkant, wat kan leiden tot het vuren van een actiepotentiaal. |
| Actiepotentiaal | Een actiepotentiaal is een snelle, tijdelijke verandering in het membraanpotentieel van een prikkelbare cel, zoals een neuron, die wordt gebruikt om signalen over lange afstanden te transporteren. |
| Natrium instroom | Natrium instroom verwijst naar de beweging van positief geladen natriumionen ($Na^+$) vanuit de extracellulaire naar de intracellulaire ruimte door ionkanalen in het celmembraan, wat bijdraagt aan de depolarisatie van de cel. |
| Inhibitie | Inhibitie is het proces waarbij een cel of proces wordt geremd of onderdrukt, in de context van pijnmodulatie kan dit leiden tot een verminderde pijnsensatie. |
| Enkefaline | Enkefaline is een endogene opioïde peptide die fungeert als neurotransmitter of neuromodulator en een rol speelt bij pijnmodulatie, stressrespons en beloning, en kan leiden tot inhibitie van pijnsignalen. |
| Hyperpolarisatie | Hyperpolarisatie is een verandering in het membraanpotentieel van een cel waarbij de binnenkant van de cel negatiever wordt dan de rustpotentiaal, wat de prikkelbaarheid van de cel vermindert en de overdracht van signalen bemoeilijkt. |
| Kalium uitstroom | Kalium uitstroom verwijst naar de beweging van positief geladen kaliumionen ($K^+$) vanuit de intracellulaire naar de extracellulaire ruimte door ionkanalen in het celmembraan, wat bijdraagt aan de hyperpolarisatie van de cel. |
| Ruggenmergsegmenten | Ruggenmergsegmenten zijn de secties van het ruggenmerg waaruit de spinale zenuwen ontspringen, en die specifieke delen van het lichaam innoveren; ze zijn betrokken bij de verwerking van sensorische en motorische informatie. |
| TENS (Transcutane Elektrische Neurostimulatie) | TENS is een techniek die gebruikmaakt van zwakke elektrische stromen, toegediend via elektroden op de huid, om pijn te verlichten door de zenuwtransmissie te moduleren. |
| Neurostimulatie | Neurostimulatie is een medische behandeling die elektrische stimulatie gebruikt om zenuwactiviteit te beïnvloeden, vaak toegepast om pijn te behandelen. |
| Spinal Cord Stimulation (SCS) | Spinal Cord Stimulation (SCS) is een vorm van neurostimulatie waarbij elektrische elektroden in de epidurale ruimte rond het ruggenmerg worden geplaatst om de overdracht van pijnsignalen naar de hersenen te blokkeren. |
| Dorsal Root Ganglion Stimulation (DRGS) | Dorsal Root Ganglion Stimulation (DRGS) is een geavanceerde vorm van neurostimulatie die zich richt op de stimulatie van de dorsale wortelganglia, welke belangrijke knooppunten zijn in de sensorische zenuwbanen, met als doel chronische pijn te behandelen. |
| Descending pain modulation | Descending pain modulation is een proces waarbij de hersenen de pijnsignalen die vanuit het lichaam naar boven worden gestuurd, remmen of versterken via neerwaartse banen naar het ruggenmerg. |
| Top-down inhibition | Top-down inhibition, ook bekend als het endogene pijndempingssysteem, is het proces waarbij de hersenen (top) actief de overdracht van pijnsignalen remmen (inhibition) door middel van specifieke neurale banen. |
| Cognities | Cognities zijn mentale processen die te maken hebben met kennis, denken, geheugen en probleemoplossing; ze kunnen een aanzienlijke invloed hebben op de waarneming en ervaring van pijn. |
| Verwachtingen | Verwachtingen verwijzen naar de overtuigingen of voorspellingen die iemand heeft over toekomstige gebeurtenissen, inclusief de verwachte uitkomst van een behandeling of de intensiteit van pijn, en kunnen de pijnervaring beïnvloeden. |
| Emoties | Emoties zijn complexe psychologische en fysiologische toestanden die gepaard gaan met gevoelens, gedachten en gedragsmatige reacties; ze kunnen pijn versterken of juist dempen. |
| Diffuse Noxious Inhibitory Control (DNIC) | Diffuse Noxious Inhibitory Control (DNIC) is een fenomeen waarbij het ervaren van pijn in één lichaamsdeel de pijndrempel in andere delen van het lichaam kan verhogen, een vorm van endogene pijndemping. |
| Heterotope noxische conditionering | Heterotope noxische conditionering treedt op wanneer een pijnlijke stimulus in een niet-aangedaan lichaamsdeel de pijntransmissie in een ander lichaamsdeel onderdrukt, een mechanisme dat verwant is aan DNIC. |
