Cover
Start nu gratis module 3
Summary
# Wat zijn belastingen en hun functies
Dit onderwerp verkent de essentie van belastingen, inclusief hun doelen, bestemmings van inkomsten, bevoegdheid tot opleggen en de diverse functies die zij vervullen binnen een economie en samenleving.
## 1.1 Wat en waarom belastingen?
Belastingen vormen de primaire inkomstenbron voor de overheid. In tegenstelling tot specifieke heffingen die geoormerkt zijn voor bepaalde uitgaven (zoals klimaatheffingen), genereren de meeste belastingen zogenaamde "algemene middelen". Deze middelen komen in een gezamenlijke pot terecht en kunnen worden aangewend voor alle overheidsuitgaven, in plaats van voor vooraf bepaalde bestedingen. Dit betekent dat bijvoorbeeld verkeersbelasting niet automatisch naar een specifieke minister van mobiliteit gaat, maar bijdraagt aan de algemene overheidsfinanciën.
De grondwet bepaalt welke instanties belastingen mogen opleggen. Organisaties zoals VDAB, De Lijn of NMBS hebben deze bevoegdheid niet. In België hebben de gewesten, zoals Vlaanderen, wel fiscale bevoegdheden. De gemeenschappen daarentegen worden gefinancierd via federale middelen en hebben geen eigen gemeenschapsbelasting.
## 1.2 Functies van belastingen
Belastingen vervullen vier cruciale functies binnen de economie en samenleving:
### 1.2.1 Financiering van overheidsuitgaven
Dit is de meest basale functie: belastingen voorzien in de middelen om de diverse publieke uitgaven te dekken. Dit omvat onder andere infrastructuur, onderwijs, gezondheidszorg, defensie en sociale zekerheid.
### 1.2.2 Gedragssturing
Belastingen kunnen worden ingezet om het gedrag van burgers en bedrijven te beïnvloeden.
* **Ontmoediging van negatief gedrag ('demerit goods'):** Belastingen op producten of activiteiten die als schadelijk worden beschouwd, zoals gokken of tabak, kunnen de consumptie ervan verminderen.
* **Stimuleren van gewenst gedrag:** Fiscaal beleid kan ook gericht zijn op het aanmoedigen van bepaalde keuzes. Zo konden in het verleden fiscale stimuli, zoals geen inschrijvings- en jaarlijkse verkeersbelasting, de aankoop van elektrische wagens aanmoedigen. Soms worden dergelijke stimulansen later afgebouwd of omgezet in gewone belastingen wanneer er voldoende draagvlak is.
> **Tip:** Een klassiek voorbeeld van gedragssturing is de accijns op fossiele brandstoffen. Hoewel iedereen die tankt hetzelfde betaalt per liter (horizontale rechtvaardigheid), is het doel om het gebruik van deze brandstoffen te ontmoedigen vanwege de negatieve milieu-impact.
### 1.2.3 Herverdeling
Belastingen spelen een sleutelrol in het herverdelen van inkomen en vermogen binnen de samenleving, met als doel de inkomensongelijkheid te verminderen.
* **Progressieve belastingen:** Belastingen die proportioneel toenemen met het inkomen, zoals de personenbelasting die in schijven is opgedeeld, zorgen ervoor dat hogere inkomens relatief meer bijdragen dan lagere inkomens.
* **Erfbelasting:** Dit is een voorbeeld van een belasting die op vermogensoverdracht wordt geheven en vaak een progressief karakter heeft, waarbij hogere nalatenschappen zwaarder worden belast.
### 1.2.4 Stabilisatiebeleid
Belastingen kunnen worden gebruikt als instrument voor economische stabilisatie.
* **Regulatie van de vastgoedmarkt:** In reactie op sterk stijgende huizenprijzen en om woningen betaalbaarder te maken, kan de overheid besluiten de overdrachtsbelasting (registratierechten) te verlagen. Dit vermindert de kosten voor huizenkopers.
* **Ondersteuning van de arbeidsmarkt:** De Vlaamse jobbonus is een voorbeeld van een maatregel die erop gericht is om werken aantrekkelijker te maken voor mensen met een lager inkomen. Door een korting op de personenbelasting te geven, wordt het nettoloon verhoogd, wat de arbeidsdeelname stimuleert en indirect bijdraagt aan economische groei. Dit valt onder het economisch beleid en stabilisatie van de overheid.
## 1.3 Indeling van belastingen
Belastingen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld, waarbij de indeling in directe en indirecte belastingen de meest traditionele is. Daarnaast zijn er de classificaties van de OESO en de Europese Commissie (EC).
### 1.3.1 Directe versus indirecte belastingen
* **Directe belastingen:** Traditioneel werden belastingen op inkomsten, zoals personenbelasting op loon en vennootschapsbelasting op winst, als direct beschouwd. De EU heeft voornamelijk bevoegdheid op het vlak van indirecte belastingen, terwijl directe belastingen grotendeels onder de soevereiniteit van de lidstaten vallen. Harmonistatie en bestrijding van fraude zijn hier de voornaamste EU-activiteiten.
* **België:** Gebruikt de klassieke definitie: belastingen op inkomen of vermogen. De Belgische directe belastingen omvatten de personenbelasting, rechtspersonenbelasting, vennootschapsbelasting en de belasting voor niet-inwoners.
* **Nederland en EU:** Beschouwen ook belastingen op bezit, zoals erf- en schenkbelastingen en vastgoedbelastingen, als direct, gebaseerd op de logica dat de belastingplichtige ze zelf rechtstreeks aan de overheid betaalt (geen tussenpersoon).
