Cover
Start nu gratis RASH LEERCURSUS GESCHIEDENIS.docx
Summary
# Historisch referentiekader en tijdbegrippen
Dit onderdeel van de cursus biedt de fundamentele instrumenten en concepten die nodig zijn om historische gebeurtenissen te plaatsen en te begrijpen binnen de brede context van tijd en ontwikkeling.
### 1.1 Historische periodes
De geschiedenis wordt traditioneel onderverdeeld in verschillende periodes om de studie ervan te structureren. De zeven belangrijkste periodes zijn:
* Prehistorie
* Oude Nabije Oosten
* Klassieke Oudheid
* Middeleeuwen
* Vroegmoderne tijd
* Moderne tijd
* Hedendaagse tijd
Voor de analyse van moderne en hedendaagse gebeurtenissen zijn de **moderne tijd** (ongeveer 1800 tot 1945) en de **hedendaagse tijd** (1945 tot heden) cruciaal.
### 1.2 Belangrijke tijdbegrippen
Om historische processen te analyseren en te beschrijven, zijn de volgende begrippen essentieel:
* **Chronologie**: De studie van de volgorde waarin gebeurtenissen plaatsvinden. Het correct plaatsen van gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde is fundamenteel voor historisch begrip.
* **Continuïteit**: Verwijst naar elementen, structuren of tendensen die gedurende langere periodes hetzelfde blijven of slechts langzaam veranderen.
* **Verandering**: Geeft aan wat er anders wordt in een bepaalde periode.
* **Breuk**: Een plotselinge, radicale verandering die een duidelijk onderscheid creëert met de voorgaande periode.
* **Evolutie**: Een geleidelijke, langzame ontwikkeling of verandering over een langere periode.
* **Revolutie**: Een snelle, ingrijpende en vaak gewelddadige verandering die een samenleving fundamenteel transformeert.
* **Scharnierpunt**: Een moment of periode die fungeert als overgang tussen twee verschillende historische periodes of ontwikkelingen.
> **Tip:** Bij het analyseren van een specifieke gebeurtenis, zoals de Franse Revolutie, is het belangrijk om te bepalen of deze eerder een breuk of een continuïteit vertegenwoordigt, of elementen van beide bevat. De Franse Revolutie wordt doorgaans beschouwd als een significante breuk in politieke en sociale structuren.
### 1.3 Situering in tijd, ruimte en maatschappelijk domein
Een diepgaand historisch begrip vereist dat gebeurtenissen gesitueerd kunnen worden binnen drie dimensies:
* **Tijd**: De chronologische plaatsing van de gebeurtenis.
* **Ruimte**: De geografische locatie waar de gebeurtenis plaatsvond of invloed had.
* **Maatschappelijk domein**: De specifieke sfeer van de samenleving waarin de gebeurtenis zich manifesteerde. De belangrijkste maatschappelijke domeinen zijn:
* **Politiek**: Aangelegenheden betreffende macht, staat, bestuur, oorlog en internationale relaties.
* **Economisch**: Aspecten gerelateerd aan geld, werk, productie, handel, industrie en economische systemen.
* **Sociaal**: Betrekkingen tussen verschillende groepen in de samenleving, zoals klassen, sociale ongelijkheid, migratie en levensomstandigheden.
* **Cultureel**: Zaken die betrekking hebben op kunst, religie, filosofie, wetenschap, ideeën en levensbeschouwingen.
> **Example:** Kinderarbeid kan gesitueerd worden binnen het sociale domein (als een gevolg van sociale omstandigheden en klassenongelijkheid) en het economische domein (als een productiewijze die bijdraagt aan economische voordelen voor werkgevers).
### 1.4 Westerse kijk en standplaatsgebondenheid
Geschiedschrijving is inherent niet neutraal. De manier waarop geschiedenis wordt verteld en geïnterpreteerd, wordt beïnvloed door de achtergrond van de historicus. **Standplaatsgebondenheid** verwijst naar het gegeven dat iemands identiteit, geografische locatie en de periode waarin die persoon leeft, de kijk op gebeurtenissen en de vorming van meningen onvermijdelijk beïnvloeden.
