Cover
Start nu gratis ilovepdf_merged (5).pdf
Summary
# De formele rechtsbronnen en de hiërarchie der rechtsnormen
Dit onderwerp verkent de oorsprong van rechtsregels en de hiërarchische structuur waarin deze normen zich tot elkaar verhouden [3](#page=3) [7](#page=7).
### 1.1 Enkele principes
#### 1.1.1 Kenbaarheid van de rechtsregel
Een fundamenteel principe is dat rechtsregels kenbaar moeten zijn voor de burgers. Dit principe, bekend als \_nemo censetur ignorare legem, impliceert dat niemand zich op onwetendheid kan beroepen bij het overtreden van de wet. Hoewel het praktisch onmogelijk is om alle regels te kennen, wordt aangenomen dat dit wel mogelijk moet zijn. Kenbaarheid vereist dat rechtsnormen publiek toegankelijk zijn via officiële publicatie, vooral voor materiële wetten. Dit gebeurt onder meer in het Belgisch Staatsblad of het Publicatieblad van de Europese Unie (reeks L). Wanneer een wet ingrijpend gewijzigd wordt, kan een geconsolideerde tekst worden opgesteld die alle wijzigingen in één versie bevat. Coördinatie brengt uiteenlopende bepalingen technisch samen zonder inhoudelijke wijziging, terwijl codificatie de wetgever ertoe aanzet om diverse normen over een thema in één systematisch wetboek te bundelen [51](#page=51) [6](#page=6).
#### 1.1.2 De verschillende rechtsbronnen en hun onderlinge verhouding
Er bestaat een hiërarchie tussen de formele rechtsbronnen, wat betekent dat hogere normen voorrang hebben op lagere normen. Bij een rechtsvraag raadpleegt men eerst de wet, en bij onduidelijkheid verder rechtspraak en rechtsleer. Hoewel rechtsleer praktisch vaak als eerste geraadpleegd wordt vanwege de overzichtelijkheid, is deze juridisch minder sterk dan wet en rechtspraak. Binnen de rechtspraak en rechtsleer bestaat eveneens een interne rangorde; vaste rechtspraak of arresten van het Hof van Cassatie wegen zwaarder dan een enkel vonnis, en gezaghebbende doctrine heeft meer gewicht dan dat van een toevallige auteur. Deze interne hiërarchie is echter niet afdwingbaar zoals bij wetgeving; lagere rechtsbronnen mogen niet afwijken van hogere materiële normen [51](#page=51) [7](#page=7).
#### 1.1.3 Werking in de tijd
Het basisprincipe is niet-retroactiviteit: wetten werken in beginsel alleen voor de toekomst en hebben geen terugwerkende kracht, tenzij dit uitdrukkelijk is bepaald. Uitzonderingen zijn met name de zachtere strafwet, die van toepassing is op feiten die nog beoordeeld moeten worden. Een nieuwe norm geldt vanaf haar officiële publicatie, met een bepaalde termijn voor inwerkingtreding, variërend per publicatieorgaan (bv. 10 dagen voor het Belgisch Staatsblad, 20 dagen voor het Publicatieblad van de EU). Een oude rechtsregel blijft gelden totdat deze uitdrukkelijk wordt opgeheven of onverenigbaar is met nieuwe regels, volgens het principe \_lex posterior derogat anteriori (de latere wet gaat voor op de vroegere). Overgangsrecht regelt situaties die onder oude en nieuwe regels vallen; dwingende normen hebben onmiddellijke werking, aanvullende normen eerbiedigende werking, tenzij de wet anders bepaalt. Er zijn drie cruciale data bij een wet: de afkondiging (ondertekening), de publicatie (kenbaarheid) en de inwerkingtreding (toepassing) [10](#page=10) [52](#page=52) [8](#page=8).
#### 1.1.4 Werking in de ruimte
Normen gelden binnen het rechtssysteem waarin ze zijn uitgevaardigd, hetzij territoriaal (binnen het grondgebied) of personeel (op alle rechtssubjecten). Territoriale normen gelden voor iedereen die zich op het Belgische grondgebied bevindt, ongeacht nationaliteit, zoals verkeersregels. Personele normen volgen bepaalde personen, ongeacht waar ze zich bevinden, zoals huwelijksrecht van Belgen. Grensoverschrijdende problemen worden geregeld door internationaal privaatrecht (IPR) [11](#page=11) [52](#page=52).
### 1.2 Het toepassen van de rechtsregel
* Om een juridisch probleem op te lossen, start men van de concrete feiten en leidt daaruit de relevante rechtsregel af (inductie). De rechter moet de algemene wettelijke bewoordingen invullen aan de hand van de omstandigheden van het geval. Dit proces omvat interpretatie, waarbij de betekenis en draagwijdte van een rechtsregel wordt verduidelijkt, vooral bij vage teksten.
* Interpretatie kan geschieden door de wetgever zelf (authentieke interpretatie), door rechters (rechterlijke interpretatie, gestuurd door hogere rechtspraak zoals die van het Hof van Cassatie) of door rechtsgeleerden (doctrinaire interpretatie). Ook gewoonte kan als interpretator optreden. Verschillende interpretatiemethoden bestaan: exegetisch (letterlijke tekst), systematisch (plaats in het rechtssysteem), wetshistorisch/rechtshistorisch (historische context), sociologisch (maatschappelijke veranderingen) en teleologisch (doel van de wet). Vuistregels zoals de \_potius ut valeat-regel (interpretatie waarbij de norm zinvol blijft) en de beschermingsregel (ten gunste van de beschermde partij) worden toegepast.
* Juridische deductie behelst de logische toepassing van de algemene rechtsregel op het concrete geval, waarbij redeneringsschema's zoals analogie (\_a pari, \_a contrario, \_a fortiori) en subsidiariteit worden gebruikt. Uitzonderingen worden strikt uitgelegd, en in strafrecht is interpretatie beperkt door het legaliteitsbeginsel en het verbod op analogie ten nadele van de beklaagde [53](#page=53) [54](#page=54).
### 1.3 De hiërarchie van (materiële) wetten
Er is een hiërarchie tussen normen uitgevaardigd door verschillende overheden (federaal, gewesten, gemeentes) en collectieve overeenkomsten, met als principe dat lagere normen verenigbaar moeten zijn met hogere. Het Grondwettelijk Hof kan wetten vernietigen die in strijd zijn met bepaalde grondwetsbepalingen. Deze hiërarchie betreft de kracht van normen en is onderscheiden van territoriale of temporele gelding [25](#page=25) [54](#page=54).
#### 1.3.1 Inter- en supranationale normen
Internationaal recht ontstaat uit verdragen en gewoonten tussen staten, terwijl supranationaal recht (bv. EU-recht) voortkomt uit organisaties met rechtsmacht boven lidstaten. België kent een monistisch systeem, waarbij internationale en Europese normen direct deel uitmaken van het rechtssysteem en, indien ze rechtstreeks werkend zijn, door burgers kunnen worden ingeroepen. Rechtstreekse werking vereist dat de bepaling duidelijk, volledig en onvoorwaardelijk is. Binnen EU-recht is er onderscheid tussen primair recht (verdragen) en secundair recht (verordeningen, richtlijnen). Richtlijnen vereisen omzetting, maar kunnen bij niet-tijdige omzetting toch rechtstreekse of richtlijnconforme werking krijgen. Europees recht heeft, mits rechtstreeks werkend, voorrang op nationaal recht. Nationale rechters moeten strijdige nationale normen buiten toepassing laten ten gunste van EU-normen met rechtstreekse werking [28](#page=28) [29](#page=29) [55](#page=55) [56](#page=56).
