Cover
Start nu gratis Basisvaardigheden Argumenteren cursus.docx
Summary
# Het beoordelen van teksten en het onderscheid tussen feiten en meningen
Dit onderdeel behandelt de evaluatie van informatie in teksten, met speciale aandacht voor het onderscheiden van feiten en meningen, en hoe dit van invloed is op het leesdoel.
### 1.1 De rol van het leesdoel bij informatiebeoordeling
De manier waarop je een tekst beoordeelt, hangt sterk af van je leesdoel en het soort informatie dat de tekst bevat.
* **Informatief leesdoel:** Hierbij ligt de focus op de betrouwbaarheid van de informatie. Je stelt kritische vragen om te bepalen of de informatie accuraat en geloofwaardig is.
* **Opiniërend leesdoel:** Dit doel vereist dat je een oordeel vormt over de inhoud van de tekst en bepaalt of je het eens bent met de ingenomen standpunten.
* **Activerend leesdoel:** Wanneer een tekst beoogt tot actie aan te zetten, beoordeel je of de informatie nuttig is en of het zinvol is om de voorgestelde actie te ondernemen.
### 1.2 Het onderscheid tussen feiten en meningen
Het correct identificeren van feiten en meningen is cruciaal voor kritische tekstbeoordeling.
#### 1.2.1 Feiten
* **Definitie:** Feiten zijn uitspraken die objectief controleerbaar en bewijsbaar zijn.
* **Voorbeeld:** "Water bevriest bij $0^\circ$ Celcius." Dit is een feit omdat het geverifieerd kan worden door observatie of experiment.
#### 1.2.2 Meningen
* **Definitie:** Meningen bevatten een waardeoordeel en zijn niet objectief te controleren. Je kunt het er wel of niet mee eens zijn.
* **Voorbeelden:**
* "Deze gordijnen zijn spuuglelijk." Dit is een subjectieve beoordeling.
* "De premier is een klungelaar." Dit is een persoonlijke evaluatie van iemands functioneren.
#### 1.2.3 De grijze zone: vermomde meningen
Het onderscheid is niet altijd eenvoudig, omdat meningen soms als feiten worden gepresenteerd om kracht bij te zetten.
* **Voorbeeld:** "Eindelijk wordt er wat gedaan aan het probleem met de verwarming." Deze uitspraak bevat feitelijke informatie (het probleem wordt aangepakt), maar ook een mening ("eindelijk"), wat impliceert dat de actie te laat komt of lang op zich heeft laten wachten, iets wat subjectief is.
* **Vermomming als feit:** Uitspraken als "Roze is een kleur die jongens niet staat" worden gepresenteerd als een algemene waarheid, terwijl het in feite een mening is. De correcte formulering zou zijn: "Ik vind dat roze een kleur is die jongens niet staat."
* **Tip:** Wees alert op uitspraken die generaliseren zonder nuance.
#### 1.2.4 Andere soorten uitingen
Niet elke uitspraak is strikt een feit of een mening. Andere vormen zijn onder andere:
* Beloften
* Bevoleningen
* Verzoeken
* Dreigementen
### 1.3 De rol van bron en auteur
De betrouwbaarheid van een tekst kan ook worden beoordeeld op basis van de bron en de auteur.
* **Bron:** De plaats waar de tekst gepubliceerd is, zegt iets over de mogelijke betrouwbaarheid. Een tekst over een automodel in een gespecialiseerd vakblad kan als betrouwbaarder worden beschouwd dan dezelfde tekst in een roddelblad of als advertentie.
* **Auteur:** De deskundigheid van de auteur is relevant, maar geen absolute garantie voor betrouwbaarheid. Een jurist die uitleg geeft over studiebeurzen is waarschijnlijk betrouwbaarder dan een medestudent.
* **Belang van de auteur:** Houd rekening met de betrokkenheid en het belang dat de auteur heeft bij de boodschap. Een verkoper kan geneigd zijn nadelen van een product te minimaliseren, zelfs als hij deskundig is.
### 1.4 Waardeoordeel over de tekst
Het uiteindelijke doel van kritisch lezen is het vormen van een persoonlijk waardeoordeel over de tekst. Dit omvat niet alleen de betrouwbaarheid, maar ook:
* De kwaliteit van de argumentatie.
* De opbouw van de tekst.
* De nieuwswaarde.
* De originaliteit.
* De begrijpelijkheid.
---
### 2. Argumenteren: standpunt versus argument
Een essentieel onderdeel van effectieve communicatie is het formuleren en onderbouwen van een eigen standpunt met argumenten, met als doel anderen te overtuigen.
#### 2.1 Standpunten en argumenten
* **Standpunt:** Een taaluiting waarin een spreker of schrijver zijn mening of oordeel over iets weergeeft.
* **Argument:** Een taaluiting die wordt gebruikt om een standpunt te verdedigen tegen kritiek of om het standpunt te ondersteunen.
