Cover
Start nu gratis korte samenvatting.pdf
Summary
# Wat is recht?
Dit deel van de studiehandleiding onderzoekt de fundamentele vraag "Wat is recht?" door verschillende definities, kenmerken en maatschappelijke contexten te analyseren.
## 1. Wat is recht?
De vraag "wat is recht?" is essentieel om misinterpretatie van onderzoeksresultaten te voorkomen en om de aard van het recht te begrijpen. Er zijn twee hoofdopvattingen over recht: de essentialistische, die zoekt naar een universele kern, en de conventionalistische, die recht definieert op basis van afspraken en conventies. Recht is intrinsiek maatschappijafhankelijk, en de definitie ervan hangt af van hoe de maatschappij naar recht kijkt, welk standpunt wordt ingenomen, en welke specifieke rechtstak wordt beschouwd. In plaats van te focussen op een universele essentie, worden de kenmerken van recht – zoals normatieve ordening, institutionele oorsprong, afdwingbaarheid en de zoektocht naar rechtvaardigheid – centraal gesteld [5](#page=5).
### 1.1 De maatschappelijke context van recht
Mensen zijn sociale wezens wier leven betekenis krijgt in relatie tot anderen. Maatschappelijke organisatie is noodzakelijk, vooral naarmate gemeenschappen groeien, en kenmerkt zich door specialisatie, hetzij horizontaal (macht verdeeld over functionele eenheden) of verticaal (macht verdeeld over hiërarchische niveaus) [5](#page=5).
#### 1.1.1 Ontwikkeling van maatschappelijke ordening
De ontwikkeling van maatschappelijke structuren kan ruwweg worden ingedeeld in verschillende fasen:
* **Jager-voedselverzamelaars (ongeveer 12.000 v.C.):** Kleine groepen (ca. 25 personen) op familiebasis, vaak egalitair met leiderschap gebaseerd op persoonlijke kwaliteiten. Er is sprake van goederenverdeling en wederkerigheid, met regels voor het gebruik van bronnen en goederen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen onmiddellijk en uitgesteld wederkerige clans, waarbij de laatste een duurzamer karakter hebben [6](#page=6).
* **Chiefdoms (ongeveer 5.000 v.C.):** Groepen van 100 tot 10.000 mensen met sedentaire levensvorm, erfelijke sociale stratificatie en hiërarchie. De leider (chef) heeft charismatische autoriteit, en de elite ontvangt tribuut. Chiefdoms kennen meer regels, maar nog geen uitgesproken diversificatie [6](#page=6).
* **Rijken (ongeveer 4.000 tot 3.000 v.C.):** Gemeenschappen van meer dan 100.000 mensen met schrift, formele regelgeving, een dwingend retributiesysteem en bureaucratie. Er is een staatsreligie, een landbouwgebaseerde economie en leiders organiseren grote projecten, handel en geweldsuitoefening. Rechtsregels zijn vaak verstrengeld met bovennatuurlijke elementen. Conflicttheorieën benadrukken hier de belangen van de machthebbers. Handhaving is vaak beperkt en zware straffen stimuleren zelfregulering [6](#page=6).
* **Codex Hammurabi (ongeveer 1754 v.C.):** Een voorbeeld van vroege wetgeving met 282 wetten die handel, misdrijven en burgerlijk recht regelen. De codex toont de verwevenheid van rechtsregels met religieuze voorschriften en de handhaving van sociale hiërarchie [7](#page=7).
* **Reguleringsconstanten:** Frequent voorkomende rechtsregels omvatten het onderhoud van het staatsapparaat, afdwingen van hiërarchie, magische en religieuze overtuigingen, familie en seksuele verhoudingen, lichamelijke schade, toebedeling en behoud van goederen, arbeidsregulering en economische transacties. Deze constante behoeften vloeien voort uit algemene menselijke behoeften en worden door staatsapparaten gebruikt om macht te beschermen [7](#page=7).
* **Moderne Staten (na 1648):** Gekenmerkt door soevereine machtsuitoefening over een grondgebied, met een monopolie op geweld. De Verlichting zorgde voor een verminderde rol van bovennatuurlijke elementen. De ontwikkeling van de territoriale staat, natiestaat, welvaarts-/verzorgingsstaat en de actieve welvaartsstaat toont een toenemende rol van het recht in maatschappelijke organisatie. De autonomie van soevereine wetgevers neemt af door factoren zoals de Europese Unie en de federale staatsstructuur. De transitie van 'government' naar 'governance' is hierbij relevant [7](#page=7) [8](#page=8).
### 1.2 Kenmerken van recht
Er zijn twee dominante benaderingen om recht te bestuderen:
* **Regelgeoriënteerde benadering:** Beschouwt recht primair als een geheel van abstracte, geschreven regels en de achterliggende ideeën, ongeacht de daadwerkelijke naleving ('law in books') [9](#page=9).
* **Gedragsgeoriënteerde benadering:** Ziet recht als een sociale praktijk, bestaande uit regelmatige gedragingen die mensen stellen bij het aanpakken van maatschappelijke problemen ('law in action') [9](#page=9).
#### 1.2.1 Gericht op of voortvloeiend uit een normatieve ordening
Recht wordt gekenmerkt door zijn gerichtheid op een **normatieve ordening**, wat betekent dat het aangeeft hoe iets geordend zou *moeten* zijn, in tegenstelling tot **descriptieve ordening** die slechts beschrijft hoe iets geordend *is* [9](#page=9).
* **Normatieve verwachtingen:** Spelen een cruciale rol in het recht. Wanneer een normatieve verwachting niet uitkomt, is er sprake van een duidelijke wens die niet is vervuld, in tegenstelling tot een cognitieve verwachting die kan worden aangepast [9](#page=9).
* **Link tussen benaderingen:** Normatieve verwachtingen vormen de verbinding tussen de regelgeoriënteerde en de gedragsgeoriënteerde benadering, aangezien feitelijk gedrag onlosmakelijk verbonden is met de normatieve verwachtingen van anderen. Abstracte concepten zoals 'trouw' en 'eerlijkheid' zijn nodig om gedrag te interpreteren [9](#page=9).
#### 1.2.2 Ordeningen en samenvattingstypes
In minder complexe samenlevingen (jager-voedselverzamelaars en chiefdoms) domineert **informele gedragsregels** (gebruiken, moraal, etiquette, religie). Door nabijheid en frequent contact is er duidelijkheid over wat verwacht wordt, en is er minder onderscheid tussen cognitieve en normatieve verwachtingen [10](#page=10).
* **Rechtspluralisme:** Ontstaat wanneer meerdere regulerende systemen tegelijkertijd claimen dat hun regels voorrang hebben. Dit kan **zacht rechtspluralisme** zijn (met voorrangsregels) of **hard rechtspluralisme** (zonder voorrangsregels, leidend tot conflicten). Gewoonterechtelijke regels kunnen contra legem ingaan tegen statelijke regels [10](#page=10).