#### 1.3.2 Grondwet
De Grondwet van 1831, met latere wijzigingen, vormt het fundament van de staatsstructuur, de instellingen en de fundamentele rechten. Ze is moeilijk te wijzigen via een bijzondere tweestapsprocedure. Hoewel traditioneel de hoogste nationale norm, kan rechtstreeks werkend internationaal recht, zoals mensenrechtenverdragen en EU-recht, in geval van conflict voorrang hebben op de Grondwet [30](#page=30) [31](#page=31) [55](#page=55) [56](#page=56).
#### 1.3.3 Bijzondere wetten en bijzondere decreten
Deze normen, die deel uitmaken van de Belgische constitutie in brede zin, worden gestemd met een "bijzondere meerderheid" (gewone meerderheid per taalgroep en 2/3 meerderheid). Ze hebben een hogere rang dan gewone wetten/decreten omdat ze constitutionele evenwichten concretiseren. Voorbeelden zijn wetten op de financiering van gemeenschappen/gewesten en de werking van het Grondwettelijk Hof [32](#page=32) [56](#page=56).
#### 1.3.4 Formele wetten, decreten, ordonnanties, besluitwetten, genummerde KB's
Wetten in formele zin worden aangenomen door het parlement (bv. Kamer van Volksvertegenwoordigers). Op deelstaatniveau heten deze decreten (gemeenschappen/gewesten) of ordonnanties (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en hebben ze dezelfde hiërarchische kracht. Besluitwetten ontstaan in crisissituaties waar er geen parlement is, en genummerde KB's of volmachtsbesluiten worden uitgevaardigd wanneer het parlement tijdelijk wetgevende macht overdraagt aan de regering. Programmawetten en wetten houdende diverse bepalingen bundelen uiteenlopende maatregelen en staan juridisch gelijk aan gewone wetten. Het Grondwettelijk Hof kan wetten en decreten vernietigen die bevoegdheidsverdelingen of beginselen zoals het gelijkheidsbeginsel schenden [33](#page=33) [34](#page=34) [56](#page=56).
#### 1.3.5 Koninklijke besluiten en besluiten van de Gem/Gew. regering
Deze besluiten behoren tot het niveau van de uitvoerende macht en hebben tot doel hogere normen te verfijnen en praktisch toepasselijk te maken. Ze moeten steeds een wettelijke basis (legaliteit) hebben en worden in de aanhef vermeld. Binnen deze juridische grenzen heeft het bestuur beleidsvrijheid (opportuniteit). Indien de wettelijke basis ontbreekt of wordt overschreden, kan de Raad van State het besluit vernietigen wegens onwettigheid [35](#page=35) [57](#page=57).
#### 1.3.6 Ministeriële besluiten
Deze besluiten bevinden zich op het niveau van de uitvoerende macht en verfijnen of concretiseren normen nog verder. Net als KB's moeten ze een wettelijke basis (legaliteit) hebben [36](#page=36) [57](#page=57).
#### 1.3.7 Provinciale en gemeentelijke reglementen
Deze reglementen regelen zaken van provinciaal of gemeentelijk belang, binnen de grenzen van hun bevoegdheden en in overeenstemming met hogere normen. Ook hier geldt het onderscheid tussen legaliteit (juridische toelaatbaarheid) en opportuniteit (wenselijkheid) [37](#page=37) [57](#page=57).
#### 1.3.8 Ministeriële e.a. rondzendbrieven, circulaires en soft law
Rondzendbrieven en circulaires creëren geen nieuwe regels maar bieden richtlijnen aan diensten voor een uniforme toepassing en interpretatie van bestaande regels. Soft law, zoals gedragscodes en aanbevelingen, heeft geen bindende kracht maar beïnvloedt wel de toepassing van normen [38](#page=38) [57](#page=57) [58](#page=58).
#### 1.3.9 Controle op legaliteit
Elke rechter kan de exceptie van onwettigheid opwerpen (art. 159 Gw.). Een vernietigingsverzoek bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is mogelijk binnen 60 dagen na uitputting van administratief beroep. Rechters kunnen een besluit weigeren toe te passen als het strijdig is met de grondwet, wet of algemene rechtsbeginselen, zelfs zonder formele vernietiging [39](#page=39) [57](#page=57).
### 1.4 Rechtspraak
#### 1.4.1 Rechtspraak als formele rechtsbron
Rechtspraak beslecht concrete geschillen en vult algemene, wettelijke normen aan en verduidelijkt deze. Het omvat ook beslissingen van buitengerechtelijke colleges zoals tuchtorganen of arbitragecommissies. België kent geen strikt precedentenstelstel, maar belangrijke uitspraken, vooral van hogere rechtbanken zoals het Hof van Cassatie, krijgen gezag en sturen de interpretatie. Rechtsweigering is verboden; rechters moeten uitspraak doen, desnoods door zelf het recht te vinden [42](#page=42) [43](#page=43) [58](#page=58).
#### 1.4.2 Criteria voor gezaghebbende rechtspraak
Bij het beoordelen van rechtspraak kijkt men naar kwantiteit (veel gelijksoortige beslissingen) en kwaliteit (gezaghebbende rechters). Vaste rechtspraak, een herhaald patroon van gelijkaardige uitspraken van hogere rechtbanken en hoven, is bijzonder belangrijk. Arresten van het Hof van Cassatie, de Raad van State, het Grondwettelijk Hof en Europese hoven wegen het zwaarst vanwege hun interpretatieautoriteit [44](#page=44) [58](#page=58).
#### 1.4.3 Publicatie van rechtspraak
Rechterlijke beslissingen moeten in België niet systematisch officieel worden gepubliceerd. Veel rechtspraak wordt via media bekend, vaak enkel het beschikkend gedeelte en de motivering. De motivering, die de rechtsregels en hun interpretatie op de feiten uitlegt, is cruciaal voor het belang van een uitspraak als rechtsbron. Publicatie gebeurt via tijdschriften, boeken of databanken, en uitspraken krijgen soms een uniek ECLI-nummer [59](#page=59).
### 1.5 Rechtsleer
Rechtsleer, of doctrine, omvat alle wetenschappelijke en praktijkgerichte teksten van juristen over het recht, zoals handboeken, artikelen en noten. Universiteiten, advocaten en andere juristen analyseren en becommentariëren wetten en rechtspraak, wat bijdraagt aan de systematisering, kritiek en ontwikkeling van het recht. Hoewel standpunten uit de rechtsleer geen bindende kracht hebben, kunnen ze, afhankelijk van de reputatie van de auteur en de kwaliteit van de argumentatie, aanzienlijk gezag verwerven en de rechtspraak beïnvloeden [46](#page=46) [59](#page=59).