> **Example:** De interpretatie van kolonialisme door een Belg uit de 19e eeuw, die destijds de koloniale macht vertegenwoordigde, zal significant verschillen van de interpretatie door een Congolees die de gevolgen van kolonisatie direct heeft ervaren.
### 1.5 De Moderne tijd (ca. 1800 – 1945)
Deze periode kenmerkt zich door ingrijpende politieke, economische, sociale en culturele veranderingen:
* **Politiek**: Opkomst van het liberalisme (nadruk op individuele vrijheden) en nationalisme (nadruk op de natie en volkseenheid). Dit leidde tot de vorming van nieuwe staten, zoals België. Ook ontstonden totalitaire ideologieën zoals het Nazisme, Fascisme en Stalinisme, waarbij de staat absolute controle uitoefent over alle aspecten van het leven.
* **Economisch**: De Industriële revoluties transformeerden de productie door de introductie van machines en fabrieken, wat leidde tot de opkomst van het kapitalisme.
* **Sociaal**: Er ontstond een duidelijke klassenmaatschappij met een groeiende kloof tussen arbeiders en de burgerij. Kinderarbeid was wijdverbreid. Sociale strijd, georganiseerd via vakbonden, werd een belangrijk fenomeen.
* **Cultureel**: Deze periode zag de opkomst en ontwikkeling van diverse kunststromingen, waaronder Romantiek, Realisme, Impressionisme en Expressionisme.
* **Imperialisme**: Europese machten, waaronder België met Leopold II in Congo, breidden hun controle uit over grote delen van Afrika en Azië. Deze periode werd gekenmerkt door uitbuiting en geweld, een praktijk die vandaag de dag kritischer wordt bekeken.
* **Oorlogen**: De Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog, met de Holocaust als een van de gruwelijkste uitingen, tekenden deze periode. De Vrede van Versailles, die de Eerste Wereldoorlog beëindigde, wordt vaak gezien als een belangrijke factor die heeft bijgedragen aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
### 1.6 De Hedendaagse tijd (1945 – heden)
De periode na de Tweede Wereldoorlog wordt gekenmerkt door een nieuwe globale orde en voortdurende veranderingen:
* **Koude Oorlog**: Een periode van politieke en militaire spanning tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie (en hun respectievelijke bondgenoten, zoals NAVO en Warschaupact). Hoewel er geen directe militaire confrontatie was tussen de supermachten, was de wereld verdeeld. De val van de Berlijnse Muur markeerde het einde van deze periode.
* **Internationale Organisaties**: Organen zoals de Verenigde Naties (VN) voor het bevorderen van vrede, de Europese Unie (EU) voor economische en politieke samenwerking, en de NAVO voor militaire allianties, spelen een cruciale rol in de internationale betrekkingen.
* **Dekolonisatie**: Veel voormalige koloniën, waaronder Congo, verkregen hun onafhankelijkheid. Dit proces ging vaak gepaard met politieke instabiliteit en economische uitdagingen, en leidde tot voortdurende spanningen tussen voormalige kolonisatoren en gekoloniseerde naties.
* **België**: België transformeerde naar een federale staat, met een verdeling van bevoegdheden tussen gewesten en gemeenschappen. Ontzuiling, het afbrokkelen van de traditionele maatschappelijke scheidslijnen, veranderde de sociale structuur.
* **Actuele Thema's**: De hedendaagse tijd wordt gevormd door voortdurende debatten en ontwikkelingen rond mensenrechten, LGBTQIA+-rechten, rassendiscriminatie, het conflict in Israël en Palestina, en de rol van China in de wereld.
* * *
# Moderne en hedendaagse tijd: politieke en economische ontwikkelingen
Deze sectie behandelt de politieke en economische structuren die de moderne (ongeveer 1800-1945) en hedendaagse (1945-heden) tijdperken hebben gevormd, inclusief concepten als totalitarisme, industrialisatie en de Koude Oorlog.
