Cover
Start nu gratis HCO 2 Prelinguale periode 2324 versie studenten dia's.pptx
Summary
# De prelinguale periode: het eerste levensjaar
De prelinguale periode omvat de ontwikkeling van communicatieve en linguïstische vaardigheden van de geboorte tot het eerste woordje, waarbij kinderen evolueren van non-verbale naar verbale communicatie.
## 1. Communicatieve ontwikkeling: evolutie in interactie
De communicatieve ontwikkeling van een baby verloopt in verschillende fasen, nauw verbonden met hun interactie met de omgeving.
### 1.1 Geboorte tot 6 weken: huilen en vroege luisterontwikkeling
* **Schreien/huilen:** Dit is de primaire vorm van vocale expressie direct na de geboorte. De geboorteschreeuw is een opvallende, schelle klank die aangeeft dat de baby functioneert. Huilen is in deze fase voornamelijk een fysiologische activiteit, bedoeld om basisbehoeften te signaleren. Er is geen wetenschappelijke evidentie dat baby's specifieke huilgeluiden hebben voor verschillende noden zoals honger of vermoeidheid.
* **Vegetatieve geluiden:** Wanneer de baby in rust is, produceert deze geluiden zoals hikken en slikken.
* **Voorkeur voor stemmen:** Baby's tonen een duidelijke voorkeur voor menselijke gezichten en stemgeluiden, met name die van de moeder.
### 1.2 6 weken tot 4 maanden: vocaliseren en oogcontact
* **Oogcontact:** Vanaf ongeveer 6 weken wordt de baby alerter en kan het blikveld beter fixeren. Dit leidt tot oogcontact, wat een teken is van sociale herkenning en het begin van wederzijdse communicatie. De sociale glimlach verschijnt rond deze leeftijd.
* **Vocaliseren:** Naast huilen produceert de baby nu ook welbehagen- en comfortgeluidjes, bekend als vocaliseringen.
* **Ontspannen vocalen:** Deze geluiden zijn ontspannen en worden aanvankelijk geïsoleerd en kort geproduceerd (bv. 'a', 'eu', 'e', 'u').
* **Vroege syllabificatie:** Later volgen reeksen van 3 tot 10 segmenten (bv. 'aah', 'ehh', 'uh'), wat beschouwd kan worden als een voorloper van lettergrepen.
* **Start wederzijdse communicatie:** De interactie tussen baby en volwassene begint, waarbij volwassenen vaak 'babytalk' gebruiken.
### 1.3 4 tot 7 maanden: vocaal spel en interactie
* **Vocaal spel:** Baby's beginnen actief te experimenteren met hun articulatoren en mondstanden, wat resulteert in gevarieerdere vocale klanken.
* **Meer consonanten:** Naast klinkers worden nu ook meer consonanten geïntroduceerd, zoals 'p', 't', 'k', 'f', 's', 'x', 'm', 'n'.
* **Variaties in prosodie:** Er ontstaan variaties in toonhoogte, luidheid en duur van de klanken, wat leidt tot klankgroepjes van klinkers en medeklinkers. Dit omvat geluiden als kirren, pruttelen, lange uithalende kreten, brommen, gillen, schreeuwen, grommen, krijsen, fluisteren en schateren.
* **Marginaal brabbelen:** Dit is een vroege vorm van brabbelen waarbij klankcombinaties zoals (explosief – fricatief – vocaal) optreden, bijvoorbeeld 'PfA', 'TsjA', 'KxA'.
* **Protoconversaties:** Vanaf 6 maanden vindt de protoconversatie plaats, gekenmerkt door alternerend vocaliseren. De baby stopt met vocalisatie wanneer de ouder spreekt, wat een vorm van 'turntaking' is, initieel voornamelijk van aangezicht tot aangezicht.
* **Joint attention:** Baby's beginnen aandacht te richten op dezelfde objecten of gebeurtenissen als hun verzorgers.
### 1.4 8 tot 12 maanden: brabbelen en wederzijdse dialogen
* **Brabbelen:** Vanaf ongeveer 7 maanden begint het brabbelen, wat gekenmerkt wordt door een opeenvolging van (bijna) identieke lettergrepen, zoals 'ba-ba-ba', soms met een sjwa-achtige aanloop (bv. 'eba'). Dit betreft de herhaling van articulatiebewegingen binnen één enkele ademhaling. De meest voorkomende consonanten zijn alveolair en labiodentaal.
