Cover
Start nu gratis Executieve functies 2526.pptx
Summary
# Executieve functies: definitie en belang
Executieve functies (EF's) zijn cruciale cognitieve processen die ons in staat stellen ons gedrag, onze gedachten en onze gevoelens te sturen ten behoeve van doelgericht en sociaal handelen.
## 1.1 Definitie van executieve functies
Executieve functies worden gedefinieerd als de cognitieve processen, gelokaliseerd in de hersenen, die essentieel zijn voor het sturen van gedrag, gevoelens en gedachten. Deze functies stellen individuen in staat om doelgericht en sociaal adequaat te functioneren in het dagelijks leven.
### 1.1.1 Voorbeelden van executieve functies
* **Bij leerlingen:**
* Het voorbereiden van de boekentas.
* Het succesvol uitvoeren van een groepsopdracht.
* De inspanning die nodig is om niet afgeleid te worden, instructies te onthouden en taken af te ronden.
* Gericht kunnen luisteren.
* **Bij leerkrachten:**
* De keuze in de inrichting van de klas.
* De reactie op de uitleg van collega's.
* De beslissing om een snack wel of niet op te eten.
## 1.2 Het belang van executieve functies
### 1.2.1 Executieve functies en zelfsturing
Executieve functies vormen de basis voor zelfsturing, het bewust kunnen reguleren van eigen gedrag, gevoelens en gedachten. Ze liggen ten grondslag aan diverse vaardigheden zoals samenwerken, besluitvorming, kritisch denken, zelfinzicht, inschatten van anderen, onthouden en doorzetten.
> **Tip:** Om zelfsturing te ontwikkelen is een solide basis van aandacht en het versterken van EF's essentieel. Begeleiding hierin is cruciaal, waarbij de ondersteuning geleidelijk afneemt naarmate het zelfsturende vermogen toeneemt.
EF's stellen kinderen in staat andere vaardigheden te ontwikkelen, zoals samenwerken, beslissingen nemen en kritisch denken. Ze zijn verantwoordelijk voor een goed functioneren binnen het onderwijs, het ontwikkelen van schoolse vaardigheden zoals het onthouden van instructies en doorzetten bij moeilijke taken. Tevens zorgen EF's ervoor dat een leerling zich kan concentreren en efficiënt omgaat met prikkels.
In de volwassenheid blijven EF's bepalend voor succes in het leven, gerelateerd aan fysieke en mentale gezondheid, carrièreperspectieven, en zelfs crimineel of antisociaal gedrag. De ontwikkeling van deze functies in de kindertijd heeft levenslange voordelen voor zowel het individu als de maatschappij.
### 1.2.2 De voorspellende waarde van executieve functies
Executieve functies zijn sterk voorspellend voor schoolsucces, van de kleuterklas tot aan de universiteit. Ze voorspellen prestaties, gezondheid, welvaart en de kwaliteit van leven, vaak meer dan intelligentie (IQ) of sociaaleconomische status (SES). EF's fungeren als een indicator voor schoolrijpheid.
De rol van EF's beperkt zich niet tot de kindertijd; ze zijn cruciaal voor het verkrijgen, behouden en doorgroeien in een baan, het onderhouden van vriendschappen, huwelijksgeluk, gewichtscontrole en weerstand tegen middelenmisbruik.
### 1.2.3 Evolutionaire en maatschappelijke context
Hoewel EF's een evolutionair oud deel van de hersenen vertegenwoordigen en samenhangen met de hersenontwikkeling (met name de prefrontale cortex), worden ze voortdurend uitgedaagd door de snel veranderende maatschappij. EF-gericht werken in het onderwijs is daarom relevant en noodzakelijk.
### 1.2.4 De invloed van 'nature' en 'nurture'
De ontwikkeling van executieve functies begint in de vroege kindertijd en verloopt traag, vanuit diverse leerervaringen. Hoewel de potentie om deze vaardigheden te ontwikkelen aanwezig is bij de geboorte, speelt de omgeving (ouders, leraren) een cruciale rol in hoe efficiënt de hersenen kunnen rijpen en hoe de EF's zich ontwikkelen. De omgeving biedt de noodzakelijke prikkels en ervaringen.
> **Tip:** Kinderen worden niet geboren met volledig ontwikkelde EF's, maar met de *potentie* om ze te ontwikkelen. Het is de omgeving die de ontwikkeling hiervan stuurt door middel van uitdagende activiteiten en prikkels. Het aanleren van EF's is effectiever dan verwachten dat kinderen ze spontaan beheersen.
De ontwikkeling van EF's kan worden vergeleken met het 'Doornroosje-effect': de hersenstructuren zijn aanwezig, maar functioneren nog niet totdat ze gestimuleerd worden door externe prikkels. De samenhang tussen natuurlijke rijping van de hersenen en omgevingsstimulansen is essentieel voor de ontwikkeling van EF's. Deze functies kunnen getraind en versterkt worden, waarbij de leerkracht een sleutelrol speelt bij het aanwakkeren, versterken en uitdagen van deze functies.
