Cover
Start nu gratis Deel III Cursus Inleiding tot het recht.pdf
Summary
# De totstandkoming van wetten in België
Dit onderwerp behandelt de evolutie van de taakverdeling tussen de Kamer en de Senaat, de verschillende wetgevende procedures en de rol van de Koning bij bekrachtiging en afkondiging.
### 1.1 Algemene beginselen van wetgeving
De hoogste wetgever op federaal niveau in België bestaat in principe uit drie takken: de Koning, de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. Deze federale wetgevende macht vaardigt wetten in formele zin uit, die doorgaans ook wetten in materiële zin zijn. Dit zijn normen die tot stand komen door de gezamenlijke werking van twee of drie takken van de federale wetgevende macht [1](#page=1).
### 1.2 De taakverdeling tussen de Kamer en de Senaat
#### 1.2.1 Vóór 1993
Vóór de grondwetsherziening van 1993 hadden de Kamer en de Senaat gelijke bevoegdheden [1](#page=1).
#### 1.2.2 1993-2014 (Vierde Staatshervorming)
De grondwetsherziening van 1993 introduceerde een verandering in de bevoegdheden van Kamer en Senaat. Het oude systeem van navetbicameralisme, waarbij dezelfde tekst door beide kamers moest worden aangenomen, werd gewijzigd met het oog op tijdswinst en specialisatie. De principes van deze hervorming waren [1](#page=1):
* De Kamer werd exclusief bevoegd voor de politieke controle op de Regering en de controle op de openbare financiën [2](#page=2).
* De Senaat vervulde de rol van reflectiekamer [2](#page=2).
* De Senaat gaf uiting aan de gevoeligheden van de gemeenschappen en de gewesten [2](#page=2).
* Beide kamers bleven gezamenlijk bevoegd inzake de grondbeginselen van de Staat en de verhouding tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten [2](#page=2).
Er ontstonden drie soorten aangelegenheden:
* **Monocamerale aangelegenheden:** De Senaat speelde geen rol meer op wetgevend vlak [2](#page=2).
* **Volledig bicamerale aangelegenheden:** Beide kamers traden op voet van gelijkheid op [2](#page=2).
* **Gedeeltelijk bicamerale aangelegenheden:** Een procedure die het midden hield tussen de vorige twee, waarbij de Kamer het laatste woord had en de Senaat de rol van reflectiekamer vervulde [2](#page=2).
De Kamer kreeg meer zeggenschap, terwijl de Senaat voor sommige aangelegenheden geen bevoegdheid meer had of enkel een reflectieve rol kon spelen. Enkel voor welbepaalde aangelegenheden, zoals de werking van de Staat, internationale verdragen en de organisatie van hoven en rechtbanken, bleef de Senaat gelijkwaardig aan de Kamer [2](#page=2).
#### 1.2.3 2014-Zesde Staatshervorming
De Zesde Staatshervorming beperkte de bevoegdheden van de Senaat verder, met name op normatief vlak. Er bleven drie wetgevingsprocedures bestaan [2](#page=2):
* Procedure voor aangelegenheden die verplicht bicameraal zijn [3](#page=3).
* Procedure voor optioneel bicamerale aangelegenheden [3](#page=3).
* Procedure voor monocamerale aangelegenheden (het éénkamerstelsel) [3](#page=3).
De logica van de Zesde Staatshervorming voor de verdeling van aangelegenheden is als volgt [3](#page=3):
* **Monocameraal:** Exclusief federale aangelegenheden waarin de federale overheid geen inspraak van de deelstaten wenst of duldt [3](#page=3).
* **Optioneel bicameraal:** Materies die raken aan de bevoegdheden van de deelstaten, waarbij de federale staat het standpunt van de deelstaten wil kennen alvorens wetgeving definitief wordt aangenomen [3](#page=3).
* **Verplicht bicameraal:** Aangelegenheden die raken aan het bestaan en de organisatie van zowel de federale staat als de deelstaten, of aan de essentie van het federalisme, waarover de federale staat en de deelstaten een akkoord moeten bereiken [3](#page=3).
Het evocatierecht van de Senaat werd beperkt tot een eenmalig recht van inspraak [3](#page=3).
##### 1.2.3.1 Verplicht bicamerale aangelegenheden
Artikel 77 Gw. somt de aangelegenheden op waarvoor de Kamer en de Senaat gelijkelijk bevoegd zijn [4](#page=4):
1. De verklaring tot herziening van de Grondwet, alsook de herziening en de coördinatie van de Grondwet [4](#page=4).
2. Aangelegenheden die krachtens de Grondwet door beide wetgevende Kamers dienen te worden geregeld [4](#page=4).
3. Wetten die met een bijzondere meerderheid moeten worden aangenomen [4](#page=4).
4. Wetten met betrekking tot de instellingen van de Duitstalige Gemeenschap en de financiering ervan [4](#page=4).
5. Wetten met betrekking tot de financiering van politieke partijen en de controle op de verkiezingsuitgaven [4](#page=4).
