Cover
Start nu gratis H08-Conjunctuur-3.pptx
Summary
# Definitie en kenmerken van conjunctuur
Dit onderwerp definieert conjunctuur als een macro-economisch verschijnsel dat de op- en neergaande beweging van de economie beschrijft, inclusief economische fluctuaties en seizoenbewegingen.
## 1.1 Definitie van conjunctuur
Conjunctuur verwijst naar de op- en neergaande beweging van de economische activiteit binnen een periode van ongeveer vijf tot tien jaar. Het is een macro-economisch verschijnsel. De economische activiteit, gemeten in termen van de geproduceerde hoeveelheid goederen en diensten, varieert van dag tot dag, kwartaal tot kwartaal en jaar tot jaar. Deze variaties worden economische fluctuaties genoemd.
> **Tip:** Denk aan conjunctuur als de 'business cycle' in het Engels. Het beschrijft de natuurlijke golfbeweging in de economie.
## 1.2 Economische fluctuaties
Economische fluctuaties zijn de schommelingen in de economische activiteit die periodiek voorkomen. De economische activiteit neemt over het algemeen weliswaar toe van jaar tot jaar (economische groei), maar kent binnen deze groei op- en neergaande bewegingen.
## 1.3 Seizoenbewegingen
Seizoenbewegingen zijn fluctuaties op (zeer) korte termijn die jaarlijks met regelmaat terugkeren. Deze bewegingen zijn voorspelbaar en gebonden aan de seizoenen of specifieke periodes binnen een jaar.
> **Voorbeeld:** Het aantal bedrijfsoprichtingen kan bijvoorbeeld hoger zijn in het voorjaar dan in de wintermaanden, wat een seizoenbeweging is.
## 1.4 Conjunctuurcyclus
De conjunctuurcyclus wordt grafisch weergegeven met op de x-as de tijdsaanduiding (een periode van 5 à 10 jaar) en op de y-as de conjunctuurindicator. De curve op de y-as toont de beweging van de economische activiteit over de tijd. Deze bewegingen zijn vaak onregelmatig.
### 1.4.1 Trend
De trendlijn is de lijn die gemiddeld het dichtst bij alle punten van de conjunctuurcyclus ligt. Deze lijn geeft het conjunctureel 'neutrale' niveau van de indicator weer.
> **Alternatieve definitie:** Conjunctuur kan ook gedefinieerd worden als de beweging van economische variabelen rond hun trend.
De trend kan ook worden gezien als het potentiële activiteitsniveau van de economie.
### 1.4.2 Output gap
De output gap is het verschil tussen de potentiële economische activiteit (de trend) en de feitelijke economische activiteit (de werkelijke output), meestal uitgedrukt als een percentage.
* **Inflationary gap**: Wanneer de werkelijke output boven de trend ligt. Dit kan leiden tot (vraag)inflatie en potentieel hogere werkloosheid.
* **Deflationary gap**: Wanneer de werkelijke output onder de trend ligt. Dit kan leiden tot minder vraag en potentieel hogere werkloosheid.
### 1.4.3 Delen van de cyclus
* **Hoogtepunt (peak)**: Het punt waarop de economische activiteit zijn maximale niveau bereikt.
* **Dieptepunt (trough)**: Het punt waarop de economische activiteit zijn minimale niveau bereikt.
* **Opgaande fase (economisch herstel)**: De periode van groei na een dieptepunt.
* **Neergaande fase**: De periode van krimp of stagnatie na een hoogtepunt.
* **Amplitude**: Geeft de intensiteit van de beweging aan, dus hoe sterk de economie stijgt of daalt.
### 1.4.4 Recessie
Een recessie wordt technisch gedefinieerd als twee opeenvolgende kwartalen met negatieve economische groei (kwartaal-op-kwartaalgroei).
* **Contractie**: Een mildere vorm van economische krimp.
* **Depressie**: Een langdurige en ernstige recessie die alle sectoren van de economie treft.
* **Double dip / Multiple dip**: Een recessie die gevolgd wordt door een korte periode van herstel, gevolgd door een nieuwe recessie.
