Cover
Start nu gratis Frans module 1-3.docx
Summary
## Overzicht van de Werkwoordvervoeging in het Frans
Dit studiemateriaal biedt een uitgebreide gids voor de vervoeging van Franse werkwoorden, met een focus op de belangrijkste tijden en de meest voorkomende regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Het behandelt zowel afgeleiden van de indicatif présent als afgeleiden van de infinitif, inclusief speciale gevallen zoals pronominale en impersonelle werkwoorden.
### Module 1: Indicatif Présent en afgeleiden
#### De indicatif présent
De indicatif présent is de tegenwoordige tijd en vormt de basis voor veel andere werkwoordstijden.
##### Regelmatige werkwoorden in -ER
Regelmatige werkwoorden op -ER volgen een voorspelbaar patroon:
* **Stam:** Neem de infinitief en verwijder de "-er".
* **Uitgangen:** -e, -es, -e, -ons, -ez, -ent.
| Ik werk | Jij werkt | Hij/zij werkt | Wij werken | Jullie werken | Zij werken |
|---|---|---|---|---|---|
| je travaille | tu travailles | il/elle travaille | nous travaillons | vous travaillez | ils/elles travaillent |
##### Onregelmatige werkwoorden in de indicatif présent
Sommige van de meest frequente werkwoorden zijn onregelmatig en moeten uit het hoofd geleerd worden. Enkele cruciale voorbeelden zijn:
* **Être (zijn):** je suis, tu es, il/elle est, nous sommes, vous êtes, ils/elles sont.
* **Avoir (hebben):** j’ai, tu as, il/elle a, nous avons, vous avez, ils/elles ont.
* **Aller (gaan):** je vais, tu vas, il/elle va, nous allons, vous allez, ils/elles vont.
* **Faire (doen/maken):** je fais, tu fais, il/elle fait, nous faisons, vous faites, ils/elles font.
* **Parler (spreken):** Hier is het werkwoord dat *spreken* betekent, het is een regelmatig -ER werkwoord.
##### Speciale gevallen
* **Verbes pronominaux:** Werkwoorden met een wederkerend voornaamwoord (me, te, se, nous, vous, se). Deze werkwoorden volgen een specifiek patroon. Bijvoorbeeld, *se laver* (zich wassen): je me lave, tu te laves, il/elle se lave, nous nous lavons, vous vous lavez, ils/elles se lavent.
* **Verbes impersonnels:** Werkwoorden die onpersoonlijk worden gebruikt (bijv. *il pleut* - het regent). Deze worden altijd vervoegd in de 3e persoon enkelvoud met "il".
#### De afgeleide tijden van de indicatif présent
##### L’impératif (gebiedende wijs)
De impératif wordt gebruikt om bevelen te geven. De vormen zijn gebaseerd op de indicatif présent:
* **Enkelvoud (2e persoon):** Neem de vorm van de 2e persoon enkelvoud (tu) van de indicatif présent en verwijder het pronom sujet 'je'. Voor regelmatige -ER werkwoorden wordt de '-s' weggelaten.
* *travaille !* (werk!)
* **Meervoud (1e en 2e persoon):** Neem de vorm van de 1e en 2e persoon meervoud (nous, vous) van de indicatif présent en verwijder het pronom sujet.
* *travaillons !* (laten we werken !)
* *travaillez !* (werk! - meervoud)
##### L’imparfait (onvoltooid verleden tijd)
De imparfait wordt gebruikt voor beschrijvingen, gewoonten of langdurige acties in het verleden.
* **Stam:** Neem de stam van de 1e persoon meervoud (nous) van de indicatif présent.
* **Uitgangen:** -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient.
| Ik werkte | Jij werkte | Hij/zij werkte | Wij werkten | Jullie werkten | Zij werkten |
|---|---|---|---|---|---|
| je travaillais | tu travaillais | il/elle travaillait | nous travaillions | vous travailliez | ils/elles travaillaient |
Voor de 5 meest onregelmatige werkwoorden (être, avoir, aller, faire, dire) moet de imparfait vervoeging apart geleerd worden.
* **Être:** j’étais, tu étais, il/elle était, nous étions, vous étiez, ils étaient.