6. Wetten met betrekking tot de organisatie van de Senaat en het statuut van senator [4](#page=4).
7. Andere aangelegenheden aangeduid bij een wet die met bijzondere meerderheid moet worden aangenomen en waarvoor de Kamer en de Senaat gelijkelijk bevoegd zijn [4](#page=4).
##### 1.2.3.2 Optioneel bicamerale aangelegenheden
Artikel 78 Gw. somt de aangelegenheden op die door de Senaat kunnen worden geëvoceerd (naar zich toe getrokken en onderzocht). De Senaat kan enkel federale normen onderzoeken die betrekking hebben op de volgende aangelegenheden [4](#page=4):
1. Wetten ter uitvoering van wetten die met een bijzondere meerderheid moeten worden aangenomen [4](#page=4).
2. Wetten bedoeld in diverse artikelen van de Grondwet, met uitzondering van wetgeving betreffende de organisatie van de geautomatiseerde stemming [4](#page=4).
3. Wetten aangenomen om de naleving van internationale of supranationale verplichtingen te verzekeren [4](#page=4).
4. Wetten op de Raad van State en op de federale administratieve rechtscolleges [4](#page=4).
5. Andere aangelegenheden aangeduid bij een wet met bijzondere meerderheid, waarvoor de Senaat over het evocatie- en onderzoeksrecht beschikt [4](#page=4).
##### 1.2.3.3 Monocamerale aangelegenheden
De federale wetgevende macht wordt gezamenlijk uitgeoefend door de Koning en de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor alle andere aangelegenheden dan die bedoeld in artikelen 77 en 78 Gw.. De residuaire wetgevende bevoegdheid ligt dus bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Koning [5](#page=5).
### 1.3 De wetgevende procedure
#### 1.3.1 De cascade-regel
Om te bepalen welke wetgevende procedure gevolgd moet worden, wordt de cascade-regel toegepast. Eerst wordt nagegaan of de aangelegenheid onder de verplicht bicamerale aangelegenheden valt, daarna onder de optioneel bicamerale aangelegenheden. Indien geen van beide van toepassing is, volgt de monocamerale procedure [5](#page=5).
#### 1.3.2 Initiatiefrecht
Dit is het recht om een voorstel of ontwerp van wet in te dienen en amendementen voor te stellen [5](#page=5).
* **Monocamerale procedure:** Enkel leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Koning kunnen een wetgevend initiatief nemen [5](#page=5).
* **Bicamerale procedure:** De Koning, leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en leden van de Senaat kunnen een initiatief nemen [5](#page=5).
* **Optioneel bicamerale procedure:** Leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Koning kunnen een wetgevend initiatief nemen [5](#page=5).
Wanneer de Koning het initiatief neemt, spreekt men van een wetsontwerp (projet de loi). Wanneer het initiatief uitgaat van parlementsleden, spreekt men van een wetsvoorstel (proposition de loi). Bij ontbinding van het Parlement vervallen alle nog niet gestemde wetsvoorstellen en -ontwerpen [5](#page=5) [6](#page=6).
#### 1.3.3 Initiatief van de Koning (wetsontwerp)
Een wetsontwerp gaat vooraf door een voorontwerp van wet dat ter beredeneerd advies moet worden voorgelegd aan de afdeling wetgeving van de Raad van State. Dit geldt enkel voor ontwerpen van materiële wetten, niet voor louter formele wetten [6](#page=6).
Indien het voorontwerp de federale bevoegdheid overschrijdt en tot het domein van de gemeenschappen en gewesten behoort, wordt het doorgezonden naar het Overlegcomité. Het Overlegcomité brengt binnen 40 dagen een gemotiveerd advies uit bij consensus; bij gebrek aan consensus volgt de gewone procedure [6](#page=6).
Bij een wetsontwerp hoort een memorie van toelichting die de bedoeling van het ontwerp uitlegt. De voorzitter van de Kamer of Senaat kan de tekst van ontwerpen van wet ter beredeneerd advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State voorleggen [6](#page=6).
#### 1.3.4 Parlementair initiatief (wetsvoorstel)
Een wetsvoorstel hoeft niet standaard aan de afdeling wetgeving van de Raad van State te worden voorgelegd. De voorzitter van de Kamer of Senaat kan dit advies echter vragen op eigen initiatief of wanneer [6](#page=6):
* Minstens één derde van de leden van de betrokken wetgevende kamer erom verzoekt [7](#page=7).
* De meerderheid van de leden van een taalgroep erom verzoekt [7](#page=7).
