Cover
Start nu gratis Deel 1 BBR .pdf
Summary
# Het objectieve recht en subjectieve rechten
Hier volgt een gedetailleerde samenvatting over "Het objectieve recht en subjectieve rechten", gebaseerd op de verstrekte documentatie, met nadruk op pagina's 7, 21-33.
## 1. Objectief en subjectief recht
Dit gedeelte legt de fundamenten uit van het objectieve recht, de verzameling rechtsregels die in een samenleving gelden, en introduceert het concept van subjectieve rechten, de individuele aanspraken die hieruit voortvloeien.
### 1.1 Recht en rechten
Recht is alomtegenwoordig in de samenleving en kent vele betekenissen. Het kan verwijzen naar een individuele aanspraak die een persoon heeft, zoals het recht om iets te doen, of naar het geheel van rechtsregels dat in een samenleving geldt, zoals het Belgisch recht, of een specifiek deel ervan, zoals milieurecht. Ondanks de wijdverspreide aanwezigheid is er geen eenduidige definitie van "recht". Recht is relatief in tijd en ruimte; het wijzigt en evolueert mee met de samenleving, en verschilt per staat, hoewel internationale samenwerking kan leiden tot harmonisatie. Twee kernbegrippen voor een goed begrip van het recht zijn objectief recht en subjectieve rechten [21](#page=21).
* **Objectief recht (le droit objectif)**: Slaat op het geheel van rechtsregels dat in de samenleving geldt [21](#page=21).
* **Subjectief recht (un droit subjectif)**: Slaat op een aanspraak die een persoon kan laten gelden, gebaseerd op een regel uit het objectieve recht [21](#page=21).
Een voorbeeld van de relatie tussen objectief en subjectief recht is het kooprecht: uit regels in het Burgerlijk Wetboek (oud BW) artikel 1603 en 1604 vloeit voort dat de koper een subjectief recht heeft op de levering van het goed, en de verkoper een juridische verplichting [22](#page=22).
> **Tip:** De meerderheidsvorm "rechten" in "master in de rechten" (LL.M.) stamt uit de historische traditie van het promoveren tot "doctor utriusque iuris" (doctor in de beide rechten), wat zowel wereldlijk privaatrecht als kerkelijk canoniek recht omvatte [21](#page=21).
### 1.2 Het objectieve recht
Het objectieve recht, ook wel positief recht (le droit positif) genoemd, is het geheel aan rechtsregels dat op een bepaald moment en op een bepaalde plaats van toepassing is. Er bestaat geen eenduidige definitie, maar de volgende elementen komen terug in definities [22](#page=22):
* Het objectieve recht richt zich op de normatieve ordening in en van de samenleving [23](#page=23).
* Het is een geheel van regels en voorschriften [23](#page=23).
* Het wordt uitgevaardigd door of krachtens het maatschappelijk gezag [23](#page=23).
* Het is afdwingbaar [23](#page=23).
* Het streeft naar een ordelijke, rechtszekere en rechtvaardige ordening van de maatschappij [23](#page=23).
> **Voorbeeld:** Henri De Page definieerde recht als "I’ensemble des régles qui, sous la garantie de la contrainte sociale, gouvernent l’activité des hommes vivant en société.". Dabin definieerde positief recht als "l’ensemble (plus ou moins cohérent, plus ou moins achevé) des régles de conduite édictées d’avance par Eautorité publique, sous la sanction d’une contrainte extérieure prévue et organisée par I’autorité elle-méme (contrainte publique) en vue de réaliser dans les rapports humains un certain ordre — disons tout de suite — T’ordre le plus favorable au bien commun." [22](#page=22).
De studie van het objectieve recht kan op twee manieren benaderd worden:
* **Regelgeoriënteerde of doctrinaire benadering (law in books)**: Focust op de rechtsregels en hun samenhang [23](#page=23).
* **Gedragsgeoriënteerde benadering (law in action)**: Vertrekt van het recht als het geheel van regelmatige gedragingen van mensen bij het aanpakken van maatschappelijke problemen [23](#page=23).
De rechtsdogmatiek bestudeert het objectieve recht wetenschappelijk, terwijl meta-juridische studie het recht als een breder maatschappelijk fenomeen onderzoekt vanuit diverse disciplines zoals sociologie, economie en psychologie [23](#page=23).
Het objectieve recht is een statisch gegeven op een bepaald ogenblik, maar is, net als de samenleving, onderhevig aan wijzigingen in tijd en ruimte. Levenslang leren is daarom essentieel voor een jurist [24](#page=24).
Men onderscheidt verder tussen **materieel recht** en **formeel recht** [24](#page=24):
* **Materieel recht**: Bepaalt de inhoud van rechtsregels, inclusief rechten en plichten, voorwaarden voor handelingen en de gevolgen daarvan [24](#page=24).
* **Formeel recht**: Bepaalt de procedures die gevolgd moeten worden om materieel recht af te dwingen en te handhaven, zoals procesrecht [24](#page=24).
### 1.3 De subjectieve rechten
#### 1.3.1 Begrip
Een subjectief recht wordt bekeken vanuit het perspectief van het **rechtssubject** (degene die een juridische aanspraak heeft). Het is een door het objectieve recht erkende of toegekende heerschappij van een individu, strekkend tot de bevrediging van menselijke behoeften. Het is een door het objectieve recht bekrachtigde bevoegdheid of aanspraak die een rechtssubject kan uitoefenen op een zaak of jegens een persoon om eigen doelstellingen te verwezenlijken. Tegenover een subjectief recht staat vaak een juridische verplichting opgelegd aan een derde, waarvan de naleving kan worden afgedwongen [24](#page=24) [25](#page=25).
> **Tip:** De meeste subjectieve rechten zijn gebaseerd op het objectieve recht. Zonder een regel uit het objectieve recht is er geen subjectief recht [25](#page=25).
Het eigendomsrecht is een voorbeeld, waarbij artikel 3.50 BW de aanspraken en bevoegdheden van de eigenaar bepaalt. Het eigendomsrecht verleent het recht om te gebruiken, ervan te genieten en erover te beschikken, behoudens wettelijke beperkingen [25](#page=25).
Naast subjectieve rechten erkent het recht ook belangen die niet noodzakelijk juridisch afdwingbaar zijn als subjectief recht, maar wel aanleiding kunnen geven tot maatregelen of schadevergoeding [25](#page=25).
#### 1.3.2 Verscheidenheid aan subjectieve rechten
Onder de noemer subjectieve rechten valt een verscheidenheid aan bevoegdheden en aanspraken die aan personen toekomen, met verschillende gradaties van heerschappij [25](#page=25).