* **Omvang van ordeningen:** Het aantal **rechtsvrije ruimtes** (waar regulerende systemen nog specificaties kunnen invullen) neemt af door de **juridisering van de maatschappij** [10](#page=10).
#### 1.2.3 Al dan niet van institutionele oorsprong
De regelgeoriënteerde stroming stelt dat recht voortkomt uit formele maatschappelijke instituten, met name de staat. De gedragsgeoriënteerde stroming, zoals gepropageerd door Eugen Ehrlich, stelt echter dat het zwaartepunt van rechtsontwikkeling in de maatschappij zelf ligt, ongeacht de aanwezigheid van statelijke structuren [10](#page=10).
#### 1.2.4 Afdwingbaarheid
Afdwingbaarheid wordt algemeen beschouwd als een vereiste om een regel als rechtsregel te kwalificeren [11](#page=11).
* **Regelgeoriënteerde benadering:** Benadrukt de rol van de overheid in handhaving. Internationaal recht wordt soms als 'onvolmaakt recht' ('lex imperfecta') beschouwd wegens gebrek aan centrale derde-partijcontrole [11](#page=11).
* **Gedragsgeoriënteerde benadering:** Erkent diverse instanties die naleving verzekeren, waaronder actorcontrole, tweedepartijcontrole, en informele, organisationele of statelijke derde-partijcontrole [11](#page=11).
* **Rol van effectieve naleving:** Volgens de ongeschreven regelgeoriënteerde benadering kan onafgebroken niet-naleving leiden tot het opheffen van een rechtsregel door gewoonterecht. De gedragsgeoriënteerde benadering plaatst feitelijke naleving centraal ('sociale geldigheid') [12](#page=12).
* **Langetermijneffecten:** Niet-afgedwongen rechtsregels ondermijnen op termijn andere controlesystemen en tasten het gezag en vertrouwen in het recht aan [12](#page=12).
#### 1.2.5 Gericht of voortvloeiend uit een juiste ordening
Elke maatschappelijke ordening is gebaseerd op een onderscheid tussen recht en onrecht [13](#page=13).
* **Grondslagen van regels en normatieve verwachtingen:** Mensen voelen zich verplicht regels na te leven op basis van geloofsovertuiging, het nutsprincipe, groepsaanvaarding, of het idee van nomocratie (heerschappij van de wet). Regels worden normatief aanvaard als ze aansluiten bij wezenlijke waarden van de bestemmelingen. Verschillende groepen kunnen het oneens zijn over de grondslagen van het recht, wat kan leiden tot verzet tegen staatsgezag. Er is niet één absolute grondslag voor rechtvaardigheid [13](#page=13).
* **Het begrip 'rechtvaardigheid':**
* **Verdelende rechtvaardigheid (iustitia distributiva):** Gaat over de verdeling van schaarse goederen, diensten en rechten, gebaseerd op criteria als achtergrond, verworven rechten, verdienste of behoefte [13](#page=13).
* **Vereffende of ruilrechtvaardigheid (iustitia commutativa):** Richt zich op de juiste verhouding tussen personen op hetzelfde niveau, met name in vrijwillige ruilverhoudingen (contractenrecht) [14](#page=14).
* **Corrigerende rechtvaardigheid (iustitia correctiva):** Behandelt onvrijwillige ruilverhoudingen, zoals in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, verrijkingsrecht en strafrecht [14](#page=14).
* **Rechtvaardigheidstheorieën:**
* **Gedragsgeoriënteerde theorieën:** Vertrekken vanuit de mens en focussen op wanneer iemands handelen gerechtvaardigd is (normatieve ethiek). Ze beschrijven hoe mensen denken over rechtvaardig handelen door middel van empirisch onderzoek [14](#page=14).
* **Deugdethische theorie:** Focust op het consistent kiezen voor het goede in diverse situaties [14](#page=14).
* **Deontologische theorie:** Richt zich op rechten en plichten [14](#page=14).
* **Consequentialistische theorie:** Beoordeelt handelingen op basis van hun gevolgen [14](#page=14).
* **Regelgeoriënteerde theorieën:** Vertrekken vanuit de abstracte regel en focussen op de criteria die bepalen of een regel als rechtsregel geldt (principiële keuzes) [14](#page=14).
* **Formele theorieën:** Een regel is recht omdat een bepaalde instantie dit zegt [16](#page=16).
* **Materiële of inhoudelijke theorieën:** Verwijzen naar een inhoudelijke rechtvaardigingsgrond, zoals natuurrecht, volksgeist, utilitarisme of egalitarisme [16](#page=16).
* **Procedurele theorieën:** Beoordelen rechtvaardigheid op basis van de wijze waarop deze tot stand is gekomen [14](#page=14).
#### 1.2.6 Diverse stromingen in rechtvaardigheid
* **Theocratische stroming:** Recht komt van een godheid en vormt de hoogste norm [15](#page=15).
* **Autocratische stroming:** De wil van de vorst bepaalt wat recht is; wie de macht heeft, bepaalt het recht [15](#page=15).
* **Democratische stroming:** Gebaseerd op het idee van een sociaal contract waarin individuen rechten afstaan aan de staat in ruil voor zekerheid en vrede [15](#page=15).
* **Natuurrechtelijke stroming:** Recht wordt afgeleid uit de natuur of menselijke aard, met een bovenmenselijke oorsprong. Het kent absolute gelding en kan door de rede worden gekend. Verschillende vormen omvatten [15](#page=15):
* **Antiek natuurrecht:** Bron is de interne natuur van de mens en de natuurlijke ordening [15](#page=15).
* **Christelijk-theologisch natuurrecht:** Spanning tussen geloof en rede als kennisinstrumenten van bovenmenselijk recht (Augustinus, Thomas van Aquino) [15](#page=15).
* **Mensenrechtelijk natuurrecht:** De mens is het doel, met onveranderlijke, onvervreemdbare rechten [16](#page=16).
* **Utilitaristische stroming:** Rechtvaardigheid wordt bepaald door het grootste geluk voor het grootste aantal mensen (Jeremy Bentham) [16](#page=16).
* **Historische stroming:** Rechtsregels zijn het resultaat van een lange nationaalhistorische en culturele ontwikkeling, de 'Volksgeist' [16](#page=16).
* **Positivistische stroming:** Recht bestaat op zichzelf en kan bestudeerd worden zonder morele waardenopvattingen.
* **Rechtspositivisme:** Recht en moraal worden gescheiden [16](#page=16).
* **Regelgeoriënteerd rechtspositivisme:** Recht is een geheel van gedragsvoorschriften. Versies omvatten formeel, ideologisch en normatief rechtspositivisme. Hans Kelsen met zijn 'Reine Rechtslehre' en Herbert Hart met zijn 'ultimate rule of recognition' zijn belangrijke figuren [16](#page=16) [17](#page=17).