### 1.6 Gewoonte (en gebruiken)
Gewoonterecht, historisch een belangrijke bron, bestaat uit vaste, herhaalde gedragingen (objectief element) met de overtuiging dat deze juridisch verplicht zijn (subjectief element). Het verschilt van gebruiken, die een veelvoorkomende praktijk zijn zonder juridisch dwingend karakter of sanctie. Een gewoonte kan de wet concretiseren (\_consuetudo secundum legem), leemtes opvullen (\_praeter legem), of in uitzonderlijke gevallen tegen een wet ingaan als deze in de praktijk niet meer wordt toegepast (\_contra legem). Onbruik (\_desuetudo) treedt op wanneer een wettelijke regel langdurig niet meer wordt toegepast, wat kan duiden op verlies van sociale relevantie [48](#page=48) [59](#page=59) [60](#page=60).
### 1.7 Algemene rechtsbeginselen
Algemene rechtsbeginselen zijn fundamentele, vaak ongeschreven principes die als autonome rechtsbron worden erkend en waarop het recht steunt, soms aangevuld in de grondwet. Ze drukken een algemeen rechts- en rechtvaardigheidsgevoel uit, zoals het verbod op eigenrichting of het beginsel dat niemand in zijn eigen zaak rechter mag zijn. In het administratief recht spreekt men specifiek over beginselen van behoorlijk bestuur (bv. hoorrecht, redelijke termijn), die hiërarchisch onder de grondwet maar boven gewone bestuurshandelingen staan [50](#page=50) [60](#page=60).
* * *
# Het toepassen van de rechtsregel
De toepassing van een rechtsregel op concrete feiten omvat de processen van inductie, interpretatie en juridische deductie, waarbij verschillende redeneermethoden een rol spelen [13](#page=13).
### 2.1 Recht versus feiten: moment van inductie
Het toepassen van een rechtsregel op feiten begint met het "appreciëren" of juridisch kwalificeren van de feiten door middel van inductie. Dit houdt in dat de "werkelijke" feiten worden gekwalificeerd als een "wettelijk" probleem. Dit gebeurt terwijl de interpretatie van de regel, of het algemene begrip ervan, als vaststaand wordt beschouwd. Deze toepassing dient logisch te zijn [14](#page=14).
Om een juridisch probleem op te lossen, vertrekt men van de concrete feiten en probeert daaruit de relevante rechtsregel af te leiden; dit is een beweging van feiten naar recht (inductie), waarbij de feiten juridisch gekwalificeerd moeten worden. De rechter moet de vaak vage of algemene wettelijke bewoordingen concreet invullen aan de hand van de omstandigheden van het geval om te bepalen of een situatie onder de regel valt. Zijn beoordeling is een appreciatie van zowel de draagwijdte van de rechtsregel als van de feiten; een andere rechter kan in theorie tot een andere appreciatie komen, zonder dat de regel zelf verandert [53](#page=53).
### 2.2 Recht versus feiten: interpretatie
Interpretatie is het verfijnen, verduidelijken, concreter maken of toepasselijker maken van een (vaststaande) rechtsregel. Dit kan gebeuren op macroniveau (de materiële wet) en op microniveau (de wilsuiting der partijen, of de rechter) [15](#page=15).
#### 2.2.1 Wie interpreteert?
Interpretatie kan plaatsvinden door verschillende actoren:
* De wetgever: authentieke interpretatie (retroactief) [16](#page=16).
* De rechtspraak (casuïstiek, praetoriaanse rechtsvorming) [16](#page=16).
* De rechtsleer of doctrine [16](#page=16).
* Gewoonte: secundum legem (de gebruikelijke betekenis) [16](#page=16).
De rechter interpreteert onvermijdelijk ook (rechterlijke of praetoriaanse interpretatie); hogere rechtspraak (vooral van het Hof van Cassatie en internationale hoven) stuurt en harmoniseert de interpretatie van lagere rechters. Doctrinaire interpretatie is het werk van rechtsgeleerden; zij analyseren en bekritiseren rechtspraak en wetgeving en hun standpunten wegen door in de praktijk. Ook de gewoonte functioneert als interpretator: vaste gebruikelijke toepassingen van wettelijke regels krijgen interpretatieve waarde en kleuren zo de inhoud van de norm [53](#page=53).
#### 2.2.2 Hoe wordt er geïnterpreteerd?
Er bestaan verschillende interpretatiemethoden:
* **Exegetische methode:** Blijft zo dicht mogelijk bij de letterlijke tekst [53](#page=53).
* **Systematische interpretatie:** Kijkt naar de plaats van de regel in het geheel van de wet [53](#page=53).
* **Wetshistorische en rechtshistorische methode:** Gaan na in welke historische context de regel tot stand is gekomen en hoe hij past in de ontwikkeling van het recht [53](#page=53).
* **Sociologische methode:** Past de regel aan aan veranderde maatschappelijke omstandigheden [54](#page=54).
* **Teleologische interpretatie:** Zoekt naar de bedoeling of het doel (ratio legis) van de wetgever [54](#page=54).
Daarnaast zijn er praktische vuistregels:
* Potius ut valeat-regel: kies de interpretatie waarbij de norm zinvol blijft [54](#page=54).
* Beschermingsregel: bij twijfel interpreteren in het voordeel van de beschermde partij (bv. werknemer, consument) [54](#page=54).
#### 2.2.3 Wat interpreteert men?
Interpretatie kan gebeuren door:
* De wetgever zelf: officiële of authentieke interpretatie, waarbij een vroegere wet bindend wordt verduidelijkt [53](#page=53).
* Rechters: rechterlijke of praetoriaanse interpretatie [53](#page=53).
* Rechtsgeleerden: doctrinaire interpretatie [53](#page=53).
* Gewoonte: krijgt interpretatieve waarde [53](#page=53).
Interpretatie gaat over het verduidelijken van een rechtsregel: nagaan wat precies de bedoeling en draagwijdte van de norm is, vooral wanneer de tekst vaag is. Ze kan bestaan uit een loutere verduidelijking van de woorden, maar vaak ook uit een feitelijke invulling: voorbeelden en concrete situaties maken de algemene regel scherper. Niet alleen wetten kunnen geïnterpreteerd worden, ook rechtspraak en gebruiken; op macroniveau kan de wetgever interpretatieregels geven, op microniveau vullen rechters en rechtspractici de regel in bij concrete gevallen [53](#page=53).
### 2.3 Recht versus feiten: de juridische deductie
De juridische deductie volgt de regels van de klassieke logica, met name het syllogisme (maior, minor, conclusie). Hiervoor wordt de regel eerst herschreven als een klassieke positie (als... dan...). Daarbij is het van belang om noodzakelijke en voldoende voorwaarden uit elkaar te houden, en om onderscheid te maken tussen contradictorische en contraire (meer) begrippen [18](#page=18) [2](#page=2).
De rechter moet van de algemene rechtsregel vertrekken en die logisch toepassen op het concrete geval. Rechtspraak geeft daarvoor typische redeneringsschema's: de rechter formuleert eerst de rechtsregel, past die toe op de vastgestelde feiten en komt zo tot een beslissing (bv. aansprakelijkheid en verkeersrecht of contracten). Bij die toepassing horen soms bijkomende regels, zoals dat uitzonderingen strikt moeten worden uitgelegd en dat in het strafrecht interpretatie beperkt is door het legaliteitsbeginsel en het verbod van analogie ten nadele van de beklaagde [54](#page=54).