De Amerikaanse rechtsfilosoof Wesley Hohfeld onderscheidt vier **legal conceptions** om de verscheidenheid aan heerschappij te duiden [26](#page=26):
* **Aanspraak (claim)**: Stemt het meest overeen met de verhouding dat tegenover een recht een plicht staat. De koper heeft een aanspraak op levering, en de verkoper de plicht tot leveren. Aanspraken kunnen ook betrekking hebben op goederen, zoals het eigendomsrecht dat respect door eenieder vereist [26](#page=26).
* **Vrijheid (privilege)**: Laat het rechtssubject de vrijheid om iets te doen, zonder daartoe verplicht te zijn. De eigenaar van een fiets heeft de vrijheid om ermee te fietsen of niet. Tegenover vrijheid staat geen verplichting, maar wel vaak een verplichting voor anderen om niet tussen te komen [26](#page=26).
* **Bevoegdheid (power)**: Geeft het rechtssubject de bevoegdheid om aanspraken en vrijheden in het leven te roepen, te wijzigen of te beëindigen. In de Duitse rechtstheorie wordt dit een **Gestaltungsrecht** genoemd. Iemand heeft bijvoorbeeld de macht om zijn vermogen bij testament over te laten aan een erfgenaam [27](#page=27).
* **Immuniteit (immunity)**: Beschermt tegen de macht van anderen om een aanspraak of vrijheid te wijzigen. Wie het recht heeft, zegt dat de ander geen macht heeft om diens aanspraken of vrijheden te veranderen. Fundamentele vrijheden ontnemen bijvoorbeeld aan de Staat het recht wetgeving te maken die deze vrijheden afschaft [27](#page=27).
Subjectieve rechten kunnen zowel in een private context (tussen individuen) als in de verhouding tussen burger en overheid bestaan [27](#page=27).
#### 1.3.3 De rechtsregel en het subjectieve recht
**A. Hypothetische vorm**
Subjectieve rechten worden ontleend aan rechtsregels die door het objectieve recht zijn bekrachtigd. De rechtsregel heeft vaak een hypothetische structuur: het verbindt algemeen omschreven feiten of handelingen aan algemeen omschreven rechtsgevolgen voor degenen tot wie de norm zich richt [27](#page=27).
> **Voorbeeld:** Artikel 6.5 BW over buitencontractuele aansprakelijkheid luidt: "Eenieder is aansprakelijk voor de schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt.". Als aan de voorwaarden ("fout", "schade", "causaal verband") is voldaan, volgt als rechtsgevolg een juridische aansprakelijkheid en dus een subjectief recht op schadeloosstelling voor de benadeelde partij [27](#page=27) [28](#page=28).
Het objectieve recht komt pas tot leven wanneer de titularis van een subjectief recht zijn recht opeist en/of aangesproken wordt op zijn rechtsplichten. De toepassing van een rechtsregel op concrete feiten kan leiden tot interpretatievragen, waarbij de rechter moet nagaan of de feiten aan de hypothese van de norm voldoen en welke rechtsgevolgen daaruit voortvloeien [28](#page=28).
**B. Het rechtssubject**
Een rechtsregel kan de volgende elementen bevatten: een rechts subject, een rechtsobject, een rechtsfeit en een rechtsgevolg [28](#page=28).
* **Rechtssubject (un sujet de droit)**: Is degene voor wie de rechtsnorm gevolgen teweegbrengt, of degene aan wie het objectieve recht rechten toekent en verplichtingen oplegt. Het is de drager of titularis van rechten en verplichtingen. Er zijn twee soorten [28](#page=28):
1. **De natuurlijke persoon (une personne physique)**: Elke mens is een natuurlijke persoon en dus een rechtssubject; er bestaan geen uitzonderingen. De mens is zowel **rechtsbekwaam** (geschikt om houder te zijn van subjectieve rechten) als in principe **handelingsbekwaam** (bekwaam om rechtshandelingen te stellen), tenzij de wet anders bepaalt. Dieren en planten zijn geen personen; ze kunnen wel bescherming genieten, maar worden als rechtsobjecten beschouwd [28](#page=28) [29](#page=29).
2. **De rechtspersoon (une personne morale)**: Zijn groeperingen van mensen of afgescheiden vermogens die door het recht als zelfstandige entiteiten worden behandeld, met eigen rechten en plichten [30](#page=30).
* **Publiekrechtelijke rechtspersonen**: Opgericht door de overheid voor publieke dienstverlening (bv. de Belgische Staat, gemeenschappen, gewesten, gemeenten) [30](#page=30).
* **Privaatrechtelijke rechtspersonen**: Opgericht op privaat initiatief (bv. vennootschappen, verenigingen zonder winstoogmerk, stichtingen) [30](#page=30).
> **Tip:** De burgerlijke dood, een burgerrechtelijke sanctie waarbij veroordeelden hun rechts- en handelingsbekwaamheid, vermogen en huwelijksstatus verloren, is in België afgeschaft sinds 1831 [29](#page=29).
**C. Het rechtsobject**
Het rechtsobject is het voorwerp van het subjectieve recht, het door het objectieve recht verleende voordeel dat ruim wordt begrepen. Het is het voorwerp waarover een rechtssubject zijn subjectieve rechten kan uitoefenen. Op basis van het rechtsobject kunnen subjectieve rechten worden ingedeeld in [32](#page=32):
* **Politieke subjectieve rechten**: Rechten en bevoegdheden van de burger om deel te nemen aan het bestuur van de Staat (bv. politieke vrijheden, participatierechten, sociaaleconomische rechten) [32](#page=32).
* **Burgerlijke subjectieve rechten**: Verlenen de bevoegdheid om de individuele levenssfeer te regelen. Deze worden verder onderverdeeld in [32](#page=32):
* **Extrapatrimoniale rechten** (niet in geld waardeerbaar, zoals persoonlijkheidsrechten) [32](#page=32).
* **Patrimoniale rechten** (wel in geld waardeerbaar, zoals vorderingsrechten, zakelijke rechten en intellectuele rechten) [32](#page=32).
**D. Het rechtsfeit**
Een rechtsfeit is een feit waaraan een rechtsregel rechtsgevolgen verbindt. Men onderscheidt [32](#page=32):
* **Loutere rechtsfeiten**: Feiten buiten elke specifieke handeling van een rechtssubject, waaraan juridische gevolgen zijn gekoppeld (bv. geboorte, het bereiken van een bepaalde leeftijd) [33](#page=33).
* **Feitelijke menselijke handelingen**: Handelingen gesteld zonder dat de stellar de rechtsgevolgen bewust heeft beoogd (bv. zaakwaarneming, het veroorzaken van een verkeersongeval) [33](#page=33).
* **Rechtshandelingen**: Handelingen gesteld met de wil om rechtsgevolgen te doen ontstaan, zoals een testament opstellen (eenzijdig) of een huurovereenkomst sluiten (meerzijdig) [33](#page=33).
**E. Het rechtsgevolg**
Het rechtsgevolg is het gevolg dat de rechtsregel aan het rechtsfeit verbindt. Dit kan zijn [33](#page=33):
* Het ontstaan, wijzigen of uitdoven van subjectieve rechten [33](#page=33).