### 2.1 Moderne tijd (ongeveer 1800 – 1945)
#### 2.1.1 Politieke ontwikkelingen
De politieke landschappen van de moderne tijd werden gekenmerkt door de opkomst van nieuwe ideologieën en politieke systemen.
* **Liberalisme:** Legde de nadruk op individuele vrijheid en beperkte overheidsmacht.
* **Nationalisme:** Promootte de idee van een volk gebonden aan een natie, wat leidde tot de vorming van natiestaten, zoals het ontstaan van België.
* **Totalitarisme:** Een politiek systeem waarbij de staat controle uitoefent over alle aspecten van het openbare en privé-leven.
* **Nazisme** in Duitsland.
* **Fascisme** in Italië.
* **Stalinisme** in de Sovjet-Unie.
#### 2.1.2 Economische ontwikkelingen
Economisch gezien was de moderne tijd gedefinieerd door ingrijpende veranderingen die de productie en distributie van goederen transformeerde.
* **Industriële revoluties:** Gedreven door de ontwikkeling van machines en de opkomst van fabrieken, wat leidde tot massaproductie.
* **Kapitalisme:** Het economisch systeem dat gebaseerd is op privé-bezit van productiemiddelen en winstoogmerk, werd dominant.
#### 2.1.3 Sociale ontwikkelingen
De sociale structuren veranderden drastisch door economische transformaties, wat leidde tot nieuwe klassen en conflicten.
* **Klassenmaatschappij:** Een duidelijke scheiding ontstond tussen de arbeidersklasse en de burgerij.
* **Kinderarbeid:** Wijdverbreid gebruik van kinderen in fabrieken en mijnen.
* **Sociale strijd:** De opkomst van vakbonden als reactie op de slechte arbeidsomstandigheden en ter behartiging van de rechten van werknemers.
#### 2.1.4 Culturele ontwikkelingen
Verschillende kunststromingen definieerden de culturele expressie van deze periode.
* Romantiek
* Realisme
* Impressionisme
* Expressionisme
#### 2.1.5 Imperialisme
Europese mogendheden breidden hun invloed en controle uit over grote delen van Afrika en Azië, met een significante impact op gekoloniseerde gebieden zoals Congo onder koning Leopold II. Dit ging gepaard met uitbuiting en geweld.
#### 2.1.6 Oorlogen
De moderne tijd werd getekend door twee wereldoorlogen, die de politieke en economische orde fundamenteel hebben veranderd.
* **Eerste Wereldoorlog:** Gevolgd door de Vrede van Versailles.
* **Vrede van Versailles:** Wordt gezien als een belangrijke oorzaak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
* **Tweede Wereldoorlog:** Inclusief de Holocaust.
### 2.2 Hedendaagse tijd (1945 – nu)
Na de Tweede Wereldoorlog volgde een periode van nieuwe politieke, economische en sociale structuren.
#### 2.2.1 Koude Oorlog
Een periode van geopolitieke spanning tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, gekenmerkt door een wapenwedloop en ideologische strijd, zonder directe militaire confrontatie tussen de grootmachten.
* **Twee blokken:** NAVO (Westen) versus Warschaupact (Oostblok).
* **Einde Koude Oorlog:** Gesymboliseerd door de val van de Berlijnse Muur.
#### 2.2.2 Internationale organisaties
Ter bevordering van vrede, samenwerking en veiligheid werden diverse internationale organisaties opgericht.
* **Verenigde Naties (VN):** Gericht op het handhaven van internationale vrede en veiligheid.
* **Europese Unie (EU):** Voor economische en politieke samenwerking in Europa.
* **NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie):** Een militair bondgenootschap.
#### 2.2.3 Dekolonisatie
Na de Tweede Wereldoorlog verkregen veel voormalige koloniën, waaronder Congo, hun onafhankelijkheid. Dit proces bracht echter nieuwe uitdagingen en spanningen met zich mee, zowel binnen de nieuwe staten als in de relaties met de voormalige kolonisator.