* Minstens 12 leden van de parlementaire overlegcommissie erom verzoeken ingevolge een bevoegdheidsconflict [7](#page=7).
Ook ministers kunnen dit advies vragen [7](#page=7).
Als de afdeling wetgeving adviseert dat het voorstel de federale bevoegdheid overschrijdt, wordt het Overlegcomité ingeschakeld. Als het Overlegcomité bevoegdheidsoverschrijding vaststelt, vraagt het aan de Regering om amendementen in te dienen die de overschrijding beëindigen. Aan wetsvoorstellen gaat een toelichting vooraf [7](#page=7).
#### 1.3.5 De monocamerale procedure
i. **Inoverwegingneming van een wetsvoorstel:** Voordat een wetsvoorstel in de commissie besproken wordt, moet erover gestemd worden. Dit dient als filter voor ongrondwettelijke of onserieuze voorstellen, maar wordt quasi automatisch goedgekeurd. Uitzonderlijk werd dit geweigerd, zoals bij amnestie voor collaborateurs tijdens WOII. De stemming raakt in principe niet de grond van het voorstel [7](#page=7).
ii. **De verzending naar en de bespreking in de bevoegde parlementaire commissie:** Na indiening van een wetsontwerp of inoverwegingneming van een wetsvoorstel, wordt het naar de bevoegde kamercommissie verwezen. De procedure omvat: toelichting door de initiatiefnemer, algemene bespreking, artikelsgewijze bespreking met mogelijkheid tot amendering, artikelsgewijze stemming over amendementen en artikelen, en een stemming over het geheel. Een geldig stembesluit vereist de aanwezigheid van de meerderheid van de commissieleden. Er wordt een schriftelijk verslag opgemaakt. Veel voorstellen stranden in de commissie [8](#page=8).
iii. **Behandeling en stemming in de plenaire vergadering:** Na het commissiewerk wordt het voorstel of ontwerp op de agenda van de Kamer van Volksvertegenwoordigers geplaatst. De goedkeuringsprocedure omvat algemene bespreking, artikelsgewijze bespreking, artikelsgewijze stemming en stemming over het geheel (eventueel na een tweede lezing). Discussies vinden plaats in openbare vergadering. Een grondige tweede lezing kan voorzien worden om gebreken in de wetgeving te ondervangen [8](#page=8) [9](#page=9).
iv. **De overzending aan de Koning:** Na de procedure wordt het aangenomen ontwerp door de Kamer van Volksvertegenwoordigers aan de Koning overgemaakt [9](#page=9).
v. **Bekrachtiging en afkondiging door de Koning:**
* **Bekrachtiging:** De rechtshandeling waarbij de Koning als tak van de wetgevende macht akkoord gaat met het wetsontwerp. De Koning kan geen wijzigingen meer aanbrengen. De bekrachtigingsformule begint met "FILIP, Koning der Belgen...". De datum van bekrachtiging is de datum van de wet. De bekrachtiging is niet aan een termijn onderworpen, maar de ministers dragen de politieke verantwoordelijkheid voor een eventueel uitblijven. In theorie kan de Koning de bekrachtiging weigeren mits dekking door de ministers [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Afkondiging:** De handeling waarbij de Koning als hoofd van de uitvoerende macht het bestaan van de wet bevestigt en beveelt dat deze, met ’s lands zegel bekleed, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt. Bekrachtiging en afkondiging zijn juridisch onderscheiden handelingen maar worden onder één handtekening gegeven. Nog minstens twee ministers ondertekenen de wet (de bevoegde minister en de minister van Justitie). De afkondigingsformule luidt: “Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt”. Vanaf de afkondigingsdatum kunnen uitvoeringsbesluiten worden genomen [10](#page=10).
vi. **Bekendmaking in het Belgisch Staatsblad:** Geen enkele wet, besluit of verordening is verbindend dan na bekendmaking in de bij wet bepaalde vorm. Er zijn geen termijnen bepaald voor de bekendmaking. De bekendmaking geschiedt wanneer de uitvoerende macht zulks opportuun acht. Beide teksten (Nederlands en Frans) zijn officieel en authentiek. Wetten worden in het Nederlands, Frans en (indien van belang) Duits vertaald en bekendgemaakt. Door bekendmaking wordt de wet tegenstelbaar aan eenieder (nemo censetur ignorare legem) [11](#page=11).
vii. **Inwerkingtreding:** Dit is de datum waarop de rechten en verplichtingen in werking treden en de wet bindend wordt. In beginsel treedt de wet in werking de tiende dag na haar bekendmaking, tenzij de wet zelf anders bepaalt [12](#page=12).