* **Indirecte belastingen:** Dit zijn belastingen die niet rechtstreeks op de persoon worden geheven, maar op een handeling of transactie. De belasting wordt vaak via een tussenpersoon (zoals een winkel) aan de overheid betaald. De EU coördineert BTW en accijnzen om ongewenste belastingconcurrentie tussen lidstaten te vermijden, wat cruciaal is voor het vrij verkeer van goederen en diensten.
* **EU-definitie:** Belastingen op een toevallig of tijdelijk gebeuren, zoals een aankoop.
* **Belgische definitie:** Nadruk ligt op de belasting van de handeling, niet op de persoon.
* **Nederlandse definitie:** Een belasting is indirect als deze niet onder de directe belastingen valt en als een derde (bedrijf) de belasting doorbetaalt.
> **Tip:** De indeling in directe en indirecte belastingen is belangrijk voor het EU-belastingbeleid, aangezien de EU meer bevoegdheid heeft over indirecte belastingen.
* **Nadere analyse door Wijtvliet:** Wijtvliet stelt dat indirecte belastingen worden geheven bij de aanwending van inkomen en vermogen, en gevestigd zijn op consumptie, de verwerving van goederen, diensten of vermogensbestanddelen. Dit betekent dat het gaat om belastingen op wat men doet met zijn geld, zoals kopen of verbruiken.
In België vertegenwoordigen directe belastingen ongeveer 17% van het BBP, terwijl indirecte belastingen rond de 13% van het BBP uitmaken. België haalt dus meer inkomsten uit directe dan uit indirecte belastingen.
### 1.3.2 OESO-classificatie
De OESO groepeert belastingen op basis van de **belastingsgrondslag** (wat er belast wordt) in zes hoofdgroepen:
1. Belastingen op inkomen (en winst)
2. Sociale zekerheidsbijdragen
3. Loon- en arbeidsbelastingen (niet meer gangbaar in België)
4. Vastgoedbelastingen (waarin erf-, schenk- en kapitaalbelastingen zijn opgenomen)
5. Belastingen op goederen en diensten
6. Overige belastingen
Vermogen vormt hier geen aparte categorie, maar wordt ondergebracht bij vastgoedbelastingen.
#### 1.3.2.1 Parafiscaliteit
Parafiscale heffingen zijn gerelateerd aan de financiering van de sociale zekerheid. Werknemers en werkgevers betalen bijdragen die specifiek bestemd zijn voor pensioenen, ziekteverzekering, werkloosheidsuitkeringen, etc. Deze bijdragen zijn **geoormerkt** en komen niet in de algemene pot van overheidsmiddelen terecht. Ze worden ook wel eens aangevuld met alternatieve financiering uit BTW, accijnzen of personenbelasting.
### 1.3.3 Classificatie van de Europese Commissie (EC)
De EC hanteert een classificatie gebaseerd op het Europees Stelsel van Nationale Rekeningen (ESR). Hierin worden vier hoofdgroepen onderscheiden:
1. **Op productie en invoer (D2)**
2. **Op inkomen en vermogen (D5)** (een brede groep die ook belastingen op consumptie kan omvatten)
3. **Sociale zekerheidsbijdragen (D6)**
4. **Op vermogen (D9)** (waarin overdrachtsbelastingen op vermogen, zoals erf- en schenkbelastingen, worden opgenomen)
Opvallend is dat vermogen hier tweemaal voorkomt, enerzijds in D5 en anderzijds expliciet in D9. De groep D5 heeft een misleidende titel; naast belastingen op inkomen en vermogen bevat deze groep ook belastingen die hier niet direct mee te maken hebben, zoals de belasting op huishoudelijk afval of de verkeersbelasting.
De EC maakt ook een onderscheid op basis van **economische functie**:
* Consumptiebelastingen
* Arbeidsbelastingen
* Kapitaalbelastingen
In België zijn belastingen op arbeid de belangrijkste, gevolgd door consumptie- en kapitaalbelastingen.
Op basis van de overheid die de belasting heft, kan men onderscheid maken tussen federale, gewestelijke, lokale overheden en sociale zekerheidsfondsen. In België zijn de sociale zekerheidsfondsen verantwoordelijk voor het grootste deel van de ontvangsten.
## 1.4 Maatstaven van belastingsdruk
Om de impact van belastingen te meten, worden diverse indicatoren gebruikt. Deze kunnen op macro- of micro-niveau worden bekeken.
### 1.4.1 Macro-indicatoren
Deze indicatoren gelden voor landen als geheel.
#### 1.4.1.1 Globale belastingdruk
De globale belastingdruk meet de gezamenlijke fiscale en parafiscale ontvangsten als percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP).
$$ \text{Globale belastingdruk} = \frac{\text{Totale belastingen + Sociale zekerheidsbijdragen}}{\text{BBP}} \times 100\% $$
De globale belastingdruk kan veranderen door:
* Stijging van belastinginkomsten bij gelijkblijvend BBP.
* Daling van het BBP, zelfs bij gelijkblijvende belastingen (bv. tijdens een recessie).
* Stijging van het BBP sneller dan de belastinginkomsten (dalende druk).
Crisissen, zoals de financiële crisis van 2008 en de COVID-19 pandemie, hebben een significante impact gehad op de globale belastingdruk. In België schommelt de globale belastingdruk historisch rond de 43% van het BBP, wat boven het EU-gemiddelde ligt.