* Het ontstaan, wijzigen of uitdoven van rechtsplichten [33](#page=33).
* De sanctionering van een overtreding van een rechtsplicht [33](#page=33).
* De wijziging in de rechtstoestand van een rechtssubject [33](#page=33).
---
# Het doel van recht: normatieve ordening, rechtszekerheid en rechtvaardigheid
Dit hoofdstuk onderzoekt de fundamentele doelen van het recht: het creëren van een geordende samenleving, het waarborgen van rechtszekerheid en het nastreven van rechtvaardigheid [34](#page=34).
### 2.1 De normatieve ordening in en van de samenleving als doel van het recht
#### 2.1.1 Ordening van de samenleving
Het samenleven van mensen brengt inherent een behoefte aan ordening met zich mee, gedreven door zowel overlappende als conflicterende belangen, verlangens en egoïsme in een schaarse wereld [34](#page=34).
**Twee benaderingen van recht:**
* **Gedragsgeoriënteerde benadering:** Beschouwt recht als het geheel van regelmatige gedragingen die mensen stellen om maatschappelijke problemen aan te pakken (law in action). Dit is kenmerkend voor de rechtsociologie [34](#page=34).
* **Regelgeoriënteerde benadering:** Ziet recht als een geheel van regels, uitgevaardigd en gehandhaafd door maatschappelijk gezag. Deze regels hebben een normatief karakter en schrijven voor hoe mensen zich *moeten* gedragen (law in books). Deze benadering wordt in dit boek gehanteerd [34](#page=34) [35](#page=35).
**Noodzaak van ordening:** Zonder rechtsregels dreigt het recht van de sterkste, waarbij de vrijheid en belangen van zwakkeren in het gedrang komen. Een geinstitutionaliseerd rechtssysteem, afgedwongen door de staat, voorkomt deze chaos. Het adagium "Ubi societas, ibi ius" (waar een samenleving is, is recht) onderstreept dit principe [35](#page=35).
**Sociale contracttheorieën:** Deze theorieën verklaren de legitimiteit van staatsgezag op basis van een metaforisch sociaal contract, waarbij individuen hun natuurlijke rechten (deels) overdragen aan de staat voor ordening en bescherming.
* **Thomas Hobbes (homo homini lupus):** In de natuurtoestand is de mens een wolf voor zijn medemens, gedreven door eigenbelang en zelfbehoud, wat leidt tot een "oorlog van allen tegen allen". Hobbes formuleerde natuurwetten als algemene regels die de rede kan waarnemen en die het leven niet schaden. Om naleving te garanderen, is een soeverein met absolute macht nodig, die positieve wetten uitvaardigt en handhaaft [36](#page=36).
* **John Locke:** Locke zag het sociaal contract als een overeenkomst tussen vrije individuen met natuurlijke rechten (leven, gezondheid, vrijheid, bezit). De staat treedt op om conflicten te beslechten. Locke pleitte voor een scheiding der machten (wetgevend en uitvoerend) met een ondergeschikte uitvoerende macht. De macht van de staat is niet absoluut en steunt op instemming van de meerderheid. Burgers behouden hun soevereiniteit en hebben recht op verzet bij schending van hun rechten. Zijn ideeën beïnvloedden de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring en Bill of Rights [37](#page=37).
* **Jean-Jacques Rousseau (la volonté générale):** Rousseau benadrukte de collectieve benadering. Individuen ruilen hun individuele wil in voor de algemene wil (la volonté générale), die het belang van het geheel vertegenwoordigt. Dit garandeert burgerlijke vrijheid, die moreel hoger staat dan het volgen van de eigen wil [38](#page=38).
**Recht is normatief:** Het recht, uitgevaardigd door het maatschappelijk gezag, geeft richting aan het leven en samenleven door normen op te leggen aan zowel private personen als publieke instellingen. Er bestaat geen universeel geldend positief rechtssysteem; het recht evolueert in tijd en ruimte. Om zijn ordenende functie te vervullen, moet het recht voldoen aan de verwachtingen van rechtszekerheid en rechtvaardigheid [38](#page=38).
#### 2.1.2 Recht en rechtszekerheid
##### A. De voorwaarden voor rechtszekerheid
Rechtszekerheid (la sécurité juridique) is cruciaal voor een werkende ordening. Het stelt rechtsonderhorigen in staat de gevolgen van hun handelen in te schatten en hun gedrag daarop af te stemmen. Dit vereist dat normen begrepen kunnen worden, op iedereen van toepassing zijn en effectief worden toegepast. Rechtszekerheid is een formeel wezenskenmerk van het recht en veronderstelt de volgende voorwaarden [39](#page=39):
1. **Algemeenheid:** Het recht moet algemeen toepasbaar zijn; iedereen is gelijk voor de wet. Situaties binnen het toepassingsgebied van een regel moeten door die regel worden beheerst, tenzij het recht zelf uitzonderingen voorziet [39](#page=39).
2. **Voorspelbaarheid:** Rechtsonderhorigen moeten de rechtsgevolgen van hun handelen kunnen kennen. Dit vereist dat het recht kenbaar en toegankelijk is. De overheid moet zich aan het recht houden en de rechter moet geschillen effectief op grond van het recht beslechten [39](#page=39) [40](#page=40).
3. **Duidelijkheid en consistentie:** Duidelijke regels maken afstemming van gedrag mogelijk en maken rechten en plichten kenbaar. Regels mogen niet tegenstrijdig zijn en het rechtssysteem moet consistent zijn [40](#page=40).
4. **Bestendigheid (Vastheid):** Het recht mag niet voortdurend wijzigen. Wie een handeling stelt in overeenstemming met een op dat moment geldende regel, mag erop vertrouwen dat deze regel, ook bij latere wetswijziging, in de oorspronkelijke versie wordt toegepast bij betwisting [40](#page=40).
##### B. Rechtszekerheid, formele rechtsstaat en wetspositivisme
* **Formeel wezenskenmerk:** Rechtszekerheid richt zich enkel op formele aspecten van het recht (algemeenheid, voorspelbaarheid, duidelijkheid, bestendigheid) en zegt niets over de materiële of inhoudelijke aspecten [40](#page=40).
* **De rechtsstaat in formele zin (rule of law, Etat légal):** Dit concept houdt in dat staatsorganen enkel macht uitoefenen op basis van overeengekomen regels en gebonden zijn door het recht. De formele rechtsstaat omvat [40](#page=40):
1. Iedereen (ook de overheid) is onderworpen aan de wet (legaliteitsvereiste) [41](#page=41).
2. Scheiding van de wetgevende en rechtsprekende functie [41](#page=41).
3. Niemand staat boven de wet [41](#page=41).
Dit leidde in de 19e eeuw tot het onderscheid met de absolutistische staat [41](#page=41).