#### 1.2.4.1 De prefrontale cortex en EF-ontwikkeling
De ontwikkeling van executieve functies is nauw verbonden met de rijping van de hersenen, met name de prefrontale cortex, die pas volledig volgroeid is rond de jongvolwassenheid. De omgeving, inclusief de rol van de leerkracht, is bepalend voor hoe efficiënt de hersenen rijpen en hoe EF's zich ontwikkelen door middel van prikkels en ervaringen. Activiteiten in de omgeving kunnen EF's uitdagen en oefenen.
---
# De ontwikkeling van executieve functies
Executieve functies zijn cruciale cognitieve processen die ons in staat stellen gedrag, gevoelens en gedachten te sturen ten behoeve van doelgericht en sociaal functioneren.
## 2. Executieve functies: een overzicht
Executieve functies (EF's) zijn cognitieve processen die zich voornamelijk in de prefrontale cortex van de hersenen bevinden. Ze stellen individuen in staat om hun gedrag, gevoelens en gedachten te reguleren, wat essentieel is voor doelgericht, sociaal en adaptief functioneren in het dagelijks leven.
### 2.1 Wat zijn executieve functies?
Executieve functies worden gedefinieerd als de cognitieve processen die noodzakelijk zijn om gedrag, gevoelens en gedachten te sturen teneinde doelgericht en sociaal gedrag te stellen. Deze functies zijn fundamenteel voor zelfsturing en spelen een sleutelrol in het leerproces, de aanpassing aan nieuwe situaties en het bereiken van persoonlijke doelen.
**Voorbeelden op leerlingniveau:**
* Het klaarmaken van de boekentas.
* Het uitvoeren van een groepsopdracht.
* Zich niet laten afleiden tijdens een les.
* Instructies onthouden en uitvoeren.
* Gericht luisteren.
**Voorbeelden op leerkrachtniveau:**
* Het zelf kiezen van de inrichting van het klaslokaal.
* De manier waarop gereageerd wordt op collega's.
* Impulsbeheersing met betrekking tot persoonlijke verlangens.
### 2.2 De link met zelfsturing
EF's vormen de basis voor zelfsturing, het vermogen om bewust het eigen gedrag, de eigen gevoelens en gedachten te reguleren. Ze onderbouwen diverse vaardigheden zoals samenwerken, besluitvorming, kritisch denken, zelf- en inschatting van anderen, onthouden, doorzetten en concentreren. Zonder een goed ontwikkelde set aan EF's is het voor kinderen moeilijk om andere, meer schoolse vaardigheden te ontwikkelen.
### 2.3 Het belang van executieve functies
EF's zijn een belangrijke voorspeller van schoolsucces, variërend van de kleuterschool tot de universiteit. Ze hebben een grotere voorspellende waarde voor schoolprestaties, gezondheid, welvaart en een kwaliteitsvol leven dan bijvoorbeeld IQ of sociaaleconomische status (SES). EF's zijn ook een indicator voor schoolrijpheid.
Buiten de kindertijd blijven EF's cruciaal voor het verkrijgen, behouden en doorgroeien in een job, het onderhouden van vriendschappen, relationeel geluk, gewichtscontrole en weerstand tegen verslaving. Ontwikkeling van EF's bij kinderen heeft dus levenslange voordelen voor zowel het individu als de samenleving.
### 2.4 De aard van executieve functies: nature en nurture
De ontwikkeling van executieve functies begint al in de vroege kindertijd. Dit proces verloopt traag en vereist begeleiding. Kinderen worden niet geboren met volledig ontwikkelde EF's, maar wel met de potentie om deze vaardigheden te ontwikkelen.
* **Nature (natuurlijke aanleg):** De ontwikkeling van EF's hangt direct samen met de rijping van de hersenen, met name de prefrontale cortex, die pas rond de jongvolwassenheid volledig volgroeid is.
* **Nurture (omgeving):** De omgeving speelt een cruciale rol in hoe efficiënt de hersenen kunnen rijpen. Ouders en leraren bieden de nodige prikkels en ervaringen die de ontwikkeling van EF's stimuleren. De omgeving biedt activiteiten waarmee EF's worden uitgedaagd en geoefend.
Het is essentieel om EF's actief aan te leren en te trainen, in plaats van te verwachten dat leerlingen deze vaardigheden uit zichzelf ontwikkelen.
#### 2.4.1 Het "Doornroosje-effect"
EF's kunnen vergeleken worden met "stille slapers" (Doornroosje-effect), waarbij de hersenstructuren aanwezig zijn maar nog niet functioneren. Prikkels vanuit de omgeving, zoals die van een leerkracht, "kussen" deze structuren wakker, waardoor ze kunnen rijpen en ontwikkelen. Dit illustreert de samenhang tussen de natuurlijke rijping van de hersenen (nature) en de stimulansen uit de omgeving (nurture). EF's kunnen getraind en versterkt worden.
### 2.5 Rol van de leerkracht
De leerkracht speelt een belangrijke rol in het aanwakkeren, versterken en uitdagen van de executieve functies bij leerlingen. Dit gebeurt door middel van geïntegreerde begeleiding in de dagelijkse praktijk.