#### 2.3.1 Typische juridische redeneringen
* **A pari (analogie):** Een regel wordt uitgebreid naar een vergelijkbaar geval omdat de situatie gelijkaardig is [19](#page=19) [54](#page=54).
* **A contrario:** In een niet-genoemd geval wordt geconcludeerd dat de regel juist niet geldt [19](#page=19) [54](#page=54).
* **A fortiori:** Als de regel geldt voor een lichter geval, dan geldt hij zeker voor een zwaarder geval [19](#page=19) [54](#page=54).
* **Subsidiariteit:** Nagaan of een situatie eerst onder een hoofdregel valt en pas daarna of een ondergeschikte regel moet worden toegepast [19](#page=19) [54](#page=54).
#### 2.3.2 Voorbeelden van wetsartikelen voor deductie
* **Art. 1397 Ger.W.:** "Behoudens de uitzonderingen die de wet bepaalt en onverminderd de regel van art. 1414, schorsen verzet en hoger beroep tegen eindvonnissen daarvan de tenuitvoerlegging." [20](#page=20).
* **Art. 544 Ger. W.:** "De verslaggever verwijst, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de betrokken partijen, naar de raad alle feiten die aanleiding kunnen geven tot tuchtmaatregelen." [20](#page=20).
* * *
# Verbintenissen uit overeenkomsten en onrechtmatige daad
Dit onderwerp behandelt de totstandkoming, geldigheid, gevolgen en tenietgaan van contracten en de aansprakelijkheid die voortvloeit uit onrechtmatige daden, inclusief specifieke regels en sancties.
## 3\. Verbintenissenrecht: algemeen
Het verbintenissenrecht vormt samen met het goederenrecht de basis van het vermogensrecht, dat alle huidige en toekomstige goederen en schulden van een persoon regelt. Het regelt aanspraken op personen of hun prestaties (vorderingsrechten) en is voornamelijk te vinden in Boek 5 (verbintenissen) en Boek 6 (buitencontractuele aansprakelijkheid) van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het nieuwe verbintenissenrecht geldt voor rechts-handelingen en feiten na de inwerkingtreding van Boek 5 (1 januari 2023) en Boek 6 (1 januari 2025) [60](#page=60) [61](#page=61).
### 3.1 Definitie en soorten van verbintenissen
#### 3.1.1 Definitie van een verbintenis
Een verbintenis is een rechtsband tussen twee of meer personen, waarbij de ene persoon een aanspraak heeft op een prestatie van de andere. De schuldenaar is degene die moet presteren (doen, geven of nalaten), en de schuldeiser is degene die de prestatie mag eisen. De prestatie kan positief (iets doen/geven) of negatief (iets niet doen) zijn. Een verbintenis kan ontstaan uit een rechtshandeling (bv. koopovereenkomst), uit een onrechtmatige daad, of rechtstreeks uit de wet [61](#page=61).
> **Tip:** In een verhouding kan dezelfde persoon tegelijk schuldeiser en schuldenaar zijn, zoals bij ruil [61](#page=61).
#### 3.1.2 Soorten verbintenissen
Verbintenissen kunnen op verschillende wijzen worden ingedeeld:
##### 3.1.2.1 Indeling op basis van ontstaanswijze
* **Rechtshandeling:** Een wilsovereenstemming tussen twee of meer personen met de bedoeling rechtsgevolgen te doen ontstaan, zoals een contract. Eenzijdige rechtshandelingen, zoals een aanbod, binden ook [61](#page=61).
* **Rechtfeit:** Een feitelijke gebeurtenis waaraan het recht gevolgen koppelt, zoals een fout die schade veroorzaakt [61](#page=61).
* **Oneigenlijk contract (quasi-contract):** Een geoorloofde handeling die verplichtingen doet ontstaan zonder klassiek contractueel akkoord, zoals zaakwaarneming of onverschuldigde betaling (#page=61, 76) [61](#page=61) [76](#page=76).
##### 3.1.2.2 Indeling op basis van intensiteit
* **Inspanningsverbintenis (middelenverbintenis):** De schuldenaar belooft zich in te spannen, maar garandeert niet het resultaat; aansprakelijkheid ontstaat bij een gebrek aan zorgvuldigheid (#page=61, 62) [61](#page=61) [62](#page=62).
* **Resultaatsverbintenis:** De schuldenaar belooft een bepaald resultaat; niet-naleving leidt tot aansprakelijkheid, tenzij er overmacht is [62](#page=62).
* **Garantieverbintenis:** De schuldenaar staat absoluut in voor het resultaat en blijft aansprakelijk, zelfs bij overmacht [62](#page=62).
> **Tip:** De kwalificatie van de verbintenis (inspanning, resultaat, garantie) is cruciaal voor de bewijslast bij niet-nakoming en hangt af van de contracttekst en de aard van de prestatie [62](#page=62).
##### 3.1.2.3 Indeling op basis van afdwingbaarheid
* **Natuurlijke verbintenis:** Moreel of feitelijk bestaand, maar niet juridisch afdwingbaar (bv. een verjaarde schuld die vrijwillig wordt betaald) [62](#page=62).
* **Civiele (burgerlijke) verbintenis:** Juridisch afdwingbaar; de schuldeiser kan nakoming of schadevergoeding vorderen [62](#page=62).
##### 3.1.2.4 Indeling op basis van belang van de wederpartij
* **Gewone verbintenis:** De identiteit van de schuldenaar is niet doorslaggevend; deze is overdraagbaar [62](#page=62).
* **Verbintenis \_intuitu personae:** Persoonlijk gebonden aan de schuldenaar vanwege diens specifieke kwaliteiten of vertrouwen; bij overlijden of wegvallen van de persoon dooft de verbintenis meestal uit (#page=62, 78) [62](#page=62) [78](#page=78).
#### 3.1.3 Beginselen van het verbintenissenrecht
* **Wilsautonomie:** Iedereen is vrij om verbintenissen aan te gaan en zijn eigen rechtstoestand vorm te geven [62](#page=62).
* **Gerechtvaardigd vertrouwen:** Bij uitleg van contracten wegen de werkelijke wil en het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij zwaarder dan de louter letterlijke bewoordingen [62](#page=62).
* **Verbod van rechtsmisbruik:** Iemand mag zijn recht niet uitoefenen op een manier die de grenzen van normale en zorgvuldige rechtsuitoefening overschrijdt [63](#page=63).
* **\_Fraus omnia corrumpit:** Bedrog of opzettelijk schade/winstbejag kan ertoe leiden dat een rechtsregel haar normale werking verliest [63](#page=63).
### 3.2 Algemeen regime van de verbintenis
De algemene regels die op alle verbintenissen van toepassing zijn, ongeacht hun bron, vormen het algemeen regime van de verbintenissen (Art. 5.1-35 BW) [63](#page=63).