#### 1.4.1.2 Impliciete belastingdruk
De impliciete belastingdruk berekent de belastingontvangsten gedeeld door het economisch aggregaat dat representatief is voor de grondslag. Bijvoorbeeld, de impliciete druk op consumptie is de ontvangsten uit belastingen op consumptie gedeeld door de totale consumptie. De impliciete druk op arbeid in België behoort tot de hoogste in de EU.
### 1.4.2 Micro-indicatoren
Deze indicatoren meten de belastingdruk voor specifieke groepen belastingplichtigen.
#### 1.4.2.1 Personal average tax rate (gemiddelde persoonlijke belastingdruk)
Deze indicator vergelijkt de totale inkomstenbelasting en werknemersbijdragen aan de sociale zekerheid met het brutoloon van een individu. Het geeft theoretisch weer welk percentage van het brutoloon naar belastingen en bijdragen gaat.
$$ \text{Personal average tax rate} = \frac{\text{Inkomstenbelasting} + \text{Werknemersbijdragen sociale zekerheid}}{\text{Brutoloon}} \times 100\% $$
België heeft hierdoor een van de hoogste gemiddelde belastingdrukken op arbeid in de OESO.
#### 1.4.2.2 Effectief tarief per type gezin
Het effectief tarief kijkt naar wat een specifieke groep belastingbetalers (bv. alleenstaanden, gezinnen met kinderen) daadwerkelijk betaalt, rekening houdend met aftrekken, verminderingen, vrijstellingen en kredieten. Dit toont de progressiviteit van het belastingstelsel. In België blijkt het effectief tarief aanzienlijk te dalen bij lagere inkomens en bij gezinnen met kinderen, wat het systeem gunstiger maakt voor deze groepen.
#### 1.4.2.3 Tax wedge (belastingkloof)
De tax wedge meet het verschil tussen de totale loonkost voor een werkgever en het nettoloon dat de werknemer ontvangt. Het omvat zowel de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever en werknemer als de personenbelasting.
$$ \text{Tax wedge} = \text{Totale loonkost} - \text{Nettoloon} $$
België kent een van de hoogste tax wedges in de OESO. Dit kan ontmoedigend werken voor individuen om de arbeidsmarkt te betreden, met name voor tweede verdieners (vaak vrouwen met kinderen), die een hogere tax wedge ervaren en netto minder overhouden bij arbeid.
#### 1.4.2.4 Marginale druk
De marginale druk geeft aan hoeveel belasting wordt betaald op elke extra euro inkomen. Een hoge marginale druk kan ontmoedigen om extra te werken (bv. overuren). België scoort hier opnieuw hoog, wat de aantrekkelijkheid van extra werk voor individuen kan verminderen.
**Verschil tussen Druk en Tarief:** Het **tarief** is het percentage zoals vastgelegd in de wet, terwijl de **druk** de daadwerkelijk betaalde belasting in verhouding tot de grondslag weergeeft, rekening houdend met alle bepalingen.
> **Tip:** Zowel macro- als micro-indicatoren zijn belangrijk. Macro-indicatoren bieden internationale vergelijkingspunten en inzicht in concurrentiekracht, terwijl micro-indicatoren de aantrekkelijkheid van werken voor individuen en specifieke groepen belichten.
## 1.5 Specifieke belastingen en hervormingen (selectie)
De documentatie noemt diverse belastingen die onderhevig zijn aan hervormingen of die significant zijn in het Belgische fiscale landschap:
* **Personenbelasting:** De federale basis voor inkomstenbelastingen. Hervormingen hier kunnen de lasten op arbeid verminderen.
* **Effectentaks, Beurstaks, Meerwaardebelasting op aandelen, Roerende voorheffing op spaarboekjes:** Belastingen gerelateerd aan vermogen en financiële inkomsten. Hervormingen hier beogen vaak de investeringsaantrekkelijkheid te beïnvloeden of vermogensongelijkheid aan te pakken.
* **BTW (Belasting over de Toegevoegde Waarde):** Een belangrijke indirecte belasting. Verhogingen van BTW-tarieven kunnen aanzienlijke extra inkomsten genereren, maar hebben ook impact op de competitiviteit en koopkracht. Het Belgische systeem kent verschillende tarieven (0%, 6%, 12%, 21%) met wisselende logica achter de toekenning.
* **Belasting op huurwoningen:** Een voorbeeld van een belasting op vermogen of inkomen uit vermogen.
* **Milieubelastingen (Environmental taxes):** Hoewel momenteel relatief weinig inkomsten genererend in België, is er potentieel om deze te verhogen.
* **Vastgoedbelastingen (Property taxes):** Ondanks dat deze belastingen niet de hoogste opbrengsten genereren, is de druk op dit type vermogen in België internationaal gezien zeer hoog.
De discussie rond belastinghervormingen in België (bv. de "Supernota" voor een federale regering) toont aan dat er voortdurend wordt gezocht naar een evenwicht tussen de financiering van de staat, het stimuleren van economische activiteit en het bevorderen van sociale rechtvaardigheid. Er is een continue evolutie in de manier waarop belastingen worden opgelegd en geïnd.
---
# Classificaties van belastingen
Dit onderdeel van de studiehandleiding verkent de verschillende classificatiesystemen voor belastingen, beginnend bij de traditionele indeling in directe en indirecte belastingen, en uitbreidend naar de meer gedetailleerde classificaties van de OESO, de Europese Commissie, en op basis van hun economische functie en de heffende overheid.
### 2.1 Traditionele indeling: direct versus indirect
Belastingen worden traditioneel onderverdeeld in directe en indirecte belastingen.
* **Directe belastingen:** Dit zijn belastingen die geheven worden op inkomsten of vermogen. Klassiek ging het hierbij om belastingen op inkomen, zoals de personenbelasting op loon of de vennootschapsbelasting op winst.