### 1.4.5 Groeiversnelling en groeivertraging
Dit zijn typische termen die conjunctuurcycli beschrijven. Groeiversnelling betekent dat de economische groei toeneemt, terwijl groeivertraging betekent dat de economische groei afneemt, maar nog steeds positief is.
## 1.5 Conjunctuurindicatoren
Conjunctuurindicatoren zijn meetbare grootheden die over een bepaalde tijd lopen (tijdreeksen) en die gebruikt worden om de economische activiteit te meten en de conjunctuur te analyseren.
### 1.5.1 Soorten indicatoren
* **Enkelvoudige conjunctuurindicator**: Meet slechts één economische variabele.
* **Samengestelde, synthetische indicatoren (composite indexes)**: Combineren meerdere conjunctuurindicatoren om een breder beeld te geven.
* **Kwantitatieve indicatoren**: Gebaseerd op cijfermatige data (bv. bbp, inflatie).
* **Kwalitatieve indicatoren (stemmingsindicatoren)**: Gebaseerd op enquêtes en meningen (bv. consumentenvertrouwen, ondernemersvertrouwen). De conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België (NBB) is een voorbeeld van een kwalitatieve indicator.
### 1.5.2 Indicatoren naar gebied
Conjunctuurindicatoren kunnen worden ingedeeld naar het economische gebied waarop ze betrekking hebben:
* **Aanbod**: Indicatoren die gerelateerd zijn aan de productie en de capaciteit van de economie (bv. investeringen, aantal faillissementen, aantal begonnen woningen).
* **Vraag**: Indicatoren die gerelateerd zijn aan de bestedingen in de economie (bv. consumentenvertrouwen, invoer, spaarvermogen van gezinnen).
* **Arbeidsmarkt**: Indicatoren die gerelateerd zijn aan de werkgelegenheid en de arbeidsvraag (bv. aantal uren uitzendarbeid, aantal vacatures, aantal nieuwe werkaanvragen).
### 1.5.3 Indicatoren naar synchroniciteit
* **Coïncidente indicatoren**: Indicatoren die de huidige economische situatie weerspiegelen (ook wel beschrijvende indicatoren genoemd).
* **Leading indicatoren**: Indicatoren die toekomstige economische ontwikkelingen kunnen voorspellen (ook wel voorspellende indicatoren genoemd). Voorbeelden zijn het aantal begonnen woningen en de invoer van goederen.
* **Lagging indicatoren**: Indicatoren die reageren op economische veranderingen die al hebben plaatsgevonden. Voorbeelden zijn het aantal nieuwe werkaanvragen en investeringen door bedrijven.
> **Voorbeeld:** De 'Men's Underwear Index' is een informele leading indicator, die suggereert dat de verkoop van herenondergoed daalt in economisch moeilijke tijden en stijgt bij verbetering van de economische situatie.
## 1.6 Conjunctuurpolitiek
Conjunctuurpolitiek verwijst naar de acties van de overheid en centrale banken om de economie te stabiliseren en te beïnvloeden. Het doel is om de economische schommelingen te verminderen.
### 1.6.1 Doelstellingen
* **Laagconjunctuur (expansief beleid)**: Stimuleren van de economie om werkloosheid te bestrijden en de groei te bevorderen.
* **Hoogconjunctuur (restrictief beleid)**: Afremmen van de economie om overmatige inflatie te voorkomen.
### 1.6.2 Instrumenten
* **Budgettaire politiek (fiscal policy)**: Beïnvloeding van overheidsuitgaven en belastingen.
* Expansief beleid: Overheidsuitgaven verhogen, belastingen verlagen.
* Restrictief beleid: Overheidsuitgaven verlagen, belastingen verhogen.
* **Monetair beleid**: Beïnvloeding van de geldhoeveelheid en rentetarieven door de centrale bank.
* Expansief beleid: Rente verlagen, overheidspapier opkopen.
* Restrictief beleid: Rente verhogen, overheidspapier verkopen.