* **Reduplicerend brabbelen:** Dit is de herhaling van eenvoudige consonanten-vocaal (CV) patronen, zoals 'babababa'.
* **Gevarieerd brabbelen:** Dit omvat patronen van CV-herhalingen waarbij ofwel dezelfde articulatieplaats met een andere wijze wordt gebruikt, ofwel dezelfde articulatiewijze met een andere plaats, of een combinatie hiervan.
* **Wederzijdse dialogen:** Baby's beginnen intentioneel te communiceren.
* **Preverbale communicatieve intenties:** Ondanks het ontbreken van woorden, communiceert de baby via lichaamsbewegingen, oogcontact, gebaren en brabbels. De baby kan kleine opdrachten begrijpen.
* **Woordherkenning:** De baby begint woorden te herkennen en bouwt een mentaal lexicon op door interactie met de omgeving.
* **Conventionele vocaliseringen:** Geluiden worden gebruikt om betekenis over te brengen, bijvoorbeeld 'oh!'.
* **"Benoemen":** Tegen het einde van deze fase begint de baby objecten te 'benoemen' met eigen klanken of bekende woorden.
* **Expressief jargon of gibberisch:** Kenmerkend is de prosodie (melodie en intonatie) die lijkt op die van volwassen taal, maar zonder concrete woorden.
> **Tip:** De motorische ontwikkeling van de baby is nauw verbonden met de linguïstische ontwikkeling. Baby's die veel knabbelen, brabbelen vaak ook meer.
## 2. Linguïstische ontwikkeling: evolutie in vocale productie
Parallel aan de communicatieve ontwikkeling vindt de linguïstische evolutie plaats, gericht op de productie van klanken.
### 2.1 Stadia van klankproductie
De klankproductie evolueert in de volgende stadia:
* **Geboorte tot 6 weken:**
* **Schreien/huilen:** De eerste vocalisaties zijn huilgeluiden, variërend van een schelle geboorteschreeuw tot andere huilpatronen.
* **6 weken tot 4 maanden:**
* **Vocaliseren:** Ontwikkeling van comfortgeluiden en ontspannen vocalen, aanvankelijk kort en geïsoleerd, later in reeksen. Dit kan gezien worden als een voorloper van syllabestructuur.
* **4 tot 7 maanden:**
* **Vocaal spel:** Meer gevarieerde klinker- en medeklinkerklanken worden geproduceerd door actief gebruik van de articulatoren. Klankgroepen van klinkers en medeklinkers ontstaan.
* **Marginaal brabbelen:** Vroege combinaties van consonanten en vocalen.
* **7/8 tot 12 maanden:**
* **Brabbelen:** Kenmerkt zich door herhalende lettergrepen (reduplicerend brabbelen) en later gevarieerde patronen. De klanken worden meer uitgesproken en lijken fonemen van de moedertaal te bevatten.
* **Canoniek brabbelen:** Dit is het meer gestructureerde brabbelen met herhalingen van CV-structuren (consonant-vocaal).
* **Selectie van moedertaalfonemen:** De baby begint de klanken van de moedertaal te selecteren en te produceren.
* **Prosodische kenmerken:** Melodie en intonatie worden steeds belangrijker.
### 2.2 Eigenschappen van het brabbelen
Het brabbelen in de latere prelinguale periode vertoont specifieke kenmerken:
* **Syllabestructuur:** Voornamelijk de Consonant-Vocaal (CV) structuur is dominant.
* **Reduplicaties:** Herhalingen van dezelfde lettergreep (bv. 'dada', 'pipi').
* **Fonemische selectie:** Er is een toenemende selectie van fonemen die typerend zijn voor de moedertaal.
* **Prosodische kenmerken:** De melodie en intonatie van het brabbelen lijken steeds meer op die van volwassen taal. Dit resulteert in expressief jargon of gibberisch.
> **Tip:** Het taalaanbod van de omgeving speelt een cruciale rol in de 'fine-tuning' van het brabbelen. Kinderen die veel blootgesteld worden aan een rijke taalomgeving, ontwikkelen sneller specifieke klankpatronen.