> **Tip:** Vermijd het simpelweg aanduiden dat een leerling slecht is in plannen. Concentreer je in plaats daarvan op specifieke moeilijkheden die de leerling ervaart tijdens het plannen en bied daar gerichte ondersteuning bij aan.
## 3. Theoretisch kader van executieve functies
Hoewel er diverse modellen bestaan over de indeling van EF's, wordt hier het model van Catherine Malfait gevolgd, dat gebaseerd is op meerdere theorieën. Er is geen universele consensus over het theoretisch kader.
### 3.1 Aandacht als basisvoorwaarde
Aandacht is een fundamentele voorwaarde voor het versterken van alle andere EF's. Zonder gerichte aandacht kunnen de andere functies niet optimaal ontwikkeld worden.
### 3.2 Categorieën van executieve functies
De EF's kunnen onderverdeeld worden in "koude" en "warme" functies, en verder opgesplitst in lagere en hogere orde functies.
* **Koude EF's (cognitief getint):**
* **Lagere orde EF's:** Deze ontwikkelen zich als eerste en vormen het fundament voor de hogere orde EF's. Ze spelen gedurende het hele leven een centrale rol.
* Impulscontrole
* Werkgeheugen
* Cognitieve flexibiliteit
* **Hogere orde EF's:** Deze bouwen voort op de lagere orde EF's.
* Gedragsevaluatie
* Plannen en organiseren
* Probleemoplossend denken
* **Warme EF's (emotieregulatie):** Deze beïnvloeden het functioneren van de koude EF's. Stress, overprikkeling of frustratie kunnen leiden tot moeilijkheden bij impulscontrole of het onthouden van instructies.
Alle EF's samen zijn essentieel voor "leren leren" en zelfsturing.
### 3.3 Toegelichte executieve functies
Hieronder worden de belangrijkste executieve functies verder toegelicht:
#### 3.3.1 Aandacht
* **Definitie:** Het vermogen om aandacht te verkrijgen, te richten en vol te houden.
* **Sturing:** Aandacht wordt gestuurd door zowel interne (interesse van de leerling) als externe factoren (wijzigingen in de omgeving).
* **Ondersteuning in de klas:**
* Gebruik van stilte- en aandachtsignalen (bv. hand in de lucht, terugtellen).
* Het opwekken van nieuwsgierigheid en het leggen van verbanden met de leefwereld van leerlingen.
* Visualiseren van de inzet en de verwachte duur van de aandacht.
* Opsplitsen van grote taken in deeltaken.
* Duidelijk maken wanneer een taak zal eindigen.
#### 3.3.2 Impulscontrole
* **Definitie:** Het vermogen om (on)gepast gedrag en irrelevante prikkels te onderdrukken, zowel intern (bv. dagdromen) als extern (bv. gedrag van klasgenoten).
* **Belang:** Vereist energie en gaat niet vanzelf. Het is mentaal belastend om constant stil te zitten en impulsen te beheersen.
* **Rol van de leerkracht:** Minimaliseer afleidingen in de omgeving om de behoefte aan impulscontrole bij leerlingen te verminderen. Leerlingen aanleren om gedrag te onderdrukken, stil te zetten of uit te stellen.
> **Voorbeeld:** Een leerling die geconcentreerd blijft werken aan een toets, ondanks dat veel klasgenoten al klaar zijn en er rumoer ontstaat, of die luistert naar de instructie ondanks dat een buurman met zijn voet tikt.
#### 3.3.3 Werkgeheugen
* **Definitie:** De tijdelijke opslagplaats in de hersenen die informatie vasthoudt terwijl er andere handelingen of bewerkingen worden uitgevoerd. Dit systeem raakt snel overbelast.
* **Belang:** Noodzakelijk voor het onthouden van instructies, het volgen van gesprekken, hoofdrekenen, begrijpend lezen, en het leggen van verbanden.
* **Ondersteuning:**
* Activeren van voorkennis.
* Herhalen en visualiseren van informatie.
* Chunking: informatie groeperen in betekenisvolle eenheden.
* Verhalen verzinnen of de informatie visueel voorstellen.
* Gebruik van ezelsbruggetjes.
* Belangrijke informatie kort noteren op een kladblad.
* Woord-beeld koppelen (dual coding).
#### 3.3.4 Cognitieve flexibiliteit
* **Definitie:** Het vermogen om zich vlot aan te passen aan nieuwe situaties, regels te wisselen en snel en accuraat te schakelen tussen verschillende taken.
* **Ontwikkeling:** Vereist tijd, oefening en structuur om frustraties te laten zakken en nieuwe strategieën te bedenken.
* **Ondersteuning in de klas:**
* Aanleren om negatieve gedachten om te buigen naar positieve.
* Stimuleren van out-of-the-box denken.
* Oefenen met het verplaatsen in de gedachten van anderen.
* Duidelijk maken wanneer er geschakeld wordt tussen een oefening en een instructie.
#### 3.3.5 Plannen en organiseren
* **Definitie:**
* **Plannen:** Het vermogen om een plan te bedenken om een doel te bereiken of een taak te voltooien, beslissingen te nemen over focus en prioriteiten. Dit omvat vooruitkijken, overzicht houden, ordenen en tijd inschatten.