### 1.6.3 Stromingen binnen conjunctuurpolitiek
* **Keynesianen**: Benadrukken de rol van de overheid en expansief budgettair beleid (deficit spending) om economieën uit depressies te halen.
* **Monetaristen**: Leggen de nadruk op monetair beleid, gevoerd door de centrale bank, als primair instrument voor economische stabiliteit.
* **Supply-side economisten**: Geloven dat de overheid de economie het beste kan sturen via belastingtarieven voor bedrijven en het vereenvoudigen van regelgeving.
---
# Conjunctuurcyclus en indicatoren
Dit onderwerp omvat de weergave van economische schommelingen, de analyse van de economische cyclus en de rol van indicatoren bij het meten en voorspellen van deze bewegingen.
## 2. De conjunctuurcyclus en indicatoren
De conjunctuur, ook wel de business cycle genoemd, beschrijft de op- en neergaande bewegingen in de economische activiteit over een periode van ongeveer vijf tot tien jaar. Het is een macro-economisch verschijnsel dat zich manifesteert in fluctuaties van de productie van goederen en diensten. Naast deze langetermijnschommelingen kunnen er ook seizoensbewegingen zijn, die jaarlijks met regelmaat terugkeren.
### 2.1 Grafische weergave van de conjunctuurcyclus
De conjunctuurcyclus wordt grafisch weergegeven met op de horizontale as een tijdsaanduiding (5 tot 10 jaar) en op de verticale as de beweging van een conjunctuurindicator. De curve die de economische activiteit weergeeft, is in werkelijkheid vaak onregelmatig, maar wordt voor analyse gestileerd weergegeven.
#### 2.1.1 Trend
De trendlijn is een lijn die gemiddeld het dichtst bij alle punten van de conjunctuurcyclus ligt. Het vertegenwoordigt het conjunctureel neutrale niveau van de indicator of het potentiële activiteitsniveau van de economie.
#### 2.1.2 Output gap
De output gap is het verschil tussen de potentiële output (trend) en de feitelijke output van de economie, meestal uitgedrukt als een percentage.
$$ \text{Output gap} = \frac{\text{Feitelijke output} - \text{Potentiële output}}{\text{Potentiële output}} \times 100\% $$
Een positieve output gap ($ \oplus $) duidt op een situationele bovengemiddelde economische activiteit (vaak geassocieerd met een inflatoire kloof), terwijl een negatieve output gap ($ \ominus $) wijst op een activiteitsniveau onder de trend (vaak geassocieerd met een deflatoire kloof).
#### 2.1.3 Delen van de cyclus
* **Hoogtepunt (peak, b):** Het punt waarop de economische activiteit het hoogst is.
* **Dieptepunt (trough, d):** Het punt waarop de economische activiteit het laagst is.
* **Amplitude ($ \alpha $):** De intensiteit van de beweging van de cyclus.
* **Hoogconjunctuur:** Perioden waarin de economische activiteit boven de trend ligt (bijvoorbeeld van punt a naar c).
* **Laagconjunctuur:** Perioden waarin de economische activiteit onder de trend ligt (bijvoorbeeld van punt c naar e).
* **Opgaande fase (economisch herstel):** De periode van een dieptepunt naar een hoogtepunt (bijvoorbeeld van d naar f).
* **Neergaande fase:** De periode van een hoogtepunt naar een dieptepunt (bijvoorbeeld van b naar d).
#### 2.1.4 Recessie en depressie
* **Recessie:** Een economie wordt als recessie beschouwd wanneer er twee opeenvolgende kwartalen van negatieve economische groei zijn.
* **Contractie:** Een minder ernstige vorm van economische krimp.
* **Depressie:** Een langdurige en ernstige recessie die alle sectoren van de economie treft.
* **Groeiversnelling en groeivertraging:** Termen die de verandering in de snelheid van economische groei beschrijven.
#### 2.1.5 Berekenen met groei
Verschillende manieren om groei te berekenen:
* **Kwartaalgroei:** Verandering ten opzichte van het vorige kwartaal.
* **Jaargroei:** Verandering ten opzichte van dezelfde periode het voorgaande jaar.