#### 2.2 Indicatoren
Woorden of zinsdelen die fungeren als signaal voor een standpunt of argument, maken de boodschap duidelijker voor de ontvanger.
* **Indicatoren van standpunten:** "ik vind dat...", "Y is van mening dat...", "de conclusie moet zijn dat...", "het is duidelijk dat...", "volgens mij..."
* **Indicatoren van argumenten:** "want", "omdat", "immers", "aangezien", "namelijk"
#### 2.3 Ontbrekende indicatoren
Standpunten en argumenten kunnen ook zonder expliciete indicatoren worden geuit. In dergelijke gevallen moet de lezer of luisteraar de betekenis afleiden uit de context.
* **Voorbeeld:** "Poetin wil gewoon een oorlog voeren." Als hierop de reactie "hoezo?" volgt, is de uitspraak als een standpunt opgevat en vereist deze verdere onderbouwing met argumenten.
#### 2.4 Oefening: argumentatie herkennen
Bij het beoordelen van teksten is het belangrijk om te herkennen of er sprake is van argumentatie. Dit kan door het standpunt te onderstrepen en de argumenten te markeren. Indien er geen argumentatie is, noteer dan "geen argumentatie".
* **Voorbeeldopgave:**
* "Motorrijden is ongevaarlijk." (Standpunt)
* "Er gebeuren veel meer ongelukken met auto’s dan met motoren." (Argument)
### 3. De opbouw van een argumentatie
Een heldere structuur is cruciaal voor een effectieve argumentatie.
#### 3.1 Basisstructuur
De meest eenvoudige argumentatie bestaat uit een standpunt en één of meerdere argumenten.
$$ \text{Argumentatie} = \text{Standpunt} + \text{Argumenten} $$
#### 3.2 Geldigheid en toepasbaarheid
Argumenten moeten voldoen aan twee criteria:
* **Regels:** Algemene principes, wetmatigheden, gewoontes, rationele overwegingen, of gevoelens en verlangens die van toepassing zijn.
* **Feiten en omstandigheden:** Deze moeten waar en van toepassing zijn op de situatie.
#### 3.3 Enkelvoudige en meervoudige argumentatie
* **Enkelvoudige argumentatie:** Eén enkel argument wordt gebruikt om een standpunt te onderbouwen.
* **Voorbeeld:** "Je hoeft hem niet te helpen, want hij kan het zelf."
* **Meervoudige argumentatie:** Meerdere argumenten worden gebruikt om een standpunt te ondersteunen.
* **Onafhankelijke argumenten:** Als één argument wegvalt, blijven de andere overeind.
* **Voorbeeld:** "Je hoeft hem niet te helpen, want hij kan het zelf, en hij wordt er slechtgezind van als iemand hem helpt."
* **Afhankelijke argumenten:** Alle argumenten moeten correct zijn om het standpunt te ondersteunen.
* **Voorbeeld:** "Je hoeft hem niet te helpen, want hij kan het zelf en hij wordt er slechtgezind van als iemand hem helpt met iets wat hij zelf kan." (Als hij het niet zelf kan, heeft hij geen reden om slechtgezind te worden.)
#### 3.4 Nevenschikking en onderschikking
* **Nevenschikking:** Meerdere argumenten worden naast elkaar gebruikt om een standpunt te ondersteunen.
* **Voorbeeld:** "Jij maakt veel kans op slagen, want je beschikt over voldoende basiscompetenties. Bovendien heb je een goede studiehouding en ga je vlot om met kinderen."
* **Onderschikking:** Het ene argument ondersteunt het andere argument. Indicatoren zoals "want" en "dus" helpen dit te herkennen.
* **Structuur:**
* Standpunt want argument want subargument.
* Subargument dus argument dus standpunt.
* **Voorbeeld:** "Je stelt erg veel vragen die je niet zou stellen als je jouw correspondentie zelf zou doen. Je bent dan van veel zaken beter op de hoogte. M.a.w. Je moet je correspondentie zelf gaan doen." (Standpunt) *want* "Je bent van veel zaken te weinig op de hoogte." (Argument) *want* "Je stelt erg veel vragen over zaken die spelen." (Subargument)
#### 3.5 Complexe argumentatie
Een argumentatie kan nevenschikkende en onderschikkende structuren combineren.
* **Voorbeeld:** "We moeten ons huis niet verkopen. De kinderen hebben het hier goed: ze hebben vriendjes en er is veel speelruimte. Daarnaast is het op dit moment financieel niet aantrekkelijk voor ons. Er moet zoveel opgeknapt worden dat we er nooit de optimale prijs voor krijgen."
> **Tip:** Maak ter voorbereiding een argumentatiestructuur (een 'boomstructuur') om je betoog te organiseren en kritische vragen te anticiperen. Dit is ook een nuttig analyse-instrument voor het beoordelen van andermans argumentatie.
