Cover
Start nu gratis Leerpad 1 Staatsrecht.pdf
Summary
# Inleiding tot het Belgische staatsrecht en algemene rechtsbegrippen
Dit onderwerp biedt een fundamenteel overzicht van het concept 'recht' en plaatst het staatsrecht binnen dit bredere juridische kader, met specifieke aandacht voor de Belgische context en de basisbegrippen ervan [1](#page=1) [2](#page=2) [4](#page=4).
### 1.1 Wat is recht?
Recht is alomtegenwoordig in het dagelijkse leven en essentieel voor alle burgers. Het wordt onderscheiden van andere gedragsregels zoals morele regels (gestuurd door geweten), religieuze regels (vanuit geloofsovertuiging) en conventionele regels (onderling afgesproken) [6](#page=6).
Recht wordt gekenmerkt door vier fundamentele eigenschappen, die leiden tot een definitie van wat recht precies inhoudt. Voorbeelden van de aanwezigheid van recht in het dagelijks leven zijn [6](#page=6):
* Strafrechtelijke vervolging bij overdreven snelheid wegens inbreuk op de verkeerswetgeving [6](#page=6).
* De noodzaak van een geldige arbeidsovereenkomst voor werknemers conform de sociale wetgeving [6](#page=6).
* Consumentenbescherming bij online aankopen, inclusief het recht op herroeping binnen een bepaalde termijn [6](#page=6).
* Optreden van de politie op basis van gemeentelijke reglementen inzake openbare orde en rust bij lawaaihinder [6](#page=6).
### 1.2 Enkele basisbegrippen binnen het recht
Het recht is een systeem met eigen concepten en een uitgebreid begrippenkader. Essentiële basisbegrippen die hier worden geïntroduceerd, zijn [7](#page=7):
* Objectief recht versus subjectieve rechten [7](#page=7).
* Rechtssubject versus rechtsobject [7](#page=7).
* Dwingend recht versus aanvullend recht [7](#page=7).
### 1.3 Indeling van het recht
Het (objectieve) recht kan op verschillende manieren worden ingedeeld. Twee klassieke basisindelingen zijn [8](#page=8):
1. **Privaatrecht versus Publiekrecht** [8](#page=8):
* **Privaatrecht:** Regelt de situatie van privépersonen (burgers) en de verhoudingen *tussen* privépersonen onderling [8](#page=8).
* **Publiekrecht:** Regelt de verhouding tussen privépersonen en de overheid, de interne organisatie van de overheid, en de verhoudingen *tussen* staten [8](#page=8).
2. **Nationaal recht versus Internationaal recht** [8](#page=8):
* **Nationaal recht (intern recht):** Bevat alle rechtsregels die *binnen* de grenzen van een bepaalde staat gelden en betrekking hebben op nationale situaties en relaties [8](#page=8).
* **Internationaal recht:** Bevat alle grensoverschrijdende rechtsregels die betrekking hebben op situaties en relaties met een buitenlandse component [8](#page=8).
Deze indelingen worden verder toegelicht [8](#page=8).
#### 1.3.1 Verdere onderverdeling van rechtstakken
Zowel privaatrecht als publiekrecht worden verder onderverdeeld in meer gespecialiseerde "subrechtstakken" [10](#page=10).
**Privaatrecht:**
* **Burgerlijk recht:** Regels van toepassing op burgers en hun onderlinge relaties.
* Personen- en familierecht: Rechten en plichten van natuurlijke personen in hun sociale en familiale omgeving (bv. echtscheiding, alimentatie) [10](#page=10).
* Verbintenissenrecht: Regels bij overeenkomsten (contracten), geldigheid en rechten/plichten van contractpartijen [10](#page=10).
* Goederenrecht: Regels over rechten op goederen, eigendom en rechten/plichten van eigenaars [10](#page=10).
* **Ondernemingsrecht:** Recht van toepassing op ondernemingen en hun onderlinge relaties (bv. concurrentieregels) [10](#page=10).