#### 3.2.1 Modaliteiten van de verbintenis
Modaliteiten kunnen de werking van een verbintenis wijzigen. Zonder modaliteit spreekt men van een zuivere verbintenis [63](#page=63).
* **Voorwaarde:** Een toekomstige, onzekere gebeurtenis (#page=63, 79) [63](#page=63) [79](#page=79).
* **Opschortende voorwaarde:** Het ontstaan van de verbintenis hangt af van de vervulling ervan [63](#page=63).
* **Ontbindende voorwaarde:** De verbintenis bestaat, maar kan tenietgaan zodra de voorwaarde intreedt [63](#page=63).
* **Zuiver potestatieve opschortende voorwaarde (in hoofde van de schuldenaar):** Ongeldig omdat het ontstaan uitsluitend van de wil van de schuldenaar afhangt [63](#page=63).
* **Termijn:** Een toekomstige, zekere gebeurtenis die de opeisbaarheid of het einde van de verbintenis regelt [63](#page=63).
#### 3.2.2 Verbintenis met pluraliteit van voorwerp
Meerdere prestaties spelen een rol [63](#page=63).
* **Cumulatieve verbintenis:** Alle prestaties zijn verschuldigd [63](#page=63).
* **Alternatieve verbintenis:** Volstaat de uitvoering van één van de voorzien prestaties; meestal mag de schuldenaar kiezen [63](#page=63).
* **Subsidiaire prestatie:** Een bijkomende prestatie die alleen verschuldigd wordt indien de hoofdprestatie niet kan worden uitgevoerd [64](#page=64).
#### 3.2.3 Verbintenis met pluraliteit van rechtssubjecten
Meerdere schuldenaars en/of schuldeisers delen eenzelfde verbintenis (#page=64, 79) [64](#page=64) [79](#page=79).
* **Principe: deelbaarheid:** Elke schuldenaar is gehouden voor zijn deel, elke schuldeiser kan enkel zijn deel vorderen [64](#page=64).
* **Hoofdelijkheid:** Elke schuldenaar is gehouden voor de volledige schuld [64](#page=64).
* **Ondeelbaarheid:** De prestatie kan niet in stukken worden opgesplitst; elke schuldenaar kan aangesproken worden voor de volledige uitvoering [64](#page=64).
* **\_In solidum-verbonden schuldenaars:** Lijkt op hoofdelijkheid, maar zonder echte hoofdelijke verbintenis; vaak gebruikt wanneer verschillende fouten samen schade veroorzaken [64](#page=64).
#### 3.2.4 Overdracht van de verbintenis
* **Cessiem (overdracht schuldvordering):** De schuldeiser draagt zijn vordering over aan een ander. De overgedragen vordering kan onderworpen zijn aan het **naastingsrecht**, waarbij de schuldenaar de vordering kan afkopen [64](#page=64).
* **Schuldoverdracht:** Verplaatst de positie van de schuldenaar; vereist toestemming van de schuldeiser [64](#page=64).
* **Volkomen contractoverdracht:** Zowel rechten als schulden gaan over [64](#page=64).
* **Onvolkomen contractoverdracht:** De overnemer oefent de rechten uit, maar de overdrager blijft hoofdelijk verbonden voor de schulden [64](#page=64).
#### 3.2.5 Nakoming van de verbintenis
Nakoming/betaling betekent dat de schuldenaar de verschuldigde prestatie levert [64](#page=64).
* **Geldschuld vs. waardeschuld:** Bij een geldschuld volstaat nominale betaling; bij een waardeschuld wordt de werkelijke waarde of schade vergoed [65](#page=65).
* **Vertraagde betaling:** Leidt tot moratoire interest bij geldschulden en vergoedende interest bij waardeschulden [65](#page=65).
* **Verbod van anatocisme:** Interest op achterstallige interest mag in principe geen nieuwe interest opleveren [65](#page=65).
* **Toerekening bij meerdere schulden:** De schuldenaar kan bij deelbetaling kiezen op welke schuld deze wordt toegerekend; anders gelden wettelijke regels [65](#page=65).
* **Derdenbetaling en subrogatie:** Een derde betaalt de schuld, waarna hij in de rechten van de schuldeiser kan treden [65](#page=65).
#### 3.2.6 Niet-nakoming van de verbintenis
* **Toerekenbare niet-nakoming (wanprestatie):** De niet-nakoming is toerekenbaar aan de schuldenaar (#page=65, 83). De schuldeiser heeft als remedies [65](#page=65) [83](#page=83):
* Uitvoering in natura eisen (#page=65, 83) [65](#page=65) [83](#page=83).
* Schadevergoeding vorderen (#page=65, 83) [65](#page=65) [83](#page=83).
* Eigen prestaties opschorten (exceptie van niet-uitvoering) (#page=65, 84) [65](#page=65) [84](#page=84).
* Ontbinding van het contract [83](#page=83).
* Prijsvermindering [83](#page=83).
* **Niet-toerekenbare niet-nakoming (overmacht):** De niet-nakoming is niet te wijten aan de schuldenaar (#page=65, 84). Dit leidt tot bevrijding of opschorting van de verbintenis. Overmacht veronderstelt een onvoorzienbare en onvermijdbare gebeurtenis [65](#page=65) [84](#page=84).
> **Tip:** Hulppersonen die fouten maken bij de uitvoering worden in principe aan de schuldenaar toegerekend, tenzij het gaat om normaal gebruik van zelfstandige beroepsbeoefenaars [65](#page=65).
#### 3.2.7 Bescherming van de rechten van de schuldeiser
* **Zijdelingse vordering:** Schuldeiser oefent in naam van de schuldenaar diens rechten uit [66](#page=66).
* **Pauliaanse vordering:** Schuldeiser kan een rechtshandeling van de schuldenaar aantasten die zijn verhaalsrechten bedrieglijk miskent (#page=66, 84) [66](#page=66) [84](#page=84).
#### 3.2.8 Gronden van tenietgaan van de verbintenis
Naast betaling en ontbinding zijn er bijzondere wijzen van tenietgaan (#page=66, 84) [66](#page=66) [84](#page=84).
* **Bevrijdende verjaring:** Tast de afdwingbaarheid aan, civiele wordt natuurlijke verbintenis [66](#page=66).
* **Schuldvernieuwing (novatie):** Een nieuwe verbintenis vervangt de oude [66](#page=66).
* **Kwijtschelding:** De schuldeiser doet afstand van zijn vorderingsrecht [66](#page=66).
* **Schuldvergelijking (compensatie):** Wederzijdse schulden doven elkaar uit tot het laagste bedrag [66](#page=66).
* **Verval:** De prestatie kan objectief niet meer worden nagekomen, los van aansprakelijkheid [66](#page=66).
* **Schuldvermenging (confusie):** Schuldeiser en schuldenaar vallen samen in één persoon [66](#page=66).
### 3.3 Verbintenissen uit een overeenkomst
Een overeenkomst is een wilsovereenstemming tussen twee of meer personen, bedoeld om verbintenissen te doen ontstaan [66](#page=66).
#### 3.3.1 Soorten contracten
Contracten kunnen worden ingedeeld op basis van:
* **Totstandkoming:**
* **Consensueel:** Ontstaat door loutere wilsovereenstemming [67](#page=67).