### 4. Kritiek leveren op argumentaties
Na het verhelderen van onduidelijkheden, volgt het leveren van kritiek door te zoeken naar fouten in de argumentatie.
#### 4.1 Aandachtspunten bij kritiek
* **Bronnen:** Schieten de aangehaalde bronnen of de spreker zelf als bron tekort?
* **Inhoud:** Is de inhoud van het standpunt of de argumenten onwaar of onaannemelijk?
* **Redenering:** Bevat het betoog redeneerfouten? Worden er te veel gevoelsargumenten gebruikt in plaats van inhoudelijke argumenten?
* **Volledigheid:** Bevat het betoog gaten?
### 5. Drogredenen: veelvoorkomende argumentatiefouten
Drogredenen zijn argumentaties die niet kloppen, maar wel overtuigend kunnen lijken.
#### 5.1 Niet bewijzen wat je stelt (Ontduiken van de bewijslast)
De spreker formuleert standpunten zo dat er weinig ruimte is voor tegenspraak, vaak zonder onderbouwing.
* **Voorbeelden:**
* "Het spreekt voor zich dat de overheid zich buiten de taakverdeling van mannen en vrouwen moet houden."
* "Hollanders zijn van nature een heel nuchter volk."
* "Weldenkende mensen weten allang dat de hypotheekrenteaftrek onhoudbaar is."
* "Ik heb overduidelijk gelijk. Alleen domme mensen zullen het niet eens zijn met mij."
* **Tip:** Vraag expliciet naar onderbouwing en laat je niet intimideren door suggesties dat je onwetend bent als je dit doet.
#### 5.2 Cirkelredenering
Standpunt en argument zijn identiek.
* **Voorbeeld:** "Ik heb geen zin in eten, want ik heb geen trek." (Of omgekeerd: "Ik heb geen trek, want ik heb geen zin in eten.")
#### 5.3 Omkeren van de bewijslast
De spreker stelt dat de ander moet bewijzen dat iets niet waar is, in plaats van zelf bewijs te leveren voor de eigen stelling.
* **Voorbeeld:** "De dictator kan niet bewijzen dat hij geen chemische wapens heeft. We kunnen dus rustig aannemen dat zijn loodsen vol liggen met chemische wapens."
#### 5.4 Overhaaste generalisatie
Eén voorbeeld wordt gebruikt om een brede stelling te onderbouwen.
* **Voorbeeld:** "Mijn nichtje van 14 heeft laatst in een chatbox al haar gegevens aan een vreemde gegeven. Je kunt kinderen dus niet alleen laten op het internet."
#### 5.5 Het vertekenen van een standpunt
Er worden woorden in de mond gelegd; een uitspraak van iemand anders wordt verdraaid.
* **Voorbeeld:** "Wie zwijgt, stemt in met de beslissing." (Dit is een interpretatie, niet noodzakelijk de letterlijke betekenis van zwijgen in elke context.)
#### 5.6 Vals dilemma
Er wordt een keuze voorgesteld die er niet is, waarbij een van de opties als veel vreselijker wordt afgeschilderd.
* **Voorbeeld:** "You’re with us, or you’re with the terrorists." (Als je kritiek hebt op het beleid van de VS, word je automatisch ingedeeld bij de terroristen.)
* **Tip:** Presenteer meer alternatieven in plaats van je te verontwaardigen over de truc.
#### 5.7 Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
Er wordt een oorzaak-gevolgrelatie aangenomen die niet noodzakelijk logisch is.
* **Variant: *Post hoc ergo propter hoc*** (na dit, dus vanwege dit): Gebeurtenis B volgt op gebeurtenis A, dus A is de oorzaak van B.
* **Voorbeeld:** "Mijn lessen zijn goed, want studenten halen hoge cijfers op de examens." (Andere oorzaken, zoals een gemakkelijk examen, worden genegeerd.)
* **Voorbeeld:** "Sinds het aantreden van dit kabinet is de werkloosheid behoorlijk toegenomen, dus het beleid van het huidige kabinet is slecht voor de werkgelegenheid." (Internationale economische omstandigheden kunnen ook een rol spelen.)
#### 5.8 Valse analogie
Twee zaken die niet vergelijkbaar zijn, worden vergeleken om een conclusie over het ene toe te passen op het andere.
* **Voorbeeld:** "Roken moet gewoon kunnen op de werkvloer. Als Kees elke dag frietjes eet in de kantine, is er immers ook niemand die hem dat verbiedt." (Ongezond eten is niet direct schadelijk voor omstanders, roken wel.)
#### 5.9 Misbruik van autoriteit
Iemand met aanzien spreekt zich uit over een onderwerp waar hij geen expert in is.
* **Voorbeeld:** Acteurs die reclame maken voor producten, of artsen die advies geven buiten hun medische expertisegebied.
#### 5.10 Op de man spelen / Persoonlijke aanval
De geloofwaardigheid van een persoon wordt aangevallen in plaats van zijn argumenten.