* **Avoir:** j’avais, tu avais, il/elle avait, nous avions, vous aviez, ils avaient.
##### Le participe présent en le gérondif
* **Participe présent:** Stam (van nous in indicatif présent) + uitgang "-ant".
* *travaillant* (werkend)
* Voorbeeld: *l'horloge parlante* (de sprekende klok).
* **Gérondif:** Gevormd door "en" + participe présent. Duidt een gelijktijdige actie aan of een manier.
* *en travaillant* (al werkend / door te werken)
* Voorbeeld: *maigrir en faisant du sport* (vermageren door te sporten).
#### Cas particuliers (speciale gevallen)
* **Werkwoorden op -ER met kleine wijzigingen:** Sommige werkwoorden op -ER hebben kleine wijzigingen in de stam, bijvoorbeeld werkwoorden die eindigen op -yer (waar de 'y' soms verandert in 'i' voor een stomme 'e', zoals in *nettoyer* -> *je nettoie*) of werkwoorden met een klemtoonverandering (zoals *acheter* -> *j'achète*).
* **Verbes pronominaux:** Zoals eerder genoemd, volgen deze werkwoorden hun eigen conjugatiepatroon met de wederkerende voornaamwoorden.
### Module 2: Passé composé van regelmatige werkwoorden
De passé composé wordt gebruikt om voltooide acties in het verleden te beschrijven.
* **Vorming:** Hulpwerkwoord (avoir of être) in de indicatif présent + voltooid deelwoord (participe passé) van het hoofdwerkwoord.
#### Keuze van het hulpwerkwoord être of avoir
* **Avoir:** Gebruikt voor de meeste werkwoorden, inclusief transitieve werkwoorden (werkwoorden die een direct object kunnen hebben).
* Voorbeeld: *j’ai mangé* (ik heb gegeten), *tu as cherché* (jij hebt gezocht).
* **Être:** Gebruikt voor bepaalde werkwoorden van beweging, verandering van staat, en alle wederkerende werkwoorden.
* Voorbeeld: *Il est sorti* (hij ging naar buiten), *Elle est arrivée* (zij is aangekomen).
* Bij werkwoorden die met 'être' worden vervoegd, moet het voltooid deelwoord in geslacht en getal overeenkomen met het onderwerp. *Elle est sortie*, *Ils sont arrivés*, *Elles sont arrivées*.
#### Participe passé
* **Regelmatige werkwoorden op -ER:** Infinitief stam + "-é" (bijv. *travailler* -> *travaillé*).
* **Regelmatige werkwoorden op -IR:** Infinitief stam + "-i" (bijv. *finir* -> *fini*).
* **Regelmatige werkwoorden op -RE:** Infinitief stam + "-u" (bijv. *attendre* -> *attendu*).
#### Onregelmatige werkwoorden
Er zijn 5 veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden waarvan het voltooid deelwoord geleerd moet worden: *être* (été), *avoir* (eu), *faire* (fait), *aller* (allé), *venir* (venu).
#### Structuur van de zin in de passé composé
* **Affirmatief:** Onderwerp + hulpwerkwoord + voltooid deelwoord.
* *J'ai mangé.*
* **Négatief:** Onderwerp + ne + hulpwerkwoord + pas + voltooid deelwoord.
* *Je n'ai pas mangé.*
* **Interrogatief:** Verschillende structuren zijn mogelijk: intonatie, 'est-ce que', of inversie.
* *Tu as mangé?* (intonatie)
* *Est-ce que tu as mangé?*
* *As-tu mangé?* (inversie)
#### Vraagwoorden
Veelvoorkomende vraagwoorden zijn: *qui* (wie), *que/quoi* (wat), *où* (waar), *quand* (wanneer), *pourquoi* (waarom), *comment* (hoe), *quel/quelle/quels/quelles* (welke).
### Module 3: Tijden afgeleid van de infinitif
#### Le futur simple (toekomende tijd)
* **Stam:** Meestal de volledige infinitief.
* **Uitgangen:** -ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont (de uitgangen van *avoir* in de indicatif présent).