* **Wetspositivisme:** Deze rechtsfilosofische stroming beperkt zich tot de beschrijving van feitelijke wetmatigheden en ziet de wet, aangenomen door de wetgever, als de voornaamste bron van recht [41](#page=41).
* **Uitgangspunten:**
* De wil van de wetgever is de enige bron van recht [41](#page=41).
* Enkel door de Staat uitgevaardigde regels zijn rechtsregels (wetgeving in materiële zin). Er is geen recht buiten de Staat [41](#page=41).
* Rechtsbeoefening is een waardenvrije, objectieve analyse van de wil van de wetgever [41](#page=41).
* Er is geen noodzakelijke band tussen recht (feitelijk) en moraal (wat zou moeten zijn) [42](#page=42).
**Falend wetspositivisme: de Neurenberger wetten:** De Neurenberger wetten uit Nazi-Duitsland, hoewel louter formeel aan de voorwaarden van rechtszekerheid voldoend (aangenomen door parlement, duidelijk, voorspelbaar), illustreren dat dit niet volstaat voor "recht" in een moderne democratische samenleving. Deze wetten ontnamen Joden op wettelijke wijze hun rechten, wat uiteindelijk leidde tot hun vervolging en dood. Na de Duitse capitulatie behoorden deze wetten tot de eersten die werden opgeheven [44](#page=44) [45](#page=45).
##### C. De materiële rechtsstaat
* **Inhoud telt:** Het voorbeeld van de Neurenberger wetten toont aan dat louter formele criteria onvoldoende zijn; de inhoud van het recht is ook van belang voor zijn ordenende functie, zeker in het licht van rechtvaardigheid [45](#page=45).
* **Formele versus materiële democratie:**
* **Formele democratie:** Nadruk op procedures en processen van democratische besluitvorming (verkiezingen, meerderheidsregel), ongeacht de inhoudelijke uitkomst [45](#page=45).
* **Materiële democratie:** Vereist dat democratische besluitvorming rekening houdt met fundamentele waarden zoals gelijkheid, vrijheid en menselijke waardigheid, ook van minderheden. Het Duitse naoorlogse Grondwet van 1949 illustreert dit principe, met bepalingen die antidemocratische partijen verbieden [46](#page=46).
* **De materiële rechtsstaat (rule of law in ruime zin, Etat de droit):** Naast de formele eisen (iedereen gebonden aan de wet, scheiding der machten), legt de materiële rechtsstaat bevoegdheidsbeperkingen op aan staatsmachten en beschermt zij mensenrechten. De rechtsstaat moet inhoudelijk de eerbied voor menselijke waardigheid en individuele vrijheid verzekeren. Dit duidt op het wezenskenmerk van rechtvaardigheid [46](#page=46) [47](#page=47).
#### 2.1.3 Recht en rechtvaardigheid
##### A. Rechtvaardigheid
Om als recht ordenend te werken, moet het naast rechtszekerheid ook streven naar rechtvaardigheid (la justice). Het Romeinse begrip 'ius' omvat zowel bevel als rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid is belangrijk voor de aanvaardbaarheid en naleving van recht. Wanneer groepen het bestaande recht niet als rechtvaardig ervaren, bestaat het risico dat zij de autoriteit van de staat niet langer aanvaarden. Recht is de kunst van het goede en het billijke (ius est ars aequi et boni). Alleen wat rechtvaardig is, kan recht zijn (ius id quod iustum est) [47](#page=47).
* **Algemene gerechtigheid:** In de ruimste zin synoniem met moraliteit; rechtvaardig handelen stemt overeen met wat moreel goed is. Deze opvatting is echter subjectief [48](#page=48).
* **Rechtmatigheid (Hans Kelsen):** Een enger begrip van rechtvaardigheid als sociale vrede. Rechtmatigheid bestaat wanneer een rechtsregel in alle toepasselijke gevallen effectief wordt toegepast, ongeacht de inhoudelijke morele waarde. Zowel democratische, communistische als autocratische ordes kunnen rechtmatig zijn als de regels consequent worden toegepast [48](#page=48).
* **Formele rechtvaardigheid en verdeling (Aristoteles):** Rechtvaardigheid kan betrekking hebben op de verdeling van schaarse goederen (rechten en plichten) [48](#page=48).
* **Verdelende rechtvaardigheid (distributieve rechtvaardigheid):** Ieder krijgt het zijne (cuique suum tribuere). Criteria hiervoor kunnen zijn: gelijkheid, behoefte, verdienste, billijkheid, of marktwaarde [48](#page=48) [49](#page=49).
* **Ruilrechtvaardigheid (commutatieve rechtvaardigheid):** Belangrijk bij vrijwillige ruilverhoudingen; er moet evenredigheid zijn in de ruil [49](#page=49).
* **Vereffenende rechtvaardigheid (retributieve rechtvaardigheid):** Herstelt onevenwicht na onvrijwillige verstooringen (schade, diefstal). Komt aan bod in aansprakelijkheids- en strafrecht [49](#page=49).
* **Materiële rechtvaardigheid:** In een rechtssysteem met fundamentele waarden, krijgt rechtvaardigheid een materiële invulling. In een liberale samenleving beschermt het recht de individuele vrijheid, waarbij een evenwicht wordt gezocht tussen vrijheid en de inherente beperkingen daarvan ten bate van gelijkheid [49](#page=49).
##### B. Regelgeoriënteerde rechtvaardigheids- en grondslagentheorieën
Regelgeoriënteerde theorieën vertrekken van de vraag waarom een regel rechtvaardig is en moet worden nageleefd, en geven een verantwoording voor de machtsuitoefening door rechtsscheppers [50](#page=50).
* **Formele regelgeoriënteerde theorieën:** Hanteren de herkomst of bron van de regels als formeel criterium voor rechtvaardigheid. Dit kan een gepersonaliseerd criterium zijn (godheid, vorst) of een procedureel criterium (democratische wilsuiting, wetgevend proces). Deze theorieën bieden herkenbaarheid, maar missen criteria voor de inhoudelijke rechtvaardigheid van de regel [50](#page=50).
---
# De verschillende rechtsbronnen
De diverse bronnen van het objectieve recht worden onderzocht, met specifieke aandacht voor de wet, rechtspraak, rechtsleer, gewoonte, algemene rechtsbeginselen en billijkheid .
### 3.1 Het begrip rechtsbron
#### 3.1.1 Materiële en formele bronnen
Het objectieve recht, gedefinieerd als het geheel van rechtsregels dat op een bepaald moment en plaats van toepassing is kent zowel materiële als formele bronnen [22](#page=22).
* **Materiële bronnen** betreffen de factoren die bijdragen aan de totstandkoming van rechtsregels. Deze kunnen politiek, feitelijk, ideologisch, rechtsfilosofisch, rechtstheoretisch of juridisch van aard zijn. Ze geven inzicht in de oorzaken en invloeden achter het recht .