* **Voorbeeld:** "Ja, Mark, voor zo'n opportunist als jij is het natuurlijk onbegrijpelijk dat Marieke op grond van haar kwaliteiten die promotie gekregen heeft."
* **Tip:** Mark kan zich richten op de inhoud van zijn argumenten, los van persoonlijke beschuldigingen.
#### 5.11 Populisme
Inspelen op het gevoel en 'gezonde verstand' van de massa, waarbij 'de elite' tegenover 'de gewone man' wordt geplaatst. Dit gebeurt vaak door het weglaten van nuances en het beschuldigen van meerdere zaken tegelijk.
* **Voorbeeld:** "De partijleiders hebben op kosten van de kleine belastingbetaler maandenlang in chique restaurants zitten vergaderen zonder dat het wat heeft opgeleverd." (Impliceert decadentie, uitbuiting en incompetentie.)
* **Tip:** Reageer op populisten door kalm en vriendelijk uit te leggen waarom je eigen boodschap redelijker en verstandiger is.
---
# Argumentatie: standpunten en argumenten
Dit onderwerp introduceert de basisprincipes van argumentatie, waarbij de formulering en onderbouwing van een standpunt met argumenten centraal staan.
### 2.1 Standpunt versus argument
Argumenteren is een fundamentele communicatieve vaardigheid waarbij een spreker of schrijver een eigen standpunt formuleert en dit onderbouwt met argumenten om anderen te overtuigen. Een tekst of bijdrage aan een discussie is succesvol als deze anderen weet te overtuigen van het ingenomen standpunt.
* **Standpunt**: Een uiting waarin een spreker of schrijver zijn mening over iets weergeeft.
* **Argument**: Een uiting waarmee een spreker of schrijver zijn standpunt verdedigt tegen kritiek.
Het is niet altijd noodzakelijk om kritisch te zijn bij het horen of lezen van argumenten, vooral als de zender deskundig is en geen controversiële standpunten inneemt. Echter, in veel situaties is kritische beoordeling wel vereist.
### 2.2 Indicatoren
Indicatoren zijn woorden of zinsdelen die gebruikt worden om aan te geven dat een standpunt of argument wordt gepresenteerd, of om het verband tussen verschillende uitingen te duiden.
* **Indicatoren van standpunten**: Voorbeelden zijn "ik vind dat...", "Y is van mening dat...", "de conclusie moet zijn dat...", "het is duidelijk dat...", "volgens mij...".
* **Indicatoren van argumenten**: Voorbeelden zijn "want", "omdat", "immers", "aangezien", "namelijk".
Het is ook mogelijk om standpunten en argumenten te formuleren zonder expliciete indicatoren. In dergelijke gevallen moet de lezer of luisteraar de betekenis afleiden uit de context. Als op een dergelijke uiting een reactie volgt als "hoezo?", dan wordt de uiting als een standpunt opgevat, en zal de spreker of schrijver met argumenten moeten komen ter verdediging.
> **Tip:** Maak het voor je lezers of toehoorders duidelijk wat je standpunt is en welke argumenten je gebruikt door middel van indicatoren.
### 2.3 De opbouw van een argumentatie
#### 2.3.1 Een eenvoudige basisstructuur
De meest basale vorm van argumentatie bestaat uit een standpunt en een of meerdere argumenten die dit standpunt ondersteunen, ondersteund door regels (algemene principes) en feiten of omstandigheden die waar en van toepassing zijn.
#### 2.3.2 Enkelvoudige en meervoudige argumentatie
* **Enkelvoudige argumentatie**: Hierbij wordt één argument gebruikt om een standpunt te onderbouwen.
* Voorbeeld: "Je hoeft hem niet te helpen, want hij kan het zelf."
* **Meervoudige argumentatie**: Meerdere argumenten worden gebruikt om een standpunt te onderbouwen.
* **Onafhankelijke argumenten**: Als één argument wordt verworpen, blijven er nog steeds argumenten over om het standpunt te verdedigen.
* Voorbeeld: "Je hoeft hem niet te helpen, want hij kan het zelf en hij wordt er slechtgezind van als iemand hem helpt."
* **Afhankelijke argumenten**: Alle argumenten moeten correct zijn om het standpunt overeind te houden.
* Voorbeeld: "Je hoeft hem niet te helpen, want hij kan het zelf en hij wordt er slechtgezind van als iemand hem helpt met iets wat hij zelf kan."
#### 2.3.3 Nevenschikking of onderschikking
* **Nevenschikking**: Meerdere argumenten worden naast elkaar gebruikt om een standpunt te ondersteunen.
* Voorbeeld: "Jij maakt veel kans op slagen, want je beschikt over voldoende basiscompetenties. Bovendien heb je een goede studiehouding en ga je vlot om met kinderen."
* **Onderschikking**: Een argument wordt ondersteund door een ander argument. Indicatoren zoals "want" en "dus" helpen om onderschikking te herkennen.