* **Gedragsgeoriënteerd/descriptief rechtspositivisme:** Focust op wat juridische actoren en leken in de praktijk doen ('law in books' vs. 'law in action') [17](#page=17).
* **Nomocratische stroming:** Wetten verdienen navolging louter en alleen omdat ze van de wetgever komen [18](#page=18).
* **Egalitaire stroming:** Recht is het resultaat van klassenstrijd en dient gericht te zijn op het verminderen van ongelijkheid, met het uiteindelijke doel een klasseloze maatschappij (communisme). Karl Marx en John Rawls met zijn 'A theory of Justice' zijn belangrijke denkers [18](#page=18).
* **Capability Approach:** Een rechtvaardige maatschappij verzekert een minimum aan ontplooiing van vaardigheden en capaciteiten voor iedereen (Eudaimonia) [18](#page=18).
---
# Functies en finaliteit van het recht
Hier is de studiehandleiding voor "Functies en finaliteit van het recht":
## 2. Functies en finaliteit van het recht
Dit gedeelte analyseert de doelen en toepassingen van het recht in de samenleving, met aandacht voor de functies zoals gedragsafstemming en besluitvorming, en de twee belangrijkste finaliteiten: codificatie en modificatie [20](#page=20).
### 2.1 Functies van het recht
Recht is een veelzijdig instrument dat onlosmakelijk verbonden is met het soort maatschappij, de klemtoon op regels of gedrag, en de redenen voor het navolgen van regels. Een minimum aan sociale orde is essentieel om anarchie en chaos te voorkomen, met autonomie en schaarste als kernelementen die gedragsafstemming en besluitvorming binnen groepen noodzakelijk maken. Rechtsregels helpen een verzameling mensen een groep te vormen en te behouden, en soms vervult een enkele regel meerdere functies. De "normatieve kracht van het feitelijke" verwijst naar de manier waarop we ons in de samenleving gedragen [20](#page=20).
#### 2.1.1 Bevordering groepscohesie
Elke samenleving vereist een minimum aan gedeelde identiteit. Rechtsregels dragen bij aan de morele ordening door waarden en idealen uit te drukken. Regels die bijdragen aan een gemeenschappelijke identiteit hebben drie functies [20](#page=20):
* **Socialiserend**: Ze maken sociale omgang met anderen mogelijk [20](#page=20).
* **Educatief**: Ze dragen bij aan de opvoeding van leden tot volwaardige samenlevingsleden [20](#page=20).
* **Ideologisch**: Ze benadrukken dat regels bijdragen aan gedeelde ideeën en overtuigingen [20](#page=20).
Acceptatie van opgelegde regels kan leiden tot identificatie als groepslid. Rookverboden weerspiegelen bijvoorbeeld de maatschappelijke attitude tegenover roken, en antidiscriminatie- of seksismewetten signaleren maatschappelijke normen [20](#page=20).
#### 2.1.2 Conflictvermijding
Regels zijn nodig om conflicten te vermijden door wenselijk gedrag aan te moedigen en onwenselijk gedrag af te raden. Regels over maatschappelijk aanvaardbaar gedrag vallen uiteen in twee categorieën [20](#page=20):
1. Regels over hoe mensen zich ten opzichte van elkaar dienen te gedragen (sociale ordening) [20](#page=20).
2. Regels die duidelijk maken wie aanspraak mag maken op welke middelen (economische ordening) [20](#page=20).
In minder complexe samenlevingen (zoals die van jagers-verzamelaars) richten regels zich op bezit en gebruik van land, waterbronnen en goederen, alsook op zaken als doodslag en overspel. Chiefdoms kennen vergelijkbare regels, maar met meer middelen voor de elite en verwerving door tributen. In complexere samenlevingen, zoals rijken en moderne staten, worden sociale en economische hiërarchieën, familiale, seksuele en arbeidsverhoudingen geregeld, evenals de toebedeling en bescherming van middelen en de maatschappelijke betekenis van lichamelijke schade. Er komen meer dimensies bij de regularisatie, met formele ordeningsfuncties die zorgen voor duidelijke en transparante regelingen, zoals verkeersregels, onafhankelijk van rechtvaardigheidsoverwegingen [20](#page=20) [21](#page=21).
In complexere maatschappijen is een uitgebreider staatsapparaat nodig, wat leidt tot meer gelaagde regels en de staat als centrale speler. Staatse regels hebben minstens één van de volgende functies [21](#page=21):
* **Machtsbehoudend**: Belastingen, verplichte arbeid, straffen [21](#page=21).
* **Werkingsbevorderend**: Regels over overleg tussen organisaties, oprichting van provincies [21](#page=21).
* **Instrumentele functie**: De regel dient als middel om een doel te bereiken, zoals bij leerplicht of regulering van werk, verkeer en financiële markten [21](#page=21).
De **stimuleringsfunctie** zorgt voor een extra laag bij de uitwisseling van middelen; hoe groter de afstand en hoe kleiner het vertrouwen, hoe meer regels nodig zijn. Niet-statelijke regels kunnen ook een stimuleringsfunctie hebben door uitsluiting bij schending. De **faciliteringsfunctie** maakt het leven van uitwisselende partijen eenvoudiger en efficiënter door een standaard sjabloon te bieden dat aangepast kan worden. De **toetsingsfunctie** stelt dat statelijke regels vereisten opleggen waaraan uitwisselingen moeten voldoen (dwingend recht). De **reguleringsfunctie** houdt in dat statelijke regels hele economische sectoren beheersen, wat de herverdeling van middelen exponentieel doet toenemen en een minimum welvaartspeil kan garanderen [21](#page=21).
#### 2.1.3 Conflictverwerking
Een grief is een reden tot ontevredenheid bij één persoon. Een conflict ontstaat wanneer een tweede persoon bij de grief wordt betrokken. Een geschil is wanneer het conflict wordt voorgelegd aan een onafhankelijke derde. Dit kan worden samengevat als "naming, blaming en claiming" [22](#page=22).
**Sociale vrede, herstel en straf**: Naarmate samenlevingen complexer worden, ontstaan er specifiekere en gekanaliseerde manieren om bij te dragen aan sociale vrede, zoals het afweren van grievende gedragingen, het herstellen van grieven of het bestraffen van de grievende partij. In samenlevingen met een minder uitgebouwd staatsapparaat waren reacties als "oog om oog, tand om tand" en bloedwraak mogelijk. Bloedwraak kon worden afgekocht met bloed- of zoengeld, en bloedvetes waren langdurige conflicten tussen families. In chiefdoms en rijken vallen regels over herstel en straf samen, bijvoorbeeld door betaling van een geldsom. In moderne staten worden deze opgedeeld in burgerlijk recht en strafrecht, wat mogelijk is in een sterk uitgebouwde staat [22](#page=22).