* **Indirecte belastingen:** Dit omvat alle overige belastingen die niet onder de directe belastingen vallen.
Hoewel deze indeling aan druk staat door complexere belastingstelsels, blijft het onderscheid belangrijk, met name voor het Europees belastingbeleid.
#### 2.1.1 Belang van de indeling voor de EU
De Europese Unie (EU) heeft meer bevoegdheden op het vlak van indirecte belastingen dan op directe belastingen.
* **Directe belastingen:** De lidstaten behouden hierover de volledige soevereiniteit. De EU beperkt zich tot harmonisatie van standaarden en gezamenlijke acties tegen belastingontduiking en fraude. Dubbelbelastingverdragen tussen lidstaten voorkomen dat een grondslag meerdere keren belast wordt.
* **Indirecte belastingen:** Lidstaten hebben hier meer bevoegdheden overgedragen aan het Europees niveau. De EU coördineert de btw en accijnzen om ongewenste belastingconcurrentie te voorkomen, aangezien lagere btw-tarieven de exportpositie van landen kunnen verbeteren.
#### 2.1.2 Verschillende interpretaties van directe en indirecte belastingen
Er bestaan diverse interpretaties van wat als directe of indirecte belasting beschouwd wordt, zowel nationaal als op Europees niveau.
* **Europese Commissie (EC) en Nederland:** Zien belastingen op erfenissen, schenkingen en vastgoed (property taxes) als directe belastingen. Deze zijn gericht op de stock van vermogen en worden door de belastingplichtige zelf rechtstreeks aan de overheid betaald, ongeacht of het om inkomen gaat.
* **België:** Hanteert de klassieke definitie waarbij directe belastingen betrekking hebben op inkomen of vermogen, ongeacht wie de belasting doorstort.
**Belgische directe belastingen:**
* **Personenbelasting:** Heffing op inkomen voor natuurlijke personen met woonplaats in België.
* **Rechtspersonenbelasting:** Voor organisaties zonder winstoogmerk (vzw's), met een lichter tarief dan voor bedrijven.
* **Vennootschapsbelasting:** Voor bedrijven met winstoogmerk.
* **Belasting van niet-inwoners:** Voor personen of bedrijven die niet in België wonen, maar hier inkomen verdienen.
**Indirecte belastingen:**
Dit zijn belastingen die niet rechtstreeks aan de overheid worden betaald, maar via een tussenpersoon (bv. een winkel) bij een transactie. Ze worden geheven op handelingen, niet op personen.
* **EU-interpretatie:** Belastingen op een toevallig of tijdelijk gebeuren, zoals een aankoop.
* **Nederlandse administratie:** Alles wat niet onder de directe belastingen valt, is indirect. Cruciaal is dat een derde de belasting doorbetaalt.
* **Belgische focus:** Belasting op de handeling, vaak een tijdelijke gebeurtenis, zoals het kopen van een goed, niet de persoon.
Volgens een analyse van Wijtvliet, staan de traditionele definities onder druk. Een voorgestelde definitie voor indirecte belastingen is deze geheven bij de aanwending van inkomen en vermogen, gevestigd op consumptie, de verwerving van goederen, diensten of vermogensbestanddelen.
#### 2.1.3 Economisch belang in België
In België genereren directe belastingen een groter deel van de overheidsinkomsten dan indirecte belastingen. De totale belastingdruk in België is hoog, met een prominente rol voor directe belastingen en een relatief lagere druk op consumptie in vergelijking met andere EU-landen.
### 2.2 De OESO-classificatie
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) hanteert een classificatie gebaseerd op de belastingsgrondslag (wat er belast wordt), en onderscheidt zes deelgroepen:
1. Belastingen op inkomen (en winst)
2. Sociale zekerheidsbijdragen
3. Loon- en arbeidsbelastingen (niet meer gangbaar in België)
4. Vastgoedbelastingen (inclusief erf-, schenk- en kapitaalbelastingen)
5. Belastingen op goederen en diensten
6. Overige belastingen
* **Belangrijk:** Vermogen is geen aparte categorie, maar de bijbehorende belastingen worden ondergebracht bij de vastgoedbelastingen.
* **Parafiscaliteit:** Deze indeling omvat ook sociale zekerheidsbijdragen en parafiscale heffingen die specifiek bestemd zijn voor de financiering van de sociale zekerheid. Deze zijn geoormerkt, in tegenstelling tot algemene middelen.
**Sociale zekerheidsbijdragen:**
* **Werknemers:** Betalen een basisbijdrage (bv. 13,07%) op hun loon, geoormerkt voor pensioenen, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, en werkloosheidsvergoedingen.
* **Werkgevers:** Betalen naast de werknemersbijdragen ook voor arbeidsongevallen, beroepsziekten, kinderbijslag, enzovoort. Ze betalen een hogere bijdrage (25-33%) dan werknemers.
Volgens OESO-cijfers vertegenwoordigen belastingen op inkomen en goederen/diensten meer dan 60% van de Belgische belastingontvangsten, met sociale zekerheidsbijdragen die daar nog eens 31% aan toevoegen. Vastgoedbelastingen maken slechts ongeveer 8% uit.
### 2.3 De classificaties van de Europese Commissie (EC)
De EC gebruikt classificaties gebaseerd op het Europees Stelsel van Nationale Rekeningen (ESR). Er worden vier grote groepen onderscheiden:
1. **Op productie en invoer (D2)**
2. **Op inkomen en vermogen (D5)**
3. **Sociale zekerheidsbijdragen (D6)**
4. **Op vermogen (D9)**
* **Verschillen met OESO:** Vermogen komt hier tweemaal voor, zowel op inkomen en vermogen (D5) als op vermogen (D9), wat een grotere nadruk legt op de stock van vermogen.