* Structuur: Standpunt want argument want subargument.
* Structuur: Subargument dus argument dus standpunt.
* Voorbeeld: "Je stelt erg veel vragen die je niet zou stellen als je jouw correspondentie zelf zou doen. Je bent dan van veel zaken beter op de hoogte." M.a.w. "Je moet je correspondentie zelf gaan doen (standpunt), want: Je bent van veel zaken te weinig op de hoogte (argument), want: je stelt erg veel vragen over zaken die spelen (subargument)."
#### 2.3.4 Complexe argumentatie
Een goede argumentatie combineert vaak zowel onderschikking als nevenschikking. Dit wordt complexe argumentatie genoemd.
* Voorbeeld: "We moeten ons huis niet verkopen. De kinderen hebben het hier goed: ze hebben vriendjes en er is veel speelruimte. Daarnaast is het op dit moment financieel niet aantrekkelijk voor ons. Er moet zoveel opgeknapt worden dat we er nooit de optimale prijs voor krijgen."
> **Tip:** Maak ter voorbereiding een argumentatiestructuur (een 'boomstructuur') om je betoog goed te organiseren. Dit helpt ook om gaten in je eigen argumentatie te ontdekken en om de argumentatie van anderen te analyseren.
### 2.4 Kritiek leveren op argumentatie
Na het ophelderen van onduidelijkheden, kan kritiek worden geleverd op de argumentatie. Hierbij wordt gezocht naar fouten in bronnen, volledigheid, argumenten en redeneringen. Het onderscheid tussen vragen om toelichting en kritiek leveren kan vervagen, maar de focus ligt op de zwakheden in het betoog.
#### 2.4.1 Drogredenen
Drogredenen zijn argumentaties die niet kloppen, maar die het soms moeilijk maken om aan te tonen waarom.
* **Niet bewijzen wat je stelt (Ontduiken van de bewijslast)**: De spreker beweert iets zonder onderbouwing, vaak zo geformuleerd dat er moeilijk tegenin te gaan is. Er worden soms ook argumenten vermeden of het publiek wordt bespeeld.
* Voorbeelden: "Het spreekt voor zich dat de overheid zich buiten de taakverdeling van mannen en vrouwen moet houden." "Hollanders zijn van nature een heel nuchter volk." "Weldenkende mensen weten allang dat de hypotheekrenteaftrek onhoudbaar is." "Ik heb overduidelijk gelijk. Alleen domme mensen zullen het niet eens zijn met mij."
* **Cirkelredenering**: Het standpunt en het argument zijn gelijk; het ene bewijst het andere, maar er is geen externe onderbouwing.
* Voorbeeld: "Ik heb geen zin in eten, want ik heb geen trek." of "Ik heb geen trek, want ik heb geen zin in eten."
* **Omkeren van de bewijslast**: De spreker doet alsof de bewering niet bewezen hoeft te worden en laat de ander bewijzen dat het tegendeel waar is.
* Voorbeeld: "De dictator kan niet bewijzen dat hij geen chemische wapens heeft. We kunnen dus rustig aannemen dat zijn loodsen vol liggen met chemische wapens."
* **Overhaaste generalisatie**: Op basis van één voorbeeld wordt een brede stelling verkondigd.
* Voorbeeld: "Mijn nichtje van 14 heeft laatst in een chatbox al haar gegevens aan een vreemde gegeven. Je kunt kinderen dus niet alleen laten op het internet."
* **Het vertekenen van een standpunt (Iemand woorden in de mond leggen)**: Een uitspraak van iemand anders wordt verdraaid of verkeerd weergegeven.
* Voorbeeld: "Wie zwijgt, stemt in met de beslissing."
#### 2.4.2 Onlogica
Argumenten die ogenschijnlijk logisch zijn, maar dat niet zijn.
* **Vals dilemma**: Iemand wordt gedwongen tot een keuze door te suggereren dat de alternatieven veel vreselijker zijn, terwijl er wellicht meer opties zijn.
* Voorbeeld: "You’re with us, or you’re with the terrorists." (George W. Bush) Kritiek op het beleid van de VS impliceert partijdigheid met terroristen.
* **Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie**: Er wordt een oorzaak-gevolgrelatie aangenomen die er niet noodzakelijkerwijs is, of er worden andere oorzaken genegeerd.
* **Post hoc ergo propter hoc (Misbruik van chronologie)**: Gebeurtenis B volgt op gebeurtenis A, dus A is de oorzaak van B.
* Voorbeeld: "Sinds het aantreden van dit kabinet is de werkloosheid behoorlijk toegenomen, dus het beleid van het huidige kabinet is slecht voor de werkgelegenheid." (Mogelijke andere oorzaken zijn internationale economische omstandigheden.)
* Voorbeeld: "Mijn lessen zijn goed, want studenten halen hoge cijfers op de examens." (Het examen kan ook simpelweg erg gemakkelijk zijn.)