| Conditioned Pain Modulation (CPM) | Conditioned Pain Modulation (CPM) is een methode om de effecten van DNIC en andere endogene pijndempende systemen bij mensen te meten door de pijnervaring te evalueren na blootstelling aan zowel een teststimulus als een conditionerende pijnprikkel. |
| Noradrenerg systeem | Het noradrenerge systeem is een neurotransmittersysteem in de hersenen dat noradrenaline gebruikt als primaire neurotransmitter en een rol speelt bij arousal, aandacht, stressrespons en pijnmodulatie. |
| Serotonerg systeem (5-HT) | Het serotonerge systeem maakt gebruik van serotonine (5-HT) als neurotransmitter en is betrokken bij stemming, slaap, eetlust en pijnmodulatie, vaak via interactie met het noradrenerge systeem in neerwaartse pijnpad. |
| Presynaptisch membraan | Het presynaptische membraan is het uiteinde van een axon van een neuron dat een signaal overbrengt naar een ander neuron; het bevat de synaptische vesikels met neurotransmitters die worden vrijgegeven in de synaptische spleet. |
| Chloride (Cl-) | Chloride is een negatief geladen ion dat een rol speelt bij het reguleren van het membraanpotentieel van cellen, met name door de influx ervan kan leiden tot hyperpolarisatie. |
| Calcium (Ca2+) | Calcium is een essentieel mineraal en een extracellulair ion dat een cruciale rol speelt bij veel cellulaire processen, waaronder spiercontractie, zenuwsignaaloverdracht en de afgifte van neurotransmitters. |
| Synaps | Een synaps is de functionele verbinding tussen twee neuronen, of tussen een neuron en een ander celtype, waar de overdracht van signalen plaatsvindt, meestal via chemische neurotransmitters. |
| Exiterende neurotransmitters | Exiterende neurotransmitters zijn chemische boodschappers die de kans vergroten dat een ontvangend neuron een actiepotentiaal zal genereren, waardoor het signaal wordt doorgegeven. |
| Postsynaptisch membraan | Het postsynaptische membraan is het deel van het ontvangende neuron (of doelcel) dat zich aan de andere kant van de synaptische spleet bevindt en receptoren bevat die binden aan neurotransmitters. |
| Kalium (K+) kanalen | Kaliumkanalen zijn eiwitstructuren in het celmembraan die selectieve doorgang verlenen aan kaliumionen ($K^+$); ze zijn cruciaal voor het handhaven van het membraanpotentieel en het reguleren van de prikkelbaarheid van cellen. |
| Nocisensorische stimulus | Een nocisensorische stimulus is een prikkel die potentieel weefselschade kan veroorzaken of heeft veroorzaakt en die wordt waargenomen als pijn door het activeren van nociceptoren. |
| Pijndrempel | De pijndrempel is het minimale niveau van een stimulus dat nodig is om pijn te veroorzaken; een verhoogde pijndrempel betekent dat er een sterkere stimulus nodig is om pijn te voelen. |
| Endogene opioïden | Endogene opioïden zijn lichaamseigen stoffen, zoals enkefalines, endorfines en dynorfines, die lijken op morfine en een rol spelen bij pijnmodulatie, beloning en stressrespons. |
| Nociceptieve pijn | Nociceptieve pijn is pijn die wordt veroorzaakt door activering van nociceptoren (pijnreceptoren) als gevolg van weefselschade, ontsteking of andere schadelijke stimuli. |
| Paracetamol | Paracetamol is een veelgebruikt analgeticum (pijnstiller) en antipyreticum (koortsverlager) dat via een nog niet volledig begrepen mechanisme werkt, mogelijk door remming van cyclo-oxygenase (COX)-enzymen, voornamelijk in het centrale zenuwstelsel. |
| Koortsverlagend | Koortsverlagend betekent dat een middel de lichaamstemperatuur kan verlagen wanneer deze verhoogd is, zoals bij koorts. |
| Cyclo-oxygenase-3 (COX-3) | COX-3 is een variant van het cyclo-oxygenase enzym die voornamelijk in de hersenen wordt gevonden en mogelijk betrokken is bij de door paracetamol geïnduceerde pijnverlichting en koortsregulatie. |
| MSK pijn (Musculoskeletale pijn) | Musculoskeletale pijn is pijn die afkomstig is uit de spieren, botten, gewrichten, pezen of ligamenten van het bewegingsapparaat. |