* *je travaillerai* (ik zal werken)
* Ook hier zijn er onregelmatige werkwoorden waarvan de stammen apart geleerd moeten worden (bijv. *aller* -> *j'irai*).
#### Le conditionnel présent (voorwaardelijke wijs, tegenwoordige tijd)
* **Stam:** Dezelfde stam als de futur simple.
* **Uitgangen:** -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient (de uitgangen van de imparfait).
* *je travaillerais* (ik zou werken)
* Onregelmatige werkwoorden behouden hun onregelmatige stam van de futur simple.
#### Le futur proche en le passé récent
* **Futur proche:** Gevormd met het werkwoord "aller" in de indicatif présent + infinitief.
* *je vais travailler* (ik ga werken)
* **Passé récent:** Gevormd met het werkwoord "venir" in de indicatif présent + "de" + infinitief.
* *je viens de travailler* (ik heb net gewerkt)
### Module 4: Onregelmatige werkwoorden
Dit deel van de cursus benadrukt het belang van het leren van de onregelmatige werkwoorden in verschillende tijden: indicatif présent, impératif, en passé composé. Een grondige kennis van deze werkwoorden is essentieel voor vloeiendheid.
### Module 5: Onregelmatige werkwoorden (vervolg)
De focus ligt hier op de futur simple en conditionnel présent van de onregelmatige werkwoorden. De specifieke stammen voor deze tijden moeten worden gememoriseerd.
### Module 6: Herhaling en toepassing
Deze module integreert alle geleerde tijden en werkwoorden. Er wordt ook aandacht besteed aan *les semi-auxiliaires*, werkwoorden die als hulpwerkwoord kunnen fungeren.
### Grammatica: Zinsstructuur
#### Affirmative, impérative et négative sentences
* **Affirmatieve zin:** Standaard structuur.
* **Impératieve zin:** Gebruikt de gebiedende wijs.
* **Négatieve zin:** Vormt zich door *ne* voor het werkwoord te plaatsen en *pas* (of een ander negatief element) na het werkwoord of na het hulpwerkwoord in samengestelde tijden.
* *Je ne travaille pas.* (Ik werk niet.)
* *Je n'ai pas travaillé.* (Ik heb niet gewerkt.)
* Combinaties zoals *ne ... jamais* (nooit), *ne ... plus* (niet meer), *ne ... rien* (niets) worden ook behandeld.
#### L’amour et la préférence (Aimer, préférer, détester)
* Wanneer algemeen bedoeld, gebruikt men het bepaald lidwoord (le, la, les) na werkwoorden als *aimer*, *adorer*, *préférer*, *détester*.
* *J'aime la bière.* (Ik hou van bier.)
* Er is een onderscheid tussen infinitieven en zelfstandige naamwoorden:
* *J'aime nager et jouer au football.* (dubbele infinitief)
* *J'aime la natation et le football.* (dubbel bepaald lidwoord + zelfstandig naamwoord)
### Uitspraak van letters en tekens
Er is aandacht voor de uitspraak van specifieke Franse letters (E, G, H, J, W, Y, Z) en tekens (accenten, apostrof, etc.).
### Gespreksvoering (Conversations)
De cursus integreert vocabulaire, grammatica en uitspraak in praktische conversaties.
* **Voorbereiding:** Vocabulaire en grammatica bestuderen, aandacht besteden aan uitspraak, de situatie en de opdracht goed lezen.
* **Schriftelijke voorbereiding:** Een gespreksschema maken met sleutelwoorden.
* **Evaluatie:** Controleren op herhalingen, fouten, consistent tempo en creatief gebruik van de leerstof.
* **Leren van fouten:** Fouten noteren om toekomstige missers te vermijden.
#### Se présenter (Zich voorstellen)
Dit omvat het vragen en geven van informatie zoals naam, leeftijd, nationaliteit, woonplaats en hobby's.
#### Au bureau d’intérim (Bij het uitzendbureau)
Een scenario waarbij de student de rol van een consulent bij een uitzendbureau speelt en de gegevens van een kandidaat noteert. Dit oefent het gebruik van specifieke vragen en formuleringen.