## 3. Samenvatting: de prelinguale periode
De prelinguale periode legt de basis voor verdere taalontwikkeling en omvat zowel communicatieve als linguïstische evolutie.
* **Basis voor selectief luisteren:** Goede auditieve perceptie is essentieel.
* **Basis voor woordbegrip:** Een goede cognitieve ontwikkeling is hiervoor noodzakelijk.
* **Herkenning van prosodische kenmerken:** De melodie en intonatie van taal worden begrepen.
* **Actieve productie van fonemen:** De baby ontwikkelt de motorische vaardigheden om klanken van de moedertaal te produceren.
* **Basis voor verbale dialoog:** Goede sociaal-emotionele ontwikkeling is cruciaal voor interactie.
De evolutie kan samengevat worden in vier periodes:
1. **Schreien/huilen** (geboorte tot 6 weken)
2. **Vocaliseren + oogcontact** (6 weken tot 4 maanden)
3. **Vocaal spel + interactie** (4 tot 7 maanden)
4. **Brabbelen + wederzijdse dialogen** (8 tot 12 maanden)
---
# Communicatieve ontwikkeling in interactie
De communicatieve ontwikkeling bij baby's verloopt geleidelijk, van basale vocalisaties zoals huilen naar complexe wederzijdse dialogen, waarbij interactie met de omgeving cruciaal is.
### 2.1 Van non-verbale naar verbale communicatie
Gedurende het eerste levensjaar transformeert de communicatie van baby's van puur fysiologische uitingen naar intentioneel gedrag dat de basis legt voor taalverwerving. Deze ontwikkeling kan worden opgedeeld in verschillende fasen, die zowel de vocale productie als de interactieve vaardigheden omvatten.
#### 2.1.1 Geboorte tot 6 weken: Huilen en vroege vocalisaties
* **Huilen/Schreien:**
* Dit is de primaire vorm van communicatie direct na de geboorte. De geboorteschreeuw is een opvallende, schelle klank die aangeeft dat de baby functioneert.
* Huilen is initieel een fysiologische activiteit die duidt op behoeften zoals honger of ongemak, maar er is geen wetenschappelijke evidentie dat baby's specifieke huilgeluiden maken voor verschillende problemen.
* In rust produceert de baby vegetatieve geluiden zoals slikken en hikken.
* **Interactie:**
* Hoewel de communicatie nog beperkt is, hebben baby's een aangeboren voorkeur voor menselijke gezichten en stemgeluiden, met name die van de moeder. Dit legt de basis voor sociale interactie.
#### 2.1.2 6 weken tot 4 maanden: Vocaliseren en oogcontact
* **Oogcontact en de Sociale Glimlach:**
* Vanaf ongeveer 6 weken worden baby's alerter en ontwikkelen ze de capaciteit voor oogcontact. De sociale glimlach verschijnt, wat een belangrijke mijlpaal is in de wederkerigheid van communicatie. Ouders interpreteren dit als herkenning van hun kind.
* Baby's met visuele problemen ontwikkelen deze vaardigheid later.
* **Vocaliseren:**
* In deze periode produceren baby's welbehagen- en comfortgeluiden, bekend als vocaliseringen. Dit zijn ontspannen vocalen, aanvankelijk geïsoleerd en kort (zoals 'a', 'eu', 'e', 'u'), die later in reeksen van 3 tot 10 segmenten voorkomen (vroege syllabificatie, bv. 'aah', 'ehh').
* De ontwikkeling van vocaliseringen is niet direct vertraagd bij doof geboren kinderen, wat suggereert dat auditieve feedback hierin initieel geen doorslaggevende rol speelt. De ontspannen mond- en kaakbewegingen faciliteren de productie van deze vocalen.
* **Interactie:**
* De ontwikkeling van oogcontact en de sociale glimlach markeert de start van wederzijdse communicatie en de ontwikkeling van protoconversaties, waarbij de interactie tussen ouder en kind gestimuleerd wordt, vaak met behulp van "babytalk".
#### 2.1.3 4 tot 7 maanden: Vocaal spel en interactie
* **Vocaal spel:**
* Baby's beginnen actief te experimenteren met hun mond en articulatorische bewegingen.