* **D9 (Op vermogen):** Omvat overdrachtsbelastingen op vermogen, zoals erf- en schenkbelastingen.
* **D5 (Op inkomen en vermogen):** Dit is een brede categorie die belastingen bevat die niet altijd direct gerelateerd zijn aan inkomen of vermogen. Voorbeelden zijn belastingen op effectenrekeningen, huishoudelijk afval, kijk- en luistergeld, en de verkeersbelasting. Het is belangrijk om voorzichtig te zijn met de titularissen van deze groepen.
#### 2.3.1 Classificatie naar economische functie
De EC deelt belastingen ook in op basis van hun economische functie, namelijk:
* **Consumptiebelastingen**
* **Arbeidsbelastingen**
* **Kapitaalbelastingen**
In België zijn belastingen op arbeid het belangrijkste, gevolgd door consumptie- en kapitaalbelastingen die ongeveer gelijkwaardig zijn. België belast arbeid zwaarder dan het EU-gemiddelde, terwijl consumptiebelastingen lager zijn. Werkgeversbijdragen aan sociale zekerheid zijn in België ook hoger dan het EU-gemiddelde, terwijl werknemersbijdragen lager zijn. Kapitaalbelastingen zijn in België ook hoger dan het EU-gemiddelde.
#### 2.3.2 Classificatie naar heffende overheid
De EC deelt belastingen ook in op basis van de overheid die ze int:
* **Federale staat**
* **Regio's**
* **Lokale overheden**
* **Sociale zekerheidsfondsen**
In België nemen de sociale zekerheidsfondsen het grootste deel van de ontvangsten voor hun rekening (bijna 41%), gevolgd door de federale staat (27%) en de regio's (26%).
#### 2.3.3 Specifieke belastingen
De EU biedt ook inzicht in het belang van specifieke belastingen:
* **Milieubelastingen (Environmental taxes):** Deze vormen een relatief klein deel van de totale belastingdruk (ongeveer 2-3% van het BBP), wat suggereert dat er ruimte is voor verhoging.
* **Vastgoedbelastingen (Property taxes):** Hoewel ze weinig opbrengen, bevindt België zich internationaal hoog in de rangorde voor de belastingdruk op dit soort vermogen.
### 2.4 Indeling op basis van economische functie
Een meer gedetailleerde analyse naar economische functie kan de volgende indelingen omvatten:
* **Consumptie:** Belastingen die geheven worden op de uitgaven voor goederen en diensten.
* **Arbeid:** Belastingen op inkomsten uit arbeid, inclusief sociale zekerheidsbijdragen.
* Betaald door werkgevers
* Betaald door werknemers
* Betaald door niet-werkenden
* **Kapitaal:** Belastingen op inkomsten uit kapitaal en op de stock van kapitaal.
* Inkomsten van vennootschappen
* Inkomsten van huishoudens (bv. roerende voorheffing)
* Inkomsten van zelfstandigen
* Stock van kapitaal (bv. vermogensbelasting)
In België is de belastingdruk op arbeid erg hoog, zowel voor werkgevers als werknemers. De druk op consumptie is relatief laag in vergelijking met andere EU-landen. De belasting op kapitaalinkomsten is hoger dan gemiddeld, en de belasting op de stock van vermogen is ook erg hoog.
### 2.5 Indeling naar heffende overheid
De indeling naar heffende overheid in België toont een aanzienlijke rol voor de sociale zekerheidsfondsen, gevolgd door de federale en gewestelijke overheden.
### 2.6 Maatstaven van belastingsdruk
Naast de classificaties, is het begrijpen van de belastingsdruk cruciaal. Dit kan op twee niveaus:
* **Macro-indicatoren:**
* **Globale belastingdruk:** Totale fiscale en parafiscale ontvangsten als percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP). België kent een hoge globale belastingdruk, vaak boven het EU-gemiddelde.
* **Impliciete belastingdruk:** Belastingontvangsten gedeeld door het economisch aggregaat dat representatief is voor de grondslag (bv. belastingontvangsten op consumptie gedeeld door de totale consumptie). De impliciete druk op arbeid in België behoort tot de hoogste in de EU.
* **Micro-indicatoren:** Deze focussen op de belastingdruk voor specifieke groepen belastingplichtigen.
* **Personal average tax rate:** Het percentage van het brutoloon dat naar inkomstenbelasting en werknemersbijdragen voor sociale zekerheid gaat. België heeft hier de hoogste gemiddelde druk van de OESO.
* **Effectief tarief per type gezin:** Het werkelijk betaalde belastingpercentage na aftrekken, verminderingen en vrijstellingen, rekening houdend met gezinskenmerken en inkomensniveau. Dit toont de progressiviteit van het systeem; lagere inkomens en gezinnen met kinderen betalen een lager effectief tarief.
* **Tax wedge (belastingkloof):** Het verschil tussen de totale loonkost voor de werkgever en het nettoloon van de werknemer. Deze kloof is in België bijzonder hoog, vooral voor tweeverdieners, wat kan ontmoedigen om extra te werken.
* **Marginale druk:** Het percentage van elke extra verdiende euro dat aan belastingen en sociale zekerheidsbijdragen verdwijnt. Deze is ook in België erg hoog.
Het onderscheid tussen **statutaire tarieven** (wetmatig vastgelegde percentages) en de **effectieve druk** (wat er daadwerkelijk betaald wordt na alle correcties) is hierbij essentieel.