* **Formele bronnen** zijn de juridische bronnen die direct voortvloeien uit de rechtsorde en waaruit de rechtsregels voortkomen. Deze bronnen zijn bepalend voor de geldigheid van het recht. Formele bronnen kunnen verder worden onderscheiden in zelfstandige en niet-zelfstandige bronnen, en in bindende en gezaghebbende bronnen .
### 3.2 De wet als bron van recht
De wet is een fundamentele rechtsbron, die zowel in formele als materiële zin kan worden beschouwd .
#### 3.2.1 Beginselen van behoorlijke wetgeving
De totstandkoming van wetgeving dient te voldoen aan verschillende beginselen om rechtszekerheid te garanderen. Deze omvatten het democratiebeginsel, het beginsel van de rechtsstaat, het subsidiariteitsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel (zowel gelijkheid voor als door de wet), en de beginselen van rechtszekerheid, zoals toegankelijkheid, duidelijkheid, bestendigheid en niet-terugwerkende kracht van de wet - .
#### 3.2.2 Plaats van de wet in de rechtsorde
De wet kan op verschillende niveaus als rechtsbron optreden:
* **Federaal niveau:** Hieronder vallen de Grondwet, de wet in formele zin (door de wetgevende macht aangenomen) en in bredere zin ook koninklijke besluiten en ministeriële besluiten - .
* **Deelstatelijk niveau:** Dit omvat decreten (en bijzondere decreten), ordonnantiën en besluiten op regeringsniveau .
* **Provinciaal en gemeentelijk niveau:** Verordeningen en besluiten op deze lagere overheden spelen hier een rol .
* **Bestuurlijk niveau:** Bestuursovereenkomsten, zoals collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO's) en milieubeleidsovereenkomsten, worden eveneens als rechtsbronnen beschouwd .
* **Internationaal niveau:** Dit omvat internationaal recht, internationale verdragen, het recht van de Benelux, het recht van de Europese Unie (primair en secundair, zoals verordeningen, richtlijnen en besluiten) en het recht van de Raad van Europa en de Verenigde Naties - .
#### 3.2.3 Verhouding tussen wetten en wetsconflicten
Wetsconflicten worden opgelost aan de hand van diverse conflictregels:
* **Superioriteitsregel:** Een hogere regel gaat voor op een lagere regel. Dit principe kent verschillende toepassingen door rechters .
* **Hiërarchisch conflict tussen regels met ongelijke rechtskracht:** Hierbij wordt de verhouding tussen wetten, decreten, ordonnantiën, internationaal recht en het recht van de Europese Unie beschouwd -. Belangrijk hierbij zijn de principes van rechtstreekse werking en de voorrang van het Unierecht op nationaal recht .
* **Conflicten tussen regels met gelijke rechtskracht:** Dit kan gebeuren tussen regels van verschillende wetgevers (geen directe conflictregel, maar wel de mogelijkheid van rechtsmiddelen) of van dezelfde wetgever. Bij regels van dezelfde wetgever gelden de posterioriteitsregel (latere wet wijzigt eerdere) en de specialiteitsregel (specifieke regel gaat voor op algemene) - .
### 3.3 Rechtspraak als bron van recht
Rechtspraak kan zowel als rechtstoepassing als rechtsvorming worden beschouwd .
#### 3.3.1 Aard van rechtspraak als rechtsbron
Hoewel rechtspraak in België geen algemeen bindende rechtsbron is zoals de wet, fungeert zij wel als een gezaghebbende bron. Een vaste rechtspraak, met name die van het Hof van Cassatie, kan een belangrijke invloed hebben. Soms kan rechtspraak echter ook een bindende werking hebben, bijvoorbeeld door de interpretatie die rechters geven aan open normen of lacunes in de wet .
#### 3.3.2 Nationale en internationale rechtscolleges
Rechtspraak wordt geveld door diverse rechtscolleges, zowel nationaal (gewone rechtbanken, administratieve rechtscolleges, de Raad van State) als internationaal (Benelux-Gerechtshof, gerechtshoven van de Europese Unie, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Internationaal Gerechtshof) - .
### 3.4 Rechtsleer als bron van recht
De rechtsleer, bestaande uit geschriften van juridische experts, wordt beschouwd als een gezaghebbende rechtsbron. Hoewel de rechtsleer geen bindende kracht heeft, kan zij wel de rechter en wetgever beïnvloeden en leiden tot interpretatie en ontwikkeling van het recht .
### 3.5 De gewoonte als bron van recht
Gewoonte kan een bron van recht zijn, onderverdeeld in:
* **Gewoonte volgens de wet (secundum legem):** De wet erkent expliciet de gewoonte als rechtsbron .
* **Gewoonte naast de wet (praeter legem):** De gewoonte vult lacunes in de wet aan .
* **Gewoonte tegen de wet (contra legem):** In beginsel is dit niet toegestaan, maar kan het wel voorkomen in de praktijk .
Voor het bestaan van gewoonterecht zijn twee elementen vereist: een objectief element (een herhaaldelijk voorkomend gedrag, "usus") en een subjectief element (de overtuiging dat dit gedrag juridisch verplichtend is, "opinio juris") .
### 3.6 De algemene rechtsbeginselen
Algemene rechtsbeginselen zijn fundamentele normen en waarden die, hoewel niet altijd expliciet in de wet vastgelegd, wel deel uitmaken van de rechtsorde .
* **Algemene beginselen in de wet:** Deze zijn expliciet in de wet opgenomen .
* **Algemene rechtsbeginselen volgens de wet (secundum legem):** Deze worden door de wet erkend en toegepast .
* **Algemene rechtsbeginselen naast de wet (praeter legem):** Deze vullen de wet aan waar deze zwijgt .
* **Algemene rechtsbeginselen tegen de wet (contra legem):** Deze hebben in principe geen gelding, maar kunnen in uitzonderlijke gevallen worden toegepast indien ze een fundamenteel principe van rechtvaardigheid vertegenwoordigen dat hoger staat dan de wet .
Deze beginselen, zoals proportionaliteit, gelijkheid en rechtszekerheid, zijn essentieel voor de materiële rechtsstaat .
### 3.7 De billijkheid als bron van recht
Billijkheid verwijst naar de beginselen van rechtvaardigheid en redelijkheid die worden toegepast om tot een rechtvaardige oplossing te komen, met name waar de letter van de wet tot een onbillijk resultaat zou leiden .
* **Billijkheid in de wet:** De wet zelf kan billijkheidselementen bevatten .
* **Billijkheid volgens de wet (secundum legem):** De wet erkent de toepassing van billijkheid .
* **Billijkheid naast de wet (praeter legem):** Billijkheid kan worden ingeroepen om lacunes in de wet op te vullen en tot een rechtvaardiger uitkomst te komen .
* **Billijkheid tegen de wet (contra legem):** In uitzonderlijke gevallen kan billijkheid ertoe leiden dat een strikte toepassing van de wet wordt gecorrigeerd .
