Cover
Start nu gratis 'H21' KliMacro.pptx
Summary
# De impact van klimaatverandering en de noodzaak van klimaatbeleid
Dit document bespreekt de ingrijpende impact van klimaatverandering, de menselijke rol daarin, de economische en maatschappelijke gevolgen, en de noodzaak en uitdagingen van effectief klimaatbeleid.
## 1. De impact van klimaatverandering en de noodzaak van klimaatbeleid
Klimaatverandering is een kritieke bedreiging die significante fysieke processen, ecologische ontwrichtingen en ingrijpende economische en maatschappelijke gevolgen met zich meebrengt. De urgentie van klimaatbeleid is hoog, aangezien vertraging leidt tot steeds moeilijkere en kostbaardere oplossingen.
### 1.1 Klimaatontwrichting: fysieke processen en menselijke invloed
* **Temperatuurstijging:** De gemiddelde temperatuur op aarde stijgt in een ongekend tempo. Elke tiende graad Celsius temperatuurstijging heeft meetbare en significante gevolgen voor het klimaat. Extreem hoge temperaturen, gecombineerd met hoge luchtvochtigheid, leiden reeds tot recordsaantallen doden.
* **Broeikasgassen en de opwarming:** De aarde warmt op door hittestraling, waarvan een deel wordt teruggekaatst naar de atmosfeer en gevangen wordt door broeikasgassen. Deze broeikasgassen fungeren als een deken rond de aarde, wat in normale omstandigheden gunstig is, maar bij overmatige concentratie leidt tot schadelijke opwarming.
* **Verstoring van de koolstofcyclus:** De mens verstoort de natuurlijke koolstofcyclus door een grotere uitstoot van koolstofdioxide (CO2) dan door natuurlijke processen kan worden opgenomen. Dit leidt tot een historisch hoge concentratie van CO2 in de atmosfeer.
* De concentratie CO2 in de atmosfeer is significant gestegen: van 340 ppm in 1980 naar 375 ppm in 2004, met projecties van 425,7 ppm in 2025.
* **Wetenschappelijke consensus:** De link tussen stijgende CO2-concentraties en stijgende temperaturen is al meer dan honderd jaar wetenschappelijk aangetoond. Ondanks pogingen om deze wetenschap in diskrediet te brengen, groeit het maatschappelijk besef van het probleem.
* **Tipping points:** De opwarming van de aarde kan leiden tot 'tipping points', waarbij abrupte en onomkeerbare veranderingen in het klimaatsysteem optreden. Zelfs een opwarming van 1.5 tot 2 graden Celsius brengt enorme negatieve effecten met zich mee.
### 1.2 Economische en maatschappelijke gevolgen van klimaatverandering
* **Economische kosten:** Extreme weersomstandigheden en klimaatgerelateerde rampen leiden tot aanzienlijke economische kosten. Ramingen lopen op tot miljarden dollars extra kosten als gevolg van dergelijke gebeurtenissen.
* **Impact op menselijk welzijn:** Klimaatverandering raakt de mens direct via extreme weersomstandigheden zoals overstromingen en hittegolven, die leiden tot verlies van mensenlevens en schade aan infrastructuur en leefomgevingen.
* **Ongelijkheid:** De impact van klimaatverandering is vaak onevenredig verdeeld. De rijkste 1% van de wereld heeft het 'budget' om onder de 2 graden Celsius opwarming te blijven, al ruimschoots overschreden. Historisch gezien is de uitstoot van het globale noorden (ontwikkelde landen) veruit het grootst, hoewel opkomende economieën in ontwikkeling ook bijdragen.
### 1.3 De noodzaak en uitdagingen van klimaatbeleid
* **Internationale akkoorden:** Het Klimaatakkoord van Parijs (COP 21, 2015) is een cruciaal politiek akkoord waarbij landen zich hebben gecommitteerd om de klimaatopwarming te beperken tot "ruim onder de 2 graden Celsius", met inspanningen om deze tot 1.5 graden Celsius te beperken.
* **Emissiereductie versus doelstellingen:** Om de temperatuurstijging onder de 2 graden Celsius te houden, zijn zeer sterke jaarlijkse emissiereducties nodig (rond de 9%). Zelfs de tijdelijke reducties tijdens de COVID-19-pandemie (ongeveer 6%) waren onvoldoende en geen resultaat van structureel klimaatbeleid. Het uitstellen van beleid maakt het behalen van doelstellingen steeds moeilijker.
* **De emissiekloof (Emission Gap):** Er bestaat een aanzienlijke kloof tussen de huidige klimaatplannen van landen en de acties die nodig zijn om de klimaatdoelstellingen te halen. Begrotingsgesprekken en regeringsformaties besteden vaak te weinig aandacht aan klimaatkwesties.
* **Politieke realiteit en klimaatwetenschap:** Klimaatbeleid wordt beïnvloed door politieke beslissingen, waarbij soms wetenschappelijke inzichten worden ontkend of geminimaliseerd. Dit bemoeilijkt effectieve reacties op de fysieke realiteit van klimaatverandering.
* **Uitstelstrategieën en 'Climate Denialism 2.0':** Er worden nieuwe tactieken gebruikt om klimaatbeleid uit te stellen. Dit omvat:
* **Whataboutism:** Het afschuiven van verantwoordelijkheid door te wijzen op de uitstoot van anderen.
* **Technologisch optimisme:** Het geloof dat toekomstige technologieën het probleem zullen oplossen, waardoor huidige reductie-inspanningen worden verminderd.
* **'All talk, little action':** Initiatieven die veel beloven maar weinig concreet resultaat opleveren.
* **De rol van lobbyisten:** Lobbyisten uit de fossiele industrie beïnvloeden het beleid en proberen klimaatwetenschap in diskrediet te brengen of schuiven oplossingen naar voren die politiek onhaalbaar lijken.
* **Congen van de klimaatonderhandelingen:** Internationale klimaatconferenties (COP's) ondervinden uitdagingen door consensusvorming tussen landen met uiteenlopende belangen. Blokkeren door één land kan het hele proces vertragen. De focus verschuift soms naar adaptatie en technologie, wat echter geen alternatief is voor mitigatie (uitstootreductie).
* **Adaptatie versus mitigatie:** Hoewel technologische adaptatie (zoals het installeren van airconditioning) nodig kan zijn, is het geen oplossing voor het kernprobleem van uitstootreductie.
### 1.4 Ecologische macro-economie en klimaatbeleid
* **Macro-economie en milieu:** Traditionele macro-economie negeert vaak de ecologische grenzen en de sociale impact van economische activiteiten. Er is een groeiende erkenning dat de economie geen losstaand systeem is, maar deel uitmaakt van een bredere sociale en ecologische context.