> **Tip:** Het is cruciaal om zowel macro- als micro-indicatoren te gebruiken om een volledig beeld te krijgen van de belastingdruk. Macro-indicatoren zijn nuttig voor internationale vergelijkingen en concurrentiekracht, terwijl micro-indicatoren inzicht geven in de aantrekkelijkheid van werk voor individuen.
### 2.7 Specifieke beleidsfuncties van belastingen
Belastingen vervullen diverse functies in het economisch beleid:
* **Financiering overheidsuitgaven:** De primaire functie van belastingen is het voorzien in de middelen voor publieke uitgaven.
* **Gedragssturing:** Belastingen kunnen gebruikt worden om bepaald gedrag te ontmoedigen (bv. accijnzen op tabak, gokbelasting - *demerit goods*) of aan te moedigen (bv. fiscale stimulants voor elektrische wagens, energetische renovaties - *fiscal stimulants*).
* **Herverdeling:** Progressieve belastingen (zoals de personenbelasting) en specifieke heffingen (zoals erfbelasting) kunnen bijdragen aan een meer gelijkmatige verdeling van inkomen en vermogen.
* **Stabilisatiebeleid:** Belastingwijzigingen kunnen worden ingezet om de conjunctuur te beïnvloeden en economische stabiliteit te bevorderen (bv. aanpassing van overdrachtsbelastingen).
---
# Maatstaven van belastingsdruk
Dit hoofdstuk introduceert de diverse manieren waarop de belastingdruk gemeten kan worden, van macro-economische totaaltellingen tot specifieke berekeningen voor individuen of gezinnen.
## 3 Maatstaven van belastingsdruk
De analyse van de belastingdruk is essentieel om de impact van belastingen op de economie en individuen te begrijpen. Economen maken hiervoor gebruik van verschillende indicatoren, die kunnen worden onderverdeeld in macro-indicatoren (landelijk niveau) en micro-indicatoren (individueel niveau). Deze maatstaven zijn enkel betekenisvol wanneer ze worden vergeleken tussen landen of individuen.
### 3.1 Macro-indicatoren van belastingsdruk
Macro-indicatoren bieden een overzicht van de belastingdruk op landelijk niveau.
#### 3.1.1 Globale belastingsdruk
De globale belastingsdruk meet de totale fiscale en parafiscale ontvangsten als percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Dit geeft een beeld van de totale overheidsinkomsten in verhouding tot de omvang van de economie.
De formule hiervoor is:
$$ \text{Globale belastingsdruk} = \frac{\text{Totale belastingen} + \text{Sociale zekerheidsbijdragen}}{\text{BBP}} \times 100\% $$
De globale belastingsdruk wordt beïnvloed door twee factoren: de belastinginkomsten (de teller) en de omvang van de economie (de noemer, BBP).
* De druk stijgt wanneer belastinginkomsten toenemen bij een gelijkblijvend BBP, of wanneer het BBP daalt (bv. in een crisis) terwijl de belastingen gelijk blijven.
* De druk daalt wanneer het BBP sneller groeit dan de belastinginkomsten.
Inflatie kan ook de belastinginkomsten "automatisch" doen stijgen, zelfs zonder belastingverhogingen. Crisissen, zoals de financiële crisis van 2008 of de COVID-19 pandemie, hebben een significante impact op de globale belastingsdruk. Na periodes van daling door een krimpende economie of belastingverlagingen, is de druk na deze crisissen weer gestegen door extra belastingen of tariefverhogingen om de ontstane tekorten te dekken.
In Europa ligt de globale belastingsdruk doorgaans ruim boven de 40% van het BBP. België kent historisch een globale belastingsdruk rond de 43% van het BBP, en scoort hiermee vaak boven het EU-gemiddelde. De belangrijkste componenten van de globale druk in België zijn belastingen op inkomen en winst, belastingen op goederen en diensten, en sociale zekerheidsbijdragen.
De EU-rangschikking op basis van de globale belastingsdruk is relevant voor het beoordelen van competitiviteitsrisico's. België bevindt zich doorgaans in de top 5 van landen met de hoogste globale belastingdruk. Dit komt voornamelijk door hoge directe belastingen (zoals personen- en vennootschapsbelasting) en sociale bijdragen, terwijl de indirecte belastingen (met name btw) relatief lager scoren in vergelijking met andere EU-landen.
Indien belastingen ingedeeld worden op basis van hun economische functie, scoort België bijzonder hoog qua belastingen op arbeid. De belastingen op consumptie en kapitaalinkomsten van gezinnen liggen daarentegen lager dan het EU-gemiddelde.
#### 3.1.2 Impliciete belastingsdruk
De impliciete belastingsdruk meet de verhouding tussen belastingontvangsten en een economisch aggregaat dat representatief is voor de belastingsgrondslag. Dit geeft een specifieker beeld dan de globale druk.
* **Impliciete druk op consumptie**: Ontvangsten uit belastingen op consumptie (bv. btw, accijnzen) gedeeld door het aggregaat "consumptie". In België bedraagt deze ongeveer 16%, wat een relatief lage positie binnen de EU aangeeft.
* **Impliciete druk op arbeid**: Ontvangsten uit arbeidsbelastingen gedeeld door het totaal aan arbeidsinkomens. In België ligt deze druk rond de 40%, wat tot de hoogste in de EU behoort.
### 3.2 Micro-indicatoren van belastingsdruk
Micro-indicatoren richten zich op de belastingdruk voor specifieke groepen belastingplichtigen, zoals individuen of gezinnen.