#### Mail
De structuur en etiquette van het schrijven van een professionele e-mail, inclusief het onderwerp, de aanhef, de inhoud en de afsluiting, wordt behandeld.
### Module 2: Je présente quelqu’un (Ik stel iemand voor)
#### Vocabulaire en oefeningen
Focust op woordenschat gerelateerd aan studies, beroepen en het uitwisselen van informatie.
#### Exercice de traduction
Vertaaloefeningen die de studenten dwingen om de geleerde Franse structuren toe te passen.
#### Le passé composé (vervolg)
Verder oefenen met de passé composé, inclusief de keuze van het hulpwerkwoord en de overeenkomsten.
#### Les professions (Beroepen)
Woordenschat en zinsconstructies rondom het spreken over beroepen.
#### Adjectif qualificatif (Kwalificerend bijvoeglijk naamwoord)
* **Overeenkomst:** Bijvoeglijke naamwoorden moeten overeenkomen in geslacht en getal met het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen.
* **Plaatsing:** Meestal na het zelfstandig naamwoord, maar sommige (zoals *beau*, *grand*, *petit*) komen ervoor.
#### Prépositions et noms géographiques (Voorzetsels en geografische namen)
* **Lidwoorden:** Geografische namen gebruiken vaak bepaald lidwoord. Namen eindigend op '-e' zijn meestal vrouwelijk (la France), andere mannelijk (le Portugal). Er zijn uitzonderingen (le Mexique).
* **Voorzetsels:**
* Steden/dorpen: *à* (naar), *de* (vanuit).
* Vrouwelijke landen: *en* (naar), *de* (vanuit).
* Mannelijke landen: *au* (naar), *du* (vanuit).
* Landen beginnend met een klinker: *en* (naar), *d'* (vanuit).
* Meervoudige landen: *aux* (naar), *des* (vanuit).
### Module 3: Je présente une entreprise (Ik stel een bedrijf voor)
#### Vocabulaire
Woordenschat gerelateerd aan bedrijven, productie, distributie en markten.
* **Distributiekanalen:** Fabrikant, groothandel, detaillist.
#### Grammatica: Tijden afgeleid van de infinitif
* **Futur Simple:** Herhaling van de vorming.
* **Conditionnel Présent:** Herhaling van de vorming.
* **Futur Proche & Passé Récent:** Herhaling van de vorming en toepassing.
#### Possessief (bezittelijk)
De Franse bezittelijke voornaamwoorden (*mon, ma, mes*, etc.) moeten overeenkomen in geslacht en getal met het bezeten zelfstandig naamwoord, niet met de bezitter.
* *mon livre* (mijn boek - mannelijk)
* *ma maison* (mijn huis - vrouwelijk)
* *mes livres* (mijn boeken - meervoud)
* *mon amie* (mijn vriendin - vrouwelijk maar begint met een klinker, dus *mon* ipv *ma*).
#### Adjectif numéral (telwoord)
* **Kardinale telwoorden:** De getallen 1-100, met speciale aandacht voor 70 (soixante-dix) en 90 (quatre-vingt-dix) in Frankrijk, versus septante en nonante in België/Zwitserland.
* **Datums:** *Le premier mai*, anders het getal + de maand.
* **Telefoonnummers:** De cijfers worden groep per groep uitgesproken.
#### Uitspraak van nasale klinkers
Specifieke aandacht voor de Franse nasale klinkers (an, en, in, on, un).
#### Conversations
* **Professionele bijeenkomst:** Studenten oefenen met het voorstellen van zichzelf en hun bedrijf in een professionele context. Kaarten en bedrijfsinformatie worden gebruikt.
### Veelvoorkomende fouten om te vermijden
* **Overeenkomst van bijvoeglijke naamwoorden:** Zorg ervoor dat bijvoeglijke naamwoorden correct overeenkomen in geslacht en getal met het zelfstandig naamwoord.
* **Keuze van hulpwerkwoord (être/avoir):** Incorrect gebruik van être of avoir in samengestelde tijden, wat leidt tot fouten in het voltooid deelwoord.
* **Voorzetsels bij geografische namen:** Verkeerd gebruik van *à, en, au, aux, de, d', du, des* met landen, steden en regio's.