#### 2.2.4 België als federale staat
België evolueerde naar een federale staat, met een herverdeling van bevoegdheden naar gewesten en gemeenschappen. Dit ging ook gepaard met ontzuiling, een afname van de invloed van traditionele zuilen (politieke, religieuze groeperingen) op de samenleving.
#### 2.2.5 Actuele thema's
De hedendaagse tijd wordt gevormd door diverse actuele thema's die wereldwijd relevant zijn:
* Mensenrechten
* LGBTQIA+ rechten
* Rassendiscriminatie
* Het Israëlisch-Palestijnse conflict
* De opkomst en de rol van China in de wereld
> **Tip:** Het is cruciaal om de politieke en economische ontwikkelingen van de moderne en hedendaagse tijd te zien als een continuüm, waarbij de gebeurtenissen uit de ene periode vaak de basis leggen voor de ontwikkelingen in de volgende.
> **Example:** De industrialisatie in de 19e eeuw (moderne tijd) legde de economische basis voor de globalisering en de mondiale economische systemen die we vandaag de dag (hedendaagse tijd) kennen. Ook de ideologische conflicten van de Koude Oorlog hebben een blijvende impact op internationale betrekkingen.
* * *
# Brontheorie en historische beeldvorming
Dit gedeelte behandelt de analyse van bronnen, de beoordeling van hun betrouwbaarheid en bruikbaarheid, en hoe de interpretatie van de geschiedenis in de loop van de tijd kan veranderen.
### 3.1 Bronnenanalyse
Het analyseren van historische bronnen is een cruciale vaardigheid voor historici. Een systematische aanpak, die uit het hoofd geleerd dient te worden, helpt bij het verkrijgen van betrouwbare inzichten.
#### 3.1.1 Stappenplan voor bronnenanalyse
1. **Situeren:** De bron moet geplaatst worden in:
* **Tijd:** Wanneer is de bron gemaakt of wat beschrijft het?
* **Ruimte:** Waar heeft de bron betrekking op of waar is deze gemaakt?
* **Maatschappelijk domein:** Tot welk domein behoort de bron? Mogelijke domeinen zijn politiek, economisch, sociaal en cultureel.
* **Voorbeeld:** Kinderarbeid kan zowel een sociaal als een economisch thema zijn.
2. **Soort bron:** Bepaal of de bron primair of secundair is.
* **Primaire bron:** Een directe getuigenis of origineel materiaal uit de periode die bestudeerd wordt (bv. dagboek, brief, foto, artefact).
* **Secundaire bron:** Een analyse of interpretatie gebaseerd op primaire bronnen (bv. een historisch boek, een artikel van een historicus).
3. **Maker en bedoeling:** Identificeer wie de bron heeft gemaakt en wat diens intentie was. Dit kan sterk de inhoud en de betrouwbaarheid beïnvloeden. Propaganda is bijvoorbeeld vaak onbetrouwbaar.
4. **Betrouwbaarheid en bruikbaarheid:** Evalueer of de bron betrouwbaar is en of deze nuttig is voor de specifieke onderzoeksvraag.
* **Tip:** Betrouwbaar betekent niet altijd dat de bron de absolute waarheid bevat. Het gaat om de mate waarin de informatie geverifieerd kan worden en vrij is van opzettelijke misleiding of significante vertekening.
5. **Antwoord geven:** Gebruik de geanalyseerde bron om een vraag te beantwoorden of een historische gebeurtenis te verklaren.
### 3.2 Historische beeldvorming
Historische kennis is niet statisch; het beeld van het verleden kan en verandert door de tijd heen.
* **Nieuwe bronnen:** De ontdekking of analyse van nieuwe bronnen kan leiden tot een herziening van eerdere interpretaties en een ander historisch beeld.
* **Meerdere perspectieven:** Verschillende invalshoeken en perspectieven van diverse groepen of individuen dragen bij aan een complexer en genuanceerder begrip van het verleden.