* **De IPAT-vergelijking:** De IPAT-formule (Impact = Population x Affluence x Technology) biedt een raamwerk om de factoren te begrijpen die de maatschappelijke milieu-impact bepalen:
* $I$: Milieu-impact (bv. CO2-uitstoot)
* $P$: Populatie (bevolking)
* $A$: Affluence (rijkdom, gemeten als BBP per capita)
* $T$: Technologie (bv. CO2-intensiteit per BBP-eenheid)
De vergelijking benadrukt dat de toename van bevolking en welvaart vaak de technologische vooruitgang overstijgt, wat leidt tot een stijgende milieu-impact.
* **Ontkoppeling (Decoupling):** Het idee van ontkoppeling stelt dat economische groei kan plaatsvinden zonder evenredige toename van milieuschade.
* **Relatieve ontkoppeling:** Milieuschade groeit langzamer dan economische groei.
* **Absolute ontkoppeling:** Economische groei gaat gepaard met een daling van de milieuschade.
Empirisch bewijs voor absolute ontkoppeling van grondstoffengebruik op mondiale schaal bij permanente economische groei is schaars.
* **Green Growth:** De opvatting dat technologische vooruitgang (focus op $T$) voldoende is om milieuproblemen op te lossen, wordt bekritiseerd omdat het vaak leidt tot uitstel van noodzakelijke reducties in consumptie en productie ($A$ en $P$).
* **Externe effecten (Externaliteiten):** In de economie verwijzen externe effecten naar de onbedoelde gevolgen van productie of consumptie die andere partijen beïnvloeden zonder compensatie. CO2-uitstoot is een klassiek voorbeeld van een negatieve externaliteit die leidt tot welvaartsverlies als deze niet wordt geïnternaliseerd.
* **Internalisering van kosten:** Marktfalen wordt aangepakt door de kosten van externaliteiten te internaliseren, bijvoorbeeld via belastingen (zoals een koolstoftaks) of verhandelbare emissierechten. Dit leidt tot hogere prijzen en een lager optimaal productie-/consumptieniveau.
* **Schaduwprijzen en beleidsinstrumenten:** Het bepalen van de juiste 'schaduwprijzen' voor milieukosten en het opzetten van effectieve beleidsinstrumenten (belastingen, subsidies) blijft een uitdaging.
* **Ecologische macro-economische modellen:** Ontwikkelingen in ecologische macro-economische modellen (sinds 2010) proberen de economie te integreren met milieugrenzen. Deze modellen houden rekening met systeemdynamiek, distributie, en ecologische beperkingen, en gaan verder dan traditionele macro-economische modellen.
* **Noodzaak van beleidsaanpassingen:**
* **Koolstofprijs:** Het instellen van een effectieve koolstofprijs, inclusief klimaatdividenden en carbon border adjustment taxes (CBAM), is essentieel.
* **Publieke investeringen:** Investeringen in infrastructuur, onderzoek en ontwikkeling (R&D), en technologie zijn cruciaal om de transitie te sturen.
* **Groen monetair beleid:** Duurzame financiering en groene monetaire beleidsinstrumenten spelen een rol.
* **Rechtvaardige transitie (Just Transition):** Maatregelen zoals het Social Climate Fund zijn nodig om de sociale gevolgen van de transitie op te vangen en een rechtvaardige overgang te waarborgen.
### 1.5 Toekomstvisies en conclusies
* **Klimaatbeleid in Europa:** Initiatieven zoals de EU Green Deal en 'Fit for 55' zijn belangrijke stappen, maar de huidige plannen en doelen zijn vaak nog niet voldoende om de 1.5°C opwarming te bereiken. Er is een voortdurende noodzaak om beleid te versterken en consensus te bereiken.
* **België en klimaatbeleid:** België kampt met uitdagingen in het bereiken van consensus over CO2-reductiedoelstellingen, wat leidt tot vertraging in de implementatie van effectief klimaatbeleid.
* **Optimalisatie van economische schaal:** De focus binnen de ecologische macro-economie ligt op de optimale schaal van de economie, waarbij de kosten en baten van economische activiteiten worden afgewogen tegen ecologische grenzen.
* **Modelontwikkeling:** Ecologische macro-economische modellen worden voortdurend ontwikkeld om een beter begrip te krijgen van de interactie tussen economie en milieu.
> **Tip:** Begrijp de IPAT-vergelijking als een analytisch hulpmiddel om de verschillende krachten te ontleden die bijdragen aan milieu-impact. Onthoud dat technologische vooruitgang, hoewel belangrijk, vaak niet volstaat om de impact van bevolkingsgroei en welvaartsstijging te compenseren.
> **Tip:** Realiseer je dat de discussie rond klimaatbeleid sterk verweven is met politieke belangen en economische overwegingen. Critische evaluatie van 'green growth' claims en 'whataboutism' is cruciaal voor effectieve beleidsvorming.
> **Tip:** Focus op de definitie van ontkoppeling en de empirische beperkingen ervan. Absolute ontkoppeling is de heilige graal, maar de huidige trends suggereren dat dit met de huidige groeimodellen zeer moeilijk te realiseren is binnen de gestelde termijnen.
> **Tip:** Let op hoe traditionele economische modellen vaak geen rekening houden met externe effecten. De introductie van ecologische macro-economische modellen toont aan dat schaal en milieu-integratie essentieel zijn voor een duurzame economische ontwikkeling.
---
# Ecologische macro-economie en modellen
Ecologische macro-economie en modellen
Dit deel van het document focust op de integratie van ecologische grenzen en duurzaamheid binnen macro-economische theorieën en modellen, en de uitdagingen en ontwikkelingen op dit gebied.
## 2. Inleiding en probleemschets
### 2.1 De klimaatcrisis: een urgente macro-economische uitdaging
De klimaatverandering wordt gekenmerkt door snelle temperatuurstijgingen, extreme weersomstandigheden en stijgende CO2-concentraties, met aanzienlijke economische kosten als gevolg. De huidige economische ontwikkeling, met name de uitstoot van fossiele brandstoffen, is de drijvende kracht achter deze problemen. De impact op mens en milieu is wereldwijd merkbaar en vraagt om een herziening van economische modellen en beleid.
#### 2.1.1 Wetenschappelijke realiteit versus politieke reactie
* Er is brede wetenschappelijke consensus over de fysieke processen achter klimaatontwrichting, die sterk worden beïnvloed door menselijk handelen.