**Conflictverwerkingsmethoden zonder het conflict uit handen te geven**:
* **Fysiek interpersoonlijk geweld**: Het duel, waarbij men zijn leven op het spel zet voor eerherstel, is door de grote risico's grotendeels verdwenen. Een vete is een langdurige vijandschap tussen families/groepen met collectieve verantwoordelijkheid voor wraakacties [22](#page=22).
* **Rituelen**: Hierbij wordt geweld uitgesloten en vertegenwoordigd door middel van dans en gezang, waarbij de gemeenschap de beste zanger/danser aanwijst, vergelijkbaar met vroege dance battles [22](#page=22).
* **Shaming**: Aanzetten tot schaamte, formeel via rituelen of informeel via roddelen [22](#page=22).
* **Sociale uitsluiting**: In kleine groepen kan dit leiden tot verhongering en overlijden [22](#page=22).
* **Praten (bemiddelen en onderhandelen)**:
* **Onderhandelen**: Partijen overtuigen elkaar zonder hulp van anderen en zoeken via geven en nemen naar een vergelijk, wat imagoschade vermijdt. Onderhandelingen kunnen ook door vertegenwoordigers, zoals advocaten, worden gevoerd [23](#page=23).
* **Bemiddeling**: Hierbij wordt een buitenstaander ingeschakeld, maar deze heeft geen macht en de partijen beslissen over het resultaat [23](#page=23).
Bij het berechten van geschillen komen verschillende soorten regels kijken:
1. **Bevoegdheidsregels**: Bepalen wie bevoegd is om bindende oordelen te vellen over welke geschillen [23](#page=23).
2. **Procedureregels**: Specificeren welke procedures gevolgd moeten worden [23](#page=23).
3. **Motiveringsregels**: De bevoegde instantie toont aan dat standpunten en argumentaties van partijen zorgvuldig zijn geanalyseerd [23](#page=23).
4. **Uitvoeringsregels**: Verzekeren de naleving van het oordeel door dwangmaatregelen, waarbij bepaald wordt wie, wanneer en hoe deze mag hanteren [23](#page=23).
De meest voorkomende manier van berechting is de **statelijke rechtspraak**, waarbij de oordelen van rechtbanken een winnaar of verliezer aanduiden. **Arbitrage** bevindt zich tussen bemiddeling en statelijke rechtspraak, waarbij het conflict uit handen wordt gegeven maar de arbitrage regels flexibeler, goedkoper en sneller zijn dan statelijke rechtspraak, met een bindende uitspraak [23](#page=23).
#### 2.1.4 Besluitvorming binnen de groep
Leiderschap krijgt een permanentere rol naarmate samenlevingen organisationeel complexer worden. In rijken en moderne staten worden regels over de verhouding tussen samenlevingsleden en politieke machthebbers vaak vastgelegd in een grondwet. Politieke basisregels geven niet alleen bevoegdheden aan machthebbers, maar stellen er ook grenzen aan, zoals het principe van de Trias Politica. Grondrechten, zoals het recht op persoonlijke vrijheid en vrije meningsuiting, bieden waarborgen tegen machtsmisbruik. De Blijde Inkomst van het Hertogdom Brabant is een voorbeeld van dergelijke waarborgen [24](#page=24).
Politieke basisregels ordenen politieke verhoudingen en kunnen worden onderverdeeld in categorieën:
1. **Bevoegdheidsregels**: Verdelen macht en bevoegdheden over provincies etc. [24](#page=24).
2. **Procedureregels**: Bepalen de te doorlopen procedure voor politieke beslissingen en wie initiatief moet nemen [24](#page=24).
3. **Selectieregels**: Bepalen hoe politieke machthebbers worden geselecteerd [24](#page=24).
4. **Waarborgregels**: Stellen waarborgen vast voor burgers tegen statelijk machtsmisbruik [24](#page=24).
5. **Financieringsregels**: Bepalen hoe het politiek apparaat besluiten mag financieren [24](#page=24).
Politieke basisregels verschaffen legitimatie aan de beslissingen van politieke machthebbers [24](#page=24).
### 2.2 Finaliteit van recht
De **functies van recht** beantwoorden de vraag waarvoor recht gebruikt kan worden, terwijl de **finaliteit van recht** aangeeft waarvoor recht *zou moeten* gebruikt worden. Historisch werd recht beschouwd als een objectieve, mensoverstijgende orde (codificerende finaliteit). Vanaf de 19e eeuw wordt recht gezien als een instrument voor de staat of beleidsmaker om sociaal wenselijke veranderingen teweeg te brengen (modificerende finaliteit). Dit markeert een verschuiving van een bevarende/codificerende naar een veranderende/modificerende finaliteit [24](#page=24).
#### 2.2.1 Codificatie
Bij een codificerende finaliteit is recht afkomstig van buitenmenselijke bronnen (godheid, natuur, gewoonte), gaat het de samenleving vooraf en dringt het zich op aan iedereen. Recht is een objectieve ordening die buiten de menselijke controle ligt, wat een conservatieve visie weerspiegelt. Carl Friedrich von Savigny illustreert deze visie, waarbij traditionele waarden en deugden uit het verleden worden benadrukt. Grondrechten worden in deze visie gezien als waarborg tegen te invasieve overheidsinterventies [24](#page=24) [25](#page=25).
Het positivisme in de 19e eeuw plantte de kiem voor een andere finaliteit door te proberen wetmatigheden bloot te leggen via systematische wetenschappelijke studie van de maatschappij of het recht als empirisch verschijnsel. Recht is dan niet langer een doel op zich, maar een middel om een extern doel te bereiken, zoals maatschappelijke orde [25](#page=25).
#### 2.2.2 Modificatie
Vanaf het midden van de 19e eeuw veranderde de kijk op de finaliteit van het recht, mede door toenemende industrialisering, financiële crises, honger en ziekte, wat leidde tot de roep om publieke respons en een wijziging in de vraag van het volk aan de staat. Na de oprichting van de Belgische Werkliedenpartij en sociale onrust kregen sociale klassen een stem en integratie in het politieke systeem. Het geloof dat rechtsregels maatschappelijke veranderingen konden bewerkstelligen, gevoed door het positivisme, werd sterker. Recht werd niet langer gezien als een mensoverstijgend doel op zich, maar als een middel om wenselijke veranderingen door te voeren ("Law is a desire projected into the future") [25](#page=25).
Gottlieb Planck, een vooraanstaand figuur van het Duitse burgerlijk wetboek, benadrukte twee elementen voor een goed begrip van een wet: het economische en sociale doel dat de wet nastreeft, en de technische juridische middelen die worden aangewend om dit doel te bereiken. In de afgelopen 150 jaar is de samenleving sterk gejuridiseerd door de veranderende rol van de staat, die evolueerde van een nachtwakersstaat naar een welvaartsstaat die doorgedreven regulering vereist om burgers ontplooiingskansen te bieden [25](#page=25).