#### 3.2.1 Personal average tax rate (gemiddelde persoonlijke belastingdruk)
De "personal average tax rate" is een veelgebruikte micro-indicator die berekend wordt per individuele belastingbetaler. Het vergelijkt de som van de inkomstenbelasting en werknemersbijdragen aan sociale zekerheid met het brutoloon.
$$ \text{Personal average tax rate} = \frac{\text{Inkomstenbelasting} + \text{Werknemersbijdragen sociale zekerheid}}{\text{Brutoloon}} \times 100\% $$
Deze berekening wordt doorgaans uitgevoerd per type gezin (bv. alleenstaande, koppel, met/zonder kinderen) en houdt geen rekening met specifieke aftrekposten, vrijstellingen of verminderingen, waardoor het een theoretische gemiddelde druk weergeeft. België kent volgens de OESO een van de hoogste gemiddelde belastingdrukken op arbeid, rond de 40% van het brutoloon, bestaande uit ongeveer 26% personenbelasting en 14% werknemersbijdragen sociale zekerheid.
#### 3.2.2 Effectief tarief per type gezin
Het effectief tarief meet wat een specifieke groep belastingplichtigen werkelijk betaalt als percentage van hun belastbare grondslag (meestal inkomen), na aftrek van alle relevante fiscale voordelen (belastingvrije sommen, aftrekposten, verminderingen, vrijstellingen, kredieten, en gemeentelijke/gewestelijke opcentiemen), inclusief de werknemersbijdragen aan sociale zekerheid.
Deze indicator houdt rekening met factoren zoals gezinssamenstelling, kinderlast en inkomensniveau. Het Belgische systeem blijkt progressief te zijn: lagere inkomens en gezinnen met kinderen hebben een significant lager effectief tarief dan alleenstaanden zonder kinderen met een mediaan inkomen.
> **Tip:** Het effectief tarief is een nuttige indicator om de progressiviteit van het belastingssysteem te beoordelen en te zien hoe gunstig het is voor verschillende huishoudens.
* **Voorbeeld (België):** Een alleenstaande met een mediaan inkomen betaalt gemiddeld rond de 26% inkomstenbelasting. Een alleenstaande met een lager inkomen (67% van mediaan) betaalt 18,4%, en een alleenstaande met 2 kinderen op een lager inkomen betaalt slechts 12,7%.
#### 3.2.3 Tax wedge (belastingskloof)
De "tax wedge" of belastingskloof meet het verschil tussen de totale loonkost voor een werkgever en het nettoloon dat de werknemer ontvangt. Dit verschil bestaat uit de sociale zekerheidsbijdragen betaald door zowel de werkgever als de werknemer, en de personenbelasting die ten laste is van de werknemer.
$$ \text{Tax wedge} = \text{Totale loonkost} - \text{Nettoloon} $$
Een grotere tax wedge betekent dat arbeid duurder is voor werkgevers en dat er netto minder overblijft voor werknemers. België kent een van de hoogste tax wedges binnen de OESO, vaak boven de 50%, ruim boven het OESO-gemiddelde. De tax wedge varieert sterk naargelang gezinskenmerken; koppels met één inkomenstrekker en kinderen hebben een lagere tax wedge dan alleenstaanden zonder kinderen. Een hoge tax wedge, met name voor tweede inkomensverdiener (vaak vrouwen), kan een ontmoedigend effect hebben om de arbeidsmarkt te betreden.
#### 3.2.4 Gemiddelde vs. marginale druk
* **Gemiddelde druk**: Meet de totale belasting die betaald wordt als percentage van de totale grondslag (bv. inkomen).
* **Marginale druk**: Meet hoeveel van elke *extra* verdiende euro aan belastingen moet worden afgedragen. Deze indicator is belangrijk omdat deze aangeeft hoeveel een extra euro inkomen zal worden belast, rekening houdend met de hoogste belastingschijven en sociale zekerheidsbijdragen. In België is de marginale druk eveneens hoog en overstijgt deze het OESO-gemiddelde, wat een ontmoediging kan betekenen om extra te werken (bv. overuren, een tweede job).
#### 3.2.5 Statutaire vs. effectieve druk
* **Statutaire druk (tarief)**: Het percentage belasting dat wettelijk is vastgelegd in de wet.
* **Effectieve druk**: Het daadwerkelijk betaalde belastingbedrag in verhouding tot de belastbare grondslag, rekening houdend met alle wettelijke bepalingen. De druk is dus de effectieve impact, terwijl het tarief de wettelijke norm is.
### 3.3 Onderscheid tussen tarief en druk
Het is cruciaal om onderscheid te maken tussen een belastingtarief en de belastingdruk.
* **Tarief**: Het procentuele percentage dat in de wet is vastgelegd voor een specifieke belastbare grondslag.
* **Druk**: De werkelijke belasting die betaald wordt in verhouding tot de gehele belastbare grondslag (of een deel daarvan), rekening houdend met alle aftrekposten, vrijstellingen, verminderingen en de omvang van de grondslag zelf. De druk is dus de feitelijke impact van het belastingsysteem op de belastingplichtige.