* **Formeel:** Vereist een voorgeschreven vorm (bv. notariële akte) [67](#page=67).
* **Zakelijk:** Ontstaat pas bij overdracht of aflevering van een zaak [67](#page=67).
* **Verplichtingen:**
* **Wederkerig:** Beide partijen verbinden zich tegenover elkaar [67](#page=67).
* **Eenzijdig:** Slechts één partij neemt verbintenissen op zich [67](#page=67).
* **Voordeel/Tegenprestatie:**
* **Onder bezwarende titel:** Elke partij krijgt een voordeel en levert een tegenprestatie [67](#page=67).
* **Ten kosteloze titel:** Slechts één partij verschaft een voordeel zonder tegenprestatie (bv. schenking) [67](#page=67).
* **Gelijkheid van prestaties:**
* **Vergeldend:** Wederkerige prestaties worden als gelijkwaardig beschouwd [67](#page=67).
* **Kanscontract:** Voordeel afhankelijk van een onzekere gebeurtenis of kans [67](#page=67).
* **Partijen:**
* **B2C (Business-to-Consumer):** Tussen onderneming en consument, met specifieke consumentenbeschermingsregels [67](#page=67).
* **B2B (Business-to-Business):** Tussen ondernemingen, met specifieke regels (bv. tegen onrechtmatige bedingen) [67](#page=67).
* **Administratief contract:** Gesloten door de overheid, met specifieke regels van overheids- en bestuursrecht [67](#page=67).
* **Regeling in de wet:**
* **Benoemde/Bijzondere:** Expliciet in de wet geregeld [68](#page=68).
* **Onbenoemde:** Alleen onder algemeen contractrecht, tenzij rechtspraak analoge toepassing toestaat [68](#page=68).
* **Gemengde:** Combineert elementen van meerdere benoemde contracten [68](#page=68).
#### 3.3.2 Totstandkoming van het contract
Een contract ontstaat door aanbod en aanvaarding. Er is een precontractuele fase met onderhandelingsvrijheid, waarbij partijen zich te goeder trouw moeten gedragen [68](#page=68).
* **Aanbod:** Bevat de essentiële elementen van het contract [68](#page=68).
* **Aanvaarding:** Geldige aanvaarding van het aanbod [68](#page=68).
* **Herroepingsrecht:** Mogelijkheid om binnen een termijn een gesloten contract kosteloos te ontbinden [68](#page=68).
* **Algemene voorwaarden:** Maken deel uit van het contract indien redelijk ter kennis gebracht en (stilzwijgend) aanvaard. Bij conflict gaan onderhandelde voorwaarden voor [68](#page=68).
* **Voorkeurscontract/Optiecontract:** Geeft recht op eerst gecontacteerd te worden of het recht eenzijdig het contract tot stand te brengen [68](#page=68).
#### 3.3.3 Geldigheid van het contract
Voor een geldig contract moet voldaan zijn aan vier wettelijke voorwaarden, aangevuld met eventuele vormvereisten (#page=68, 80) [68](#page=68) [80](#page=80).
1. **Vrije en bewuste toestemming:** De wilsovereenstemming mag niet aangetast zijn door wilsgebreken (#page=69, 80, 81) [69](#page=69) [80](#page=80) [81](#page=81).
* **Dwaling:** Een verschoonbare en doorslaggevende vergissing over een essentieel element (#page=69, 81) [69](#page=69) [81](#page=81).
* **Bedrog:** Opzettelijke misleiding door kunstgrepen of leugens (#page=69, 81) [69](#page=69) [81](#page=81).
* **Geweld:** Onrechtmatige dwang die ernstige vrees inboezemt (#page=69, 81) [69](#page=69) [81](#page=81).
* **Misbruik van omstandigheden (gekwalificeerde benadeling):** Bewust profiteren van de zwakke positie van de ander, wat leidt tot een manifest onevenwichtige overeenkomst (#page=69, 82) [69](#page=69) [82](#page=82).
* **Veinzing/Simulatie:** Een schijncontract naast een verborgen tegenbrief [69](#page=69).
2. **Handelingsbekwaamheid:** De partijen moeten bekwaam zijn om contracten te sluiten (#page=69, 82). Minderjarigen en beschermde personen hebben beperkingen [69](#page=69) [82](#page=82).
3. **Bepaalbaar en geoorloofd voorwerp:** De prestatie moet bepaalbaar zijn en niet in strijd met openbare orde of dwingend recht (#page=70, 82). Onrechtmatige bedingen die een kennelijk onevenwicht scheppen, zijn nietig [70](#page=70) [82](#page=82).
4. **Geoorloofde oorzaak:** De determinerende beweegreden tot contracteren mag niet strijdig zijn met openbare orde of dwingend recht (#page=70, 82) [70](#page=70) [82](#page=82).
> **Tip:** De geldigheid wordt beoordeeld op het moment van contractsluiting [82](#page=82).
#### 3.3.4 Sanctie bij miskenning geldigheidsvereiste: nietigheid
Een contract dat één van de geldigheidsvereisten mist, is **vernietigbaar** (#page=70, 82) [70](#page=70) [82](#page=82).
* **Absolute nietigheid:** Geschonden regel van openbare orde of algemeen belang; iedereen met belang kan nietigheid vorderen [82](#page=82).
* **Relatieve nietigheid:** Vooral ter bescherming van een partij; enkel die partij kan nietigheid inroepen en afstand doen of bevestigen (#page=70, 82) [70](#page=70) [82](#page=82).
De nietigheid werkt **terugwerkend (ex tunc)**, wat een volledige reset van de situatie impliceert [83](#page=83).
#### 3.3.5 Bewijs, interpretatie en kwalificatie van het contract
* **Bewijs:** Aantonen dat er een overeenkomst is en wat de inhoud ervan is [71](#page=71).
* **Interpretatie:** Nagaan wat de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen was, met voorrang op de letterlijke tekst [71](#page=71).
* **Kwalificatie:** Bepalen onder welke juridische categorie het contract valt om de toepasselijke rechtsregels te bepalen [71](#page=71).
#### 3.3.6 Gevolgen van het contract tussen partijen
Partijen moeten hun overeenkomst te goeder trouw uitvoeren (#page=71, 83) [71](#page=71) [83](#page=83).
* **Bindende kracht:** Elke partij moet uitvoeren, zelfs als de uitvoering zwaarder is geworden [71](#page=71).
* **Imprevisieleer:** Uitzonderlijk kan bij onvoorziene, buitensporig bezwarende omstandigheden aanpassing of beëindiging worden gevraagd (#page=71, 83) [71](#page=71) [83](#page=83).
#### 3.3.7 Gevolgen bij niet-nakoming
* **Toerekenbare niet-nakoming (wanprestatie):**
* **Sancties:** Gedwongen uitvoering, schadeherstel, ontbinding, prijsvermindering, opschorting eigen prestatie (#page=72, 83) [72](#page=72) [83](#page=83).
* Bij wederkerige contracten: \_Exceptio non adimpleti contractus (ENAC) en gerechtelijke ontbinding (#page=72, 84) [72](#page=72) [84](#page=84).