* **Arbeidsrecht:** Regelt de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers [10](#page=10).
**Publiekrecht:**
* **Staatsrecht:** Bevat de regels over de organisatie en werking van staten, de Belgische staat in het bijzonder. Het beschrijft de structuur en bevoegdheid van overheidsorganen, de relatie tussen deze organen, en de relatie tussen de staat en de burgers, inclusief grondrechten [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Strafrecht:** Regelt welke handelingen strafbaar zijn, de bijbehorende straffen, en de overheidsactie bij strafbare feiten [10](#page=10).
* **Fiscaal recht:** Regelt op welke handelingen belastingen betaald moeten worden [11](#page=11).
* **Socialezekerheidsrecht:** Regelt minimale garanties van de overheid bij werkloosheid, ziekte, invaliditeit, etc. [11](#page=11).
### 1.4 Begrip en situering van het staatsrecht
Het staatsrecht is een tak van het recht die de regels bevat over de organisatie en werking van staten, met name de Belgische staat. Het valt onder het **publiekrecht** omdat het regels bevat over de organisatie en werking van de staat en de relatie tussen de staat en de burger [10](#page=10) [9](#page=9).
De belangrijkste functies van staatsrecht zijn [9](#page=9):
* **Instellen van overheidsorganen** (constituerende functie) [9](#page=9).
* **Toekennen van bevoegdheden** aan deze organen (attribuerende functie) [9](#page=9).
* **Beschermen van burgers tegen machtsmisbruik door de staat** (regulerende/waarborgende functie), onder meer door het vastleggen van grondrechten [9](#page=9).
Staatsrecht wordt soms ook "grondwettelijk recht" genoemd, omdat de belangrijkste regels ervan in de Grondwet staan [9](#page=9).
#### 1.4.1 De structuur van de Belgische staat
De basisbeginselen van de Belgische staat zijn vastgelegd in de Grondwet. België is een meergelaagde, democratische rechtsstaat. Kenmerken van de Belgische staat omvatten onder meer dat het een monarchie is, de scheiding der machten kent, een representatieve en parlementaire democratie is, en een rechtsstaat is. Het is ook een meergelaagde staat (federale staat met deelstaten, vier taalgebieden, gedecentraliseerde overheden) en een verzorgingsstaat/actieve welvaartstaat. De evolutie van België van eenheidsstaat naar federale staat is een belangrijk aspect [1](#page=1) [2](#page=2).
> **Tip:** Het is nuttig om de structuur van de Belgische Grondwet te overlopen om de belangrijkste regels van het staatsrecht beter te plaatsen [2](#page=2).
#### 1.4.2 Voorbeeld van een staatsrechtelijke vraag
Een typische vraag in het staatsrecht betreft de verdeling van staatsmacht. De stichters van België vonden deze verdeling van groot belang. Het principe van de verdeling van staatsmacht wordt aangeduid met een specifieke term uit het Belgische staatsrecht en is vastgelegd in de Grondwet [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** De vraag kan onder meer behelzen waarom de verdeling van staatsmacht belangrijk werd gevonden, hoe dit principe in België wordt gerealiseerd (eventueel met een schema), en in welk(e) artikel(en) van de Grondwet dit kenmerk is bepaald [2](#page=2).
---
# Basisbeginselen en kenmerken van de Belgische staat
België is een meergelaagde, democratische rechtsstaat met een complexe staatsstructuur die historisch is gegroeid [12](#page=12).
## 2. Basisbeginselen en kenmerken van de Belgische staat
België kan worden omschreven als een meergelaagde, democratische rechtsstaat. Dit omvat de oorsprong van de staat, de kenmerken ervan, de staatsvorm, en de principes van democratie en rechtsstatelijkheid [12](#page=12) [25](#page=25).