* Klimaatbeleid, oftewel de maatschappelijke reactie op klimaatontwrichting, is daarentegen sterk afhankelijk van politieke beslissingen en kent diverse visies en reacties. De ontkenning van klimaatwetenschap binnen politieke kringen bemoeilijkt effectief beleid.
#### 2.1.2 Economische gevolgen van klimaatverandering
* Extreme weersomstandigheden leiden tot miljarden aan extra kosten door schade en herstel.
* De menselijke impact uit zich in hogere sterftecijfers door hittegolven en overstromingen.
* De stijgende temperatuur wordt deels verklaard door de aardopwarming die warmte afgeeft, maar broeikasgassen houden een deel van deze warmte vast, wat vergelijkbaar is met een 'fleece-dekentje' rond de aarde.
#### 2.1.3 De rol van de mens in de koolstofcyclus
* De mens verstoort de natuurlijke koolstofcyclus door de uitstoot van CO2, wat leidt tot hogere concentraties in de atmosfeer. Tussen 1980 en 2025 is de gemiddelde CO2-concentratie significant gestegen.
* De link tussen CO2-concentraties en temperatuurstijging is reeds lang bekend, maar het huidige gebruik van fossiele brandstoffen versterkt dit effect aanzienlijk.
#### 2.1.4 Paris Agreement en de noodzaak van emissiereductie
* Het Akkoord van Parijs (COP 21) is een internationaal politiek akkoord waarbij landen zich hebben gecommitteerd om de klimaatopwarming te beperken tot 'ruim onder de 2 graden Celsius', met inspanningen om dit te beperken tot 1.5 graden Celsius.
* Om de doelstellingen van het Parijsakkoord te halen, zijn zeer sterke jaarlijkse emissiereducties nodig (tot 9%). Uitstel van klimaatbeleid maakt het behalen van deze doelen steeds moeilijker.
* Er bestaat een aanzienlijke 'emissions gap': een kloof tussen de huidige klimaatplannen en wat nodig is om onder de 2 graden Celsius te blijven.
#### 2.1.5 Ongelijke bijdrage en verantwoordelijkheid
* De uitstoot van broeikasgassen is historisch gezien voornamelijk afkomstig van ontwikkelde economieën in het globale noorden (ongeveer 92%).
* De rijkste 1% van de wereldbevolking heeft het budget voor uitstoot om onder de 2 graden Celsius te blijven, ruim overschreden.
* Dit benadrukt de noodzaak om rekening te houden met ongelijke verdelingen en bijdragen bij het formuleren van klimaatbeleid.
#### 2.1.6 Uitdagingen bij klimaatconferenties (COP's)
* Internationale klimaatconferenties (COP's) worden bemoeilijkt door lobbyisten uit de fossiele sector, verschillende nationale belangen en de noodzaak van consensus, wat leidt tot vertraging en onvoldoende resultaten.
* Het debat over klimaatbeleid wordt soms vertroebeld door technologisch optimisme en 'whataboutism', wat leidt tot uitstel van noodzakelijke maatregelen.
## 3. Ecologische macro-economie: een nieuwe invalshoek
### 3.1 De beperkingen van traditionele macro-economische modellen
Traditionele macro-economische theorieën en handboeken hebben de ecologische grenzen en duurzaamheid lange tijd genegeerd. De economie werd vaak gezien als een losstaand systeem, zonder rekening te houden met de sociale en ecologische randvoorwaarden.
* **Wat werd gezien:** Macro-economisch beleid focuste voornamelijk op het sturen van het outputniveau (BBP) op korte, middellange en lange termijn via monetair, fiscaal, arbeidsmarkt- en R&D-beleid.
* **Wat werd niet gezien:** Grondstoffengebruik, de ecologische voetafdruk, de 'safe operating space for humanity' en klimaatontwrichting kwamen nauwelijks aan bod. Ook thema's als ongelijkheid in inkomen en vermogen werden grotendeels genegeerd.
#### 3.1.1 De economie als onderdeel van de ecologie
De ecologische macro-economie benadrukt dat de economie geen geïsoleerd systeem is, maar ingebed is in de sociale en natuurlijke omgeving. Het negeren van deze inbedding heeft geleid tot het ontbreken van klimaat en milieuproblematiek in veel standaard macro-economische analyses.
#### 3.1.2 Milieuproblemen in economische vakken
* In vakken zoals Economie B wordt klimaatverandering wel benoemd als een negatieve externaliteit: productie of consumptie die zonder compensatie de nutsmogelijkheden van anderen beïnvloedt.
* Niet-geïnternaliseerde externe effecten leiden tot sub-optimale marktresultaten en welvaartsverlies.
* Het 'internaliseren' van kosten via bijvoorbeeld een carbon tax of verhandelbare emissierechten (ETS) is een veelgebruikte oplossing, maar de implementatie ervan op macro-niveau blijft een uitdaging.
#### 3.1.3 De schaal van de economie op macro-niveau
De analyse van milieuproblemen wordt binnen de economische theorie vaak gereduceerd tot micro-economische kwesties (marktfalen). Echter, de overschrijding van planetaire grenzen is fundamenteel een macro-economisch probleem van schaal. De omvang van de economie bepaalt de totale impact op het milieu.
#### 3.1.4 Nieuwe strategieën en macro-economische aandacht
* Er is een verschuiving gaande naar meer aandacht voor macro-economische aspecten van duurzaamheid, mede ingegeven door initiatieven als de EU Green Deal.
* Modellen binnen de ecologische macro-economie integreren het concept van de 'optimale schaal' van een economie en bredere ecologische economische perspectieven.
### 3.2 Modellen binnen de ecologische macro-economie
#### 3.2.1 Het geneste model van duurzame ontwikkeling
Dit model ziet de economie als een sub-systeem binnen de bredere natuurlijke omgeving, die op zijn beurt deel uitmaakt van het sociale systeem. De output van de economie wordt beschouwd als een cyclus van consumptie en investeringen, die terugkoppelen naar productiefactoren zoals kapitaal, arbeid en natuur.
* **Traditionele productiefunctie:** $Y = f(K, N)$ (output afhankelijk van kapitaal en arbeid), negeert natuurlijke hulpbronnen en milieuproblemen.
* **Uitgebreide productiefunctie (Costanza):** Integreert ook natuurlijke input en neemt sociale en natuurlijke kapitaal in rekening. Het einddoel is niet langer enkel outputgroei, maar welzijn.
#### 3.2.2 De IPAT-vergelijking en ontkoppeling
De IPAT-vergelijking (Impact = Population × Affluence × Technology) probeert de maatschappelijke impact op het milieu te verklaren:
$$ I = P \times A \times T $$
* $I$: Milieu-impact (bv. CO2-uitstoot)
* $P$: Populatie (bevolking)
* $A$: Affluence (welvaart, gemeten als BBP per capita)
* $T$: Technologie (bv. CO2-intensiteit per eenheid BBP)
**Toepassingen en beperkingen:**
* De vergelijking toont aan dat bevolkingsgroei en toegenomen welvaart leiden tot hogere milieu-impact.