#### 1.3.6 De bicamerale procedure
Bij deze procedure moet een wetsvoorstel of -ontwerp door beide wetgevende kamers worden goedgekeurd. Wetsvoorstellen en -ontwerpen kunnen in beide kamers worden ingediend. Het voorstel of ontwerp wordt eerst behandeld in de kamer waar het het eerst werd ingediend, inclusief commissiebehandeling en stemming in de plenaire vergadering [12](#page=12).
Na goedkeuring door één kamer, wordt het aan de andere kamer overgezonden. In geval van amendering wordt het geamendeerde ontwerp opnieuw door de andere kamer behandeld, wat kan leiden tot meervoudige heen-en-weer zendingen totdat een eensluidende tekst door beide kamers is goedgekeurd. Daarna volgen bekrachtiging, afkondiging, bekendmaking en inwerkingtreding [12](#page=12).
#### 1.3.7 Optioneel bicamerale procedure
Het wetgevend initiatief kan genomen worden door Kamerleden en door de Koning; de Senaat heeft hierin geen initiatiefrecht. Wetsvoorstellen en -ontwerpen worden eerst in de Kamer behandeld [13](#page=13).
Na goedkeuring door de Kamer wordt het ontwerp aan de Senaat overgezonden. De Senaat kan het evocatierecht uitoefenen, wat inhoudt dat hij het ontwerp zelf behandelt. Hierover moet de Senaat beslissen binnen 15 dagen na overzending, met instemming van de meerderheid van de senatoren en ten minste een derde van de leden van elke taalgroep [13](#page=13).
* Indien de Senaat het ontwerp niet evoceert, volgt overzending aan de Koning [13](#page=13).
* Indien de Senaat het ontwerp wel evoceert, heeft hij 30 dagen om het te onderzoeken [13](#page=13).
* Als de Senaat deze termijn laat verstrijken of de tekst niet wijzigt, wordt het teruggezonden naar de Kamer [13](#page=13).
* Als de Senaat het ontwerp amendeert, wordt het teruggezonden naar de Kamer, die het ontwerp een tweede maal behandelt [13](#page=13).
De Kamer kan hierbij drie beslissingen nemen: akkoord met de wijzigingen van de Senaat, verwerping van de amendementen, of nieuwe wijzigingen. De beslissing van de Kamer is definitief; zij heeft het laatste woord. Nadien volgt overzending aan de Koning, bekendmaking en inwerkingtreding [13](#page=13).
### 1.4 Voorkoming en regeling van belangenconflicten
Deze procedure houdt een voorlopige schorsing met het oog op overleg in. Indien geen oplossing wordt gevonden, volgt verwijzing naar de Senaat en het Overlegcomité [14](#page=14).
### 1.5 De grondwettelijke alarmbel
Zie artikel 54 Gw. ter bescherming van de Franstalige minderheid in het federaal Parlement [14](#page=14).
### 1.6 De verschillende wijzen van stemmen
#### 1.6.1 De regel: bij volstrekte meerderheid
Elk besluit wordt bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen, wat betekent de helft + één van de uitgebrachte stemmen. Geen enkele kamer kan een besluit nemen zonder de aanwezigheid van de meerderheid van haar leden (aanwezigheidsquorum). Dit is 76 van de 150 leden van de Kamer en 31 van de 60 senatoren. Eerst wordt per artikel gestemd, daarna over het geheel. Onthoudingen tellen mee voor het aanwezigheidsquorum, maar niet voor de meerderheidsberekening [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 1.6.2 Uitzonderingen
##### 1.6.2.1 Dubbele tweederdemeerderheid
In enkele gevallen eist de Grondwet een dubbele tweederdemeerderheid: twee derden van de leden van beide kamers moeten aanwezig zijn en het voorstel moet twee derden van de uitgebrachte stemmen verkrijgen. Dit geldt voor [15](#page=15):
* Herziening van de Grondwet (art. 195 Gw.) [15](#page=15).
* Benoeming van de opvolger van de Koning bij gebrek aan nakomelingen (art. 86 Gw.) [15](#page=15).
* Instemming van beide kamers om de Koning toe te laten hoofd te zijn van een andere staat (art. 87 Gw.) [15](#page=15).
* Wijziging van de nummering en onderverdelingen van de Grondwet (art. 198 Gw.) [15](#page=15).
Het aanwezigheidsquorum hiervoor is 100 van de 150 leden van de Kamer en 40 van de 60 senatoren [15](#page=15).
##### 1.6.2.2 Bijzondere versterkte meerderheid (versterkte gekwalificeerde meerderheid)
Een bijzondere versterkte meerderheid is vereist indien aan de volgende voorwaarden is voldaan [16](#page=16):
* De meerderheid van de leden van elke taalgroep in beide Kamers is aanwezig [16](#page=16).
* De meerderheid van de leden in elke taalgroep neemt de tekst aan (helft plus één van de uitgebrachte stemmen in elke taalgroep) [16](#page=16).