* Ze produceren een breder scala aan klinkerachtige geluiden en ontdekken variaties in intonatie en luidheid.
* Medeklinkers zoals 'P', 'T', 'K', 'F', 'S', 'X', 'M', 'N' worden meer prominent.
* Klankgroepen van klinkers en medeklinkers ontstaan, zoals bij marginale brabbelen (bv. PfA, TsjA, KxA).
* Variaties in toonhoogte, luidheid en duur leiden tot geluiden als kirren, pruttelen, lange uithalende kreten, brommen, gillen, schreeuwen, grommen, krijsen, fluisteren en schateren.
* **Interactie:**
* **Protoconversaties:** Dit zijn vroege, preverbale interacties die lijken op een dialoog. Ze kenmerken zich door alternerend vocaliseren, waarbij de baby stopt met geluid maken wanneer de ouder spreekt, en vice versa (turntaking).
* De focus ligt op aangezicht-tot-aangezicht interactie, en later breidt dit zich uit naar interactie met voorwerpen.
* **Joint attention** (gedeelde aandacht), waarbij de baby en de volwassene aandacht richten op hetzelfde object of gebeurtenis, begint zich te ontwikkelen.
#### 2.1.4 8 tot 12 maanden: Brabbelen en wederzijdse dialogen
* **Brabbelen:**
* Vanaf ongeveer 7 maanden begint het brabbelen, wat gekenmerkt wordt door de opeenvolging van (bijna) identieke lettergrepen, zoals "ba-ba-ba" of "ma-ma-ma". Soms is er een sjwa-achtige aanloop (bv. "eba").
* Dit proces betreft de herhaling van articulatiebewegingen, vaak binnen één enkele ademhaling, met zowel doorlopende als onderbroken stemgeving.
* De meest voorkomende klanken zijn alveolair en labiodentaal.
* Doof geboren kinderen beginnen later met brabbelen, wat de invloed van auditieve feedback benadrukt.
* **Fasen van Brabbelen:**
* **Canoniek brabbelen:** Gekenmerkt door de herhaling van eenvoudige medeklinker-klinker (CV) patronen (bv. 'bababa'). Dit kan verder worden onderverdeeld in repetitief en gevarieerd brabbelen, waarbij de variaties toenemen in zowel articulatieplaats als -wijze.
* **Selectie van moedertaalfonemen:** Baby's beginnen de klanken van hun moedertaal te internaliseren, wat leidt tot een selectie van specifieke fonemen en een aanpassing van de syllabestructuur (vaak CV).
* **Prosodische kenmerken:** De melodie en intonatie van brabbelen gaan lijken op die van de moedertaal. Dit leidt tot expressief jargon of gibberish, wat een vorm van communicatieve intentie is.
* **Interactie:**
* **Wederzijdse dialogen:** De communicatie wordt meer wederkerig en intentioneel. Baby's gebruiken een combinatie van lichaamsbewegingen, oogcontact, gebaren en brabbels om hun preverbale communicatieve intenties kenbaar te maken.
* **Intentioneel gedrag:** Baby's sturen doelbewust boodschappen uit. Ze beginnen met wijzen en andere gebaren om de aandacht van de volwassene te vestigen op objecten of gebeurtenissen.
* **Woordherkenning:** De basis voor het opbouwen van een mentaal lexicon wordt gelegd door herkenning van woorden in interactie met de omgeving.
* **Gevorderd Brabbelen:** Kenmerken omvatten veel reduplicaties (bv. 'dodo', 'pipi') en bilabialen, samen met klinker variaties. Dit kan worden beschouwd als een vorm van "manual babbling" in de vocale productie.
> **Tip:** De ontwikkeling van de communicatieve vaardigheden is nauw verbonden met de motorische en cognitieve ontwikkeling. Houd rekening met individuele verschillen in het tempo van deze ontwikkeling.
> **Voorbeeld:** Een baby van 10 maanden die een speeltje aanwijst en "ba-ba" zegt, toont intentioneel gedrag en de eerste stappen naar benoemen, zelfs zonder het specifieke woord. Dit is een voorbeeld van een preverbale communicatieve intentie.
---
# Linguïstische ontwikkeling: vocale productie
De vocale productie bij baby's evolueert van basale geluiden zoals huilen naar complexere structuren zoals vocaal spel en brabbelen, wat de basis legt voor verdere taalverwerving.