De vijf technieken die de welvaartsstaat hanteert voor succesvol sociaal management zijn:
1. **Griefherstellend instrument**: Rechten toekennen aan gegriefde personen door middel van statelijke dwangmaatregelen. Bijvoorbeeld, overspelige partners zijn een schadevergoeding verschuldigd aan het slachtoffer [25](#page=25).
2. **Bestraffend instrument**: Middel om onwenselijk geacht gedrag te verbieden, vervolgen en bestraffen. Bijvoorbeeld, de strafbaarstelling van overspel [25](#page=25).
3. **Bestuurlijk en regulerend instrument**: Maatschappelijke activiteiten op elkaar afstemmen zodat ze verenigbaar zijn met nagestreefde doelstellingen. Bijvoorbeeld, het huwelijk aan bepaalde vereisten onderwerpen [25](#page=25).
4. **Stimulerend instrument**: Personen aanmoedigen en in staat stellen zich op de wenselijk geachte manier te gedragen. Bijvoorbeeld, fiscale maatregelen die getrouwde koppels belastingvoordelen bieden [25](#page=25).
5. **Faciliterend instrument**: Afspraken tussen samenlevingsleden erkennen en ondersteunen. Bijvoorbeeld, huwelijksovereenkomsten en huwelijksvermogensstelsels erkennen [25](#page=25).
Een codificerende blik beschouwt de samenleving als objectief en onveranderlijk, terwijl een modificerende blik haar ziet als een kneedbaar, maakbaar en veranderlijk menselijk product [26](#page=26).
##### 2.2.2.1 Welvaart en welbevinden
In een modificerende visie is de regelgever een beleidsmatige 'social engineer' die het recht gebruikt om de samenleving vorm te geven, wat echter tot ongewenste gevolgen kan leiden. **Therapeutic jurisprudence** houdt rekening met de positieve of negatieve invloed van regels op het psychisch en fysiek welzijn van beïnvloede personen. Werkstraffen zijn een voorbeeld van een maatregel met meer aandacht voor het welzijn van de bestrafte en stimuleren zelfreflectie en responsabilisering [26](#page=26).
Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving kan leiden tot hoge verwachtingen van staten, die als beschermers van de maatschappij worden gezien. De staat wordt gezien als een traumabegeleider en **restorative justice** focust op herstel. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in het strafrecht, waar het slachtoffer een grotere rol krijgt, en in het burgerlijk recht, waar ook levenloos geboren kinderen geregistreerd worden. Bij aanslagen in Brussel wordt slachtoffers bijzondere erkenning en een schadevergoeding geboden. Falend overheidsbeleid kan mede verantwoordelijk worden gehouden voor tragedies [26](#page=26).
##### 2.2.2.2 Limieten
De staat is slechts één sociaal instituut tussen vele andere (gezin, sportclub, etc.), die elk hun eigen regels hebben die statelijke regels kunnen tegenwerken. Hoge verwachtingen van de staat vereisen veel geld, wat leidt tot activering en responsabilisering van de bevolking om overheidstaken zelf op te nemen. Dit resulteert in een actieve welvaartsstaat en een **horizontalisering van wetten**, waarbij wetten ook doorwerken in verhoudingen tussen burgers en verplichtingen voor burgers jegens burgers creëren. Voorbeelden hiervan zijn antidiscriminatie- of antiseksismewetten, die burgers onderling dienen na te leven [26](#page=26).
In een modificerende visie zijn rechtsregels instrumenten om sociale verhoudingen te structureren. In een codificerende visie is recht er om rechten en vrijheden te vrijwaren van overheidsinmenging (waarborgfunctie). De beleidsmaker mag rechtsregels niet zomaar voor elk wenselijk geacht doel en op elke manier hanteren; bij het uitvaardigen en toepassen van rechtsregels is de beleidsmaker zelf ook aan rechtsregels gebonden. Rechtsinstrumentalisme is niet alleen minder effectief dan gehoopt, maar moet ook worden afgewogen tegen de waarborgen die recht traditioneel biedt tegen beleid. Daarom moet er goed worden nagedacht over het inzetten van recht als middel voor maatschappelijke verandering [26](#page=26).
**Ex ante evaluatie** vindt plaats vóór de invoering van wetten om de gevolgen te beoordelen, terwijl **ex post evaluatie** de wetten achteraf controleert. Regulering is een permanente evenwichtsoefening tussen de modificerende en codificerende finaliteit. Wie reguleert zonder een probleem goed te begrijpen, plaatst de oplossing niet centraal [27](#page=27).
---
# Normen en hun samenhang
Dit deel verkent de aard van normen, met een specifieke focus op rechtsnormen, hun talige uitdrukkingen en de essentiële bestanddelen waaruit rechtsregels zijn opgebouwd, alsook het recht als een systeem [28](#page=28).
### 3.1 Wat is een rechtsnorm?
#### 3.1.1 Descriptieve versus prescriptieve normen
Een **prescriptieve norm** dicteert hoe men zich zou moeten gedragen en wordt gebruikt in prescriptieve ordeningen. Deze normen zijn niet inherent waar of onwaar; ze bestaan omdat ze collectief worden erkend en kunnen door de wetgever worden aangepast. Een voorbeeld hiervan is geld, waarvan de waarde afhangt van collectief geloof [28](#page=28).
Een **descriptieve norm** daarentegen beschrijft wet- of regelmatigheden in de natuur of maatschappij en wordt gebruikt in descriptieve ordeningen. Deze normen zijn altijd waar of niet waar [28](#page=28).
#### 3.1.2 Talige uitdrukkingen van normen
Normen kunnen op verschillende manieren worden uitgedrukt:
##### 3.1.2.1 Verifieerbare uitspraken
* **Empirische uitspraken:** Deze drukken feiten uit die waar of niet waar zijn en geverifieerd kunnen worden door waarneming. Ze worden gebruikt om feiten vast te stellen, zoals in juridische processen. Het bewijsrisico ligt hierbij niet principieel bij één partij; als het Openbaar Ministerie schuld niet kan bewijzen, gaat de beklaagde vrijuit (in dubio pro reo) [28](#page=28).
* **Logische of definiërende uitspraken:** Deze drukken verbanden uit tussen begrippen en uitspraken, en zijn waar of niet waar. In juridische contexten is het cruciaal om zich aan de regels van de logica te houden [28](#page=28).
##### 3.1.2.2 Geloofsuitspraken
Geloofsuitspraken zijn onbewijsbare aannames en opvattingen die niet gebaseerd zijn op empirische waarnemingen of formele verbanden. Ze worden alleen gedeeld door mensen met dezelfde overtuiging en vereisen op een bepaald punt een onbetwiste basis (axioma) voor zinvolle discussie. Geloofsuitspraken kunnen desastreuze gevolgen hebben, bijvoorbeeld wanneer ze een staatsideologie funderen [28](#page=28).