* **Gebruik van lidwoorden:** Verwarring tussen bepaald, onbepaald en deelwoordelijk lidwoord, met name bij algemene uitdrukkingen en na werkwoorden van voorkeur/afkeer.
* **Vervoeging van onregelmatige werkwoorden:** Fouten in de basisvervoegingen van essentiële onregelmatige werkwoorden.
* **Aanhef en afsluiting in e-mails:** Onjuist gebruik van formele of informele aanhef/afsluiting.
* **Overeenkomst van bezittelijke voornaamwoorden:** Het bezittelijk voornaamwoord moet overeenkomen met het bezeten ding, niet met de bezitter.
Glossary
# Naslagwerk
| Term | Definitie |
|---|---|
| Indicatif présent | De tegenwoordige tijd in het Frans, gebruikt om huidige acties, gewoonten of algemene waarheden uit te drukken. Het is een van de meest basale tijden en de vorming ervan is essentieel voor andere tijden. |
| Imparfait | De onvoltooid verleden tijd in het Frans. Wordt gebruikt om langdurige of herhalende acties in het verleden te beschrijven, om toestanden, gewoonten of beschrijvingen in het verleden weer te geven. |
| Impératif | De gebiedende wijs in het Frans. Wordt gebruikt om bevelen, verzoeken of adviezen te geven. De vormen zijn afgeleid van de indicatif présent. |
| Passé composé | De voltooid tegenwoordige tijd in het Frans. Wordt gebruikt om voltooide acties in het verleden aan te duiden, met een duidelijk begin en einde. Het is een van de meest gebruikte tijden voor gebeurtenissen in het verleden. |
| Futur simple | De toekomende tijd in het Frans. Wordt gebruikt om acties of gebeurtenissen aan te duiden die in de toekomst zullen plaatsvinden. De vorming is vrij regelmatig voor de meeste werkwoorden. |
| Conditionnel présent | De voorwaardelijke wijs, tegenwoordige tijd in het Frans. Wordt gebruikt om wensen, verzoeken, beleefde vragen, of hypothetische situaties uit te drukken die afhankelijk zijn van een voorwaarde. |
| Futur proche | Een omschreven toekomende tijd in het Frans, gevormd met het werkwoord "aller" in de tegenwoordige tijd gevolgd door de infinitief. Het drukt een directe of nabije toekomstige actie uit. |
| Passé récent | Een omschreven verleden tijd in het Frans, gevormd met het werkwoord "venir" in de tegenwoordige tijd gevolgd door "de" en de infinitief. Het drukt een zojuist voltooide actie uit. |
| Verbe pronominal | Een wederkerend werkwoord in het Frans, waarbij een wederkerend voornaamwoord (me, te, se, nous, vous, se) wordt gebruikt. Dit kan een echte wederkerende betekenis hebben, of een betekenis hebben die verschilt van het niet-wederkerende werkwoord. |
| Verbe impersonnel | Een onpersoonlijk werkwoord in het Frans, dat altijd wordt vervoegd in de derde persoon enkelvoud met het voornaamwoord "il". Het heeft vaak betrekking op weer, tijd of algemene situaties. |
| Auxiliaire | Een hulpwerkwoord (être of avoir) dat wordt gebruikt bij de vorming van samengestelde tijden, zoals de passé composé. De keuze van het hulpwerkwoord is cruciaal en kan de overeenkomst van het voltooid deelwoord beïnvloeden. |
| Participe passé | Het voltooid deelwoord van een werkwoord. Het wordt gebruikt bij de vorming van samengestelde tijden en kan ook als bijvoeglijk naamwoord fungeren. De overeenkomst van het voltooid deelwoord is een belangrijk grammaticaal aspect. |
| Gérondif | De gerundium in het Frans, gevormd met "en" gevolgd door het deelwoord (participe présent). Het drukt een gelijktijdige actie uit, vaak vertaald als "door te ...". |
| Article contracté | Een samengetrokken lidwoord in het Frans, waarbij "de" + "le" wordt "du", "de" + "les" wordt "des", "à" + "le" wordt "au", en "à" + "les" wordt "aux". |