### 3.1 De prelinguale periode: evolutie in vocale productie
De vocale ontwikkeling gedurende het eerste levensjaar van een baby kan worden ingedeeld in vier overlappende periodes, die nauw verbonden zijn met de communicatieve ontwikkeling en de interactie met de omgeving.
#### 3.1.1 Schreien/huilen (geboorte tot 6 weken)
Dit is de initiële vorm van vocale expressie, beginnend met de geboorteschreeuw. Schreien is primair een fysiologische activiteit. Tijdens rust produceert de baby vegetatieve geluiden zoals hikken en slikken. Hoewel er geen wetenschappelijk bewijs is dat specifieke huilgeluiden wijzen op specifieke behoeften (zoals honger of vermoeidheid), is het huilen zelf de meest opvallende klankproductie in deze vroege fase. Het kan lang duren en klinkt luid en gespannen. De baby heeft een voorkeur voor menselijke stemmen, met name die van de moeder.
#### 3.1.2 Vocaliseren en oogcontact (6 weken tot 4 maanden)
Vanaf ongeveer zes weken wordt de baby alerter en kan het de blik beter fixeren. Dit leidt tot het tonen van de sociale glimlach en het maken van oogcontact. Dit markeert het begin van wederzijdse communicatie, vaak aangeduid als protoconversaties. De baby begint geluiden van welbehagen en comfort te produceren, bekend als vocaliseringen.
* **Kenmerken vocaliseringen:**
* Ontspannen vocalen, aanvankelijk geïsoleerd en kort (bv. 'a', 'eu', 'e', 'u').
* Later in reeksen van drie tot tien segmenten (bv. 'aah', 'ehh', 'uh'), wat wordt gezien als vroege syllabificatie.
* De mond en kaak worden meer ontspannen, wat de productie van diverse vocale klanken mogelijk maakt.
* Gehoorgestoorde en blinde kinderen vertonen in deze fase geen vertraging in vocalisering.
#### 3.1.3 Vocaal spel en interactie (4 tot 7 maanden)
In deze fase verkent de baby actief de mogelijkheden van zijn spraakorganen en de klanken die hij kan produceren. Dit uit zich in vocaal spel, waarbij de baby articulatorische bewegingen maakt en mondstanden exploreert.
* **Kenmerken vocaal spel:**
* **Gevarieerde vocalen:** De baby breidt klinkerachtige geluiden uit en ontdekt variaties in toonhoogte, luidheid en duur.
* **Consonanten:** Er worden meer consonanten geïntroduceerd, zoals 'p', 't', 'k', 'f', 's', 'x', 'm', 'n'.
* **Klankgroepjes:** Er ontstaan groepjes van klinkers en medeklinkers.
* **Diversiteit aan geluiden:** De baby produceert geluiden zoals kirren, pruttelen, lange uithalende kreten, brommen, gillen, schreeuwen, grommen, krijsen, fluisteren en schateren.
* **Marginaal brabbelen:** Een vroege vorm van brabbelen die gekenmerkt wordt door explosieve (bv. 'pfA') of fricatieve ('tsjA', 'kxA') klanken gevolgd door een vocaal.
> **Tip:** Vanaf deze fase wordt de interactie met de omgeving cruciaal. De baby gebruikt gebaren en stemgeluiden om te communiceren, en de ouder reageert hierop, wat de basis legt voor protoconversaties en het 'om de beurt spreken'.
#### 3.1.4 Brabbelen en wederzijdse dialogen (7/8 tot 12 maanden)
Dit is de fase waarin de vocale productie meer gestructureerd wordt en de basis legt voor de ontwikkeling van de moedertaal.
* **Kenmerken brabbelen:**
* **Repetitief brabbelen:** Kenmerkt zich door de herhaling van (bijna) identieke syllaben, zoals 'ba-ba-ba', soms met een sjwa-achtige aanloop (bv. 'eba'). Dit is een herhaling van articulatiebewegingen binnen één enkele ademhaling.
* **Canoniek brabbelen:** Dit is de meest bekende vorm, waarbij de baby gestructureerde CV-syllaben produceert (consonant-vocaal). Er is sprake van herhaling van articulatiebewegingen, binnen doorlopende of onderbroken stemgeving. De meest voorkomende consonanten zijn alveolair en labiodentaal.