##### 3.1.2.3 Waarderinguitspraken
Waarderinguitspraken drukken de subjectieve appreciatie van de spreker uit ten aanzien van een situatie. Ze kunnen worden onderverdeeld in [29](#page=29):
* **Descriptieve waarderingsuitspraken (waardeoordelen):** Deze oordelen gaan niet gepaard met een gedragsvoorschrift en verplichten de persoon niet om zich op een bepaalde manier te gedragen. Voorbeelden zijn: "Deze balpen schrijft goed." of "Deze buschauffeur rijdt goed." [29](#page=29).
* **Prescriptieve waarderingsuitspraken (waardeoordelen):** Deze oordelen gaan wél gepaard met een gedragsvoorschrift en verplichten de persoon zich op een bepaalde manier te gedragen [29](#page=29).
##### 3.1.2.4 Imperatieven
Imperatieven zijn geboden of verboden die in een specifieke situatie opgevolgd moeten worden en geen vrijblijvende richtlijn zijn. Ze zijn contextafhankelijk en niet universeel geldig. Een imperatief bestaat uit vijf bestanddelen [29](#page=29):
1. **Normsteller:** De persoon of instantie van wie het oordeel afkomstig is [29](#page=29).
2. **Normbestemmeling:** De persoon of instantie aan wie het oordeel gericht is [29](#page=29).
3. **Voorgeschreven gedraging:** Het gedrag of de houding waarover de imperatief iets zegt [29](#page=29).
4. **Modaliteit:** De aanduiding of de voorgeschreven gedraging verplicht of verboden is [29](#page=29).
5. **Geviseerde feitelijke situatie:** De omstandigheden waaronder het oordeel geldt [29](#page=29).
In tegenstelling tot imperatieven kunnen prescriptieve normen wel een algemene draagwijdte hebben. In het recht wordt onderscheid gemaakt tussen algemene (reglementaire) rechtsnormen en individuele rechtsnormen. Algemene rechtsnormen zijn algemeen naar tijd (onbepaalde periode), persoon (onbegrensd aantal of categorisch geviseerde groepen), en geviseerde feitelijke situatie (elke keer dat de situatie zich voordoet) [29](#page=29).
##### 3.1.2.5 Performatieve uitspraken
Performatieve uitspraken verrichten een bepaalde handeling door middel van taal en worden daarom ook wel taalhandelingen genoemd. Niet iedereen kan elke performatieve uitspraak succesvol uitvoeren; dit vereist specifieke bevoegdheid. Performatieve uitspraken beïnvloeden sociale feiten en de werkelijkheid, en worden daarom ook dispositieve of beschikkende handelingen genoemd. Empirische uitspraken, daarentegen, worden constaterende of mededelende handelingen genoemd omdat ze beperkt blijven tot de beschrijving of weergave van feiten. Het onderscheid tussen mededelende en in het bijzonder dispositieve handelingen is relevant voor het bewijsrecht en de rechterlijke toetsing van de handeling [30](#page=30).
### 3.2 Algemene bestanddelen van rechtsregels
Rechtsregels bestaan uit verschillende essentiële componenten:
#### 3.2.1 Normsteller
Een rechtsregel vereist in principe een normsteller, tenzij het een gewoonterechtelijke regel betreft die niet het product is van één specifiek iets of iemand. Rechtsregels met een duidelijke normsteller maken actief ingrijpen en breken met het verleden mogelijk, terwijl gewoonterechtelijke regels de gevestigde maatschappelijke orde behouden [31](#page=31).
#### 3.2.2 Normbestemmeling
Net als imperatieven zijn rechtsregels gericht aan bepaalde personen. Een rechtsregel is ook altijd gericht aan de rechter, die de regel toepast. Rechtsregels functioneren dus zowel als beslissingsnormen voor de rechter als gedragsnormen voor de burger. Bij het formuleren van rechtsregels is het cruciaal om rekening te houden met de begrijpelijkheid voor diverse bestemmelingen [31](#page=31).
#### 3.2.3 Voorgeschreven gedraging
Volgens de imperatieventheorie van Jeremy Bentham is recht een geheel van gedragsregels waarbij elke regel een specifieke gedraging normeert [31](#page=31).
#### 3.2.4 Volledige en onvolledige rechtsregels
* Een **volledige rechtsregel** bevat alle benodigde bestanddelen om iemands gedragingen in een bepaalde situatie te normeren [31](#page=31).
* Een **onvolledige rechtsregel** kan dit niet op zichzelf en moet gecombineerd worden met andere uitspraken om een volledige rechtsregel te vormen [31](#page=31).
Onderdelen van een volledige rechtsregel kunnen zijn: verduidelijkende uitspraken (definities), veranderende en verwijzende uitspraken, constitutieve uitspraken, en regulatieve uitspraken (doeluitspraken en actieuitspraken) [31](#page=31).
* **Verduidelijkende/definiërende uitspraken:** Deze leggen de betekenis van een woord vast (nominale definities). De persoon die de uitspraak doet, bepaalt de betekenis. Nominale definities zijn performatief en waarderend. **Reële definities** doen een informatieve uitspraak over feitelijke eigenschappen en zijn descriptief, dus waar of onwaar. Nominale definities zijn bouwstenen voor rechtsregels, maar de nagestreefde waarden en politieke keuzes van de normsteller bepalen de betekenis van begrippen, niet andersom [31](#page=31) [32](#page=32).
* **Veranderende en verwijzende uitspraken:** Deze omschrijven het toepassingsgebied van een rechtsregel nauwkeuriger en verbeteren de leesbaarheid en precisie [32](#page=32).
* **Constitutieve uitspraken:** Deze creëren sociale of institutionele feiten en vormen het kader voor gedragsvoorschriften [32](#page=32).
* **Bevoegdheidsverlenende uitspraken:** Deze verlenen de bevoegdheid om rechtsnormen uit te werken en reguleren de wijze waarop gedragsvoorschriften worden uitgevaardigd binnen een organisationeel en procedureel kader [32](#page=32).
* **Doeluitspraken:** Deze leggen het doel vast dat normbestemmelingen moeten bereiken, waarbij de middelen vrij te kiezen zijn zolang het doel wordt gerealiseerd. Dit maakt maatwerk en flexibiliteit mogelijk, hoewel er enige vorm van toezicht is op het traject [33](#page=33).
#### 3.2.5 Modaliteiten
Modaliteiten geven aan hoe een gedraging wordt genormeerd. Er zijn vier hoofdmodaliteiten [33](#page=33):
1. **Gebod of plicht:** Een verplichting om iets te doen (bv. een koper is verplicht de koopprijs te betalen) [33](#page=33).
2. **Verbod:** Een verplichting om iets niet te doen (bv. een ambtenaar van de burgerlijke stand mag geen akte over zichzelf opmaken) [33](#page=33).