* **Niet-toerekenbare niet-nakoming (overmacht):**
* **Gevolgen:** Opschorting (tijdelijk) of uitdoving van de verbintenis (#page=72, 84) [72](#page=72) [84](#page=84).
* Het risico voor de kosten van overmacht ligt bij de partij die het volgens het contract draagt [72](#page=72).
#### 3.3.8 Gevolgen van het contract voor derden
* **Relativiteitsbeginsel:** Alleen partijen bij het contract verkrijgen in principe rechten en plichten (#page=73, 84) [73](#page=73) [84](#page=84).
* **Tegenwerpelijkheid:** Derden moeten het bestaan van een contract respecteren [73](#page=73).
* **Uitzonderingen op relativiteit:** Rechtstreekse vordering, Pauliaanse vordering (#page=73, 84) [73](#page=73) [84](#page=84).
* **Beding ten behoeve van een derde:** Geeft de derde het recht om zelf nakoming te eisen na aanvaarding [73](#page=73).
* **Sterkmaking:** Iemand verbindt zich ertoe dat een derde een prestatie zal stellen; bij niet-nakoming derde, moet sterkmaker nadeel vergoeden [73](#page=73).
* **Derde die onrechtmatige daad pleegt:** Bewust deelnemen aan of profiteren van contractbreuk van een partij kan tot aansprakelijkheid leiden [73](#page=73).
#### 3.3.9 Tenietgaan van het contract
Een contract kan tenietgaan door verschillende oorzaken, waaronder betaling, nietigverklaring, opzegging, ontbinding of definitieve onmogelijkheid (#page=73, 84). Het einde van een verbintenis is niet altijd het einde van de overeenkomst [73](#page=73) [84](#page=84).
### 3.4 Verbintenissen uit een eenzijdige rechtshandeling
Een eenzijdige rechtshandeling is een wilsuiting van één persoon die rechtsgevolgen beoogt, zoals een testament of aanbod. Geldigheidsvereisten zijn vergelijkbaar met die van contracten, aangevuld met specifieke regels [74](#page=74).
### 3.5 Verbintenissen uit een buitencontractuele aansprakelijkheid
Dit betreft schade veroorzaken zonder contractuele band. Vanaf 1 januari 2025 geregeld in Art. 6.1-6.40 BW; voordien Art. 1382-1386bis BW [74](#page=74).
#### 3.5.1 Aansprakelijkheid voor eigen daad (foutaansprakelijkheid)
Drie voorwaarden zijn nodig: een fout, schade en een oorzakelijk verband (#page=74, 75, 85, 86) [74](#page=74) [75](#page=75) [85](#page=85) [86](#page=86).
* **Fout:** Schending van een wettelijke norm of de algemene zorgvuldigheidsnorm (niet handelen als een normaal voorzichtig en redelijk persoon) (#page=75, 86) [75](#page=75) [86](#page=86).
* **Objectief/materieel element:** De handeling (overtreding rechtsregel of zorgvuldigheidsnorm) [86](#page=86).
* **Subjectief/moreel element:** De toerekenbaarheid van de handeling (schuldbekwaamheid). Kinderen jonger dan 12 jaar zijn principieel niet aansprakelijk (#page=75, 86) [75](#page=75) [86](#page=86).
* **Schade:** Zowel economische als niet-economische aantasting van een juridisch beschermd belang (#page=75, 87). De schadelijder heeft een plicht tot schadebeperking [75](#page=75) [87](#page=87).
* **Causaal (oorzakelijk) verband:** Zonder de fout zou de schade niet zijn ontstaan (\_conditio sine qua non) (#page=75, 87) [75](#page=75) [87](#page=87).
* **Equivalentietheorie:** Bij samenloop van verschillende fouten is elke dader individueel aansprakelijk voor de volledige schade [87](#page=87).
> **Tip:** Er is niet steeds sprake van een eigen fout vooraleer men aansprakelijk is (bv. aansprakelijkheid voor zaken/dieren) [85](#page=85).
#### 3.5.2 Aansprakelijkheid voor andermans daad
* **Ouders/Voogden:** Aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen (vanaf 12 jaar) [75](#page=75).
* **Onderwijsinstellingen:** Aansprakelijk voor schade door leerlingen tijdens schoolactiviteiten [75](#page=75).
* **Aansteller (werkgever):** Foutloos aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn aangestelde in uitoefening van functie [75](#page=75).
#### 3.5.3 Aansprakelijkheid voor zaken en dieren
* **Bewaarder van een zaak:** Foutloos aansprakelijk voor schade door een gebrek van de zaak (bv. eigenaar van een gebouw) [75](#page=75).
* **Bewaarder van een dier:** Foutloos aansprakelijk voor schade die het dier veroorzaakt [75](#page=75).
#### 3.5.4 Buitencontractuele en/of contractuele aansprakelijkheid?
De benadeelde kan in principe kiezen tussen een contractuele en buitencontractuele vordering (samenloop), tenzij de wet of contract dit uitsluit. De regimes verschillen o.a. inzake verjaringstermijn en omvang van herstel [75](#page=75).
### 3.6 Verbintenissen uit een oneigenlijk contract (quasi-contract)
Een oneigenlijk contract is een geoorloofde handeling waardoor een verbintenis ontstaat ten voordele van iemand, zonder klassieke contractuele overeenstemming [76](#page=76).
* **Zaakwaarneming:** Iemand behartigt spontaan het belang van een ander zonder opdracht [76](#page=76).
* **Onverschuldigde betaling:** Een prestatie wordt verricht zonder dat daarvoor een schuld bestaat. De ontvanger moet teruggeven wat hij ongerechtvaardigd heeft ontvangen [76](#page=76).