### 2.1 België is een staat
Een staat is een rechtssubject dat voldoet aan vier constitutieve elementen: een afgebakend grondgebied, een permanente bevolking, een overheid met effectief gezag, en het vermogen om onafhankelijk met andere staten relaties aan te gaan. Internationale erkenning is een politieke voorwaarde, geen constitutief element [14](#page=14).
#### 2.1.1 Ontstaan van België als staat
De vorming van België is een resultaat van politiek-historische feiten en juridische handelingen [15](#page=15).
* **1815: Val van Napoleon - Congres van Wenen**
Na de Napoleontische oorlogen werd besloten om de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden te verenigen tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden om zo een bufferstaat te creëren. Het huidige Belgische grondgebied kwam onder het bewind van koning Willem I [16](#page=16).
* **1815-1830: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden**
Ondanks economische voordelen ontstond er ontevredenheid in de zuidelijke provincies door een weinig democratische en centralistische grondwet, ondervertegenwoordiging in het parlement en de regering, beperkte vrijheden (persvrijheid), en inmenging in kerkelijke aangelegenheden en onderwijs door de protestantse koning. Het taalbesluit van 1819, dat Nederlands als officiële taal oplegde, zorgde voor een taalconflict met de voornamelijk Franstalige burgerij. Deze grieven hebben de Belgische grondwettelijke structuur beïnvloed [17](#page=17).
* **1830-1831: De oprichting van België**
De groeiende onvrede leidde tot het 'unionisme' tussen katholieken en liberalen, aangevuld met onrust bij lagere klassen door werkloosheid en mislukte oogsten. Na opera-onlusten in Brussel op 25 augustus 1830 brak er een revolutie uit. Op 4 oktober 1830 werd de onafhankelijkheid uitgeroepen door het Voorlopig Bewind. Op 3 november 1830 koos het Nationaal Congres, de grondwetgevende vergadering, een Grondwet die op 7 februari 1831 werd afgekondigd. Op 21 juli 1831 legde Leopold I de eed af als eerste Koning der Belgen, wat sindsdien de nationale feestdag is [19](#page=19).
#### 2.1.2 De Belgische Grondwet
Het Nationaal Congres stelde de eerste Belgische Grondwet op, die een breuk vormde met het bewind van Willem I. De Grondwet is sindsdien herhaaldelijk gewijzigd. De huidige, gecoördineerde Grondwet van 1994 is de referentie. De Grondwet is gestructureerd met titels, hoofdstukken en afdelingen, gevolgd door artikelen die specifieke regels bevatten [20](#page=20) [21](#page=21).
#### 2.1.3 Evolutie na 1831: van eenheidsstaat naar federale staat
De belangrijkste wijziging sinds 1831 is de evolutie van een eenheidsstaat naar een federale staat. Deze evolutie werd gedreven door socio-culturele tegenstellingen, politieke ontwikkelingen (zoals de Koningskwestie), economische crises en de opkomst van nieuwe politieke partijen. Zes staatshervormingen hebben geleid tot een grondige wijziging van het Belgische staatsrecht, met fundamentele principes in de Grondwet en verdere uitwerking in bijzondere meerderheidswetten en gewone wetten [22](#page=22).
#### 2.1.4 Staatsvormen
Staten kunnen worden ingedeeld naar graad van individuele vrijheid, politieke vrijheid, onafhankelijkheid van deelgroepen, en de persoon en bevoegdheid van het staatshoofd [24](#page=24).
### 2.2 Kenmerken van de Belgische staat
België wordt gekenmerkt door:
* **Monarchie:** België is een constitutionele, erfelijke monarchie. De rol van de Koning wordt bepaald door de Grondwet. Het erfrecht volgens het eerstgeboorterecht geldt, waarbij vrouwen sinds 1991 niet langer uitgesloten zijn. Bij overlijden van de Koning treedt de opvolger pas in functie na eedaflegging. In specifieke omstandigheden kan een Regent worden aangesteld [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Scheiding der machten:** Dit principe, hoewel niet expliciet in de Grondwet genoemd, is cruciaal voor de opdeling van de staatsmacht in wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. In België is de scheiding van machten geen absolute, maar een systeem van 'checks and balances' waarbij de machten elkaar controleren en nodig hebben. De scheiding der machten is gedeeltelijk doorgetrokken naar de deelstaten, maar de rechterlijke macht blijft federaal georganiseerd [28](#page=28) [29](#page=29).