3. **Positieve toelating:** Het mag om iets te doen (bv. EUR 5'000 van de gemeenschappelijke rekening van een overleden partner halen) [33](#page=33).
4. **Negatieve toelating:** Het mag om iets niet te doen (bv. een afgebrand appartement moet niet in originele staat teruggegeven worden) [33](#page=33).
De onderlinge verhoudingen tussen deze modaliteiten kunnen worden begrepen via concepten als contrair, contradictorisch, subcontrair en subalternatief [33](#page=33) [34](#page=34) [35](#page=35).
##### 3.2.5.1 Rechten en plichten
Er worden drie soorten subjectieve rechten onderscheiden [34](#page=34):
* **De aanspraak of claim:** Het recht om rechtstreeks van iemand anders een doen of laten te verlangen. De tegenhanger hiervan is de **plicht**. Het paar plicht-aanspraak is contrair [34](#page=34) [35](#page=35).
* **De vrijheid of liberty:** Het recht om zich feitelijk op een bepaalde manier te gedragen. Dit kan **precair** zijn (onder voorwaarden). De tegenhanger hiervan is **geen aanspraak**. Het paar vrijheid-geen aanspraak is subcontrair [34](#page=34) [35](#page=35).
* **De bevoegdheid of power:** Het recht om door een eenzijdige wilsverklaring een rechtstoestand of rechtsverhouding te wijzigen. Ook gekend als wilsrecht of potestatief recht. De tegenhanger is de **gebondenheid of liability**. Het paar bevoegdheid-gebondenheid is contrair. Bevoegdheden zijn secundaire subjectieve rechten, terwijl aanspraken en vrijheden primaire subjectieve rechten zijn [34](#page=34) [35](#page=35).
##### 3.2.5.2 Begrippenparen en hun relaties
* **Plicht - Aanspraak:** Contrar [35](#page=35).
* **Plicht - Vrijheid / Aanspraak - Geen aanspraak:** Contradictoir [35](#page=35).
* **Vrijheid - Geen aanspraak:** Subcontrair. De combinatie is een privilege [35](#page=35).
* **Plicht - Geen aanspraak / Aanspraak - Vrijheid:** Subalternatief [35](#page=35).
* **Bevoegdheid - Gebondenheid:** Contrar [35](#page=35).
* **Bevoegdheid - Onbevoegdheid / Immuniteit - Gebondenheid:** Contradictoir [35](#page=35).
* **Immuniteit - Onbevoegdheid:** Subcontrair [35](#page=35).
* **Bevoegdheid - Immuniteit / Gebondenheid - Onbevoegdheid:** Subalternatief [35](#page=35).
#### 3.2.6 Geviseerde feitelijke situatie
Rechtsregels omschrijven de feitelijke situatie die ze viseren vaak met enige openheid, zodat ze ook toegepast kunnen worden op situaties waar de normsteller niet direct aan dacht [36](#page=36).
* **Absolute normen (strict norms):** Zijn categorisch en onvoorwaardelijk [36](#page=36).
#### 3.2.7 Concretiseringsgradaties
* **Gesloten normen:** Omschrijven de geviseerde feitelijke situatie duidelijk en koppelen er een rechtsgevolg aan [36](#page=36).
* **Open normen:** Bepalingen waarbij de geviseerde feitelijke situatie niet volledig duidelijk is. Ze hebben diverse functies [36](#page=36):
* **Delegatiefunctie:** Geeft de rechter keuzevrijheid [36](#page=36).
* **Flexibiliteitsfunctie:** Maakt aanpassing aan maatschappelijke veranderingen mogelijk zonder de norm aan te passen [36](#page=36).
* **Verwijzingsfunctie:** Verwijst naar reeds bestaande rechtsregels [36](#page=36).
* **Receptiefunctie:** Wordt concreter door toelichting en achtergrond van de situatie [36](#page=36).
De receptie van waarden en beginselen in open normen bevordert maatschappelijke aanvaarding. Open normen kunnen gevaarlijk zijn als de tijdsgeest fundamenteel verandert en de norm radicaal anders wordt ingevuld [36](#page=36).
* **Algemene rechtsbeginselen:** Deze geven richting aan onduidelijke regels. Enkele belangrijke beginselen zijn [36](#page=36):
* **Autonomiebeginsel:** Personen moeten hun eigen rechtspositie tot op zekere hoogte zelf kunnen vormgeven [36](#page=36).
* **Geoorloofdheidsbeginsel:** Handelingen op basis van autonomie tellen pas mee als ze geen ongeoorloofde gevolgen hebben [36](#page=36).
* **Rechtszekerheidsbeginsel:** Personen moeten kunnen voorzien welke rechtsgevolgen hun handelingen zullen hebben [36](#page=36).
* **Gelijkheidsbeginsel:** Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden, ongelijke gevallen ongelijk [36](#page=36).
* **Beginsel van de rechtsstaat:** Gezaghebbers zijn gebonden door het recht en hun macht is begrensd door de rechten en vrijheden van de samenleving [36](#page=36).
* **Adagia:** Spreuken die regels op een bondige manier verwoorden, vaak in het Latijn, en terug te voeren zijn naar een abstract rechtsbeginsel (bv. 'Nemo censetur ignorare legem' - niemand wordt geacht de wet niet te kennen) [37](#page=37).
### 3.3 Het recht als systeem
Recht kan worden beschouwd als een systeem, waarbij regels deel uitmaken van een groter, samenhangend netwerk [37](#page=37).
#### 3.3.1 Recht als dogmatisch systeem
Dit perspectief beschouwt recht als een 'dogmatisch' systeem, een geheel van samenhangende gedragsregels [37](#page=37).
* **Uitwendig systeem:** Dit verwijst naar de ordening van het recht, vergelijkbaar met een bibliotheekclassificatiesysteem. Vaak wordt hierbij uitgegaan van de rechtsverhouding tussen personen (privaat- en publiekrecht) of thematische indeling ('functionele rechtsgebieden' zoals economisch recht) [37](#page=37).
* **Inwendig systeem:** Afzonderlijke rechtsregels worden gezien als 'mozaïeksteentjes' die met elkaar samenhangen om het recht in zijn geheel te vormen, zonder leemtes. Ronald Dworkin was een voorstander van dit idee van een volmaakt, inwendig systeem [37](#page=37).
#### 3.3.2 Recht als sociaal systeem
Dit perspectief focust op het gedrag van mensen en beschouwt recht als een 'sociaal' systeem, bestaande uit sociale instellingen en praktijken. Complexe maatschappijen zijn onderverdeeld in deelsystemen met gespecialiseerde functies, zoals politiek, cultuur en sport [37](#page=37).