* Technologie kan de impact temperen, maar de huidige technologische vooruitgang volstaat onvoldoende om de groeiende impact van $P \times A$ te compenseren.
* **Debunked:** De aanname dat technologische vooruitgang ("groene groei") automatisch leidt tot absolute ontkoppeling van economische groei en milieuschade wordt kritisch bekeken. Empirisch bewijs voor absolute ontkoppeling van grondstoffengebruik op mondiale niveau bij permanente economische groei ontbreekt, en de ontkoppeling van CO2-emissies is waarschijnlijk niet snel genoeg voor de klimaatdoelstellingen.
#### 3.2.3 De Kaya-identiteit en ontkoppeling
De Kaya-identiteit, gerelateerd aan de IPAT-vergelijking, specificeert de CO2-uitstoot verder:
$$ \text{CO}_2 \text{-uitstoot} = \frac{\text{CO}_2}{\text{energie}} \times \frac{\text{energie}}{\text{BBP}} \times \frac{\text{BBP}}{\text{capita}} \times \text{capita} $$
Dit toont de afhankelijkheid van:
1. CO2-intensiteit van energie (hoe vervuilend is de gebruikte energie)
2. Energie-intensiteit (hoeveel energie is nodig per eenheid BBP)
3. BBP per capita (welvaart)
4. Capita (bevolking)
Hoewel energie- en koolstofintensiteit zijn afgenomen door technologische vooruitgang, wegen de stijgende bevolking en welvaart op alsnog op tegen deze verbeteringen, wat resulteert in een blijvende stijging van de totale CO2-uitstoot. Dit suggereert dat 'groene groei' mogelijk een misleidend doel is en dat er alternatieve strategieën nodig zijn, zoals focus op 'sufficiency' (beperken van $A$).
#### 3.2.4 Ecologische macro-econometrische modellen
Sinds ongeveer 2010 worden er ecologische macro-econometrische modellen ontwikkeld. Deze modellen zijn vaak gebaseerd op post-Keynesiaanse groeitheorie en integreren:
* Reële en monetaire economie
* Verdelingsaspecten
* Milieugrenzen (systeemdynamische SFC-modellen)
Bekende voorbeelden zijn de modellen van Tim Jackson en Peter Victor, die voortbouwen op de ideeën uit 'Limits to Growth' (1972).
#### 3.2.5 Integratie van ecologische grenzen in het IS-LM model
* **Eerdere benaderingen:** Introduceerden 'environmental conditions' (EC) die de duurzaamheid van hulpbronnengebruik aangeven, onderscheid makend tussen 'empty world' en 'full world' economieën.
* **IS-LM-EE model (Heyes, Lawn):** Integreert ecologische grenzen in het IS-LM model. Hierbij wordt een curve (EC) geïntroduceerd die de maximale ecologische schaal van de economie aangeeft. Overschrijding van deze curve leidt tot ecologische overshoot.
* De curve EC, die de duurzame outputniveau aangeeft, is niet verticaal, maar hangt af van de rentevoet ($R$), de mate van internalisering van externaliteiten ($\beta$) en technologische parameters ($\gamma$).
* Een hogere rentevoet leidt tot minder investeringen en technologische vooruitgang, waardoor het duurzame outputniveau daalt.
* Een hogere $\beta$ (sterker milieubeleid) verschuift de curve naar rechts, wat een hogere duurzame output mogelijk maakt.
* Een hogere $\gamma$ (technologische vooruitgang) verschuift de curve eveneens naar rechts, maar heeft ook zijn grenzen.
### 3.3 Conclusies en benodigde stappen
* **Ontwikkeling van modellen:** Ecologische macro-economische modellen zijn volop in ontwikkeling en krijgen nog te weinig aandacht in de standaard macro-economiehandboeken, ondanks de urgentie van milieuproblematiek.
* **Kaya revisited:** Stabilisatie van economische activiteiten in ontwikkelde landen, terugdringen van geboortegraten in landen met hoge bevolkingsgroei, verdere reductie van energie- en koolstofintensiteit zijn cruciaal.
* **Klimaatbeleid:** Noodzakelijke beleidsmaatregelen omvatten:
* **Koolstofprijs:** Klimaatdividenden en carbon border adjustment taxes (CBAM).
* **Publieke investeringen:** In infrastructuur, R&D en technologie.
* **Groen monetair beleid en sustainable finance.**
* **Just transition:** Zorgen voor een eerlijke overgang met mechanismen zoals het Social Climate Fund.
* De vraag naar economische groei blijft een centraal punt van discussie binnen de ecologische macro-economie.
---
# De rol van technologie en ontkoppeling
Dit onderwerp onderzoekt hoe technologie kan bijdragen aan het verminderen van de milieu-impact, de concepten van ontkoppeling tussen economische groei en milieuschade, en de kritische evaluatie hiervan.
### 3.1 De milieu-impact van economische activiteit
De aarde bevindt zich in een staat van klimaatontwrichting, gekenmerkt door versnelde temperatuurstijgingen en extreme weersomstandigheden. Deze veranderingen hebben aanzienlijke economische kosten met zich meegebracht, zoals hoge kosten als gevolg van extreme weersomstandigheden. De toename van de temperatuur en luchtvochtigheid draagt bij aan een recordaantal sterfgevallen door hittegolven. Overstromingen eisen eveneens veel slachtoffers. Deze impact is direct gekoppeld aan de economische ontwikkeling en de daarmee gepaard gaande uitstoot van fossiele brandstoffen, waardoor de hoeveelheid koolstof in de atmosfeer historisch hoog is.
De uitstoot van CO2, voornamelijk uit fossiele brandstoffen, vertoont nog steeds een stijgende trend, met een verwachte piek binnen enkele jaren. Krisisperiodes laten weliswaar een dip zien in de CO2-uitstoot door verminderd fossiel brandstofgebruik, wat de sterke link tussen economische output en CO2-uitstoot benadrukt, maar de algehele trend blijft zorgwekkend.
De fysieke processen achter klimaatontwrichting zijn sterk gegeneraliseerd door de mens, en er is weinig tot geen onzekerheid over het bestaan van het probleem. Het klimaatbeleid daarentegen, de maatschappelijke en politieke reactie hierop, kent verschillende visies en beslissingen. Huidige politieke focus, zoals op kernenergie, kan soms leiden tot het ontkennen van klimaatwetenschap.