* **Representatieve en parlementaire democratie:** In een democratie nemen burgers deel aan de besluitvorming [30](#page=30).
* **Directe democratie:** Burgers nemen rechtstreeks deel aan het beleid (bv. referendum, volksraadpleging). België kent op federaal niveau geen grondwettelijke basis voor bindende referenda [30](#page=30).
* **Indirecte democratie (representatieve democratie):** Burgers duiden via verkiezingen vertegenwoordigers aan die namens hen wetgevend optreden. Artikel 33 Gw. stelt dat alle machten uitgaan van de Natie, die vertegenwoordigd wordt door de leden van het Parlement (art. 42 Gw.). Dit maakt België een parlementaire democratie. Het kiesrecht evolueerde naar algemeen enkelvoudig stemrecht. Het kiesstelsel in België is er een van evenredige vertegenwoordiging, vaak met coalitievorming als gevolg. In een parlementaire democratie wordt enkel het parlement verkozen; de regering legt verantwoording af aan het parlement [30](#page=30) [31](#page=31) [32](#page=32).
* **Rechtsstaat:** De overheid beschikt niet over onbeperkte macht en moet zich houden aan democratisch tot stand gekomen rechtsregels, grondrechten en fundamentele vrijheden. Onafhankelijke rechtbanken erkennen de rechtsmacht [33](#page=33).
* **Meergelaagde staat (federale staat met deelstaten):** België kent verschillende politieke lagen waar rechtsregels gemaakt en beslissingen genomen kunnen worden: internationaal, federaal, deelstatelijk (gemeenschappen en gewesten), en provinciaal/gemeentelijk [34](#page=34).
* **Eenheidsstaat vs. federale staat:** In een eenheidsstaat berust alle politieke macht bij één centrale overheid. Een federale staat deelt de soevereiniteit tussen een centraal niveau en deelstaten, die elk eigen bevoegdheden, parlement en regering hebben [35](#page=35).
* **Deelstaten:** België telt zes deelstaten: drie gemeenschappen (Vlaamse, Franse, Duitstalige) en drie gewesten (Vlaams, Waals, Brussels Hoofdstedelijk). De gemeenschappen zijn bevoegd voor cultuur, onderwijs, taal en persoonsgebonden aangelegenheden. De gewesten zijn bevoegd voor economische en plaatsgebonden aangelegenheden. Deelstaten hebben eigen normerende en uitvoerende instellingen, maar geen eigen rechterlijke macht [35](#page=35).
* **Kenmerken van een federale staat:** Autonomie van de deelstaten is cruciaal. Deelstaten zijn zelfstandige rechtspersonen, maar internationaal niet onafhankelijk van de federale staat. Samenwerking en coördinatie tussen de federale overheid en deelstaten zijn essentieel. Er is geen hiërarchie tussen federale wetten en deelstatelijke decreten/ordonnanties. België kent een Grondwettelijk Hof dat de bevoegdheidsverdeling controleert [36](#page=36).
* **Gedecentraliseerde overheden:** Gemeenten en provincies zijn territoriaal gedecentraliseerde overheden die aan bestuurlijk toezicht zijn onderworpen. Hun bevoegdheden zijn ondergeschikt aan die van de federale overheid, gemeenschappen en gewesten en omvatten zaken van lokaal belang of opgedragen taken. Ze kunnen enkel reglementen of verordeningen uitvaardigen [38](#page=38) [39](#page=39).