* **Valse analogie**: Twee kwesties worden met elkaar vergeleken, terwijl ze onvoldoende vergelijkbaar zijn, en de conclusie van de ene kwestie wordt onterecht toegepast op de andere.
* Voorbeeld: "Roken moet gewoon kunnen op de werkvloer. Als Kees elke dag frietjes eet in de kantine, is er immers ook niemand die hem dat verbiedt." (Ongezond eten is niet direct schadelijk voor omstanders, roken wel.)
#### 2.4.3 Autoriteiten gebruiken en misbruiken
* **Misbruik van autoriteit**: Iemand met aanzien wordt aangehaald zonder dat diegene expert is op het betreffende gebied.
* Voorbeeld: Een acteur die reclame maakt voor een product waar hij geen verstand van heeft. Een arts die advies geeft over iets buiten zijn medische expertise.
* **De geloofwaardigheid van een ander aanvallen (Op de man spelen/Persoonlijke aanval)**: Door iemand verdacht of belachelijk te maken, wordt zijn argumentatie in twijfel getrokken.
* Voorbeeld: "Ja, Mark, voor zo’n opportunist als jij is het natuurlijk onbegrijpelijk dat Marieke op grond van haar kwaliteiten die promotie gekregen heeft."
#### 2.4.4 Overige drogredenen
* **Populisme**: Inspelen op gevoelens en 'gezond verstand' van de massa, waarbij de suggestie wordt gewekt dat 'de elite' ten koste van 'de gewone man' handelt. Dit leidt vaak tot versimpeling en weglating van nuances.
* Voorbeeld: "De partijleiders hebben op kosten van de kleine belastingbetaler maandenlang in chique restaurants zitten vergaderen zonder dat het wat heeft opgeleverd." (Dit negeert mogelijke voordelen van overleg en relatieopbouw op lange termijn en beschuldigt partijleiders van decadent gedrag, uitbuiting en incompetentie.)
> **Tip:** Reageer op populisten door kalm en vriendelijk de redelijkheid en verstandigheid van je eigen boodschap te benadrukken.
>
> **Tip:** Wees alert op het gebruik van gevoelens en emoties in plaats van inhoudelijke argumenten.
---
# Kritiek leveren en drogredenen herkennen
Hier is een gedetailleerde samenvatting voor het onderwerp "Kritiek leveren en drogredenen herkennen", bedoeld als studiehandleiding.
## 3. Kritiek leveren en drogredenen herkennen
Dit gedeelte behandelt het identificeren van zwakheden in een betoog om constructieve kritiek te kunnen leveren en de verschillende soorten drogredenen die de logica van argumentatie ondermijnen.
### 3.1 Kritiek leveren op een betoog
Het leveren van kritiek op een betoog houdt in dat je de zwakheden ervan identificeert. Na het ophelderen van alle onduidelijkheden in een betoog, richt je je op de volgende aspecten:
* **Bronnen en auteur:** Schieten de aangehaalde bronnen of de spreker zelf als bron tekort?
* **Inhoud:** Is de inhoud van het standpunt of van de argumenten onwaar of onaannemelijk?
* **Redeneringen:** Bevat het betoog redeneerfouten? Worden er te veel gevoelsargumenten gebruikt in plaats van inhoudelijke argumenten?
* **Volledigheid:** Bevat het betoog gaten of hiaten in de informatie?
Het onderscheid tussen het vragen om toelichting en het leveren van kritiek kan soms vervagen, aangezien deze in de praktijk vaak door elkaar lopen.
### 3.2 Drogredenen herkennen
Drogredenen zijn fouten in de logica van een argumentatie. Ze maken een argument ongeldig of onaannemelijk, hoewel ze vaak wel overtuigend kunnen overkomen. Het is belangrijk om te weten dat de argumentatie niet klopt, maar het is niet altijd gemakkelijk om dit aan te tonen.
#### 3.2.1 Drogredenen: niet bewijzen wat je stelt
Dit type drogredenen ondermijnt de noodzaak om bewijs te leveren voor een stelling.
* **Ontduiken van de bewijslast:** De spreker formuleert standpunten zo dat het moeilijk is om ertegenin te gaan, vaak zonder argumenten te geven. Soms worden de toehoorders bespeeld, waardoor vragen om onderbouwing dom of onwetend doen lijken.
> **Voorbeeld:** "Het spreekt voor zich dat de overheid zich buiten de taakverdeling van mannen en vrouwen moet houden."
> **Voorbeeld:** "Weldenkende mensen weten allang dat de hypotheekrenteaftrek onhoudbaar is."
* **Cirkelredenering:** Hierbij zijn het standpunt en het argument gelijk aan elkaar. Het standpunt is het argument, en het argument is het standpunt. Dit is ook een vorm van ontduiken van de bewijslast.
> **Voorbeeld:** "Ik heb geen zin in eten, want ik heb geen trek." (Omgekeerd: "Ik heb geen trek, want ik heb geen zin in eten.")