* **Organiseren:** De vaardigheid om structuren te bedenken om informatie en materialen te organiseren en bij te houden, wat het werkgeheugen ontlast.
* **Ondersteuning:**
* **Tijdinschatting:** Gebruik maken van klokken, timertimers, en leerlingen een inschatting laten maken van benodigde tijd.
* **Opsplitsen en afvinken:** Gebruik maken van to-do lijsten, deeltaken definiëren, en benodigde materialen en volgorde bepalen.
* **Weekplanningen:** Zorgvuldig begeleiden bij het invullen van weekplanningen.
* **Structuur in de klas:** Creëren van georganiseerde ruimtes voor materialen.
> **Voorbeeld:** Een leerling die ondanks een belofte van de leerkracht om nieuwe spelletjes mee te brengen, toch meteen aan de slag gaat met een moeilijke level van een spel, omdat hij denkt dat het niet veel tijd zal kosten om voor te bereiden.
#### 3.3.6 Gedragsevaluatie (zelfreflectie)
* **Definitie:** Het vermogen om het eigen gedrag vanuit een "vogelperspectief" te bekijken om dit richting het doel te sturen. Dit omvat bewustzijn van eigen handelingen, analyseren van sterktes en zwaktes, en weten hoe deze in te zetten of om te gaan met zwaktes.
* **Ondersteuning:**
* Reflecteren met leerlingen over hun gedrag.
* Feedback geven met een spiegelende rol, gericht op groei (bv. "je bent aan het leren om...").
* Taal aanbieden om stil te staan bij het functioneren.
> **Voorbeeld:** Een leerling die moeite heeft met antwoorden op vragen als "Hoe heb je dat gedaan?" en deze ontwijkt, wat duidt op moeite met zelfevaluatie.
#### 3.3.7 Probleemoplossend denken
* **Definitie:** Het vermogen om problemen te herkennen en een plan te bedenken om deze op te lossen.
* **Ondersteuning:**
* Aanleren van een gestructureerde aanpak (bv. stappen zoals: Wat is het probleem? Hoe los ik het op? Volg ik mijn plan? Hoe ging het?).
* Modelleren en hardop denken om leerlingen dit gedrag te laten overnemen.
> **Voorbeeld:** Een leerling die stopt met een spel omdat de eerste poging om een level op te lossen niet slaagt, wat aangeeft dat hij moeite heeft met het bedenken van alternatieve strategieën.
#### 3.3.8 Emotieregulatie
* **Definitie:** Het kennen van eigen emoties en het beschikken over strategieën om op een positieve manier met deze emoties om te gaan.
* **Ondersteuning:**
* Aanleren van gevoelens kenbaar maken.
* Creëren van een rustige klasomgeving (structuur, dagplanning).
* Inplannen van rustmomenten, rustoefeningen, tot tien tellen en ademhalingsoefeningen.
* Gebruik van "gevoelensmeters" en "check-ins".
* Creëren van een rust- of ontprikkelhoekje met materialen om te ontstressen.
> **Voorbeeld:** Een leerling die boos wordt wanneer vriendinnen geen Monopoly willen spelen, maar vervolgens zelfstandig een alternatief bedenkt door met een andere klasgenoot te spelen.
## 4. Werkvormen voor het stimuleren van EF's
EF's kunnen effectief gestimuleerd worden door middel van verschillende werkvormen en benaderingen in de klas:
* **Modelleren en hardop denken:** Leerkrachten demonstreren hun eigen denkprocessen, inclusief hoe ze EF's toepassen.
* **Scaffolding:** Systematische en afbouwende (verbale) begeleiding die wordt toegepast op EF's en zelfsturing.
* **Vermijden van overprikkeling:** Zorg voor een visueel en auditief rustige omgeving om leerlingen te helpen focussen.
* **EF-reactiespelen:** Spelletjes gericht op het oefenen van specifieke EF's, zowel individueel als in groepsverband.
* **EF-geheugenspelen, EF-gezelschapsspelen, EF-bewegingsspelen:** Geïntegreerde spelvormen die de ontwikkeling van EF's bevorderen.
* **Opdrachtenoverzicht hoekenwerk:** Structureren van activiteiten in hoeken, waarbij leerlingen EF's moeten inzetten om de opdrachten uit te voeren.
> **Belangrijk:** De ontwikkeling van EF's is een doorlopend proces. Het integreren van oefeningen en ondersteuning in de dagelijkse lespraktijk is cruciaal voor langdurig succes.
---
# Theoretisch kader en specifieke executieve functies
Dit deel biedt een gedetailleerd overzicht van het theoretisch kader rond executieve functies (EF's), inclusief hun onderverdeling en een diepgaande uitleg van specifieke functies.
### 3.1 Definitie en belang van executieve functies
Executieve functies (EF's) zijn cognitieve processen in de hersenen die ons in staat stellen ons gedrag, onze gevoelens en onze gedachten te sturen, wat essentieel is voor doelgericht en sociaal gedrag in het dagelijks leven. Ze vormen de basis voor zelfsturing, leren en functioneren, zowel in het onderwijs als daarbuiten, gedurende de hele levensloop. EF's zijn voorspellend voor schoolsucces, carrièreprestaties, gezondheid en algemene levenskwaliteit, en worden als belangrijker beschouwd dan IQ of sociaaleconomische status (SES) voor deze uitkomsten.