* **Verzorgingsstaat en actieve welvaartstaat:** De rol van de overheid is geëvolueerd van een 'nachtwakerstaat' naar een 'verzorgingsstaat' en verder naar een 'actieve welvaartstaat' [40](#page=40).
* **Evolutie in een internationale rechtsorde:** Internationale initiatieven, zoals het EVRM, hebben een belangrijke impact op de nationale rechtsorde. Het recht in België omvat dus zowel nationale als internationale normen [41](#page=41).
---
# De hiërarchie van rechtsnormen in België
De hiërarchie van rechtsnormen in België bepaalt de rangorde tussen verschillende rechtsregels die voortkomen uit diverse beleidsniveaus en internationale rechtsordes, en hoe deze rangorde wordt afgedwongen [42](#page=42).
### 3.1 Het concept van hiërarchie
De hiërarchie van rechtsnormen houdt in dat een hogere rechtsnorm voorrang heeft op een lagere rechtsnorm. Dit is essentieel omdat België zowel interne beleidsniveaus als deelname aan een internationale rechtsorde kent, die elk eigen rechtsregels kunnen uitvaardigen [42](#page=42).
#### 3.1.1 Relatie tussen federale en deelstatelijke normen
In beginsel bestaat er geen hiërarchie tussen wettelijke en uitvoerende normen van de federale overheid en die van de deelstaten. Dit komt doordat de federale staat en de deelstaten verschillende bevoegdheden hebben, waardoor er geen noodzaak is aan een voorrangsregel tussen hen op dit niveau [42](#page=42).
#### 3.1.2 Soorten rechtsnormen en hun plaats in de hiërarchie
* **Bijzondere meerderheidswetten (bijzondere wetten)**: Deze regelen de verhoudingen tussen de federale staat en de deelstaten. Ze staan hoger in de hiërarchie dan gewone wetten, maar lager dan de Grondwet [43](#page=43).
* **Gewone wetten**: Wetgevende normen aangenomen door het federaal parlement [43](#page=43).
* **Decreten**: Normen aangenomen door de parlementen van de deelstaten (Vlaams Parlement, Waals Parlement) [43](#page=43).
* **Ordonnanties**: Normen aangenomen door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement [43](#page=43).
* **Gemeentelijke verordeningen/reglementen**: Regels aangenomen door gemeenteraden [43](#page=43).
* **Koninklijk Besluit (KB)**: Een uitvoerende norm die door de federale uitvoerende macht wordt uitgevaardigd [44](#page=44).
* **Besluit van de deelstaatregering**: Een uitvoerende norm die door een deelstaatregering wordt uitgevaardigd [43](#page=43).
* **Ministeriële omzendbrief (circulaire)**: Een brief van een minister aan zijn diensten met richtlijnen over de interpretatie en toepassing van bestaande regelgeving. Omzendbrieven bevatten in principe geen nieuwe rechtsregels [43](#page=43).
#### 3.1.3 Rangschikking van rechtsnormen
Een oefening illustreert de rangschikking van normen van hoog naar laag: EVRM, Grondwet, Federale wet en Decreet (gelijke rang), Koninklijk Besluit en Besluit Vlaamse regering (gelijke rang), en tot slot Provinciereglement [43](#page=43).
### 3.2 Afwingbaarheid van de hiërarchie
De hiërarchie van rechtsnormen moet worden gerespecteerd op twee momenten:
1. **Bij het uitvaardigen van nieuwe rechtsregels**: Lagere overheden moeten ervoor zorgen dat hun rechtsregels niet in strijd zijn met hogere rechtsregels [43](#page=43).
2. **Bij geschillenbeslechting**: Rechters oordelen op basis van bestaande rechtsnormen. Bij een tegenstrijdigheid passen zij de hogere norm toe en laten zij de lagere norm buiten beschouwing [43](#page=43).