* **Omkeren van de bewijslast:** Men doet alsof de eigen bewering niet bewezen hoeft te worden, en laat de ander bewijzen dat het niet zo is.
> **Voorbeeld:** "De dictator kan niet bewijzen dat hij geen chemische wapens heeft. We kunnen dus rustig aannemen dat zijn loodsen vol liggen met chemische wapens."
* **Overhaaste generalisatie:** Eén enkel voorbeeld wordt gebruikt om een brede stelling te onderbouwen.
> **Voorbeeld:** "Mijn nichtje van 14 heeft laatst in een chatbox al haar gegevens aan een vreemde gegeven. Je kunt kinderen dus niet alleen laten op het internet."
* **Vertekenen van een standpunt:** De spreker verdraait de uitspraken van iemand anders, alsof diegene iets gezegd heeft wat hij niet gezegd heeft.
> **Voorbeeld:** "Wie zwijgt, stemt in met de beslissing." (Dit impliceert dat stilzwijgen een akkoord is, wat niet altijd het geval is.)
#### 3.2.2 Drogredenen: onlogica
Deze drogredenen lijken logisch, maar volgen geen geldige redeneerstructuur.
* **Vals dilemma:** Men probeert iemand te dwingen een keuze te maken voor het eigen standpunt door te suggereren dat de alternatieven veel vreselijker zijn, terwijl er wellicht meer opties zijn.
> **Voorbeeld:** "Je bent met ons, of je bent met de terroristen." (Dit suggereert dat er slechts twee opties zijn, wat een valse dichotomie is.)
* **Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie:** Er wordt een oorzaak-gevolgrelatie aangenomen die niet noodzakelijk is. Er kunnen andere oorzaken meespelen.
> **Voorbeeld:** "Mijn lessen zijn goed, want studenten halen hoge cijfers op de examens." (Het examen kan ook simpelweg gemakkelijk zijn.)
* **Post hoc ergo propter hoc (misbruik van chronologie):** Gebeurtenis B volgt op gebeurtenis A, dus A wordt als oorzaak van B aangenomen.
> **Voorbeeld:** "Sinds het aantreden van dit kabinet is de werkloosheid behoorlijk toegenomen, dus het beleid van het huidige kabinet is slecht voor de werkgelegenheid." (Andere factoren, zoals internationale economische omstandigheden, kunnen ook een rol spelen.)
* **Valse analogie:** Twee zaken (A en B) worden met elkaar vergeleken, met de implicatie dat een conclusie die voor A geldt, ook voor B moet gelden. Als A en B niet vergelijkbaar zijn, is de analogie vals.
> **Voorbeeld:** "Roken moet gewoon kunnen op de werkvloer. Als Kees elke dag frietjes eet in de kantine, is er immers ook niemand die hem dat verbiedt." (Roken en ongezond eten hebben verschillende directe gevolgen voor medemensen.)
#### 3.2.3 Drogredenen: autoriteiten gebruiken en misbruiken
Het aanvoeren van deskundigen of gezaghebbenden kan legitiem zijn, maar ook misbruikt worden.
* **Misbruik van autoriteit:** Iemand met aanzien zegt iets, zonder dat diegene een expert is op dat gebied.
> **Voorbeeld:** Een acteur die reclame maakt voor een product waar hij geen expertise in heeft.
* **De geloofwaardigheid van een ander aanvallen (Op de man spelen/Persoonlijke aanval):** Door iemand verdacht of belachelijk te maken, worden ook zijn argumenten in twijfel getrokken.
> **Voorbeeld:** "Ja, Mark, voor zo’n opportunist als jij is het natuurlijk onbegrijpelijk dat Marieke op grond van haar kwaliteiten die promotie gekregen heeft."
#### 3.2.4 Overige drogredenen
* **Populisme:** Inspelen op het gevoel en 'gezonde verstand' van de massa, met de suggestie dat 'de elite' de belangen van 'de gewone man' schaadt. Dit is vaak een versimpeling van de werkelijkheid waarbij nuances worden weggelaten.
> **Voorbeeld:** "De partijleiders hebben op kosten van de kleine belastingbetaler maandenlang in chique restaurants zitten vergaderen zonder dat het wat heeft opgeleverd." (Dit impliceert decadentie, uitbuiting en incompetentie zonder rekening te houden met mogelijke langetermijnvoordelen of de complexiteit van overleg.)
### 3.3 Hulpmiddelen bij argumentatieanalyse
* **Indicatoren:** Woorden of zinsdelen die een standpunt of een verband tussen uitspraken aangeven.
| Indicatoren van standpunten | Indicatoren van argumenten |
| :-------------------------- | :-------------------------- |
| ik vind dat... | want |
| Y is van mening dat... | omdat |
| de conclusie moet zijn dat...| immers |
| het is duidelijk dat... | aangezien |
| volgens mij... | namelijk |
| enz. | enz. |
* **Argumentatiestructuur:** Het maken van een 'boomstructuur' van een argumentatie kan helpen om de logica te doorgronden en zwakke plekken te identificeren. Dit is zowel een hulpmiddel bij het opbouwen van eigen betogen als bij het analyseren van die van anderen.