* Het totaal van de ja-stemmen in beide taalgroepen bereikt tweederde van de uitgebrachte stemmen [16](#page=16).
Dit type meerderheid geldt onder meer voor:
* Het onttrekken van gebieden aan de indeling in provincies (art. 5, derde lid Gw.) [16](#page=16).
* De verandering of correctie van de grenzen van de vier taalgebieden (art. 4, derde lid Gw.) [16](#page=16).
* De vaststelling van de samenstelling en werking van Gemeenschapsparlementen en hun Regeringen (art. 115, §1 en art. 121, §1 Gw.) [16](#page=16).
* De vaststelling van de samenstelling, bevoegdheid en het functioneren van het Grondwettelijk Hof (art. 142, vierde lid Gw.) [16](#page=16).
Dergelijke wetten worden bijzondere meerderheidswetten, communautaire wetten of bijzondere wetten genoemd. Ze staan in de hiërarchie van rechtsnormen lager dan de Grondwet, maar hoger dan een gewone wet. Het Grondwettelijk Hof kan deze wetten toetsen aan bevoegdheidsverdelende regels en specifieke artikelen van de Grondwet [16](#page=16).
Het aanwezigheidsquorum vereist de meerderheid (helft + één) van beide taalgroepen in beide kamers [17](#page=17).
### 1.7 Bijzondere soorten wetten
#### 1.7.1 Interpretatieve wetten
In geval van onduidelijkheid over de betekenis van wetgeving vaardigt de wetgever soms interpretatieve wetten uit om een authentieke uitlegging te geven, die bindend is voor alle rechtssubjecten en de rechter (artikel 7 Ger.W.). De Grondwet erkent dit bestaan [17](#page=17).
Om een wet als interpretatief te beschouwen, moet aan drie voorwaarden worden voldaan [17](#page=17):
1. De geïnterpreteerde wet veroorzaakt rechtsonzekerheid omdat ze onduidelijk, onzeker of controversieel is [17](#page=17).
2. De interpretatieve wet werkt de onzekerheid weg zonder nieuwe twijfel te zaaien. De gekozen interpretatie moet een van de mogelijke interpretaties zijn die de rechter ook zonder tussenkomst van de wetgever had kunnen ontdekken [17](#page=17).
3. De wetgever stemt een nieuwe wet die verondersteld wordt steeds met de eerste wet één geheel te hebben gevormd. Dit gaat steeds om een retroactieve wet; de terugwerkende kracht behoort tot het wezen van de interpretatieve wet [18](#page=18).
#### 1.7.2 Wetten aangenomen met een bijzondere meerderheid
Zie de bespreking onder punt 1.6.2.2 [18](#page=18).
#### 1.7.3 Programmawetten
Dit zijn "een geheel van maatregelen ter verwezenlijking van het algemeen en financieel beleid van de regering, dat samen met de Rijksbegroting aan de Kamers ter goedkeuring wordt voorgelegd". Ze hebben in beginsel een budgettaire doelstelling en behandelen zeer verscheiden onderwerpen, soms ook onderwerpen die er niet thuishoren, wat hen de bijnaam 'vuilbakwetten' oplevert [18](#page=18).
#### 1.7.4 Opdrachtwetten
Zie de bespreking van Koninklijke besluiten [18](#page=18).
#### 1.7.5 Besluitwetten
Deze werden uitgevaardigd tijdens de beide wereldoorlogen, toen het Parlement niet kon samenkomen. Tijdens WOI oefende Koning Albert I met zijn ministers de wetgevende macht uit. Tijdens WOII oefenden de ministers alleen, in naam van het Belgische volk, de wetgevende macht uit [18](#page=18) [19](#page=19).
Besluitwetten zijn juridische constructies die niet in de Grondwet zijn voorzien en tijdens een noodtoestand tot stand kwamen als handelingen van legale overheden die als plaatsvervangers van de normaal bevoegde organen worden beschouwd. Het Hof van Cassatie heeft hun wetskracht bekrachtigd, waardoor ze dezelfde juridische waarde hebben als wetten en op hetzelfde niveau in de hiërarchie van rechtsnormen staan [19](#page=19).
> **Tip:** Let goed op de evolutie van de rol van de Senaat doorheen de verschillende staatshervormingen. Dit is cruciaal om de huidige wetgevende procedures te begrijpen.
> **Tip:** De cascade-regel is essentieel voor het bepalen van de juiste procedure. Onthoud de volgorde: verplicht bicameraal, dan optioneel bicameraal, en als laatste monocameraal.
> **Tip:** Maak onderscheid tussen wetsontwerpen (initiatief van de Koning/Regering) en wetsvoorstellen (initiatief van parlementsleden). Dit heeft implicaties voor de procedure bij de Raad van State.