#### 3.2.1 Internationale rechtsnormen en directe werking
Een internationale rechtsnorm heeft alleen voorrang op alle Belgische rechtsnormen, inclusief de Grondwet, als deze "directe werking" heeft. Directe werking is aanwezig indien de norm aan twee voorwaarden voldoet [43](#page=43):
1. De norm is voldoende duidelijk en precies [43](#page=43).
2. De norm heeft de intentie om subjectieve rechten te verlenen aan individuele burgers [43](#page=43).
Een rechter kan een wetgevende akte enkel toetsen aan een internationale rechtsnorm die directe werking heeft [43](#page=43).
#### 3.2.2 Rol van de rechterlijke instanties bij normconflicten
* **Gewone hoven en rechtbanken**: Deze zijn niet bevoegd om wetten, decreten en ordonnanties zelf te toetsen aan de Grondwet. Bij een vermoeden van strijd met de Grondwet moeten zij een prejudiciële vraag stellen aan het Grondwettelijk Hof. Onder bepaalde omstandigheden mogen ze wel ordonnanties aan de Grondwet toetsen, maar dit is een nuance die niet voor deze basiscursus van belang is [43](#page=43).
* **Grondwettelijk Hof**: Dit hof kan wetten, decreten en ordonnanties vernietigen. Vernietiging betekent dat de norm ophoudt te bestaan en niet meer kan worden toegepast. Het Hof toetst aan de Grondwet en gaat na of er sprake is van een schending van de normenhiërarchie [44](#page=44) [45](#page=45).
* **Raad van State, afdeling Bestuursrechtspraak**: Deze afdeling is bevoegd om administratieve rechtshandelingen te vernietigen, zoals Koninklijke Besluiten, ministeriële besluiten, besluiten van deelstaatregeringen, en gemeentelijke en provinciale verordeningen [44](#page=44).
#### 3.2.3 Bevoegdheid tot vernietiging
De vernietiging van een nationale rechtsnorm is, onder voorwaarden, uitsluitend mogelijk door de controlerende instellingen: het Grondwettelijk Hof en de Raad van State, afdeling Bestuursrechtspraak. De bevoegdheid van deze instanties wordt uitvoerig behandeld in een ander deel van de cursus [44](#page=44).
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te kennen tussen wanneer een gewone rechter een norm kan 'buiten beschouwing laten' en wanneer een specifieke instantie (zoals het Grondwettelijk Hof) een norm kan 'vernietigen'.
#### 3.2.4 Oefeningsvoorbeelden
* **Oefening 1 (Artikel 1022 Ger.W.)**: Een federale wet (` `) legt een principe vast, en een Koninklijk Besluit (` `) werkt dit verder uit. Een KB kan niet strijdig zijn met de hogere norm (de wet); het moet de wet in overeenstemming zijn. De federale wetgevende macht heeft het artikel ingevoerd, de federale uitvoerende macht vaardigt het KB uit, en een KB kan niet een recht dat de wet toekent, ontzeggen [44](#page=44).