* **Voorbeeld:** Koning Leopold II werd in het verleden vaak afgeschilderd als een visionaire leider die België vooruit hielp door de kolonisatie van Congo. Vandaag de dag wordt hij, mede door een kritischere kijk op de bronnen en de impact van zijn beleid, veelal bekritiseerd vanwege het extreme geweld en de uitbuiting die plaatsvonden onder zijn bewind. Dit toont aan hoe historische beeldvorming evolueert.
* * *
# Maatschappelijke en culturele aspecten door de tijd heen
Dit onderwerp belicht de evolutie van maatschappelijke structuren, culturele stromingen, politieke systemen en belangrijke hedendaagse thema's door de moderne en hedendaagse tijd.
### 4.1 De Moderne tijd (ongeveer 1800 – 1945)
#### 4.1.1 Politieke ontwikkelingen
De moderne tijd zag de opkomst van diverse politieke ideologieën en systemen.
* **Liberalisme**: Benadrukte individuele vrijheid.
* **Nationalisme**: Vormde de basis voor de oprichting van natiestaten, zoals België.
* **Totalitarisme**: Een extremere vorm van staatsmacht waarbij de staat absolute controle uitoefent over alle aspecten van het leven. Bekende voorbeelden zijn:
* Nazisme in Duitsland
* Fascisme in Italië
* Stalinisme in de Sovjet-Unie
#### 4.1.2 Economische transformaties
De industriële revoluties vormden het economische landschap van de moderne tijd.
* **Industriële revoluties**: De introductie van machines leidde tot de opkomst van fabrieken en grootschalige productie.
* **Kapitalisme**: Het economische systeem dat dominant werd, gericht op winst en privébezit van productiemiddelen.
#### 4.1.3 Sociale structuren en strijd
De economische veranderingen hadden grote sociale gevolgen.
* **Klassenmaatschappij**: Er ontstond een duidelijke scheiding tussen de arbeidersklasse en de burgerij.
* **Kinderarbeid**: Een wijdverbreid sociaal probleem als gevolg van de industriële expansie.
* **Sociale strijd**: De arbeidersklasse voerde strijd voor betere omstandigheden, vaak georganiseerd via vakbonden.
#### 4.1.4 Culturele stromingen
Verschillende kunststromingen kenmerkten de culturele expressie in deze periode. Herkenning van deze stromingen is belangrijk:
* Romantiek
* Realisme
* Impressionisme
* Expressionisme
#### 4.1.5 Imperialisme
Een significant aspect van de moderne tijd was de Europese expansie in Afrika en Azië.
* **Verovering en uitbuiting**: Europese machten veroverden grote delen van Afrika en Azië, wat leidde tot uitbuiting en geweld.
* **Congo en Leopold II**: Een specifieke en veelbesproken casus van kolonialisme en de gruweldaden die ermee gepaard gingen.
* **Kritische reflectie**: Tegenwoordig wordt het imperialisme veel kritischer bekeken dan in het verleden.
#### 4.1.6 Oorlogen
De moderne tijd werd getekend door twee wereldoorlogen met verstrekkende gevolgen.
* **Eerste Wereldoorlog**: Een wereldwijd conflict met diepgaande politieke en sociale veranderingen tot gevolg.
* **Vrede van Versailles**: Het verdrag dat de Eerste Wereldoorlog beëindigde en dat mede wordt gezien als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.
* **Tweede Wereldoorlog**: Het grootste conflict in de menselijke geschiedenis, inclusief de Holocaust.
### 4.2 De Hedendaagse tijd (1945 – nu)
De periode na 1945 kenmerkt zich door nieuwe geopolitieke verhoudingen, internationale samenwerking en actuele maatschappelijke uitdagingen.
#### 4.2.1 Koude Oorlog
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond een periode van geopolitieke spanning tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie.
* **Twee machtsblokken**: De wereld verdeelde zich in het NAVO-blok onder leiding van de VS en het Warschaupact onder leiding van de USSR.
* **Geen directe confrontatie**: Hoewel er sprake was van een wapenwedloop en proxy-oorlogen, bleef een directe militaire confrontatie tussen de supermachten uit.