De temperatuurstijging op aarde, met name de temperaturen in 2023/2024 die extreem hoog waren, wordt veroorzaakt door hittestralen die de aarde opwarmen en warmte afstoten. Een deel van deze warmte blijft hangen in de atmosfeer door broeikasgassen, die als een deken rond de aarde fungeren. De mens verstoort de globale koolstofcyclus, een natuurlijk proces waarbij CO2 wordt uitgestoten en opgenomen door bijvoorbeeld oceanen. Deze verstoring leidt tot directe temperatuurschommelingen op aarde.
De gemiddelde CO2-concentratie in de atmosfeer is significant gestegen: van 340 ppm in 1980 naar 375 ppm in 2004 en verwacht 425,7 ppm in 2025. Deze stijging is een direct gevolg van menselijke invloed op de CO2-uitstoot. De link tussen CO2-concentraties en stijgende temperaturen is reeds meer dan een eeuw bekend, waarbij vroegtijdige waarschuwingen over het toenemende gebruik van kolen werden geuit. Ondanks pogingen om deze wetenschap in diskrediet te brengen, groeit het maatschappelijk besef van het probleem.
### 3.2 Verdrag van Parijs en emissiereductiedoelstellingen
Het Verdrag van Parijs, aangenomen tijdens COP 21 in december 2015, is een wereldwijd akkoord waarin 196 landen overeenkwamen om de CO2-uitstoot "zo snel mogelijk" te reduceren en de klimaatopwarming te beperken tot "ruim onder de 2 graden Celsius". Om de doelstelling van onder de 2 graden Celsius te handhaven, zijn zeer sterke emissiereducties noodzakelijk. Dit zou een jaarlijkse reductie van 9% in CO2-emissies vereisen, een percentage dat zelfs tijdens de COVID-19-crisis, toen de reductie slechts 6% was, niet werd bereikt. Het uitstel van effectief klimaatbeleid maakt het behalen van deze doelstellingen steeds moeilijker; gestart in 2000 zou slechts 2% reductie per jaar nodig zijn geweest. Het tempo van reductie is cruciaal; uitstel tot latere jaren maakt het beleid complexer en verkleint de kansen op succes.
Het "emission gap" rapport toont een aanzienlijke kloof tussen de emissies volgens huidig beleid en de benodigde emissies om de klimaatdoelen te halen. Er wordt te weinig aandacht besteed aan klimaatbeleid tijdens begrotingsgesprekken en regeringsformaties. Klimaatplannen worden nog steeds niet gerealiseerd, wat leidt tot een significante discrepantie tussen de door landen voorgestelde klimaatmaatregelen en wat nodig is om onder de 2 graden Celsius te blijven.
Historisch gezien is 92% van de emissies afkomstig van het mondiale noorden. Hoewel opkomende economieën zoals de BRICS momenteel in ontwikkeling zijn, is de historische bijdrage aan de CO2-uitstoot voor 90% toe te schrijven aan de economische ontwikkeling in rijke landen. De rijkste 1% van de wereldbevolking heeft het emissiebudget om onder de 2 graden Celsius te blijven reeds zes keer overschreden. Klimaatbeleid dient rekening te houden met deze ongelijke verdeling van emissies en inspanningen.
### 3.3 Uitdagingen en kritiek op klimaatbeleid
Kritiek op klimaatbeleid uit zich onder andere in het discours van "Climate Denialism 2.0", dat leidt tot uitstel van klimaatbeleid. Dit omvat excuusargumenten zoals "whataboutism" (de focus leggen op de uitstoot van anderen) en "free-rider" argumenten. Technologisch optimisme, het geloof dat technologie de problemen later zal oplossen, kan ook leiden tot een passieve houding ten opzichte van huidig beleid.
Hoewel er hoop was op de COP in Brazilië, bleek deze bijzonder moeilijk door interne organisatorische problemen en een andere visie van de Braziliaanse voorzitter dan die van de president. Veel COP's hebben nog niet veel opgeleverd, mede door de aanwezigheid van lobbyisten uit de fossiele sector en de noodzaak om een consensus te bereiken met de traagste landen. Er is een coalitie van 80 landen ontstaan die een roadmap voor minder fossiele brandstoffen concreet wil maken buiten de COP-onderhandelingen om.
Het idee van "green growth", dat zich exclusief richt op technologische oplossingen (de 'T' in de IPAT-vergelijking, zie verderop), wordt kritisch bekeken. Een paper van Hickel & Kallis (2019) stelt dat er geen empirisch bewijs is voor absolute ontkoppeling van grondstoffengebruik op mondiaal niveau bij permanente economische groei. Ze concluderen dat "green growth" waarschijnlijk een misleidend doel is en dat beleidsmakers alternatieve strategieën moeten overwegen, zoals "sufficiency" (focussen op de 'A' in de IPAT-vergelijking, wat impliceert dat we onze consumptie en productie kunnen beperken).
Het rapport "Decoupling Debunked" (EEB, 2019) wijst op diverse problemen die het effect van ontkoppeling beperken:
* **Rebound-effecten:** Verbeteringen in efficiëntie leiden tot een toename van consumptie.
* **Probleemverschuiving:** Milieuproblemen worden verschoven van de ene sector naar de andere.
* **Diensteneconomie bovenop materiële economie:** De groei van de dienstensector vindt plaats naast, en niet in plaats van, de materiële economie.
* **Beperkt recyclagepotentieel:** De mogelijkheden voor recycling zijn onvoldoende.
* **Onvoldoende en ongepaste technologische vooruitgang:** Technologische vooruitgang is niet altijd toereikend of adequaat gericht.
* **Cost shifting:** Kosten worden verschoven, wat niet noodzakelijk leidt tot reductie.
* **Toename van energie-uitgaven:** ondanks efficiëntieverbeteringen kan het totale energieverbruik stijgen.
### 3.4 De IPAT-vergelijking en ontkoppeling
De IPAT-vergelijking, voorgesteld door Commoner in 1972, probeert de maatschappelijke impact op het milieu te verklaren:
$$I = P \times A \times T$$
Waarbij:
* $I$ staat voor de milieu-impact (bv. CO2-uitstoot).
* $P$ staat voor populatie (bevolkingsomvang).
* $A$ staat voor 'affluence' (rijkdom, gemeten door BBP per capita).
* $T$ staat voor technologie (bv. CO2-intensiteit, de hoeveelheid CO2-uitstoot per eenheid BBP).