* **Onrechtvaardigde verrijking:** Eén partij geniet een vermogensvoordeel en de andere verarmt zonder geldige rechtsgrond. De verrijkte is gehouden de verarming te vergoeden, maar speelt subsidiair [76](#page=76).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Formele rechtsbronnen | De officiële en door de overheid erkende bronnen waaruit rechtsregels voortkomen, zoals wetten, rechtspraak, rechtsleer, gewoonte en algemene rechtsbeginselen. Deze bronnen bepalen de geldigheid en toepasbaarheid van juridische normen. |
| Hiërarchie der rechtsnormen | Een principe dat bepaalt dat rechtsnormen op verschillende niveaus staan en dat lagere normen niet mogen strijden met hogere normen. Dit zorgt voor een geordende toepassing van het recht en oplossingen bij conflicten tussen normen van verschillend niveau. |
| Nemo censetur ignorare legem | Een rechtsbeginsel dat stelt dat niemand geacht kan worden de wet niet te kennen. Dit betekent dat men zich niet kan beroepen op onwetendheid om overtreding van de wet te rechtvaardigen, hoewel er uitzonderingen mogelijk zijn in specifieke omstandigheden. |
| Retroactiviteit | Het beginsel dat nieuwe wetten in principe alleen van toepassing zijn op toekomstige feiten en situaties, en niet op gebeurtenissen uit het verleden. Terugwerkende kracht is een uitzondering die expliciet in de wet moet worden bepaald. |
| Lex posterior derogat legi priori | Een juridisch principe dat stelt dat een latere wet voorrang heeft op een eerdere wet. Dit principe wordt toegepast wanneer er een conflict is tussen twee wetten die op hetzelfde gebied van toepassing zijn. |
| Lex specialis derogat legi generali | Een juridisch principe dat stelt dat een specifieke wet voorrang heeft op een algemene wet. Dit betekent dat als er een specifieke regel bestaat voor een bepaalde situatie, deze regel prevaleert boven een algemenere regel. |
| Juridische deductie | Het proces waarbij men vanuit een algemene rechtsregel door middel van logische redeneringen tot een specifieke conclusie komt, toegepast op de feiten van een concreet geval. Dit is een essentieel onderdeel van het juridisch redeneren, vaak vormgegeven als een syllogisme. |
| Materiële wet | Een norm die algemene regels bevat en is uitgevaardigd door een wetgevende overheid. De hiërarchie van materiële wetten is cruciaal voor het oplossen van conflicten tussen normen van verschillende overheden of op verschillende niveaus. |
| Rechtspraak | De verzameling uitspraken van rechterlijke instanties die een concrete rechtsvraag beslechten. Hoewel België geen strikt precedentenrecht kent, hebben belangrijke uitspraken en vaste rechtspraak veel gezag en sturen ze de interpretatie van lagere rechtbanken. |
| Rechtsleer | De wetenschappelijke en juridische literatuur, geschreven door rechtsgeleerden, die commentaar levert op wetgeving, rechtspraak en rechtsprincipes. De rechtsleer heeft geen bindende kracht, maar kan de rechtspraak en de ontwikkeling van het recht wel beïnvloeden. |
| Gewoonte | Een langdurig en herhaaldelijk gedragspatroon dat binnen een gemeenschap als juridisch verplicht wordt beschouwd (usus en opinio iuris). Historisch een belangrijke rechtsbron, maar nu met een meer beperkte rol, vooral als aanvulling op of interpretatie van de wet. |
| Algemene rechtsbeginselen | Fundamentele, vaak ongeschreven principes die aan het recht ten grondslag liggen en als autonome rechtsbron worden erkend. Ze drukken een algemeen rechts- en rechtvaardigheidsgevoel uit en zijn cruciaal in diverse rechtsgebieden. |
| Monisme | Een benadering waarbij internationaal en nationaal recht als onderdeel van hetzelfde rechtssysteem worden beschouwd. In monistische systemen kunnen internationale normen, indien ze rechtstreekse werking hebben, rechtstreeks door burgers worden toegepast en ingeroepen voor de rechter. |
| Richtlijn | Een supranationale rechtsnorm (bv. van de Europese Unie) die bindend is voor lidstaten wat betreft het te bereiken resultaat, maar waarbij de lidstaten de vorm en middelen van omzetting naar nationaal recht zelf mogen bepalen. Richtlijnen hebben vaak beperkte directe werking. |
| Grondwet | De hoogste nationale rechtsnorm die de fundamentele rechten van burgers en de structuur van de staatsinrichting bepaalt. Wijzigingen van de grondwet zijn aan strikte en verzwaarde procedures onderworpen. |
| Wet in formele zin | Een norm die tot stand is gekomen via de procedure die de grondwet voorschrijft voor de totstandkoming van wetten, waarbij de wetgevende macht (parlement) de norm aanneemt. Dit staat tegenover een materiële wet die inhoudelijk algemene regels bevat. |
| Koninklijk Besluit (KB) | Een besluit genomen door de Koning en de regering, waarmee uitvoerende wetgeving wordt vastgesteld. KB's concretiseren en verfijnen de wet en moeten steeds een wettelijke basis hebben (legaliteit). |
| Raad van State | De hoogste administratieve rechtbank in België, bevoegd voor het vernietigen van besluiten van de uitvoerende macht die onwettig zijn, en voor het adviseren over wetgevingsprojecten. |
| Totstandkoming van het contract | Het juridische proces waarbij een contract geldig wordt gevormd, bestaande uit de precontractuele fase, aanbod, aanvaarding en de voldoening aan de geldigheidsvereisten. |
| Geldigheidsvereisten van een contract | De voorwaarden die nodig zijn om een contract als juridisch geldig te beschouwen, waaronder toestemming, bekwaamheid, een bepaald en geoorloofd voorwerp, en een geoorloofde oorzaak. |
| Wilsgebreken | Gebreken die de vrije en bewuste toestemming van een partij bij een contract aantasten, zoals dwaling, bedrog, geweld en misbruik van omstandigheden. Wilsgebreken leiden tot relatieve nietigheid van het contract. |
| Nietigheid | De sanctie die wordt opgelegd wanneer een contract niet voldoet aan de geldigheidsvereisten. Dit kan absolute nietigheid zijn (schending van openbare orde) of relatieve nietigheid (schending van particulier belang), met terugwerkende kracht. |
| Wanprestatie | Niet-nakoming van een contractuele verbintenis door toedoen van de schuldenaar. De schuldeiser kan dan kiezen voor gedwongen uitvoering, schadevergoeding, ontbinding van het contract of opschorting van eigen prestaties. |
| Overmacht | Een gebeurtenis die onvoorzienbaar en onvermijdbaar is en buiten de wil van de schuldenaar valt, waardoor nakoming van een verbintenis onmogelijk wordt. In geval van overmacht is de schuldenaar in principe niet aansprakelijk voor de niet-nakoming. |
| Relativiteit van de overeenkomst | Het principe dat een contract in principe alleen gevolgen heeft voor de partijen die het contract hebben gesloten, en niet voor derden. Derden moeten het bestaan van het contract wel respecteren en kunnen er soms door gebonden worden. |
| Onrechtmatige daad | Een handeling die schade veroorzaakt bij een ander en waarvoor de dader aansprakelijk wordt gesteld, zelfs zonder contractuele relatie. De kernvoorwaarden zijn een fout, schade en een oorzakelijk verband. |
| Foutaansprakelijkheid | De aansprakelijkheid die ontstaat uit eigen onrechtmatige daad. Er is sprake van een fout wanneer iemand een rechtsregel schendt of niet handelt zoals een zorgvuldig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden zou doen. |
| Causaal verband (oorzakelijk verband) | Het verband tussen een fout en de geleden schade, wat inhoudt dat zonder de fout de schade niet zou zijn ontstaan (conditio sine qua non). Dit is een essentiële voorwaarde om aansprakelijkheid te kunnen vaststellen. |
| Zaakwaarneming | Een quasi-contract waarbij iemand zonder opdracht spontaan het belang van een ander behartigt, met het nuttig oogmerk. De zaakwaarnemer moet de zaak zorgvuldig voortzetten en kan aanspraak maken op vergoeding van nuttige en nodige uitgaven. |
| Onverschuldigde betaling | Het verrichten van een betaling of prestatie zonder dat daarvoor een schuld bestaat. De ontvanger is in principe gehouden het onverschuldigd ontvangen bedrag terug te geven. |
| Onrechtvaardige verrijking | Een quasi-contractuele bron van verbintenissen waarbij de ene partij een vermogensvoordeel geniet ten koste van de andere, zonder geldige rechtsgrond. De verrijkte partij is gehouden de verarming te vergoeden, tot het laagste bedrag van verrijking en verarming. |