> **Tip:** EF's zijn niet slechts een modetrend; ze zijn evolutionair verankerd in het brein, met name in de prefrontale cortex, en spelen een cruciale rol in de adaptatie aan een snel veranderende maatschappij.
### 3.2 Ontwikkeling van executieve functies
Kinderen worden niet geboren met volledig ontwikkelde EF's, maar wel met de potentie om deze te ontwikkelen. De ontwikkeling van EF's hangt nauw samen met de rijping van het brein, met name de prefrontale cortex, die pas in de jongvolwassenheid volledig volgroeid is. De omgeving, met name de rol van ouders en leerkrachten, speelt een cruciale rol in hoe efficiënt de hersenen kunnen rijpen door middel van prikkels en ervaringen. Activiteiten die EF's uitdagen en oefenen, zijn essentieel. EF's kunnen getraind en versterkt worden, waarbij de leerkracht een sleutelrol speelt in het aanwakkeren, versterken en uitdagen ervan.
> **Tip:** Het is belangrijk om EF's aan te leren in plaats van te verwachten dat leerlingen deze vaardigheden van nature beheersen.
### 3.3 Theoretisch kader van executieve functies
Er zijn verschillende modellen die de executieve functies beschrijven, maar een gangbaar model onderscheidt de volgende componenten:
* **Basisvoorwaarde: Aandacht**
Aandacht is de fundamentele voorwaarde voor het versterken van alle andere EF's. Het omvat het krijgen, richten en volhouden van aandacht, gestuurd door zowel interne (bv. interesse) als externe factoren (bv. instructies).
* **Onderscheid tussen koude en warme EF's**
* **Koude EF's:** Deze zijn cognitief getint en omvatten de lagere en hogere orde EF's. Ze zijn gericht op het verwerken van informatie en het uitvoeren van taken.
* **Warme EF's:** Dit betreft met name emotieregulatie, die het functioneren van de koude EF's direct beïnvloedt. Stress, overprikkeling of frustratie kunnen het vermogen om impulsen te controleren of instructies te onthouden negatief beïnvloeden.
* **Onderscheid tussen lagere en hogere orde EF's**
* **Lagere orde EF's:** Deze ontwikkelen zich als eerste en spelen een centrale rol gedurende het hele leven. Ze vormen de basis voor de ontwikkeling van hogere orde EF's.
* **Hogere orde EF's:** Deze bouwen voort op de lagere orde EF's en omvatten complexere cognitieve processen.
Alle EF's samen zijn essentieel voor 'leren leren' en zelfsturing.
### 3.4 Specifieke executieve functies toegelicht
De volgende specifieke executieve functies worden onderscheiden:
#### 3.4.1 Aandacht
Aandacht is het vermogen om prikkels te selecteren, te focussen en te volhouden. Dit kan zowel intern (door de leerling zelf) als extern (door de omgeving) gestuurd worden. Signalen voor aandacht zijn essentieel om de aandacht te vangen. Het richten van aandacht kan gestimuleerd worden door nieuwsgierigheid op te wekken en verbanden te leggen met de leefwereld van de leerling. Het volhouden van aandacht kan bevorderd worden door taken op te splitsen, het einde van een taak te verduidelijken en de verwachte inzet en tijd te visualiseren.
> **Voorbeeld:** Een leerkracht gebruikt een stilte-signaal, zoals een hand in de lucht, om de aandacht van de klas te krijgen en vraagt leerlingen om zich te concentreren op de instructie.
#### 3.4.2 Impulscontrole
Impulscontrole is het vermogen om ongepast gedrag en irrelevante prikkels te onderdrukken, zowel intern (bv. dagdromen) als extern (bv. gedrag van medeleerlingen). Het stelt ons in staat om selectief onze aandacht te richten. Dit vereist energie en is mentaal belastend; daarom is het belangrijk om afleidingen te minimaliseren.
> **Voorbeeld:** Een leerling ziet klasgenoten hun toets al afgeven, maar blijft zelf geconcentreerd verder werken omdat hij weet dat hij meer tijd nodig heeft.
#### 3.4.3 Cognitieve flexibiliteit
Cognitieve flexibiliteit is het vermogen om zich vlot aan te passen aan nieuwe situaties, regels te wisselen en snel en accuraat te schakelen tussen verschillende taken. Frustraties kunnen optreden bij het wisselen van gedrag en gedachten. Het ontwikkelen van cognitieve flexibiliteit vereist tijd, oefening en structuur.
> **Voorbeeld:** Een leerling kan een negatieve gedachte als 'ik kan dit niet' ombuigen naar een positieve gedachte en bedenkt alternatieve strategieën om een probleem op te lossen.