Deze vergelijking suggereert dat naarmate de bevolking ($P$) en de welvaart ($A$) toenemen, de milieu-impact ($I$) groter wordt. Technologie ($T$) kan deze impact remmen door efficiëntieverbeteringen, zoals het verminderen van de CO2-intensiteit. Echter, de toename van $P$ en $A$ in de loop der tijd is zo sterk geweest dat de remmende werking van $T$ onvoldoende bleek om de totale milieu-impact te verminderen.
De Kaya-identiteit, een uitbreiding van de IPAT-vergelijking, specificeert de totale CO2-uitstoot als volgt:
$$CO_2 \text{-uitstoot} = \frac{CO_2}{\text{Energie}} \times \frac{\text{Energie}}{\text{BBP}} \times \frac{\text{BBP}}{\text{Persoon}} \times \text{Persoon}$$
Dit kan worden herleid tot:
$$CO_2 \text{-uitstoot} = \text{Koolstofintensiteit} \times \text{Energie-intensiteit} \times \text{BBP/capita} \times \text{Populatie}$$
Hoewel de energie-intensiteit (hoeveelheid energie nodig per dollar BBP) en de koolstofintensiteit (CO2-uitstoot per eenheid energie) in de loop der tijd zijn afgenomen door technologische vooruitgang, zijn de toenames in BBP/capita en populatie zo aanzienlijk geweest dat de totale CO2-uitstoot toch is blijven stijgen. De afname in koolstofintensiteit, hoewel aanwezig, is trager dan die van energie-intensiteit, en botst op de stijgende factoren van bevolking en welvaart.
**Ontkoppeling (Decoupling)** verwijst naar het proces waarbij economische groei ($BBP$) plaatsvindt zonder een evenredige of zelfs zonder enige toename van de milieu-impact ($I$).
* **Relatieve ontkoppeling:** De milieu-impact stijgt, maar minder snel dan het BBP.
* **Absolute ontkoppeling:** Het BBP stijgt, terwijl de milieu-impact daalt.
De studie van Hickel & Kallis (2019) en het rapport "Decoupling Debunked" (EEB, 2019) tonen aan dat absolute ontkoppeling, met name op mondiaal niveau en aan het tempo dat nodig is om de opwarming te beperken tot 1.5°C of 2°C, zeer onwaarschijnlijk is, zelfs onder optimistische beleidsvoorwaarden. Dit suggereert dat "green growth" als exclusieve strategie ontoereikend is en dat er alternatieven, zoals "sufficiency", overwogen moeten worden.
### 3.5 Ecologische macro-economie en modellen
De ecologische (macro-)economie richt zich op de problematiek van de schaal van de economie, een aspect dat in traditionele macro-economische theorieën en handboeken vaak afwezig is. Centraal staat de afweging van kosten en baten van economische activiteiten om de optimale schaal van de economie te bepalen. Dit wordt geïntegreerd in geneste modellen van duurzame ontwikkeling.
Sinds 2010 is er een ontwikkeling van ecologische macro-economische modellen, waaronder systeemdynamische SFC-modellen, vaak gebaseerd op post-Keynesiaanse groeitheorieën. Deze modellen, zoals die van Tim Jackson en Peter Victor, gaan terug naar de principes van "Limits to Growth" (1972) en integreren de reële en monetaire economie, verdelingsaspecten en milieugrenzen.
**IS-LM-EE model:**
Een ontwikkeling is het integreren van ecologische grenzen in het IS-LM-model. In het zogenaamde IS-LM-EE (Ecological Economics) model worden ecologische grenzen geïntroduceerd. De 'Environmental Condition' (EC) curve in dit model geeft de maximale schaal van de economie weer zonder de planetaire grenzen te overschrijden. Als de output hoger is dan de waarde op de EC-curve, bevindt de economie zich in een ecologische overshoot.
Het model van Lawn breidt dit concept verder uit. De EC-curve is hier niet verticaal, maar heeft een helling die afhangt van de rentevoet ($R$). Een hogere rentevoet leidt tot minder investeringen, vertraagt technologische vooruitgang en vermindert eco-efficiëntie, waardoor het duurzame outputniveau daalt. De positie van de EC-curve wordt ook beïnvloed door:
* $\beta$: Een beleidsparameter die aangeeft in hoeverre kosten van externaliteiten worden geïnternaliseerd (hoe sterker het milieubeleid, hoe meer bedrijven worden gestimuleerd tot efficiëntieverbetering).
* $\gamma$: Een technologische parameter die de verbetering van de efficiëntie van grondstofgebruik aangeeft.
Deze parameters bepalen gezamenlijk het maximale outputniveau binnen de milieugrenzen, wat geen constante is maar dynamisch aan deze factoren is gekoppeld.
### 3.6 Conclusies en beleidsimplicaties
* **Ecologische macro-economie:** Modellen binnen de ecologische macro-economie zijn volop in ontwikkeling en verdienen meer aandacht in onderwijs en beleid, gezien de urgentie van de milieuproblematiek.
* **Kaya Revisited:** Stabilisatie van economische activiteiten in voldoende ontwikkelde landen, terugdringen van geboortegraties en het verhogen van de verschillen tussen generaties in landen met hoge bevolkingsgroei zijn belangrijke overwegingen. Daarnaast zijn verdere inspanningen nodig om de energie-intensiteit te reduceren en dalingen in koolstofintensiteit te stimuleren via technologische ingrepen.
* **Klimaatbeleid:** Effectief klimaatbeleid vereist een combinatie van instrumenten:
* **Koolstofprijs:** Inclusief klimaatdividenden en carbon border adjustment taxes (CBAM).
* **Publieke investeringen:** In infrastructuur, R&D en technologie om richting te geven aan de transitie.
* **Groen monetair beleid & Sustainable Finance:** Financiële instrumenten die duurzaamheid bevorderen.
* **Just Transition:** Zorgen voor een eerlijke overgang voor werknemers en gemeenschappen die getroffen worden door de energietransitie, ondersteund door fondsen zoals het Social Climate Fund.
De rol van technologie in het ontkoppelen van economische groei van milieu-impact is een complex en kritisch vraagstuk. Hoewel technologie potentieel heeft om de milieu-impact te verminderen, is er kritisch onderzoek nodig naar de effectiviteit en de snelheid waarmee dit kan gebeuren, evenals een bredere strategie die verder gaat dan enkel technologisch optimisme. De ecologische macro-economie biedt een kader om deze uitdagingen op een meer holistische manier te analyseren en aan te pakken.
---
# Internationale akkoorden en beleidsinstrumenten
Dit onderwerp behandelt wereldwijde afspraken en de uitdagingen bij de implementatie ervan, evenals de diverse beleidsinstrumenten die worden voorgesteld en toegepast om klimaatverandering aan te pakken.