---
# Normatieve bevoegdheden van deelstaten
Dit onderdeel behandelt de normatieve bevoegdheden van de deelstaten, specifiek met betrekking tot decreten en ordonnanties, hun rechtskracht, de verschillende soorten, en de procedures voor hun totstandkoming.
### 2.1 Het decreet
#### 2.1.1 Algemeen
De drie gemeenschappen (Vlaamse, Franse, Duitstalige) en de drie gewesten (Vlaamse, Waalse, Brusselse Hoofdstedelijke) oefenen hun normatieve bevoegdheid uit middels decreten. Voor deze deelstaten hebben decreten dezelfde betekenis als wetten voor de federale Staat. De Franse Gemeenschapscommissie te Brussel vaardigt ook decreten uit voor bevoegdheden die haar door de Franse Gemeenschap zijn overgedragen. De decreetgevende macht ligt bij de parlementen van de gemeenschappen en gewesten en hun respectievelijke regeringen [22](#page=22).
#### 2.1.2 Rechtskracht van het decreet
Een decreet heeft kracht van wet en staat in de hiërarchie van rechtsnormen op hetzelfde niveau als een federale wet. De federale wetgever is niet langer bevoegd voor materies waarvoor decreten mogen worden aangenomen. Decreten kunnen bestaande wetten wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen. Het belangrijkste verschil met een wet is het geografische toepassingsgebied: een wet geldt in heel België, een decreet enkel op het grondgebied van de betreffende deelstaat [22](#page=22).
#### 2.1.3 Soorten decreten
**2.1.3.1 Bijzondere (meerderheids)decreten**
Deze vereisen, naast de aanwezigheid van de meerderheid van de leden, een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen. De gevallen waarin dit vereist is, worden door of krachtens de Grondwet bepaald. Bijzondere decreten staan hiërarchisch hoger dan gewone decreten en er kan niet van worden afgeweken middels een gewoon decreet [23](#page=23).
**2.1.3.2 Gewone decreten**
Deze worden aangenomen met een gewone meerderheid (helft plus één van de uitgebrachte stemmen), mits de meerderheid van de leden aanwezig is [23](#page=23).
#### 2.1.4 Procedure van totstandkoming van het decreet
De procedure lijkt sterk op die van de wetgevende procedure [23](#page=23).
* **Recht van initiatief:** Leden van het parlement (voorstel van decreet) en de gemeenschaps- of gewestregering (ontwerp van decreet) [23](#page=23).
* **Raadpleging van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State:** Een voorontwerp van decreet wordt ter advies voorgelegd aan de Afdeling Wetgeving van de Raad van State. Uitzonderingen gelden bij hoogdringendheid. Als de Raad van State oordeelt dat het voorontwerp de bevoegdheid te buiten gaat, wordt het doorgezonden naar het Overlegcomité. Voorstellen van decreet moeten niet verplicht naar de Raad van State, tenzij ten minste één derde van de leden erom verzoekt [24](#page=24).
* **Behandeling in het gemeenschaps- of gewestparlement:** Eerst in de bevoegde parlementaire commissie (artikelsgewijze stemming, vervolgens stemming over het geheel), daarna in de plenaire vergadering. Nadelen van een monocameraal stelsel worden opgevangen door een tweede lezing en in het Vlaams Parlement een reflectietermijn. Er is geen communautaire alarmbel, wel een ideologische [24](#page=24) [25](#page=25).
* **Bekrachtiging en afkondiging:** Door de regering van de betrokken gemeenschap of gewest, ondertekend door de Minister-President en bevoegde minister [25](#page=25).
* **Bekendmaking en inwerkingtreding:** Bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De ordonnantie is verbindend de tiende dag na bekendmaking, tenzij anders bepaald [25](#page=25).
### 2.2 De ordonnantie
#### 2.2.1 Ordonnanties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest oefent zijn bevoegdheden uit middels ordonnanties. Deze hebben in principe dezelfde rechtskracht als decreten en kunnen bestaande wetsbepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen. Ze gelden op het grondgebied van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. Echter, ordonnanties in gewestelijke aangelegenheden zijn onderworpen aan een bijkomend toezicht van de rechter en de federale overheid [26](#page=26).
#### 2.2.2 Ordonnanties van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vaardigt ordonnanties uit voor bipersoonsgebonden aangelegenheden in Brussel-Hoofdstad. Deze ordonnanties zijn wetskrachtig zonder bestuurlijk toezicht door andere gemeenschappen. Ze gelden op het grondgebied van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. Deze ordonnanties zijn onderworpen aan hetzelfde rechterlijke toezicht als gewestelijke ordonnanties, maar niet aan federaal bestuurlijk toezicht [27](#page=27).