#### 3.4.4 Werkgeheugen
Het werkgeheugen is de tijdelijke opslagplaats die informatie vasthoudt terwijl we tegelijkertijd andere handelingen of bewerkingen uitvoeren. Het is essentieel voor het onthouden van instructies, het volgen van gesprekken, het leggen van verbanden en het uitvoeren van hoofdrekenen of begrijpend lezen. Het activeren van voorkennis, herhalen en visualiseren zijn belangrijke strategieën om het werkgeheugen te ondersteunen.
> **Tip:** Hulpmiddelen zoals chunking (informatie groeperen), het verzinnen van verhalen of het visualiseren van informatie kunnen het werkgeheugen ontlasten.
#### 3.4.5 Plannen en organiseren
Plannen is het vermogen om een plan te bedenken om een doel te bereiken of een taak te voltooien, inclusief het bepalen waar de aandacht op gericht moet worden. Dit is een complexe vaardigheid die vooruitkijken, overzicht houden, ordenen, inschatten van tijd en prioriteiten stellen omvat. Organiseren is het bedenken van structuren om informatie en materialen bij te houden, wat structuur biedt en het werkgeheugen minder belast.
> **Voorbeeld:** Een leerling maakt een takenlijstje, splitst een grote taak op in kleinere deeltaken en schat in hoeveel tijd elke taak zal duren.
#### 3.4.6 Gedragsevaluatie
Gedragsevaluatie, ook wel zelfreflectie genoemd, is het vermogen om vanuit een breder perspectief naar eigen gedrag te kijken en dit te sturen richting een doel. Dit omvat bewustzijn van eigen handelingen, het analyseren van sterktes en zwaktes, en het begrijpen van eigen voorkeuren. Zowel interne (lichaam en gevoelens) als externe signalen (feedback van anderen) dragen bij aan dit proces.
> **Tip:** Geef groeigerichte feedback, zoals "je bent aan het leren om...", om leerlingen te helpen hun gedrag te evalueren.
#### 3.4.7 Probleemoplossend denken
Probleemoplossend denken is het vermogen om problemen te herkennen en een plan te maken om ze op te lossen. Dit proces kan gestructureerd worden via stappen als: wat is het probleem? Hoe los ik het op (wat is mijn plan)? Volg ik mijn plan? Hoe heb ik het ervan afgebracht?
> **Voorbeeld:** Een leerling die gefrustreerd raakt door een lastige game, stopt, reflecteert op de oorzaak van het falen en bedenkt een nieuwe strategie om de level te voltooien.
#### 3.4.8 Emotieregulatie
Emotieregulatie is het vermogen om emoties te kennen en strategieën te hebben om er op een positieve manier mee om te gaan. Dit omvat het kenbaar maken van gevoelens, het creëren van rust in de klas en het inplannen van rustmomenten.
> **Voorbeeld:** Een leerling die boos wordt omdat ze niet mee kan spelen, telt tot tien, observeert haar omgeving en besluit dan om met een andere klasgenoot te spelen die alleen is.
---
# Werken aan executieve functies in de klas
Dit onderwerp focust op praktische strategieën om executieve functies (EF's) te stimuleren en te versterken binnen de klasomgeving, met nadruk op geïntegreerd werken, modelleren en scaffolding.
## 4.1 Het belang van executieve functies in de klas
Executieve functies zijn cognitieve processen die ons in staat stellen ons gedrag, onze gevoelens en onze gedachten te sturen, wat essentieel is voor doelgericht en sociaal gedrag. Ze zijn een voorspeller van schoolsucces van de kleuterschool tot de universiteit, en hun belang reikt verder dan schoolprestaties; ze zijn cruciaal voor succes in werk, relaties en algemeen welzijn. EF's zijn dan ook geen modetrend, maar een evolutionair belangrijk aspect van het brein dat, mede door de snelle maatschappelijke veranderingen, steeds meer op de proef wordt gesteld.
> **Tip:** Aangezien de ontwikkeling van EF's sterk afhankelijk is van de omgeving, speelt de leerkracht een cruciale rol bij het aanleren, versterken en uitdagen van deze functies bij leerlingen, in plaats van te verwachten dat leerlingen dit uit zichzelf ontwikkelen.
### 4.1.1 Executieve functies: een theoretisch kader
Er is geen universele overeenstemming over het theoretisch kader van EF's, maar een gangbaar model onderscheidt de volgende componenten:
* **Aandacht:** Dit is de basisvoorwaarde voor het versterken van alle EF's. Het omvat het krijgen, richten en volhouden van aandacht, gestuurd door zowel interne als externe factoren.
* **Lagere orde EF's (koude EF's):** Dit zijn de cognitieve EF's die zich het eerst ontwikkelen en de basis vormen voor hogere orde EF's. Ze omvatten:
* **Impulscontrole:** Het vermogen om (on)gepast gedrag en irrelevante prikkels te onderdrukken, zowel intern (bv. dagdromen) als extern (bv. afleiding door klasgenoten). Dit kost energie en vereist een omgeving met zo min mogelijk afleidingen.
* **Werkgeheugen:** De tijdelijke opslagplaats die informatie vasthoudt terwijl andere handelingen of bewerkingen worden uitgevoerd. Dit is essentieel voor het onthouden van instructies, het leggen van verbanden en het uitvoeren van complexe taken. Het activeren van voorkennis, herhalen en visualiseren zijn belangrijke strategieën om het werkgeheugen te ondersteunen.