Billijkheid is nauw verbonden met de rechtvaardigheid en dient om een rechtvaardige ordening van de samenleving te bewerkstelligen .
---
# Elementen van publiekrecht: staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht, fiscaal recht en internationaal publiekrecht
Dit deel duikt in de verschillende facetten van het publiekrecht, met een focus op de structuur van de staat, de werking van het bestuur, strafrechtelijke beginselen en de internationale rechtsorde.
## 4. Elementen van publiekrecht: staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht, fiscaal recht en internationaal publiekrecht
Publiekrecht omvat de rechtsregels die de organisatie van de staat en de verhouding tussen de overheid en de burgers regelen. Het doel is een efficiënte, rechtszekere en rechtvaardige ordening van de samenleving [10](#page=10) [23](#page=23) [5](#page=5).
### 4.1 Staatsrecht
Het staatsrecht regelt de inrichting en de werking van de staat [10](#page=10).
#### 4.1.1 Algemene kenmerken van de Belgische staatsstructuur
België wordt gekenmerkt door:
* **Nationale soevereiniteit:** De staat is zelfbesturend en oefent gezag uit binnen zijn grenzen .
* **Rechtsstaat:** De overheid is gebonden aan het recht en mag haar macht enkel uitoefenen op basis van regels, zonder willekeur. Dit omvat zowel een formele (legaliteitsbeginsel, scheiding der machten) als een materiële benadering (eerbiediging van mensenrechten en menselijke waardigheid) [40](#page=40) [46](#page=46).
* **Scheiding der machten:** De staatsmacht is verdeeld over de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, ter voorkoming van machtsmisbruik [13](#page=13) .
* **Representatieve en parlementaire democratie:** Burgers oefenen hun politieke rechten uit via verkozen vertegenwoordigers in het parlement .
* **Erfelijke constitutionele monarchie:** Het staatshoofd is een monarch wiens macht beperkt wordt door de grondwet .
* **Federale staat:** België is een federale staat, ontstaan uit een evolutie van een unitaire staat door opeenvolgende staatshervormingen [15](#page=15) .
#### 4.1.2 België: van unitaire staat naar federale staat
De transformatie naar een federale staat is een geleidelijk proces geweest, met verschillende staatshervormingen die bevoegdheden hebben overgedragen aan gemeenschappen en gewesten. Dit heeft geleid tot een duaal federalisme, waarbij de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten eigen bevoegdheden hebben .
* **De federale Staat:** Omvat de federale wetgevende macht (Kamer van Volksvertegenwoordigers en Senaat), de federale uitvoerende macht (Koning en federale regering) en de federale rechterlijke macht .
* **De gemeenschappen:** Hebben bevoegdheden inzake persoonsgebonden aangelegenheden (cultuur, onderwijs, welzijn) .
* **De gewesten:** Hebben bevoegdheden inzake territoriale aangelegenheden (ruimtelijke ordening, leefmilieu, economie) .
#### 4.1.3 De federale Staat in detail
* **Het federale parlement:** Bestaat uit de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. De wetgevende macht omvat diverse procedures, waaronder de monocamerale en bicamerale wetgevingsprocedure .
* **De koning en de federale regering:** De koning is staatshoofd, de regering voert de wetten uit en neemt reglementaire besluiten .
* **De rechtsprekende functie:** Wordt uitgeoefend door de rechterlijke macht, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof. De rechterlijke macht is hiërarchisch gestructureerd, met onder andere vredegerechten, rechtbanken van eerste aanleg, hoven van beroep en het Hof van Cassatie .
#### 4.1.4 De gemeenschappen en gewesten
De Vlaamse Gemeenschap heeft een eigen wetgevende macht (Vlaams Parlement) en uitvoerende macht (Vlaamse Regering). Vergelijkbare structuren bestaan voor de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Waals-Brusselse instellingen [16](#page=16) .
#### 4.1.5 De inwoners
De staat heeft betrekking op zijn inwoners, waaronder Belgen en niet-Belgen. De rechten en vrijheden van deze personen worden beschermd door de wet [17](#page=17).
#### 4.1.6 De rechten en vrijheden
De Belgische grondwet garandeert een reeks fundamentele rechten en vrijheden, waaronder het gelijkheidsbeginsel, persoonlijkheidsrechten, vrijheidsrechten, gezinsrechten, vermogensrechten, sociale rechten en politieke rechten. De behoorlijke rechtsbedeling, met waarborgen zoals onafhankelijkheid, onpartijdigheid en openbaarheid van de rechtspleging, is hierbij cruciaal .
### 4.2 Bestuursrecht
Het bestuursrecht regelt de werking van het openbaar bestuur en de bestuursmiddelen. Het omvat de principes van behoorlijk bestuur, zoals het legaliteitsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en de beginselen van behoorlijk bestuur. Burgers kunnen zich wenden tot politieke, bestuurlijke of rechterlijke controle om zich te beschermen tegen de overheid [10](#page=10) [18](#page=18) .
#### 4.2.1 De openbare dienst en bestuursmiddelen
De openbare dienst is de kern van het bestuursrecht. Bestuursmiddelen zijn de instrumenten die de overheid gebruikt om haar taken uit te voeren .
#### 4.2.2 Rechtsbescherming tegen de overheid
* **Politieke en bestuurlijke controle:** Controle door politieke organen of interne bestuurlijke beroepen .
* **Rechterlijke controle:** Controle door de rechterlijke macht en de specifieke bestuursrechtelijke rechtscolleges, zoals de Raad van State .
#### 4.2.3 Beginselen van bestuursrecht
* **Legaliteitsbeginsel:** De overheid moet handelen op basis van de wet .
* **Rechtszekerheidsbeginsel:** Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat het bestuur zich aan de regels houdt .
* **Beginselen van behoorlijk bestuur:** Omvatten beginselen zoals zorgvuldigheid, onpartijdigheid en de plicht om te luisteren naar belanghebbenden .
* **Wetten van de openbare dienst:** Specifieke regels die de werking van de overheid regelen .
### 4.3 Strafrecht en strafprocesrecht
Het strafrecht regelt welke gedragingen strafbaar zijn en welke straffen eraan verbonden zijn. Het strafprocesrecht regelt de procedure om strafrechtelijke inbreuken op te sporen, te vervolgen en te berechten [10](#page=10) [18](#page=18).
#### 4.3.1 Strafrecht
* **Strafen:** De mogelijke sancties die een rechter kan opleggen (bv. gevangenisstraf, boete) .
* **Beginselen:**
* **Legaliteitsbeginsel:** Geen straf zonder wet .
* **Territorialiteitsbeginsel:** Het strafrecht van een staat is van toepassing op feiten die op zijn grondgebied zijn gepleegd .
* **Schuldbeginsel:** Straf is enkel mogelijk indien er schuld is aan het misdrijf .