#### 2.2.3 Procedure van totstandkoming van een ordonnantie
De procedure is grotendeels gelijk aan die van het decreet. Het ontwerp of voorstel wordt ingediend in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, behandeld in de commissie en daarna in de plenaire vergadering. Een tweede lezing kan worden gevraagd. Na parlementaire goedkeuring volgen bekrachtiging en afkondiging door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, waarna bekendmaking in het Belgisch Staatsblad volgt. De inwerkingtreding is in principe de 10e dag na publicatie, tenzij anders bepaald [27](#page=27).
#### 2.2.4 Bijzondere ordonnanties
Sommige ordonnanties vereisen bijzondere meerderheden, zoals volstrekte meerderheid in elke taalgroep of een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen. Bijzondere ordonnanties staan hiërarchisch lager dan de Grondwet maar hoger dan gewone ordonnanties. Van een bijzondere ordonnantie kan niet worden afgeweken met een gewone ordonnantie [28](#page=28).
---
# Samenwerkingsakkoorden in België
Samenwerkingsakkoorden zijn een cruciaal instrument voor coöperatief federalisme in België, dat de samenwerking tussen de federale entiteiten regelt [29](#page=29).
### 3.1 Het principe van coöperatief federalisme
Het Belgische federale systeem is gebaseerd op het principe van coöperatief federalisme. De grondwet voorziet in procedures voor overleg en samenwerking tussen de verschillende entiteiten binnen België. De meest vergaande vorm van deze samenwerking is het samenwerkingsakkoord [29](#page=29).
### 3.2 De aard en doel van samenwerkingsakkoorden
Samenwerkingsakkoorden zijn overeenkomsten tussen autonome overheden, zoals de federale staat en de deelstaten, en worden vergeleken met internationale verdragen. Ze dienen twee hoofddoelen [29](#page=29):
* **Materiële coördinatie**: Dit betreft de gezamenlijke uitoefening van exclusieve bevoegdheden [29](#page=29).
* **Procedurele samenwerking**: Dit omvat de instelling van overleg- en geschillenbeslechtingsmechanismen, evenals de gezamenlijke oprichting en het gezamenlijk beheer van gemeenschappelijke diensten en instellingen [29](#page=29).
Het is echter essentieel dat een samenwerkingsakkoord de federale staat, gemeenschappen of gewesten niet toestaat om zich te ontdoen van hun wettelijk toegewezen bevoegdheden. Zij kunnen dus geen uitwisseling, afstand of teruggave van bevoegdheden inhouden [29](#page=29).
> **Tip:** Begrijp dat samenwerkingsakkoorden gericht zijn op het *gezamenlijk* uitoefenen van bestaande bevoegdheden, niet op het overdragen van definitieve controle over die bevoegdheden.
### 3.3 Procedure voor het sluiten van samenwerkingsakkoorden
De procedure voor het sluiten van een samenwerkingsakkoord vertoont gelijkenissen met die van internationale verdragen. Het akkoord wordt onderhandeld en gesloten door de uitvoerende machten van de betrokken entiteiten. Nadien is in veel gevallen goedkeuring vereist middels een wet, decreet of ordonnantie [29](#page=29).
### 3.4 Verplichte en facultatieve samenwerkingsakkoorden
In bepaalde aangelegenheden is het sluiten van een samenwerkingsakkoord verplicht. Dit is het geval voor verenigingen van gemeenten en provincies van algemeen nut die de grenzen van een gewest overschrijden, zoals het samenwerkingsakkoord van 28 november 2013 tussen het Vlaamse, Waalse en Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende gewestgrensoverschrijdende intercommunales. In andere gevallen is het sluiten van een samenwerkingsakkoord facultatief, zoals de oprichting van het Interfederaal Gelijkekansencentrum [30](#page=30).
> **Tip:** De lijst van verplichte samenwerkingsakkoorden groeit met elke staatshervorming. Dit dient als een mechanisme om de autonomie van deelstaten te beheersen wanneer bevoegdheden aan hen worden overgedragen [30](#page=30).
### 3.5 De "paraconstitutionele functie" en politieke rol
Samenwerkingsakkoorden hebben een 'paraconstitutionele functie', wat betekent dat ze een tegenwicht bieden tegen een te verregaande autonomie van de deelstaten. Politiek gezien vergemakkelijken ze de overdracht van bevoegdheden aan de deelstaten en worden ze steeds vaker gebruikt om complexe communautaire kwesties naar verder overleg te verschuiven [30](#page=30).
### 3.6 Geschillenbeslechting
Bij betwistingen tussen de partijen over de interpretatie of uitvoering van een samenwerkingsakkoord, wordt dit aangepakt door de oprichting van een speciaal daarvoor ingesteld rechtscollege, een zogenaamd samenwerkingsgerecht. Dit is een gerecht ad hoc [30](#page=30).