* **Gevarieerd brabbelen:** Patronen van CV-herhalingen worden gevarieerder, met bijvoorbeeld dezelfde articulatieplaats maar een andere wijze van articulatie (bv. 'babamamaba') of dezelfde articulatiewijze maar een andere plaats (bv. 'bababagagaba'). Er kan ook sprake zijn van een vermenging van deze patronen.
* **Selectie van moedertaalfonemen:** De baby begint geluiden te produceren die specifiek zijn voor de moedertaal. Dit is een signaal dat de universelere klankproductie begint te differentiëren.
* **Syllabestructuur:** De CV-structuur wordt dominant.
* **Prosodische kenmerken:** Melodie en intonatie worden belangrijker, wat leidt tot expressief jargon of gibberish.
> **Opmerking:** Bij gehoorgestoorde kinderen treedt canoniek brabbelen later op. Er is ook sprake van "manual babbling", een vorm van reducerende (niet-symbolische) gebaren die gelijktijdig met vocaal brabbelen optreedt.
### 3.2 De basis voor verdere taalontwikkeling
De linguïstische ontwikkeling in de prelinguale periode, met name de evolutie van vocale productie, legt een cruciale basis voor latere taalverwerving.
* **Basis voor selectief luisteren:** Goede perceptie van klanken is essentieel.
* **Basis voor woordbegrip:** Goede cognitieve ontwikkeling ondersteunt het leren van woorden.
* **Herkennen van prosodische kenmerken:** Melodie en intonatie helpen bij het begrijpen van spraak.
* **Actieve productie van fonemen van de moedertaal:** De ontwikkeling van de fijnmotoriek van de spraakorganen is hierbij van belang.
* **Verbale dialoog:** Een goede sociaal-emotionele ontwikkeling is noodzakelijk voor het aangaan van gesprekken.
De interactie met de omgeving, inclusief het taalaanbod van volwassenen (babytalk), speelt een significante rol in de fijnafstemming van de vocale productie op de moedertaal. Vanaf ongeveer 8 tot 12 maanden beginnen baby's ook preverbale communicatieve intenties te uiten via lichaamsbewegingen, oogcontact, gebaren en brabbels. Ze beginnen ook woordherkenning te ontwikkelen en kunnen conventionele vocaliseringen imiteren, zoals 'oh!'. Tegen het einde van deze fase kunnen ze dingen 'benoemen', wat een vroege vorm van de eerste echte woorden markeert.
---
# Taalontwikkeling en omgevingsaanbod
Dit onderwerp verkent de cruciale relatie tussen de taalontwikkeling van jonge kinderen en het taalaanbod dat zij ontvangen vanuit hun omgeving, met een specifieke focus op de vroege, prelinguale stadia.
### 4.1 De prelinguale periode: het eerste levensjaar
De prelinguale periode, die loopt van de geboorte tot ongeveer het eerste levensjaar, kenmerkt zich door de overgang van non-verbale naar verbale communicatie. Gedurende deze fase ontwikkelt het kind zich zowel communicatief, in interactie met de omgeving, als linguïstisch, door de vocale productie te evolueren.
#### 4.1.1 Communicatieve ontwikkeling: evolutie in interactie
De communicatieve ontwikkeling van de baby verloopt parallel aan de interactie met de omgeving en is op te delen in verschillende stadia:
* **Geboorte tot 6 weken:** De belangrijkste communicatieve uiting is huilen of schreien. Dit is een fysiologische activiteit die de basis legt voor vocale productie. In deze periode ontwikkelen baby's ook een vroege luisterontwikkeling.
* **6 weken tot 4 maanden:** In deze fase ontstaat oogcontact, wat culmineert in de sociale glimlach rond 6 weken. Dit markeert het begin van wederzijdse communicatie, waarbij ouders vaak "babytalk" gebruiken. De baby wordt alerter en begint vocaliseringen te produceren.
* **Vocaliseren:** Dit zijn welbehagen- en comfortgeluidjes, aanvankelijk geïsoleerd en kort, later in reeksen. Het zijn ontspannen vocalen die bestaan uit klinkerachtige geluiden. Gehoorgestoorde kinderen vertonen op dit moment nog geen vertraging in deze ontwikkeling, terwijl blinde kinderen later beginnen met vocaliseren.