> **Tip:** Bij het kritisch beoordelen van andermans betogen, probeer de argumentatiestructuur van de ander te reconstrueren. Dit maakt het gemakkelijker om gaten en zwakheden te vinden.
>
> **Tip:** Gebruik zelf duidelijk indicatoren om je standpunten en argumenten herkenbaar te maken voor je publiek.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Feit | Een uitspraak die controleerbaar en bewijsbaar is. Feiten kunnen worden geverifieerd door middel van observatie of onderzoek. |
| Mening | Een uitspraak die een waardeoordeel bevat en niet objectief controleerbaar is. Meningen kunnen verschillen per individu en zijn gebaseerd op persoonlijke opvattingen. |
| Bron | De oorsprong of het medium waaruit informatie afkomstig is. De betrouwbaarheid van de bron, zoals een vaktijdschrift of een advertentie, beïnvloedt de beoordeling van de informatie. |
| Auteur | De persoon of entiteit die verantwoordelijk is voor het creëren van de tekst. De expertise en betrokkenheid van de auteur bij het onderwerp zijn cruciaal voor de beoordeling van de betrouwbaarheid. |
| Waardeoordeel | Een beoordeling die de waarde, kwaliteit of betekenis van iets bepaalt. Bij kritisch lezen helpt een waardeoordeel de lezer om de tekst voor zichzelf te interpreteren en te bepalen wat hij ermee kan doen. |
| Standpunt | Een taaluiting waarin een spreker of schrijver zijn mening over een bepaald onderwerp weergeeft. Het is de centrale stelling die verdedigd moet worden. |
| Argument | Een taaluiting die wordt gebruikt om een standpunt te verdedigen tegen mogelijke kritiek of om het standpunt te onderbouwen. Argumenten dienen ter ondersteuning van de hoofdthesis. |
| Indicator | Woorden of zinsdelen die helpen om een standpunt of een argument te herkennen en de relatie tussen verschillende uitingen aan te geven. Ze verduidelijken de bedoeling van de spreker of schrijver. |
| Enkelvoudige argumentatie | Een argumentatievorm waarbij één enkel argument wordt gebruikt om een standpunt te onderbouwen. De overtuigingskracht hangt volledig af van dit ene argument. |
| Meervoudige argumentatie | Een argumentatievorm waarbij meerdere argumenten worden gebruikt om een standpunt te ondersteunen. Deze argumenten kunnen onafhankelijk of afhankelijk van elkaar zijn. |
| Nevenschikking | Een manier van argumenteren waarbij meerdere argumenten naast elkaar worden geplaatst om een standpunt te ondersteunen, zonder dat het ene argument het andere ondersteunt. |
| Onderschikking | Een argumentatiestructuur waarbij een argument zelf weer wordt onderbouwd door een ander argument. Dit creëert een keten van redeneringen. |
| Complexe argumentatie | Een argumentatie die zowel nevenschikking als onderschikking combineert om een standpunt te ondersteunen. Dit leidt tot een gelaagde en uitgebreidere redenering. |
| Drogreden | Een argument dat logisch ongeldig is of gebrekkig redeneert, maar toch overtuigend kan lijken. Het doel is vaak om de tegenstander te misleiden of te manipuleren. |
| Cirkelredenering | Een drogreden waarbij het standpunt en het argument gelijk zijn aan elkaar. De stelling wordt bewezen met zichzelf als bewijs. |
| Overhaaste generalisatie | Een drogreden waarbij een algemene conclusie wordt getrokken op basis van te weinig of niet-representatieve voorbeelden. Eén geval wordt gebruikt om een brede stelling te onderbouwen. |
| Vals dilemma | Een drogreden waarbij de keuze wordt beperkt tot twee extremen, terwijl er in werkelijkheid meer opties beschikbaar zijn. Het creëert een schijnkeuze die de ontvanger dwingt tot een bepaalde beslissing. |
| Valse analogie | Een drogreden waarbij twee zaken die niet vergelijkbaar zijn, aan elkaar worden gelijkgesteld. De conclusie die geldt voor de ene zaak wordt onterecht toegepast op de andere. |
| Misbruik van autoriteit | Een drogreden waarbij een persoon met aanzien wordt aangehaald als expert op een gebied waarvoor diegene geen specifieke expertise heeft. De autoriteit van de persoon wordt misbruikt om een argument te staven. |
| Populisme | Een politieke stijl die inspeelt op de gevoelens en het "gezonde verstand" van de massa, vaak door een contrast te creëren tussen "het volk" en "de elite". Het is vaak een versimpeling van de werkelijkheid. |