#### 4.3.2 Strafprocesrecht
* **Waarborgen:** Bescherming van de rechten van verdachten en beklaagden .
* **Strafvordering:** De procedure die leidt tot de berechting van een verdachte, met de rol van het openbaar ministerie en het slachtoffer .
* **Vooronderzoek, terechtzitting en beginselen:** De verschillende fasen van de strafrechtspleging .
### 4.4 Fiscaal recht
Het fiscaal recht regelt de heffing van belastingen door de overheid. Het omvat de regels omtrent belastbare feiten, tarieven, procedures en de rechten en plichten van belastingplichtigen [10](#page=10) [18](#page=18).
### 4.5 Internationaal publiekrecht
Internationaal publiekrecht regelt de betrekkingen tussen staten en de organisatie van de internationale gemeenschap [10](#page=10) [18](#page=18).
#### 4.5.1 Beginselen van internationaal publiekrecht
* **Staatssoevereiniteit:** Elke staat is soeverein en gelijk aan andere staten [18](#page=18) .
* **Supranationaliteit:** Staten dragen bepaalde bevoegdheden over aan internationale organisaties, zoals de Europese Unie [18](#page=18) .
* ***Ius cogens*:** Dwingende normen van internationaal recht die niet kunnen worden afgeweken [18](#page=18).
* **Internationaal gewoonterecht:** Regels die ontstaan uit de algemene praktijk van staten, met de overtuiging dat deze verplichtend is [18](#page=18).
#### 4.5.2 Internationale organisaties
* **De Verenigde Naties (VN):** Een intergouvernementele organisatie die is opgericht om internationale vrede en veiligheid te handhaven en samenwerking tussen staten te bevorderen [18](#page=18) .
* **De Europese Unie (EU):** Een supranationale organisatie die economische en politieke integratie tussen Europese staten nastreeft. De EU kent eigen instellingen (Europees Parlement, Europese Raad, Raad van de EU, Commissie, Hof van Justitie) en een eigen rechtsorde (primair en secundair Unierecht) [18](#page=18) .
* **De Raad van Europa:** Een internationale organisatie die zich richt op de bescherming van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is een belangrijk orgaan binnen de Raad van Europa [18](#page=18) .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Objectief recht | Het geheel van rechtsregels dat op een bepaald moment en op een bepaalde plaats van toepassing is. Dit wordt ook wel het positieve recht genoemd. |
| Subjectief recht | Een door het objectieve recht aan een individu toegekende aanspraak of bevoegdheid die strekt tot de bevrediging van menselijke behoeften. |
| Rechtsregel | Een voorschrift dat door of krachtens het maatschappelijk gezag wordt uitgevaardigd en gehandhaafd, en dat bepaalt hoe mensen zich in de samenleving moeten gedragen. |
| Rechtszekerheid | Het beginsel dat het recht geordend, voorspelbaar, duidelijk, consistent en bestendig moet zijn, zodat rechtsonderhorigen de gevolgen van hun handelen kunnen inschatten en erop kunnen vertrouwen dat het recht op iedereen gelijk van toepassing is. |
| Rechtsstaat | Een staatsbegrip waarbij de uitoefening van staatsmacht gebonden is aan overeengekomen regels en niet op willekeurige basis berust. In formele zin betekent dit dat iedereen, ook de overheid, aan de wet onderworpen is en dat er een scheiding is tussen de wetgevende en rechtsprekende functies. In materiële zin omvat dit ook de bescherming van mensenrechten en bevoegdheidsbeperkingen aan staatsmachten. |
| Wetspositivisme | Een rechtsfilosofische stroming die de aandacht exclusief richt op de wet als de enige bron van recht, aangenomen door de wetgever volgens de geijkte procedures. Het recht wordt gezien als een gesloten systeem van wetgeving, los van morele of ethische overwegingen. |
| Materiële rechtsstaat | Een ruimere opvatting van de rechtsstaat die naast formele criteria ook inhoudelijke vereisten stelt, zoals de eerbiediging van menselijke waardigheid, individuele vrijheid en fundamentele rechten, en een rechtvaardige ordening van de samenleving nastreeft. |
| Rechtvaardigheid | Een fundamenteel beginsel voor een effectieve ordening van de samenleving, dat kan worden opgevat als algemene gerechtigheid (moraliteit), rechtmatigheid (gelijke toepassing van regels) of als een verdelingsproblematiek van schaarse goederen, waarbij gelijkheid, behoefte, verdienste of billijkheid een rol kunnen spelen. |
| Rechtsbron | Een bron waaruit het recht voortvloeit, zoals de wet, rechtspraak, rechtsleer, gewoonte, algemene rechtsbeginselen en billijkheid. |
| Formele bronnen van het recht | Categorieën van rechtsnormen die door specifieke wetgevende of rechterlijke organen worden vastgesteld, zoals de wet in formele zin, koninklijke besluiten en rechterlijke uitspraken. |
| Materiële bronnen van het recht | De oorzaken of factoren die leiden tot de totstandkoming van rechtsregels, zoals politieke, feitelijke, ideologische, rechtsfilosofische en juridische inspiratiebronnen. |
| De wet | Een door de wetgevende macht uitgevaardigde rechtsregel die algemene draagwijdte heeft en een verbindend karakter bezit, bedoeld om de samenleving te ordenen en te reguleren. |
| Rechtspraak | Het geheel van rechterlijke uitspraken in concrete gevallen. Het kan zowel rechtstoepassing als rechtsvorming inhouden, waarbij rechters de bestaande regels interpreteren en toepassen. |
| Rechtsleer | Het geheel van juridische geschriften, doctrines en commentaren van rechtsgeleerden die het recht interpreteren en analyseren, en die als inspiratiebron voor het recht kunnen dienen. |
| Gewoonte | Een langdurig en herhaaldelijk toegepaste gedragsregel die door de gemeenschap als bindend wordt ervaren en die als rechtsbron kan fungeren, mits aan bepaalde wettelijke vereisten is voldaan. |
| Algemene rechtsbeginselen | Fundamentele beginselen die ten grondslag liggen aan het rechtssysteem, zoals gelijkheid, proportionaliteit en rechtszekerheid, die zowel expliciet in de wet kunnen voorkomen als impliciet uit de algemene rechtspraktijk kunnen worden afgeleid. |
| Billijkheid | Een correctie op de strikte toepassing van de wet, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van een geval om tot een rechtvaardige oplossing te komen. |
| Staatsrecht | Het rechtsgebied dat zich bezighoudt met de organisatie van de staat, de grondbeginselen van het overheidsgezag, de verhoudingen tussen de verschillende staatsmachten en de rechten en plichten van de burgers. |
| Bestuursrecht | Het rechtsgebied dat de organisatie, bevoegdheden en werking van het openbaar bestuur reguleert, inclusief de rechtsbescherming tegen beslissingen van de overheid. |
| Strafrecht | Het rechtsgebied dat bepaalt welke gedragingen strafbaar zijn en welke straffen daarop van toepassing zijn, met als doel de samenleving te beschermen tegen criminaliteit. |