* **Geannualiseerde kwartaalgroei:** Extrapolatie van de kwartaalgroei naar een jaarbasis.
### 2.2 Conjunctuurindicatoren
Conjunctuurindicatoren zijn meetbare grootheden (tijdreeksen) die inzicht geven in de economische activiteit. Het Bruto Binnenlands Product (BBP) is een belangrijke indicator, maar is vaak pas laat beschikbaar.
#### 2.2.1 Indeling naar gebied
Indicatoren kunnen worden ingedeeld naar het economische gebied waarop ze betrekking hebben:
* **Aanbod:** Indicatoren gerelateerd aan de productie en de kosten (bv. aantal faillissementen, investeringen).
* **Vraag:** Indicatoren gerelateerd aan de bestedingen (bv. consumentenvertrouwen, invoer, spaarvermogen gezinnen).
* **Arbeidsmarkt:** Indicatoren gerelateerd aan werkgelegenheid en inkomens (bv. aantal vacatures, aantal uren uitzendarbeid).
#### 2.2.2 Kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren
* **Kwantitatieve indicatoren:** Gebaseerd op harde cijfers en meetbare data (bv. aantal begonnen woningen, aantal NWWZ).
* **Kwalitatieve indicatoren (stemmingsindicatoren):** Gebaseerd op enquêtes en meningen van respondenten (bv. ondernemersvertrouwen, consumentenvertrouwen). Deze worden vaak gemeten door centrale banken zoals de Nationale Bank van België (NBB). De NBB peilt onder andere naar het ondernemersvertrouwen via enquêtes in verschillende bedrijfstakken en het consumentenvertrouwen, waarbij aspecten als de algemene economische situatie, persoonlijke financiën, spaargedrag en aankoopintenties worden bevraagd.
#### 2.2.3 Samengestelde indicatoren
Naast enkelvoudige indicatoren bestaan er ook samengestelde of synthetische indicatoren (composite indexes) die meerdere indicatoren combineren om een breder beeld te geven van de economische situatie.
#### 2.2.4 Synchroniciteit van indicatoren
Indicatoren kunnen ook worden ingedeeld naar hun synchroniciteit met de conjunctuurcyclus:
* **Coïncidente indicatoren:** Bewegen min of meer gelijk op met de conjunctuurcyclus (ook wel beschrijvende indicatoren genoemd). Ze geven de huidige economische stand weer.
* **Leading indicatoren (voorspellende indicatoren):** Lopen vooruit op de conjunctuurcyclus en kunnen een vooruitblik geven op toekomstige ontwikkelingen (bv. aantal begonnen woningen, invoer van goederen).
* **Lagging indicatoren:** Lopen achter op de conjunctuurcyclus en bevestigen na afloop van een conjuncturele beweging de reeds plaatsgevonden verandering (bv. aantal NWWZ, investeringen door bedrijven).
#### 2.2.5 Bijzondere conjunctuurindicatoren
Soms worden onconventionele indicatoren gebruikt om de economie te peilen, zoals de "Men's Underwear Index", die stelt dat de verkoop van herenondergoed daalt in economisch moeilijke tijden en stijgt bij verbetering. Hoewel interessant, is de betrouwbaarheid van dergelijke indicatoren kritisch te bekijken.
### 2.3 Conjunctuurpolitiek
De overheid streeft naar conjuncturele stabiliteit door middel van "demand management", dat kan worden gevoerd via budgettair beleid (fiscal policy) en monetair beleid van de centrale bank.
* **Expansief beleid:** Wordt gevoerd bij laagconjunctuur om de economie te stimuleren (bv. rente verlagen, overheidsuitgaven verhogen, belastingen verlagen, overheidspapier opkopen).
* **Restrictief beleid:** Wordt gevoerd bij hoogconjunctuur om overmatige inflatie tegen te gaan en de economie af te remmen (bv. rente verhogen, overheidsuitgaven verlagen, belastingen verhogen, overheidspapier verkopen).