* **Cognitieve flexibiliteit:** Het vermogen om zich vlot aan te passen en te wisselen van regels in nieuwe situaties, en om snel en accuraat te wisselen tussen verschillende taken. Schakelen kan leiden tot frustraties, waar tijd en oefening nodig zijn om mee om te gaan.
* **Hogere orde EF's (koude EF's):** Deze bouwen voort op de lagere orde EF's en omvatten:
* **Plannen en organiseren:** Het bedenken van plannen om doelen te bereiken of taken te voltooien, inclusief het nemen van beslissingen over aandacht, vooruitkijken, ordenen, inschatten van tijd en stellen van prioriteiten. Het organiseren van informatie en materialen biedt structuur en ontlast het werkgeheugen.
* **Gedragsevaluatie:** Het vermogen om vanuit een "vogelperspectief" naar het eigen gedrag te kijken, bewust te zijn van wat gezegd en gedaan wordt, sterktes en zwaktes te analyseren, en gedrag bij te sturen richting het doel. Dit omvat zelfreflectie en het gebruik van interne en externe signalen.
* **Probleemoplossend denken:** Het herkennen van problemen, het kunnen opstellen van een plan om deze op te lossen en het evalueren van de effectiviteit van de oplossing. Dit vereist het toepassen van strategieën en modelling door de leerkracht.
* **Warme EF's:**
* **Emotieregulatie:** Het kennen van emoties en beschikken over strategieën om er op een positieve manier mee om te gaan. Dit is cruciaal omdat stress, overprikkeling of frustratie het functioneren van de koude EF's kunnen beïnvloeden. Gevoelens kenbaar maken, rust in de klas creëren en stressbestrijders aanbieden zijn hierbij belangrijk.
### 4.1.2 De ontwikkeling van executieve functies
Executieve functies ontwikkelen zich niet aangeboren, maar wel met de potentie daartoe. Deze ontwikkeling hangt samen met de rijping van het brein, met name de prefrontale cortex. De omgeving speelt echter een cruciale rol in hoe efficiënt de hersenen kunnen rijpen, door het bieden van de nodige prikkels en ervaringen. EF's kunnen getraind en versterkt worden, waarbij de leerkracht een sleutelrol heeft.
> **Tip:** De ontwikkeling van EF's kan worden voorgesteld als het "Doornroosje-effect": de hersenstructuren zijn aanwezig, maar functioneren pas wanneer ze gestimuleerd worden door externe prikkels en ervaringen, net zoals Doornroosje door de prins gewekt moest worden.
## 4.2 Werken aan executieve functies in de klas
Er zijn drie hoofdprincipes om aan EF's te werken in de klas:
1. **Geïntegreerd werken:** EF's worden niet als losse vakken aangeboden, maar geïntegreerd in de dagelijkse begeleiding en lesactiviteiten.
2. **Modelleren en hardop denken:** De leerkracht modelleert gewenst gedrag en denkt hardop na over het toepassen van EF's, zodat leerlingen dit kunnen overnemen en eigen maken.
3. **Scaffolding:** Systematische, afbouwende verbale begeleiding wordt geboden om leerlingen te ondersteunen bij het ontwikkelen van hun zelfsturing en EF's.
### 4.2.1 Praktische strategieën en toepassingen
Om EF's te stimuleren, kunnen leerkrachten diverse strategieën inzetten:
* **Aandacht:**
* Gebruik stilte- en aandachtsignalen.
* Wek nieuwsgierigheid en leg verbanden met de leefwereld van de leerlingen.
* Visualiseer de inzet en verwachtingen rondom aandacht.
* Splits grote taken op in deeltaken.
* Verduidelijk het einde van een taak.
* **Impulscontrole:**
* Creëer een omgeving met zo min mogelijk afleidingen.
* Leer leerlingen hun gedrag in te houden, stop te zetten of uit te stellen.
* Geef leerlingen tijd om zich te concentreren, ook al zijn anderen klaar.
* Bied ruimte voor het bewustzijn dat EF's energie kosten en niet vanzelf gaan.
* **Werkgeheugen:**
* Activeer voorkennis kritisch.
* Maak leerstof betekenisvol.
* Gebruik visualisaties (woord- en beelddenkers aanspreken).
* Zet instructies op het bord.
* Pas chunking toe (informatie clusteren).
* Laat leerlingen verhalen verzinnen bij informatie of de info visueel voorstellen.
* Leer ezelsbruggetjes en het noteren van kortetermijninformatie.
* Help leerlingen herinneren waar ze mee bezig zijn, herhaal instructies en bied planningen aan.
* **Plannen en organiseren:**
* Gebruik de klok en visuele hulpmiddelen voor tijdsinschatting.
* Oefen met het inschatten van benodigde tijd en het bijstellen van deze inschattingen.
* Help leerlingen bij het opsplitsen van taken in deeltaken.
* Maak gebruik van to-do- of afvinklijstjes.
* Bied kansen om te oefenen met het plannen en organiseren van materialen (bv. boekenmap, schuifjes).