| NSAID's (Non-Steroidal Anti-Inflammatory Drugs) | NSAID's zijn een klasse geneesmiddelen die worden gebruikt om pijn, ontsteking en koorts te verminderen door de productie van prostaglandines te remmen. |
| Aspirine | Aspirine (acetylsalicylzuur) is een NSAID die wordt gebruikt als pijnstiller, koortsverlager en bloedverdunner, door selectieve remming van COX-enzymen. |
| Ibuprofen | Ibuprofen is een niet-selectieve NSAID die wordt gebruikt om pijn, ontsteking en koorts te behandelen door de remming van COX-1 en COX-2 enzymen. |
| Diclofenac | Diclofenac is een krachtige NSAID die wordt gebruikt voor de behandeling van pijn en ontsteking bij aandoeningen zoals artritis, door de remming van COX-1 en COX-2. |
| Naproxen | Naproxen is een langwerkende NSAID die wordt gebruikt voor de verlichting van pijn en ontsteking bij diverse musculoskeletale aandoeningen en andere pijntoestanden. |
| Cyclo-oxygenase-1 (COX-1) | COX-1 is een enzym dat constitutief (altijd) aanwezig is in veel weefsels en betrokken is bij de productie van prostaglandines die fysiologische functies vervullen, zoals maagbescherming en nierdoorbloeding. |
| Cyclo-oxygenase-2 (COX-2) | COX-2 is een enzym dat voornamelijk wordt geïnduceerd tijdens ontstekingsreacties en betrokken is bij de productie van prostaglandines die ontsteking, pijn en koorts mediëren. |
| Maagwand | De maagwand is de binnenbekleding van de maag, die beschermende functies heeft tegen de zure omgeving en enzymen in de maag; prostaglandines spelen een rol bij het onderhouden van deze bescherming. |
| Nieren | De nieren zijn organen die verantwoordelijk zijn voor het filteren van bloed, het produceren van urine en het reguleren van de bloeddruk en elektrolytenbalans; prostaglandines zijn belangrijk voor een goede nierdoorbloeding. |
| Bloedplaatjes | Bloedplaatjes (trombocyten) zijn kleine bloedcellen die een essentiële rol spelen bij bloedstolling en het stoppen van bloedingen na een verwonding. |
| Stollingsneiging | Stollingsneiging verwijst naar de mate waarin bloed de neiging heeft te stollen; remmers van bloedstolling verminderen deze neiging, wat het risico op bloedingen kan verhogen. |
| Cardiovasculaire aandoening | Een cardiovasculaire aandoening is een ziekte die het hart of de bloedvaten aantast, zoals hartaanvallen, beroertes en atherosclerose. |
| Opioïden | Opioïden zijn een klasse geneesmiddelen die werken op opioïdereceptoren in de hersenen en het ruggenmerg om pijn te verlichten; ze omvatten zowel lichaamseigen stoffen als synthetische en semi-synthetische medicijnen. |
| Kanker | Kanker is een groep ziekten waarbij cellen ongecontroleerd beginnen te groeien en zich kunnen verspreiden naar andere delen van het lichaam. |
| OK (Operatiekamer) | OK is de afkorting voor operatiekamer, de ruimte waar chirurgische ingrepen worden uitgevoerd. |
| Hartinfarct | Een hartinfarct (myocardinfarct) is een medische noodsituatie waarbij de bloedtoevoer naar een deel van het hart wordt geblokkeerd, wat leidt tot schade aan het hartspierweefsel. |
| Verslavende werking | Verslavende werking verwijst naar het potentieel van een substantie om fysieke of psychische afhankelijkheid te veroorzaken, wat leidt tot dwangmatig gebruik en ontwenningsverschijnselen bij stoppen. |
| Afkickverschijnselen | Afkickverschijnselen zijn de fysieke en psychologische symptomen die optreden wanneer een persoon die fysiek afhankelijk is van een substantie (zoals opioïden) stopt met het gebruik ervan. |
| Opioïd-induced hyperalgesia | Opioïd-induced hyperalgesia is een paradoxale toename van pijnsensitiviteit die kan optreden als gevolg van langdurig opioïdegebruik, waarbij de pijn juist verergert in plaats van verlicht wordt. |
| Slaperigheid | Slaperigheid is een staat van sufheid of slaperigheid die een bijwerking kan zijn van bepaalde medicijnen, waaronder opioïden. |
| Urine-/blaasretentie | Urine- of blaasretentie is het onvermogen om de blaas volledig te legen, wat kan optreden als bijwerking van opioïden die de spieren van de urinewegen beïnvloeden. |
| Misselijkheid | Misselijkheid is een onaangenaam gevoel in de maag, vaak voorafgaand aan braken, en is een veelvoorkomende bijwerking van opioïden. |