#### 2.3.1 Keynesianisme
Keynesianen pleiten voor actief overheidsingrijpen met een doorgedreven expansief budgettair beleid ("deficit spending") om de economie uit een depressie te redden.
#### 2.3.2 Monetarisme
Monetaristen, zoals Milton Friedman, leggen de nadruk op monetair beleid gevoerd door de centrale bank als belangrijkste instrument voor conjunctuurbeheersing.
#### 2.3.3 Supply-side economie
Supply-side economisten richten zich op het sturen van de economie via belastingtarieven voor bedrijven en het vereenvoudigen van regelgeving om het aanbod te stimuleren.
---
# Conjunctuurpolitiek en economische stromingen
Dit onderwerp behandelt hoe de overheid streeft naar conjuncturele stabiliteit via budgettaire en monetaire politiek, en introduceert de ideeën van keynesianen, monetaristen en supply-side economisten over het sturen van de economie.
### 3.1 Conjunctuurpolitiek
De overheid streeft naar conjuncturele stabiliteit door middel van "demand management". Dit kan worden bereikt via budgettair beleid (fiscal policy) en/of monetair beleid, gevoerd door de centrale bank.
* **Laagconjunctuur:** De overheid zal proberen de economie te stimuleren met een expansief beleid.
* **Hoogconjunctuur:** Om te veel inflatie te voorkomen, zal de overheid proberen de economie af te remmen met een restrictief beleid.
Hieronder een overzicht van de mogelijke instrumenten:
| Instelling | Expansief beleid (stimuleren) | Restrictief beleid (afremmen) |
| :------------------- | :---------------------------- | :---------------------------- |
| De (federale) regering | Overheidsuitgaven verhogen | Overheidsuitgaven verlagen |
| | Belastingen verlagen | Belastingen verhogen |
| De ECB | Rente verlagen | Rente verhogen |
| | Overheidspapier opkopen | Overheidspapier verkopen |
#### 3.1.1 Keynesianen
Keynesianen, met name John Maynard Keynes, betogen dat de overheid de economie uit een depressie kan helpen door een doorgedreven expansief budgettair beleid te voeren, hetgeen ook wel "deficit spending" wordt genoemd. De kern van hun idee is dat overheidsinterventie, met name via overheidsuitgaven, de totale vraag in de economie kan stimuleren wanneer deze te laag is.
> **Tip:** Begrijp dat keynesiaans beleid gericht is op het stabiliseren van de economie op korte termijn door actief in te spelen op schommelingen in de vraag.
#### 3.1.2 Monetaristen
Monetaristen, zoals Milton Friedman, leggen de nadruk op monetair beleid, gevoerd door de centrale bank, als het primaire instrument om de economie te sturen. Zij geloven dat schommelingen in de geldhoeveelheid de belangrijkste oorzaak zijn van inflatie en economische cycli.
> **Tip:** Monetaristen zien de rol van de centrale bank en controle over de geldhoeveelheid als cruciaal voor economische stabiliteit.
#### 3.1.3 Supply-side economisten
Supply-side economisten stellen dat de overheid de economie het best kan sturen door zich te richten op de aanbodzijde van de economie. Dit doen zij met name door:
* **Belastingtarieven:** Het verlagen van belastingtarieven voor bedrijven en individuen om investeringen en productie te stimuleren.
* **Regelgeving:** Het vereenvoudigen van regelgeving en bureaucratie om de kosten voor bedrijven te verlagen en innovatie te bevorderen.