* **4 tot 7 maanden:** Vocaal spel en interactie staan centraal. Kinderen beginnen articulatoren te bewegen en mondstanden te exploreren, wat leidt tot gevarieerdere vocalen en meer consonanten. Ze experimenteren met toonhoogte, luidheid en duur, wat resulteert in klankgroepjes van klinkers en medeklinkers. Rond 6 maanden beginnen protoconversaties, waarbij de baby afwisselend vocaliseert en stopt met vocaliseren wanneer de ouder spreekt. Dit gebeurt voornamelijk van aangezicht tot aangezicht.
* **8 tot 12 maanden:** In deze fase verschuift de focus naar brabbelen en wederzijdse dialogen. Het kind toont intentioneel gedrag en neemt initiatief in joint attention. Preverbale communicatieve intenties, zoals lichaamsbewegingen, oogcontact en gebaren, worden ingezet om boodschappen over te brengen. Ze beginnen woordherkenning te ontwikkelen en conventionele vocaliseringen te produceren, zoals 'oh!'. Tegen het einde van deze fase kunnen ze "benoemen".
> **Tip:** De communicatieve ontwikkeling van een kind is nauw verbonden met zijn motorische vaardigheden en zijn interactie met de omgeving.
#### 4.1.2 Linguïstische ontwikkeling: evolutie in vocale productie
De linguïstische ontwikkeling, specifiek de vocale productie, evolueert parallel aan de communicatieve ontwikkeling:
* **Geboorte tot 6 weken:** De primaire vocale producties zijn huilen en schreien. De geboorteschreeuw is een schelle, gespannen klank die cruciaal is bij de geboorte. In rust produceert de baby vegetatieve geluiden zoals hikken en slikken.
* **6 weken tot 4 maanden:** Naast huilen en schreien begint de baby met vocaliseren. Dit zijn ontspannen klinkerachtige geluiden zoals 'a', 'eu', 'e', 'u', die later in reeksen van 3 tot 10 segmenten voorkomen. Dit wordt beschouwd als vroege syllabificatie.
* **4 tot 7 maanden:** Het vocaal spel breidt zich uit. De baby beweegt de articulatoren en verkent mondstanden. Dit leidt tot een gevarieerder repertoire aan klanken, waaronder meer consonanten (p, t, k, f, s, x, m, n). Variaties in toonhoogte, luidheid en duur ontstaan, wat resulteert in klankgroepjes van klinkers en medeklinkers. Dit wordt ook wel marginaal brabbelen genoemd, met explosieve klanken zoals 'PfA', 'TsjA', 'KxA'.
* **7/8 tot 12 maanden:** Brabbelen wordt dominant. Dit is een opeenvolging van (bijna) identieke syllaben (bijvoorbeeld ba-ba-ba) met soms een sjwa-achtige aanloop. Het is de herhaling van articulatiebewegingen binnen één ademeenheid. De meest voorkomende klanken zijn alveolaire en labiodentale consonanten. Bij gehoorgestoorde kinderen treedt brabbelen later op. Brabbelen kan verder worden onderverdeeld:
* **Canoniek brabbelen:** Herhaling van eenvoudige CV-patronen (consonant-vocaal), zoals 'babababa'.
* **Variabel brabbelen:** Meer complexe patronen met variaties in articulatieplaats of -wijze, en vermenging van patronen.
> **Tip:** Het taalaanbod vanuit de omgeving, zoals het gebruik van "babytalk" en het tonen van gezichten, beïnvloedt de ontwikkeling van vocalisaties en sociaal contact.
### 4.2 Eigenschappen van het (gevorderde) brabbelen
Het gevorderde brabbelen, dat optreedt rond 8-12 maanden, vertoont specifieke eigenschappen die een voorbode zijn van de latere taalproductie:
* **Syllabestructuur:** De dominante structuur is CV (consonant-vocaal), zoals te zien is in herhalingen zoals 'dodo' of 'pipi'.
* **Reduplicaties:** Het herhalen van dezelfde syllabe is kenmerkend, vaak met bilabiale consonanten en klinkervariaties.