* **Oefening 2 (Bloeddonatie door homoseksuele mannen)**: Een federale wet die homoseksuele mannen beperkt in bloeddonatie, kan getoetst worden aan de Grondwet (gelijkheidsbeginsel, art. 10-11 Gw.) door een beroep tot vernietiging in te stellen voor het Grondwettelijk Hof. Als het Hof strijd vaststelt, kan het de norm vernietigen of schorsen. Vernietiging betekent dat de norm verdwijnt uit de rechtsorde, schorsing betekent een tijdelijke on-toepassing in afwachting van een uitspraak [45](#page=45).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Recht | Een systeem van juridisch bindende regels die door de overheid worden uitgevaardigd om de samenleving te ordenen en vorm te geven, en die zich onderscheiden van morele, religieuze of conventionele regels door vier fundamentele kenmerken. |
| Staatsrecht | Een tak van het recht die de regels bevat over de organisatie en werking van staten, met name de Belgische staat, inclusief overheidsorganen, hun bevoegdheden, en de relatie tussen staat en burgers. |
| Objectief recht | Het geheel van algemene, abstracte en bindende rechtsregels dat in een gemeenschap geldt. |
| Subjectief recht | Een concreet recht dat een individu of rechtspersoon toekomt op basis van het objectieve recht, zoals het recht op eigendom of het recht om een contract aan te gaan. |
| Rechtssubject | Een drager van rechten en plichten in het recht, zoals een natuurlijke persoon of een rechtspersoon. |
| Rechtsobject | Het voorwerp van een recht, zoals een zaak (bv. een huis) of een vermogen. |
| Dwingend recht | Rechtsregels waarvan niet mag worden afgeweken, omdat ze de openbare orde of fundamentele belangen van partijen beschermen. |
| Aanvullend recht | Rechtsregels die slechts van toepassing zijn indien de betrokken partijen geen andere regeling hebben getroffen; hiervan mag worden afgeweken. |
| Privaatrecht | Het recht dat de verhoudingen tussen privépersonen (burgers) onderling regelt. |
| Publiekrecht | Het recht dat de verhoudingen tussen burgers en de overheid regelt, de interne organisatie van de overheid, en de verhoudingen tussen staten. |
| Nationaal recht | Alle rechtsregels die binnen de grenzen van een bepaalde staat gelden. |
| Internationaal recht | Alle grensoverschrijdende rechtsregels die betrekking hebben op situaties en relaties met een buitenlandse component. |
| Staat | Een rechtssubject dat voldoet aan vier constitutieve elementen: een afgebakend grondgebied, een permanente bevolking, een overheid die effectief gezag uitoefent, en het vermogen om onafhankelijk met andere staten relaties aan te gaan. |
| Grondwet | De fundamentele wet van een staat die de organisatie van de overheid, de bevoegdheden van de verschillende machten en de grondrechten van de burgers vastlegt. |
| Eenheidsstaat | Een staatsvorm waarbij er één centrale overheid is die alle politieke macht bezit en beslissingen neemt voor het hele land. |
| Federale staat | Een staatsvorm waarin de soevereiniteit wordt gedeeld tussen het centrale (federale) niveau en de deelstaten, waarbij elke entiteit bevoegd is om beslissingen te nemen in bepaalde materies. |
| Scheiding der machten | Een principe waarbij de staatsmacht is verdeeld over de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, met onderlinge controle en evenwicht ('checks and balances'). |
| Representatieve democratie | Een democratievorm waarbij burgers via verkiezingen vertegenwoordigers aanwijzen die de taak krijgen om wetgevend op te treden of beleidsbeslissingen te nemen. |
| Parlementaire democratie | Een democratie waarbij enkel het parlement wordt verkozen, en de regering verantwoording moet afleggen aan het parlement. |
| Rechtsstaat | Een staat waarin de overheidsinstanties niet over een onbeperkte macht beschikken, maar gebonden zijn aan democratisch tot stand gekomen rechtsregels en de grondrechten van burgers. |
| Meergelaagde staat | Een staat die verschillende politieke lagen kent, waaronder internationale, federale, deelstatelijke en lokale niveaus waarop rechtsregels kunnen worden gemaakt en politieke beslissingen worden genomen. |
| Decentralisatie | Een bestuursvorm waarbij aan gedecentraliseerde overheden (regionale organen) bevoegdheden worden toegewezen, maar de uitoefening ervan onder toezicht van de centrale overheid staat. |
| Hiërarchie van rechtsnormen | De rangorde van verschillende rechtsregels, waarbij een hogere rechtsnorm voorrang heeft op een lagere rechtsnorm. |
| Directe werking (internationale norm) | Een internationale rechtsnorm die voldoende duidelijk en precies is en de bedoeling heeft subjectieve rechten te verlenen aan individuele burgers, waardoor deze door nationale rechters kan worden toegepast. |