| Strafprocesrecht | Het rechtsgebied dat de procedure regelt bij de opsporing, vervolging, berechting en executie van strafbare feiten, met waarborgen voor de verdachte en het slachtoffer. |
| Fiscaal recht | Het rechtsgebied dat de heffing en inning van belastingen regelt, inclusief de rechten en plichten van belastingplichtigen en de overheid. |
| Internationaal publiekrecht | Het rechtsgebied dat de betrekkingen tussen staten en internationale organisaties regelt, evenals de rechten en plichten van staten in de internationale gemeenschap. |
| Publiekrecht | Het rechtsgebied dat de verhouding regelt tussen de overheid en de burgers, en de organisatie van de staat en zijn instellingen. |
| Privaatrecht | Het rechtsgebied dat de verhoudingen tussen burgers onderling regelt, zoals contracten, eigendom en familierecht. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan een rechtsregel rechtsgevolgen verbindt, zoals geboorte, overlijden of een onrechtmatige daad. |
| Rechtsgevolg | Het gevolg dat een rechtsregel aan een rechtsfeit verbindt, zoals het ontstaan, wijzigen of tenietgaan van rechten en plichten. |
| Rechtssubject | Een persoon of entiteit die drager kan zijn van rechten en plichten, zoals een natuurlijke persoon of een rechtspersoon. |
| Rechtsobject | Het voorwerp van een subjectief recht, hetgeen waarover een rechtssubject zijn rechten kan uitoefenen, zoals een goed of een gedraging. |
| Natuurlijke persoon | Een mens van geboorte tot overlijden, die in principe zowel rechtsbekwaam als handelingsbekwaam is. |
| Rechtspersoon | Een door de wet erkende groepering van mensen of een afgezonderd vermogen die als zelfstandige eenheid in het recht wordt behandeld en subject kan zijn van rechten en plichten. |
| Burgerlijk Wetboek (BW) | Een wetboek dat de belangrijkste regels van het privaatrecht bevat, zoals eigendom, verbintenissen, huwelijk en erfopvolging. |
| Grondwet (Gw.) | De hoogste wet van een land, die de fundamentele rechten en vrijheden van burgers garandeert en de basisstructuur van de staat bepaalt. |
| Verdrag | Een internationale overeenkomst tussen twee of meer staten, die juridisch bindend is voor de betrokken partijen en deel kan uitmaken van het nationale recht. |
| EU-recht | Het recht van de Europese Unie, dat bestaat uit primair recht (verdragen) en secundair recht (verordeningen, richtlijnen, besluiten) en rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten. |
| EVRM | Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, een internationaal verdrag dat de fundamentele rechten en vrijheden van de mens beschermt en wordt bewaakt door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. |
| Hof van Cassatie | Het hoogste rechtscollege in België dat oordeelt over de correcte toepassing van het recht door lagere rechtbanken, zonder de feiten te herbeoordelen. |
| Raad van State | Een administratief rechtscollege dat oordeelt over geschillen tussen burgers en de overheid, en tevens advies geeft over wetgevingsprojecten. |
| Gelijkheidsbeginsel | Het beginsel dat allen gelijk zijn voor de wet en dat discriminatie op basis van ras, geslacht, religie, etc. verboden is. |
| Legaliteitsbeginsel | Het beginsel dat overheidsoptreden gebaseerd moet zijn op de wet en dat de overheid de wet niet mag overtreden. |
| Openbare orde | Regels die essentieel zijn voor het functioneren van de samenleving en die niet door private partijen opzijgezet mogen worden, zoals regels met betrekking tot de bescherming van de zwakkeren of de fundamentele beginselen van het recht. |
| Dwingend recht | Rechtsregels waarvan partijen niet mogen afwijken, omdat ze de openbare orde of de bescherming van zwakkere partijen dienen. |
| Suppletief recht | Rechtsregels die van toepassing zijn indien partijen niets anders hebben afgesproken; zij vullen aan wat partijen niet expliciet hebben geregeld. |
| Rechtsvinding | Het proces waarbij de rechter in een concreet geval het toepasselijke recht vaststelt en interpreteert om tot een oplossing te komen. |
| Rechtsdogmatiek | De wetenschappelijke studie van het recht die zich richt op de analyse en systematisering van rechtsregels en juridische concepten. |
| Rechtssociologie | De wetenschap die het recht bestudeert als een sociaal verschijnsel, met aandacht voor de interactie tussen recht en samenleving, en de maatschappelijke effecten van het recht. |
| Normatieve ordening | Het systeem van regels en voorschriften dat de samenleving ordent en de gedragingen van individuen en instellingen stuurt. |
| Sociale contracttheorieën | Filosofische theorieën die de oorsprong van het staatsgezag en de relatie tussen staat en individu verklaren als een metaforisch sociaal contract. |
| Homo homini lupus | Latijnse uitdrukking die aangeeft dat de mens een wolf is voor zijn medemens, verwijzend naar het egoïstische en conflictueuze karakter van de mens in afwezigheid van een geordende samenleving. |
| La volonté générale | Franse term voor de algemene wil, een concept van Rousseau dat het collectieve belang en de algemene volkswil vertegenwoordigt, waaraan individuen zich dienen te conformeren. |
| Rassenwetten van Neurenberg | Wetten aangenomen in Nazi-Duitsland in 1935 die Joden discrimineerden en hun burgerrechten ontnamen, illustratief voor de gevaren van louter formeel recht. |
| Materiële democratie | Een opvatting van democratie die naast procedurele aspecten ook de bescherming van fundamentele waarden, gelijkheid, vrijheid en menselijke waardigheid vereist in de uitkomst van besluitvorming. |
| Formele democratie | Een opvatting van democratie die de nadruk legt op de procedures en processen van besluitvorming, zoals verkiezingen en meerderheidsregels, zonder inhoudelijke eisen te stellen aan de uitkomst. |
| Verdelende rechtvaardigheid | Het principe dat de verdeling van goederen, rechten en plichten in een gemeenschap eerlijk en gelijk moet geschieden, waarbij gelijken gelijk en ongelijken ongelijk behandeld worden. |
| Ruilrechtvaardigheid | Het principe dat er evenredigheid moet zijn in vrijwillige ruiltransacties, zodat de waarde van hetgeen wordt uitgewisseld vergelijkbaar is. |
| Vereffenende rechtvaardigheid | Het principe dat verstoringen in de verdeling van goederen of rechten, veroorzaakt door bijvoorbeeld schade of diefstal, moeten worden hersteld. |
| Regelgeoriënteerde theorieën | Theorieën die vertrekken van de vraag waarom een regel rechtvaardig is en moet worden nageleefd, en die een principieel criterium hanteren om de geldigheid van rechtsregels te bepalen. |