> **Tip:** Supply-side economie focust op het creëren van een gunstiger ondernemingsklimaat om economische groei te stimuleren.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Conjunctuur | De op- en neergaande beweging van de economie binnen een periode van vijf tot tien jaar, gekenmerkt door schommelingen in de economische activiteit zoals de productie van goederen en diensten. |
| Conjunctuur-cyclus | Een grafische weergave van de beweging van een conjunctuurindicator in de tijd, die de op- en neergaande bewegingen van de economie over een periode van 5 tot 10 jaar toont. |
| Recessie | Een periode van economische krimp die gekenmerkt wordt door twee opeenvolgende kwartalen met negatieve economische groei, wat duidt op een significante vertraging of daling in de economische activiteit. |
| Economische fluctuaties | De variaties of schommelingen in de economische activiteit die van dag tot dag, kwartaal tot kwartaal of jaar tot jaar optreden, resulterend in periodes van groei en krimp. |
| Seizoenbewegingen | De fluctuaties in de economische activiteit die met regelmaat en voorspelbaarheid jaarlijks terugkeren, vaak beïnvloed door seizoensgebonden factoren zoals vakanties of weersomstandigheden. |
| Conjunctuurindicatoren | Meetbare grootheden die over een bepaalde tijd worden gevolgd (tijdreeksen) en die informatie verschaffen over de staat en de verwachte ontwikkeling van de economie. |
| BBP (Bruto Binnenlands Product) | De totale marktwaarde van alle finale goederen en diensten die in een land gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar) worden geproduceerd; het is een belangrijke indicator voor de economische activiteit. |
| Trend | De lijn die gemiddeld het dichtst bij alle punten van de conjunctuurcyclus ligt en het conjunctureel ‘neutrale’ niveau van een economische indicator weergeeft. |
| Output gap | Het verschil, meestal uitgedrukt in een percentage, tussen de werkelijke economische activiteit (feitelijke output) en het potentiële activiteitsniveau van de economie (trend). |
| Hoogconjunctuur | Een periode in de conjunctuurcyclus waarin de economische activiteit boven de trend ligt, wat kan leiden tot inflatie en een krappere arbeidsmarkt. |
| Laagconjunctuur | Een periode in de conjunctuurcyclus waarin de economische activiteit onder de trend ligt, wat kan resulteren in werkloosheid en verminderde economische groei. |
| Geannualiseerde kwartaalgroei | Een "extrapolatie" van de kwartaalgroei naar een jaarbasis, waardoor een schatting wordt gemaakt van hoe de economie zou presteren als de groei van dat kwartaal het hele jaar zou aanhouden. |
| Synthetische indicatoren (Composite indexes) | Indicatoren die zijn samengesteld uit meerdere individuele conjunctuurindicatoren om een breder en meer omvattend beeld te geven van de economische activiteit. |
| Kwalitatieve indicatoren | Indicatoren gebaseerd op opinies, sentimenten of verwachtingen, zoals ondernemers- of consumentenvertrouwen, die vaak via enquêtes worden verzameld. |
| Coïncidente indicatoren | Indicatoren die gelijktijdig met de economische cyclus bewegen en de huidige economische situatie beschrijven, vaak ook aangeduid als beschrijvende indicatoren. |
| Leading indicatoren | Indicatoren die vooruitlopen op de economische cyclus en vaak worden gebruikt als voorspellende instrumenten voor toekomstige economische ontwikkelingen. |
| Lagging indicatoren | Indicatoren die de economische cyclus volgen en informatie verschaffen over de prestaties uit het verleden, wat kan helpen bij het bevestigen van trends. |
| Conjunctuurpolitiek | Het geheel van overheidsmaatregelen, zowel budgettair als monetair, gericht op het stabiliseren van de economie en het beheersen van conjunctuurschommelingen. |
| Expansief beleid | Een vorm van conjunctuurbeleid die gericht is op het stimuleren van de economie, bijvoorbeeld bij laagconjunctuur, door overheidsuitgaven te verhogen of belastingen te verlagen. |
| Restrictief beleid | Een vorm van conjunctuurbeleid die gericht is op het afremmen van de economie, bijvoorbeeld bij hoogconjunctuur, om overmatige inflatie tegen te gaan door overheidsuitgaven te beperken of belastingen te verhogen. |
| Monetaristen | Economen die de nadruk leggen op de rol van geld en monetair beleid (uitgevoerd door de centrale bank) als belangrijkste instrumenten voor economische stabiliteit. |
| Supply-side economisten | Economen die geloven dat overheidsbeleid, met name belastingtarieven en regelgeving, de economische groei op de lange termijn kan beïnvloeden door de aanbodzijde van de economie te stimuleren. |