* Gebruik weekplanningen als ondersteuning, met aandacht voor de invulling ervan.
* **Gedragsevaluatie:**
* Reflecteer met leerlingen over hun gedrag door hen inzicht te geven in hun sterktes en zwaktes.
* Geef groeigerichte feedback die de focus legt op het leerproces.
* Bied taal aan om stil te staan bij het functioneren en gedragsevaluatie te bevorderen.
* **Probleemoplossend denken:**
* Leer leerlingen concrete stappenplannen voor probleemoplossing (bv. de "vier deelstappen" van Meichenbaum).
* Oefen dit proces door middel van modellering en hardop denken.
* **Emotieregulatie:**
* Geef leerlingen de ruimte om hun gevoelens te uiten.
* Zorg voor rust in de klas door middel van dagplanning, structuur en een rustige klasinrichting.
* Plan rustmomenten en bied stressbestrijders aan (bv. tot tien tellen, ademhalingsoefeningen).
* Richt een rust- of ontprikkelhoekje in met hulpmiddelen om emoties te reguleren.
> **Voorbeeld:** Een leerling die moeite heeft met het begin van een taak, kan geholpen worden door de leerkracht die hardop denkt: "Oké, ik moet deze opdracht maken. Wat is de eerste stap? Ah ja, ik moet eerst dit lezen. En daarna? Ik denk dat ik dan de vraag moet beantwoorden. Ik ga eerst dat lezen en dan de vraag beantwoorden."
### 4.2.2 Activiteiten ter stimulering van EF's
Verschillende spelvormen en activiteiten kunnen ingezet worden om EF's te trainen:
* EF-reactiespelen (individueel of in groep)
* EF-geheugenspelen
* EF-gezelschapsspelen
* EF-bewegingsspelen
* Opdrachtenoverzicht in hoekenwerk
Deze activiteiten helpen leerlingen om spelenderwijs hun executieve functies te oefenen en te versterken binnen een gestructureerde en ondersteunende leeromgeving.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Executieve functies | Cognitieve processen in het brein die het mogelijk maken om gedrag, gevoelens en gedachten te sturen, gericht en sociaal gedrag te vertonen in het dagelijks leven. |
| Zelfregulerend leren | Het vermogen van een leerling om zijn eigen leerproces te sturen, inclusief het stellen van doelen, het plannen van strategieën, het monitoren van de voortgang en het evalueren van de resultaten. |
| Prefrontale cortex | Het voorste deel van de hersenen, verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies zoals planning, besluitvorming, werkgeheugen en impulscontrole, die essentieel zijn voor executieve functies. |
| Koude executieve functies | Cognitief getinte executieve functies die gericht zijn op het intellectuele en cognitieve functioneren, zoals werkgeheugen, impulscontrole en cognitieve flexibiliteit. |
| Warme executieve functies | Executieve functies die gerelateerd zijn aan emoties en motivatie, zoals emotieregulatie, die het functioneren van de koude executieve functies beïnvloeden. |
| Lagere orde executieve functies | De basiselementen van executieve functies die zich vroeg in de ontwikkeling manifesteren en de basis vormen voor complexere functies, waaronder impulscontrole en werkgeheugen. |
| Hogere orde executieve functies | Meer complexe executieve functies die voortbouwen op lagere orde functies, zoals planning, organiseren, probleemoplossend denken en gedragsevaluatie. |
| Aandacht | Het vermogen om prikkels te selecteren, te richten, vol te houden en te verwerken, essentieel voor leren en het uitvoeren van taken. |
| Impulscontrole | Het vermogen om onmiddellijke reacties of gedragingen te onderdrukken, zowel intern als extern, om adequaat gedrag te vertonen en afleiding te weerstaan. |
| Werkgeheugen | Een tijdelijke opslagplaats in de hersenen die informatie vasthoudt en manipuleert tijdens het uitvoeren van cognitieve taken, cruciaal voor het onthouden van instructies en het leggen van verbanden. |
| Cognitieve flexibiliteit | Het vermogen om vlot aan te passen aan veranderende situaties, regels of taken, en om te schakelen tussen verschillende denkprocessen of strategieën. |
| Plannen en organiseren | Het vermogen om doelen te stellen, een reeks stappen te bedenken om die doelen te bereiken, en de benodigde middelen en tijd efficiënt te structureren en te beheren. |
| Gedragsevaluatie | Het vermogen om het eigen gedrag vanuit een breder perspectief te bekijken, te analyseren, sterktes en zwaktes te herkennen, en zo het gedrag richting het gewenste doel te sturen. |
| Probleemoplossend denken | Het vermogen om problemen te identificeren, strategieën te ontwikkelen om ze op te lossen, deze strategieën uit te voeren en de resultaten te evalueren. |
| Emotieregulatie | Het vermogen om eigen emoties te herkennen, te begrijpen en strategieën te hanteren om er op een constructieve en adaptieve manier mee om te gaan. |
| Scaffolding | Een didactische methode waarbij de leerkracht tijdelijke ondersteuning biedt aan leerlingen om hen te helpen complexe taken uit te voeren die ze anders nog niet zelfstandig zouden kunnen. |