* **Val van de Berlijnse Muur**: Dit symboliseerde het einde van de Koude Oorlog en de hereniging van Duitsland.
#### 4.2.2 Internationale organisaties
Om vrede en samenwerking te bevorderen, werden diverse internationale organisaties opgericht.
* **Verenigde Naties (VN)**: Gericht op het handhaven van internationale vrede en veiligheid.
* **Europese Unie (EU)**: Bevordert economische en politieke samenwerking tussen Europese landen.
* **Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)**: Een militair bondgenootschap ter verdediging van de lidstaten.
#### 4.2.3 Dekolonisatie
De periode na 1945 markeert het einde van de koloniale overheersing voor veel Afrikaanse en Aziatische landen.
* **Onafhankelijkheid van Congo**: Een belangrijk moment in de dekolonisatie van Afrika.
* **Problemen na onafhankelijkheid**: Veel nieuwe staten kampten met interne conflicten, politieke instabiliteit en economische uitdagingen.
* **België – Congo**: De relatie tussen België en Congo bleef gespannen na de onafhankelijkheid.
#### 4.2.4 België in de hedendaagse tijd
De politieke en sociale structuur van België onderging significante veranderingen.
* **Federale staat**: België evolueerde naar een federale staat met gewesten en gemeenschappen, wat de autonomie van de verschillende landsdelen versterkte.
* **Ontzuiling**: Het afnemen van de invloed van traditionele zuilen (katholiek, socialistisch, liberaal) op het maatschappelijke leven.
#### 4.2.5 Actuele maatschappelijke thema's
De hedendaagse samenleving wordt gevormd door diverse urgente thema's.
* **Mensenrechten**: Universele rechten die aan elk individu toekomen en waar wereldwijd aandacht voor is.
* **LGBTQIA+**: De strijd voor acceptatie en gelijke rechten voor mensen met diverse seksuele geaardheden en genderidentiteiten.
* **Rassendiscriminatie**: Vooroordelen en discriminatie gebaseerd op ras, wat nog steeds een wereldwijd probleem is.
* **Israël-Palestina conflict**: Een complex en langdurig conflict met diepgaande historische wortels.
* **China vandaag**: De economische en geopolitieke rol van China in de hedendaagse wereld.
> **Tip:** Bij het analyseren van historische gebeurtenissen is het cruciaal om deze te situeren in tijd, ruimte en op het niveau van de maatschappelijke domeinen (politiek, economisch, sociaal, cultureel). Dit geeft context en helpt bij het begrijpen van de complexiteit.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Historisch referentiekader | De indeling van de geschiedenis in verschillende periodes die essentieel is voor het plaatsen en begrijpen van gebeurtenissen en ontwikkelingen. |
| Chronologie | De studie van de volgorde waarin gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en het vaststellen van de juiste datering hiervan. |
| Continuïteit | Het voortbestaan van bepaalde kenmerken, structuren of ideeën over een langere periode in de geschiedenis, ondanks veranderingen. |
| Verandering | Het proces waarbij bestaande situaties, structuren of ideeën worden aangepast, vervangen of verdwijnen, wat kan variëren in tempo. |
| Breuk | Een plotselinge en ingrijpende verandering in de historische ontwikkeling die een duidelijk einde markeert van een voorgaande situatie. |
| Evolutie | Een geleidelijke en trage ontwikkeling of verandering die zich over een langere periode voltrekt, zonder abrupte overgangen. |
| Revolutie | Een snelle, ingrijpende en vaak gewelddadige verandering die leidt tot een fundamentele omwenteling van politieke, sociale of economische structuren. |
| Scharnierpunt | Een cruciaal moment in de geschiedenis dat fungeert als overgang tussen twee verschillende periodes of ontwikkelingsfasen. |
| Situeren | Het plaatsen van historische gebeurtenissen, personen of fenomenen in hun specifieke context van tijd, ruimte en maatschappelijk domein. |