* Volgens Niklas Luhmann is recht een **autopoietisch systeem**, wat betekent dat het zichzelf kan creëren en in stand houden, en zelf bepaalt wat als recht geldt. Recht is hierbij operationeel gesloten, wat inhoudt dat alles van binnenuit wordt geregeld, maar de rechtsfeiten of -handelingen waarop deze criteria worden toegepast, hebben vaak wortels in andere systemen ('cognitieve openheid van het recht') [38](#page=38).
#### 3.3.3 Recht als chaotische janboel
Dit perspectief stelt dat, hoewel gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden, de waardeoordelen in het recht geen samenhangend geheel hoeven te vormen. Recht wordt vergeleken met een kubistisch werk dat vanuit verschillende perspectieven telkens een andere inhoud krijgt, zonder één juist perspectief. De bouwstenen van het recht vormen een netwerk van knooppunten zonder vooraf bepaalde plaats of verhouding. Charles Sampford betwijfelt het bestaan van een overkoepelende thematiek [38](#page=38).
#### 3.3.4 Twee metaforen
* **Taal:** Net als taal, ondanks de ogenschijnlijke wirwar, een structuur en systematiek heeft door middel van regels, heeft ook het recht een structuur en openeindekarakter. Dit maakt het mogelijk om er van alles mee te zeggen of als recht te bestempelen [38](#page=38).
* **Stad:** Het recht, net als een stad, weerspiegelt de overtuigingen, beslissingen en gebruiken van bewoners door generaties heen. Steden lijken op elkaar maar zijn uniek, net als statelijk recht en lokaal gewoonterecht. De vormgeving van een stad, net als die van recht, gaat gepaard met evolutie [38](#page=38).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Algemene rechtsleer | De discipline die de fundamentele beginselen, concepten en theorieën van recht bestudeert, los van specifieke rechtssystemen. |
| Normatieve ordening | Een ordening die beschrijft hoe iets zou moeten zijn, in tegenstelling tot een descriptieve ordening die beschrijft hoe iets is. |
| Descriptieve ordening | Een ordening die gebaseerd is op de beschrijving van feiten en observaties om het geordende te begrijpen. |
| Conventionele opvatting van recht | De opvatting dat wat als recht telt, wordt bepaald door maatschappelijke afspraken of conventies. |
| Essentialistische opvatting van recht | De opvatting dat er een kern of essentie van recht bestaat die universeel en tijdloos is. |
| Sociologische benadering van recht | Een benadering die recht beschouwt als een sociale praktijk, gericht op de gedragingen van mensen en de sociale werking ervan. |
| Doctrinaire benadering van recht | Een benadering die recht primair ziet als een geheel van abstracte regels, met minder nadruk op de feitelijke toepassing ervan. |
| Normatieve verwachtingen | Verwachtingen over hoe mensen zich in de toekomst zouden moeten gedragen, die niet louter gebaseerd zijn op observatie maar op een norm. |
| Rechtspluralisme | De situatie waarin meerdere regulerende systemen tegelijkertijd claimen dat hun regels voorrang hebben op een bepaalde situatie. |
| Institutionele oorsprong | De herkomst van recht uit formele maatschappelijke instituten, zoals de staat. |
|afdwingbaarheid | Het vermogen van een regel om nageleefd te worden door middel van sancties of dwangmaatregelen. |
| Lex imperfecta | Een onvolmaakte wet of rechtsregel, vaak gebruikt om internationaal recht te beschrijven omdat er geen centrale handhavingsinstantie is. |
| Rechtvaardigheid | Het principe van eerlijkheid in de verdeling van goederen, rechten, plichten of de correctie van onrecht. |
| Nomocratie | De heerschappij van de wet, waarbij wetten zelf de hoogste autoriteit vormen. |
| Theocratische stroming | Een stroming waarbij recht afkomstig is van een godheid en wordt afgekondigd via openbaring. |
| Autocratische stroming | Een stroming waarbij het gebod van de vorst of heerser bepaalt wat recht is. |
| Democratische stroming | Een stroming die het recht baseert op de instemming van de burgers, vaak via een sociaal contract. |
| Natuurrechtelijke stroming | Een stroming die recht afleidt uit de natuurlijke orde, de menselijke aard of de rede, en dat als universeel en onveranderlijk wordt beschouwd. |
| Utilistische stroming | Een stroming die rechtvaardigheid definieert als het grootste geluk voor het grootste aantal mensen. |
| Positivistische stroming | Een stroming die stelt dat recht dat wat door een bevoegde autoriteit is vastgesteld, ongeacht de morele inhoud ervan. |
| Rechtspositivisme | De visie dat recht bestaat op zichzelf en bestudeerd kan worden zonder invloed van morele waarden. |
| Grundnorm | De basisnorm in Hans Kelsen's theorie, die de geldigheid van het gehele rechtssysteem fundeert. |
| Ultimate rule of recognition | Herbert Hart's concept van de hoogste erkenningsregel binnen een rechtsorde, die bepaalt wat als geldig recht geldt. |
| Levend recht | De feitelijke gedragingen en sociale praktijken die de maatschappij beheersen, naast het formele, statelijke recht. |
| Codificerende finaliteit | De visie dat recht een objectieve, buitenmenselijke orde is die de samenleving voorafgaat en dient om traditionele waarden te bewaren. |
| Modificerende finaliteit | De visie dat recht een instrument is dat gebruikt kan worden om maatschappelijke veranderingen teweeg te brengen en de samenleving te sturen. |
| Therapeutic jurisprudence | Een benadering die de positieve of negatieve invloed van juridische regels op het psychisch en fysiek welzijn van mensen bestudeert. |
| Restorative justice | Een visie op rechtvaardigheid die zich richt op herstel van schade en verzoening, in plaats van louter straf. |
| Prescriptieve norm | Een norm die voorschrijft hoe iemand zich hoort te gedragen. |
| Descriptieve norm | Een norm die wet- of regelmatigheden in de natuur of maatschappij beschrijft. |
| Performatieve uitspraak | Een uitspraak die, door zelf uitgesproken te worden, een bepaalde handeling verricht of een sociale realiteit creëert. |
| Rechtsregel | Een algemene gedragsregel die door de staat of een andere bevoegde instantie is vastgesteld en afdwingbaar is. |
| Rechtsbeginsel | Een fundamenteel principe dat richting geeft aan het recht en helpt bij de interpretatie van rechtsregels. |
| Adagium | Een korte, vaak Latijnse, spreuk die een rechtsregel of rechtsbeginsel samenvat. |
| Dogmatisch systeem (recht) | Het recht beschouwd als een samenhangend geheel van gedragsregels en hun bestanddelen, vanuit een regelgeoriënteerde visie. |
| Sociaal systeem (recht) | Het recht beschouwd als een verzameling van sociale instellingen en praktijken, vanuit een gedragsgeoriënteerde visie. |
| Autopoietisch systeem | Een systeem dat zichzelf creëert en in stand houdt, zoals het recht dat zichzelf definieert en toepast. |