> **Tip:** Macro-indicatoren zijn nuttig voor internationale vergelijkingen en de beoordeling van de concurrentiekracht, terwijl micro-indicatoren essentieel zijn om de aantrekkelijkheid van werk en de impact op individuele huishoudens te begrijpen. In alle indicatoren komt consistent naar voren dat België arbeid zeer zwaar belast in vergelijking met de meeste andere landen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Algemene middelen | Financiële middelen die de overheid verzamelt via belastingen en die niet bestemd zijn voor specifieke uitgaven, maar algemeen kunnen worden aangewend voor alle overheidsactiviteiten. |
| Geoormerkte heffingen | Belastingen die specifiek bestemd zijn voor een bepaald doel of uitgave, in tegenstelling tot algemene middelen. Voorbeelden zijn klimaatheffingen die besteed worden aan milieuprojecten. |
| Woonplaatsprincipe | Het principe dat bepaalt dat belastingplichtigen belast worden op basis van hun woonplaats, wat impliceert dat zij gerelateerd moeten zijn aan een bepaald grondgebied om belast te kunnen worden. |
| Gemeenschapsbelasting | Een belasting die wordt opgelegd door een gemeenschap, zoals een gewest of deelstaat. In België hebben de gewesten fiscale bevoegdheden, terwijl gemeenschappen vaak via federale middelen worden gefinancierd. |
| Herverdeling | Een functie van belastingen die gericht is op het verminderen van inkomens- en vermogensverschillen door middelen van de meer welgestelden naar de minder welgestelden te verschuiven, vaak via progressieve belastingen. |
| Gedragssturing | Het gebruik van belastingen om het gedrag van burgers en bedrijven te beïnvloeden, bijvoorbeeld door ontmoediging van onwenselijke activiteiten (zoals gokken) of aanmoediging van gewenst gedrag (zoals energiezuinig rijden). |
| Stabilisatiebeleid | Het beleid van de overheid dat erop gericht is de economie te stabiliseren, bijvoorbeeld door middel van fiscale maatregelen die de conjunctuur beïnvloeden, zoals aanpassingen in belastingen om de vraag te stimuleren of te dempen. |
| Directe belastingen | Belastingen die direct worden geheven op inkomen, winst of vermogen van natuurlijke personen en rechtspersonen. Voorbeelden zijn de personenbelasting en vennootschapsbelasting. |
| Indirecte belastingen | Belastingen die niet direct op inkomen of vermogen worden geheven, maar op consumptie, transacties of goederen en diensten. De consument betaalt deze indirect, vaak via een tussenpersoon zoals een winkel (bijvoorbeeld BTW en accijnzen). |
| OESO-classificatie | Een classificatiesysteem van belastingen, ontwikkeld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, dat belastingen groepeert op basis van de belastbare grondslag, zoals inkomen, vermogen, goederen en diensten. |
| EC-classificatie (Europese Commissie) | Een classificatiesysteem van belastingen, gebruikt door de Europese Commissie, gebaseerd op het Europees Stelsel van Nationale Rekeningen. Het onderscheidt groepen zoals belastingen op productie en invoer, inkomen en vermogen, en sociale zekerheidsbijdragen. |
| Parafiscaliteit | Heffingen die gerelateerd zijn aan de financiering van de sociale zekerheid, zoals bijdragen van werknemers en werkgevers. Deze zijn vaak geoormerkt en niet in de algemene pot van de overheidsfinanciën terechtkomend. |
| Globale belastingdruk | De totale fiscale en parafiscale ontvangsten van een land, uitgedrukt als een percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Dit geeft een beeld van de algehele fiscale inspanning. |
| Impliciete belastingdruk | Een maatstaf die belastingontvangsten deelt door het economisch aggregaat dat representatief is voor de grondslag van die belasting. Bijvoorbeeld, ontvangsten uit consumptiebelastingen gedeeld door de totale consumptie. |
| Personal average tax rate (gemiddelde persoonlijke belastingdruk) | Een micro-indicator die de verhouding berekent tussen de inkomstenbelasting plus werknemersbijdragen aan sociale zekerheid en het brutoloon van een individuele belastingbetaler. Het is een theoretische gemiddelde druk. |
| Effectief tarief | Een micro-indicator die aangeeft wat een specifieke groep belastingplichtigen daadwerkelijk betaalt aan belastingen, rekening houdend met alle fiscale voordelen, aftrekposten, verminderingen en vrijstellingen, als percentage van de belastbare grondslag. |
| Tax wedge (belastingkloof) | Het verschil tussen de totale loonkost voor een werkgever en het nettoloon dat een werknemer ontvangt. Dit omvat sociale zekerheidsbijdragen van werkgever en werknemer, en de personenbelasting. |
| Marginale druk | De belasting die betaald moet worden op elke extra verdiende euro, rekening houdend met de hoogste belastingschijven en sociale zekerheidsbijdragen. Het beïnvloedt de prikkel om extra te werken. |
| Statutair tarief | Het percentage belasting dat wettelijk is vastgelegd in de hoogste belastingschijf, zonder rekening te houden met de feitelijke betaalde belastingen of aftrekposten. |
| BTW (Belasting over de Toegevoegde Waarde) | Een indirecte belasting die wordt geheven op de consumptie van goederen en diensten. Het is een belangrijk onderdeel van de overheidsinkomsten en varieert in tarieven (0%, 6%, 12%, 21%). |
| Accijnzen | Belastingen die worden geheven op specifieke producten, vaak met het doel het verbruik ervan te ontmoedigen (gedragssturing) of om specifieke overheidsuitgaven te financieren. Voorbeelden zijn accijnzen op brandstoffen en alcohol. |
| Vastgoedbelastingen (Property taxes) | Belastingen die worden geheven op het bezit van onroerend goed, zoals onroerende voorheffing en registratierechten bij aankoop. |
| Milieubelastingen (Environmental taxes) | Belastingen die zijn gericht op het verminderen van milieuvervuiling en het bevorderen van duurzaam gedrag, zoals belastingen op energieverbruik of uitstoot. |