| Braken | Braken is het geforceerd uitstoten van de inhoud van de maag via de mond, wat kan worden uitgelokt door verschillende factoren, waaronder medicatie zoals opioïden. |
| Obstipatie | Obstipatie, of constipatie, is het moeilijk ontlasting hebben of het minder frequent ontlasten, wat een veelvoorkomende en vaak hinderlijke bijwerking is van opioïden die de darmmotiliteit vertragen. |
| Vertraagde reactietijd | Vertraagde reactietijd verwijst naar een vermindering van de snelheid waarmee een persoon kan reageren op stimuli, vaak als gevolg van de sederende effecten van medicatie zoals opioïden. |
| Verdoofd | Verdoofd zijn betekent een verminderd gevoel of bewustzijn van de omgeving hebben, wat een bijwerking kan zijn van opioïden die de sensorische input onderdrukken. |
| Verward | Verward zijn verwijst naar een staat van mentale desoriëntatie, verwarring of gebrek aan helderheid in gedachten en reacties, wat een bijwerking kan zijn van bepaalde medicijnen. |
| Ademhaling onderdrukking | Ademhalingsonderdrukking is een gevaarlijke bijwerking van opioïden waarbij de ademhalingsfrequentie en -diepte significant worden verminderd, wat kan leiden tot levensbedreigende hypoxie. |
| Zwakwerkend opioïde | Zwakwerkende opioïden zijn medicijnen met een relatief milde pijnstillende werking, zoals tramadol en codeïne, die vaak worden gebruikt voor matige tot matig-ernstige pijn. |
| Tramadol | Tramadol is een synthetisch opioïde analgeticum dat zowel werkt door binding aan opioïdereceptoren als door het remmen van de heropname van noradrenaline en serotonine, wat bijdraagt aan zijn pijnstillende effect. |
| Codeïne | Codeïne is een natuurlijk voorkomend opioïde dat vaak wordt gebruikt als pijnstiller en hoestonderdrukker; het wordt in het lichaam omgezet in morfine, waardoor het zijn effecten uitoefent. |
| Sterkwerkend opioïde | Sterkwerkende opioïden zijn krachtige pijnstillers zoals morfine, oxycodon en fentanyl, die worden gebruikt voor de behandeling van ernstige pijn, zoals die geassocieerd wordt met kanker of postoperatieve toestanden. |
| Morfine | Morfine is een krachtig natuurlijk opioïde analgeticum dat wordt gewonnen uit opium en wijdverbreid wordt gebruikt voor de verlichting van matige tot ernstige pijn. |
| Oxycodon | Oxycodon is een semi-synthetisch opioïde analgeticum dat structureel vergelijkbaar is met morfine en wordt gebruikt voor de behandeling van matige tot ernstige chronische pijn. |
| Fentanyl | Fentanyl is een zeer krachtig synthetisch opioïde analgeticum, vele malen potentere dan morfine, dat wordt gebruikt voor de behandeling van ernstige pijn, met name bij kankerpatiënten, en als anesthesiemiddel. |
| Buprenorfine | Buprenorfine is een partiële opioïde receptoragonist die wordt gebruikt voor de behandeling van opioïde afhankelijkheid en ernstige pijn, omdat het een langere werkingsduur heeft en minder respiratoire depressie veroorzaakt dan volledige agonisten. |
| Methadon | Methadon is een synthetisch opioïde die wordt gebruikt in de behandeling van opioïde afhankelijkheid en voor de verlichting van chronische ernstige pijn. |
| Hydromorfon | Hydromorfon is een krachtig semi-synthetisch opioïde analgeticum dat ongeveer zes keer potentere is dan morfine en wordt gebruikt voor de behandeling van matige tot ernstige pijn. |
| Placebo | Een placebo is een inerte substantie of behandeling die geen directe therapeutische waarde heeft, maar toch een positief effect kan hebben op de patiënt vanwege de verwachting van verbetering. |
| Nocebo | Een nocebo is het tegenovergestelde van een placebo; het is een inerte substantie of behandeling die, door negatieve verwachtingen van de patiënt, schadelijke effecten of verergering van symptomen kan veroorzaken. |
| Therapeutische relatie | Een therapeutische relatie is de professionele band tussen een zorgverlener en een patiënt, gebaseerd op vertrouwen, respect en empathie, en essentieel voor een effectieve behandeling. |
| Pijnladder | De pijnladder is een concept dat gebruikt wordt om de farmacologische aanpak van pijn te categoriseren, waarbij medicijnen worden ingedeeld op basis van hun effectiviteit en geschiktheid voor verschillende niveaus van pijnintensiteit. |