### 4.1 De urgentie van klimaatverandering
Klimaatverandering is een realiteit met significante fysieke en economische gevolgen. De toename van de temperatuur, met een opwarming die sneller gaat dan in het verleden, leidt tot extreme weersomstandigheden zoals overstromingen en hittegolven, met ernstige gevolgen voor de menselijke gezondheid en economische kosten. Wetenschappelijk onderzoek toont een onmiskenbare link aan tussen menselijke activiteiten, zoals de uitstoot van fossiele brandstoffen, en de stijgende concentratie broeikasgassen, wat resulteert in een opwarming van de aarde. De huidige temperatuurstijgingen zijn slechts het begin, en verdere opwarming zal leiden tot nog grotere negatieve effecten.
### 4.2 Internationale akkoorden: Het Verdrag van Parijs
Het Verdrag van Parijs, gesloten tijdens COP 21 in december 2015, is een cruciaal wereldwijd akkoord waarbij 196 landen instemden met het reduceren van CO2-uitstoot en het beperken van de klimaatopwarming tot "ruim onder de 2 graden Celsius", met een streven naar 1,5 graden Celsius. Dit akkoord is een politiek compromis en een belangrijke stap in de internationale klimaatonderhandelingen.
#### 4.2.1 Implementatie-uitdagingen en de emissiekloof
Ondanks de ambitieuze doelstellingen van het Verdrag van Parijs, stuiten de implementatie ervan op aanzienlijke uitdagingen. Er is een aanzienlijke "emissie-kloof" (emission gap) tussen de huidige klimaatplannen van landen en wat nodig is om de klimaatdoelstellingen te halen. Om onder de 2 graden Celsius te blijven, zijn jaarlijkse emissiereducties van 9% nodig, een tempo dat zelfs tijdens de COVID-19 pandemie niet werd gehaald. Uitstel van adequaat klimaatbeleid maakt het behalen van de doelstellingen steeds moeilijker. Historisch gezien is het globale noorden verantwoordelijk voor het overgrote deel van de CO2-uitstoot, en de rijkste 1% van de wereld heeft het beschikbare koolstofbudget al aanzienlijk overschreden.
#### 4.2.2 Politieke dynamiek en lobbyisme
Internationale klimaatconferenties (COP's) worden gekenmerkt door complexe politieke dynamieken. Er is vaak teleurstelling over de uitkomsten, mede door interne politieke verdeeldheid in gastlanden en de aanwezigheid van lobbyisten uit de fossiele sector. De consensusvorming verloopt traag, aangezien elk land kan blokkeren. Daarnaast worden beleidsvoorstellen vaak vertraagd door nieuwe strategieën die klimaatwetenschap in diskrediet brengen of door het voorstellen van politiek onhaalbare oplossingen.
#### 4.2.3 Alternatieve strategieën en kritiek
Er is een groeiende roep om "realisme" en een focus op adaptatie en technologie. Echter, deze bieden geen alternatief voor mitigatie (het terugdringen van uitstoot) en kunnen de rol van de 1,5 graden Celsius doelstelling ondermijnen. Dit leidt tot "klimaatontkenning 2.0", gekenmerkt door excusussen zoals "what aboutism" (onze uitstoot is klein vergeleken met die van anderen) en technologisch optimisme (technologie zal het later wel oplossen).
### 4.3 Beleidsinstrumenten voor klimaatmitigatie
Verschillende beleidsinstrumenten worden ingezet om klimaatverandering aan te pakken. Deze instrumenten variëren van marktgebaseerde mechanismen tot directe overheidsinterventie.
#### 4.3.1 Marktgebaseerde instrumenten
* **Internaliseren van externaliteiten:** In de milieu-economie wordt benadrukt dat marktfalen optreedt wanneer externe effecten, zoals vervuiling, niet worden meegenomen in prijzen. De oplossing is het internaliseren van deze kosten, bijvoorbeeld via:
* **Pigouviaanse belastingen (Carbon Tax):** Belastingen op uitstoot die de vervuiler laten betalen, met als doel de marktuitkomst te corrigeren naar een sociaal optimaal niveau. Dit kan welvaartsverhogend werken.
* **Verhandelbare emissierechten (ETS - Emission Trading System):** Een systeem waarbij bedrijven emissierechten kunnen kopen en verkopen, wat een prikkel creëert om emissies te reduceren. De EU heeft een dergelijk systeem, ETS2, met als doel de CO2-uitstoot te verminderen.
* **Beleid gericht op emissiereductie:** Maatregelen zoals klimaatdividenden en de Carbon Border Adjustment Tax (CBAM) zijn bedoeld om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en eerlijkere concurrentievoorwaarden te creëren.
#### 4.3.2 Publieke investeringen en monetair beleid
* **Publieke investeringen:** Investeringen in infrastructuur, onderzoek & ontwikkeling en technologie zijn cruciaal om klimaatbeleid te sturen en innovatie te stimuleren.
* **Groen monetair beleid en sustainable finance:** Dit omvat het stimuleren van duurzame investeringen via financiële markten en het aanpassen van monetair beleid om klimaatdoelstellingen te ondersteunen.
* **Europese Green Deal en Fit for 55:** Deze initiatieven van de Europese Unie zijn omvangrijke beleidspakketten gericht op het verduurzamen van de economie en het behalen van ambitieuze klimaatdoelstellingen. De EU Green Deal is echter niet voldoende om Europa naar de 1,5 graden Celsius doelstelling te brengen, en er is aanzienlijk meer beleid nodig.
#### 4.3.3 Ecologische macro-economische modellen
De ecologische macro-economie erkent de noodzaak om planetaire grenzen te integreren in economische modellen. Traditionele macro-economische theorieën negeren vaak de schaal van de economie en de ecologische implicaties ervan. Nieuwe modellen, zoals de IS-LM-EE (Environmental-Economic) modellen, proberen ecologische grenzen expliciet te integreren.
* **IPAT-vergelijking:** De IPAT-formule ($I = P \times A \times T$, waarbij $I$ staat voor Milieu-impact, $P$ voor Populatie, $A$ voor Affluence (rijkdom, gemeten via BBP/capita), en $T$ voor Technologie) helpt het begrip van de factoren die bijdragen aan de milieu-impact. De effectiviteit van technologie om de impact van bevolkingsgroei en welvaart te compenseren, is echter beperkt.
* **Ontkoppeling (Decoupling):** Het idee van "groene groei" stelt dat economische groei kan plaatsvinden zonder toenemende milieu-impact (relatieve ontkoppeling) of zelfs met afnemende milieu-impact (absolute ontkoppeling). Studies tonen echter aan dat empirisch bewijs voor absolute ontkoppeling op mondiale schaal, bij constante economische groei, schaars is, en dat het tempo van ontkoppeling onvoldoende is om de klimaatdoelstellingen te halen.