* **Selectie van moedertaalfonemen:** Het kind begint de klanken van de moedertaal te selecteren en te produceren.
* **Prosodische kenmerken:** Melodie en intonatie worden steeds belangrijker, wat leidt tot expressief jargon of gibberish.
> **Tip:** Merk op hoe de omgeving het taalaanbod "fine-tuned" aanpast aan de ontwikkelingsfase van het kind, wat bijdraagt aan de verdere taalontwikkeling.
### 4.3 Samenvatting: de prelinguale periode
De prelinguale periode is essentieel voor de latere taalontwikkeling. De verworvenheden uit deze fase leggen de basis voor:
* **Selectief luisteren:** Een goede perceptie van klanken.
* **Woordbegrip:** Een goede cognitieve ontwikkeling is hierbij cruciaal.
* **Herkenning van prosodische kenmerken:** Het begrijpen van intonatie en ritme.
* **Actieve productie van fonemen:** Een goede fijnmotorische ontwikkeling is vereist voor de productie van klanken.
* **Verbale dialoog:** Een goede sociaal-emotionele ontwikkeling ondersteunt interactie.
De evolutie van de vocale productie en communicatieve interactie in de prelinguale periode vormt een solide fundament voor de verwerving van taal.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Prelinguale periode | De fase in de ontwikkeling van een kind, vóór het verwerven van de eerste woorden, die gekenmerkt wordt door de ontwikkeling van zowel communicatieve als vocale vaardigheden. Deze periode loopt doorgaans van de geboorte tot ongeveer het eerste levensjaar. |
| Brabbelen | Een ontwikkelingsfase in de vocale productie van baby's, meestal tussen de 8 en 12 maanden oud, waarbij opeenvolgingen van (bijna) identieke lettergrepen worden geproduceerd. Dit kan variëren van repetitief tot gevarieerd brabbelen. |
| Protoconversatie | Vroege, preverbale interacties tussen een baby en een volwassene, die lijken op een gesprek. Dit omvat het afwisselend maken van geluiden, oogcontact en reageren op elkaars signalen, wat een basis legt voor latere dialogen. |
| Vocaliseren | Het produceren van geluiden door een baby die geen huil of brabbel zijn, meestal comfortgeluidjes die wijzen op welbehagen. Deze geluiden kunnen aanvankelijk geïsoleerd en kort zijn, later in reeksen voorkomen en worden beschouwd als een voorloper van lettergrepen. |
| Canoniek brabbelen | Een gevorderd stadium van brabbelen, waarbij de baby klanken en lettergrepcombinaties produceert die meer lijken op de fonemen van de moedertaal. Kenmerken zijn selectie van moedertaalfonemen, specifieke syllabestructuren en prosodische kenmerken zoals melodie en intonatie. |
| Joint attention | Het vermogen van een kind om aandacht te delen met een ander persoon voor een object of gebeurtenis, vaak geïnitieerd door oogcontact, wijzen of vocaliseringen. Dit is een belangrijke stap in de sociaal-cognitieve en communicatieve ontwikkeling. |
| Conventionele symbolen | Tekens of geluiden die in een bepaalde cultuur of taal een specifieke betekenis hebben en worden gebruikt voor communicatie. In de context van taalontwikkeling verwijst dit naar woorden en de bijbehorende klanken. |
| Babytalk (ouderentaal) | Een specifieke manier van spreken die volwassenen vaak gebruiken bij baby's, gekenmerkt door een hogere toonhoogte, langere klinkers, vereenvoudigde woordvormen en overdreven intonatie. Dit helpt de baby de aandacht te trekken en spraakklanken te onderscheiden. |
| Marginaal brabbelen | Een vroeg stadium van brabbelen waarbij de baby consonanten en vocalen produceert die nog niet gestructureerd zijn in duidelijke lettergrepen, maar wel een voorloper zijn van meer georganiseerde klankproductie. Het kan een explosieve of fricatieve klank gevolgd door een vocaal zijn. |
| Vocaal spel | Een fase in de vocale ontwikkeling van de baby (rond 4-7 maanden) waarbij articulatoren worden bewogen en mondstanden worden geëxploreerd, resulterend in gevarieerde vocalen en meer consonanten. Dit kan gepaard gaan met geluiden zoals kirren, pruttelen en gillen. |