### 3.7 Plaats in de hiërarchie van normen
De plaats van samenwerkingsakkoorden in de hiërarchie van normen is niet expliciet bepaald door de Grondwet of bijzondere wetten. Het is echter duidelijk dat zij ondergeschikt zijn aan internationaal recht, de Grondwet en bijzondere meerderheidswetten. Meestal wordt aangenomen dat zij boven de "gewone" wetten staan in de hiërarchie van rechtsnormen [30](#page=30).
> **Example:** Stel dat de federale staat en de Vlaamse Gemeenschap een gezamenlijk beleid willen voeren op het gebied van jeugd(on)welzijn over de taalgrens heen, waarbij beide entiteiten bevoegdheden hebben. Ze kunnen een samenwerkingsakkoord sluiten om deze bevoegdheden gecoördineerd uit te oefenen, zonder dat de federale staat of de Vlaamse Gemeenschap definitief afstand doet van zijn eigen bevoegdheid [29](#page=29) [30](#page=30).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wet in formele zin | Een norm die tot stand komt door de gezamenlijke werking van de Koning, de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat, ongeacht de inhoudelijke materie van de norm. |
| Wet in materiële zin | Een norm die algemene regels inhoudt en tot doel heeft de burgers te binden, ongeacht de instelling die de norm uitvaardigt. |
| Tweekamerstelsel (Bicameralisme) | Een wetgevend systeem waarbij twee parlementaire kamers (in België de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat) samenwerken bij de totstandkoming van wetten. |
| Monocameraal | Een systeem waarbij de wetgevende macht wordt uitgeoefend door één enkele kamer, in de Belgische context de Kamer van Volksvertegenwoordigers. |
| Bicameraal | Een systeem waarbij de wetgevende macht wordt uitgeoefend door twee kamers, in de Belgische context de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. |
| Evocatierecht | Het recht van de Senaat om federale normen, die normaal door de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden behandeld, naar zich toe te trekken en zelf te onderzoeken. |
| Initiatiefrecht | Het recht om een voorstel of ontwerp van wet in te dienen bij de wetgevende kamers, en tevens het recht om amendementen voor te stellen. |
| Wetsontwerp | Een voorstel van wet dat wordt ingediend door de Koning, vertegenwoordigd door de regering. |
| Wetsvoorstel | Een voorstel van wet dat wordt ingediend door leden van de wetgevende kamers. |
| Afdeling Wetgeving van de Raad van State | Een adviesorgaan dat zich buigt over de juridische kwaliteit en bevoegdheid van wetsontwerpen en -voorstellen alvorens deze het parlementaire traject doorlopen. |
| Overlegcomité | Een orgaan dat tot doel heeft consensus te bereiken over bevoegdheidsoverschrijdingen tussen de federale overheid en de deelstaten. |
| Bekrachtiging | De rechtshandeling waarbij de Koning zijn akkoord geeft aan een door het parlement aangenomen wetsontwerp, als tak van de wetgevende macht. |
| Afkondiging | De handeling waarbij de Koning als hoofd van de uitvoerende macht het bestaan van de wet bevestigt en beveelt dat deze wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. |
| Belgisch Staatsblad | Het officiële publicatieorgaan waarin wetten, decreten en ordonnanties, evenals andere officiële mededelingen, worden bekendgemaakt. |
| Decreet | Een normatieve akte die wordt uitgevaardigd door de parlementen van de gemeenschappen en de gewesten in België, met dezelfde rechtskracht als een federale wet binnen hun bevoegdheidsdomein. |
| Ordonnantie | Een normatieve akte die wordt uitgevaardigd door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, met vergelijkbare rechtskracht als een decreet of wet. |
| Samenwerkingsakkoord | Een overeenkomst tussen autonome overheden (federale staat, gemeenschappen, gewesten) bedoeld voor materiële coördinatie of procedurele samenwerking op hun respectieve bevoegdheidsgebieden. |
| Coöperatief federalisme | Een principe in de staatsinrichting dat samenwerking en overleg tussen de verschillende entiteiten binnen een federale staat bevordert. |
| Interpretatieve wet | Een wet die door de wetgever zelf wordt uitgevaardigd om de betekenis van een bestaande, onduidelijke of controversiële wet authentiek te interpreteren, met terugwerkende kracht. |
| Programmawet | Een wet die een geheel van maatregelen bevat ter verwezenlijking van het algemeen en financieel beleid van de regering, vaak ingediend samen met de begroting. |
| Besluitwet | Een juridische constructie die ontstond tijdens de wereldoorlogen, waarbij de wetgevende macht door de Koning of de ministers alleen werd uitgeoefend wegens de onmogelijkheid van het parlement om samen te komen. |