| Maatschappelijk domein | Een specifiek gebied van menselijke activiteit of maatschappelijke organisatie, zoals politiek, economie, sociaal leven of cultuur. |
| Standplaatsgebondenheid | Het gegeven dat iemands kijk op de werkelijkheid en geschiedenis wordt beïnvloed door persoonlijke achtergrond, afkomst, locatie en tijd waarin men leeft. |
| Liberalisme | Een politieke ideologie die de nadruk legt op individuele vrijheden, beperkte overheidsmacht en constitutionele overheid. |
| Nationalisme | Een ideologie die het eigen volk centraal stelt en streeft naar een eigen soevereine staat, gebaseerd op gedeelde cultuur, taal of geschiedenis. |
| Totalitarisme | Een politiek systeem waarin de staat de absolute controle uitoefent over alle aspecten van het publieke en private leven van burgers. |
| Industriële revoluties | Periodes van ingrijpende technologische, economische en sociale veranderingen die werden gekenmerkt door de ontwikkeling van machines en fabrieksmatige productie. |
| Kapitalisme | Een economisch systeem waarin productiemiddelen grotendeels in privébezit zijn en de productie wordt georganiseerd met winstoogmerk op een vrije markt. |
| Klassenmaatschappij | Een maatschappelijke structuur waarin de bevolking is ingedeeld in verschillende sociale klassen met variërende toegang tot macht, rijkdom en status. |
| Imperialisme | Het beleid van een staat om zijn macht uit te breiden door middel van kolonisatie, militaire verovering of economische dominantie over andere gebieden. |
| Koude Oorlog | Een periode van geopolitieke spanning tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en hun respectievelijke bondgenoten, gekenmerkt door ideologische strijd en een wapenwedloop, maar zonder directe grootschalige oorlog tussen de supermachten. |
| Dekolonisatie | Het proces waarbij kolonies onafhankelijk worden van hun moederland en eigen soevereine staten vormen. |
| Federale staat | Een staatsvorm waarin de macht is verdeeld tussen een centrale (federale) overheid en deelstaten of regio's, die elk een zekere mate van autonomie bezitten. |
| Ontzuiling | Het proces waarbij de sterke scheiding tussen verschillende maatschappelijke groepen (zuilen) op basis van religie, ideologie of politieke overtuiging afneemt. |
| Bronnenanalyse | Het systematisch onderzoeken en beoordelen van historische bronnen om hun betekenis, betrouwbaarheid en bruikbaarheid voor historische reconstructie vast te stellen. |
| Primaire bron | Een bron die afkomstig is uit de periode die wordt bestudeerd en is gecreëerd door iemand die de gebeurtenissen heeft meegemaakt of er getuige van was. |
| Secundaire bron | Een bron die is gebaseerd op primaire bronnen en die de gebeurtenissen van het verleden analyseert, interpreteert of samenvat, vaak door historici. |
| Betrouwbaarheid (van bronnen) | De mate waarin een historische bron accuraat en objectief de werkelijkheid weergeeft, zonder misleiding of significante vertekening. |
| Bruikbaarheid (van bronnen) | De mate waarin een historische bron relevant en nuttig is voor het beantwoorden van een specifieke historische vraag of onderzoeksprobleem. |
| Propaganda | Informatie, vaak van misleidende aard, die wordt verspreid om de publieke opinie te beïnvloeden ten gunste van een bepaalde politieke zaak of groep. |
| Historische beeldvorming | De manier waarop geschiedenis wordt voorgesteld en geïnterpreteerd, die kan veranderen door nieuwe ontdekkingen, perspectieven of maatschappelijke ontwikkelingen. |
| Democratische rechtsstaat | Een staat waarin de machtsuitoefening gebonden is aan de wet, de rechten en vrijheden van burgers worden beschermd, en de macht is verdeeld over verschillende organen, met algemeen kiesrecht. |
| Scheiding der machten | Het principe, geformuleerd door Montesquieu, dat de staatsmacht moet worden verdeeld over de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht om machtsmisbruik te voorkomen. |