* **"Just Transition":** Dit principe erkent dat de overgang naar een duurzame economie sociaal rechtvaardig moet zijn en rekening moet houden met de impact op werknemers en gemeenschappen. Het Social Climate Fund is een voorbeeld van een instrument dat hierop gericht is.
#### 4.3.4 Specifieke beleidsmaatregelen
* **Belgisch klimaatbeleid:** Er worden specifieke maatregelen op korte en lange termijn voorgesteld, zoals verdere elektrificatie van transport, meer treingebruik ten koste van vliegreizen, en aanpassingen in de industrie.
* **Klimaatwet en Fit for 55 (EU):** Deze wetgeving en beleidspakketten van de EU leggen bindende reductiedoelstellingen vast en bieden een kader voor klimaatbeleid.
> **Tip:** Bij de analyse van klimaatbeleid is het cruciaal om de effectiviteit van verschillende instrumenten te evalueren en rekening te houden met de politieke haalbaarheid en de sociaal-economische implicaties. Het identificeren van de 'optimale schaal' van de economie, binnen ecologische grenzen, is een centraal thema in de ecologische macro-economie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Planetaire grenzen | Dit concept verwijst naar de negen planetaire grenzen die de stabiliteit van het aardse systeem waarborgen. Het overschrijden van deze grenzen, zoals klimaatontwrichting, kan leiden tot onomkeerbare en catastrofale veranderingen voor de mensheid en de planeet. |
| IS-LM-model | Een macro-economisch model dat het evenwicht op de goederenmarkt (IS-curve) en de geldmarkt (LM-curve) combineert om de interactie tussen rentetarieven en outputniveau te analyseren. In deze context wordt het uitgebreid met ecologische overwegingen. |
| Productiefunctie | Een wiskundige relatie die de output van een economie of bedrijf koppelt aan de inputs van productiefactoren zoals kapitaal, arbeid en natuurlijke hulpbronnen. De traditionele functies houden vaak geen rekening met milieu-impact. |
| Klimaatontwrichting | Dit omvat de veranderingen in het klimaat die grotendeels worden veroorzaakt door menselijke activiteiten, voornamelijk door de uitstoot van broeikasgassen. Het leidt tot extreme weersomstandigheden en andere schadelijke effecten. |
| Broeikasgassen | Gassen in de atmosfeer die warmte vasthouden, vergelijkbaar met een broeikas. De belangrijkste zijn koolstofdioxide ($CO_2$), methaan ($CH_4$) en lachgas ($N_2O$). De toename hiervan door menselijke activiteiten is de oorzaak van de opwarming van de aarde. |
| Fossiele brandstoffen | Organische brandstoffen die ontstaan uit de resten van dode organismen over miljoenen jaren, zoals steenkool, aardolie en aardgas. Hun verbranding is de belangrijkste bron van $CO_2$-uitstoot. |
| CO2-uitstoot | De uitstoot van koolstofdioxide in de atmosfeer, voornamelijk door de verbranding van fossiele brandstoffen, industriële processen en ontbossing. Dit is een belangrijke drijvende kracht achter klimaatverandering. |
| Klimaatbeleid | De reeks maatregelen en strategieën die overheden en internationale organisaties ontwikkelen en implementeren om klimaatverandering aan te pakken, waaronder het reduceren van emissies en het aanpassen aan reeds optredende effecten. |
| Verdrag van Parijs | Een internationaal verdrag, aangenomen in 2015, waarin landen afspreken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 2 graden Celsius boven pre-industriële niveaus, met inspanningen om deze te beperken tot 1,5 graden Celsius. |
| Tipping Points | Drempelwaarden in het klimaatsysteem waarbij kleine veranderingen kunnen leiden tot grote, abrupte en vaak onomkeerbare verschuivingen. Voorbeelden zijn het smelten van ijskappen of het omvallen van grote bosgebieden. |
| Emission Gap | Het verschil tussen de emissiereducties die de huidige klimaatplannen van landen toezeggen en de emissiereducties die nodig zijn om de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 of 2 graden Celsius. |
| Globaal Noorden | Verwijst naar de rijkere, geïndustrialiseerde landen, die historisch gezien een grotere bijdrage hebben geleverd aan de $CO_2$-uitstoot en klimaatverandering. |
| Globaal Zuiden | Verwijst naar de armere, minder ontwikkelde landen die minder hebben bijgedragen aan de historische emissies, maar vaak het meest worden getroffen door de gevolgen van klimaatverandering. |
| Externaliteit | Een effect van de productie of consumptie van een goed of dienst op een derde partij, die niet wordt gecompenseerd of weerspiegeld in de marktprijs. Negatieve externaliteiten, zoals luchtvervuiling, veroorzaken welvaartsverlies. |
| Carbon tax | Een belasting op de uitstoot van koolstofdioxide ($CO_2$), bedoeld om de kosten van klimaatverandering te internaliseren en bedrijven en consumenten te stimuleren hun emissies te verminderen. |
| Verhandelbare emissierechten (ETS) | Een systeem waarbij bedrijven emissierechten ontvangen of kopen, die ze onderling kunnen verhandelen. Dit creëert een prijs voor emissies en stimuleert reductie op de meest kosteneffectieve manier. |
| Marktfaling | Een situatie waarin de vrije markt er niet in slaagt middelen efficiënt toe te wijzen, vaak als gevolg van externaliteiten, informatieasymmetrie of marktmacht. |
| Welvaartsverlies | Een vermindering van de totale welvaart in een economie, die kan ontstaan door inefficiënties op de markt, zoals door niet-geïnternaliseerde externaliteiten. |
| Ecologische macro-economie | Een onderzoeksgebied dat de interactie tussen economische systemen en de natuurlijke omgeving analyseert op macro-economisch niveau, met focus op schaal, grenzen en duurzaamheid. |
| IPAT-vergelijking | Een ecologisch model dat milieu-impact (I) relateert aan bevolking (P), welvaart (A - Affluence) en technologie (T) via de formule $I = P \times A \times T$. Het helpt bij het begrijpen van de factoren die milieuproblemen veroorzaken. |
| Ontkoppeling (Decoupling) | Het proces waarbij economische groei (bijvoorbeeld BBP-groei) wordt losgekoppeld van de stijging van milieudruk (bijvoorbeeld $CO_2$-emissies of grondstoffengebruik). Er wordt onderscheid gemaakt tussen relatieve en absolute ontkoppeling. |
| Relatieve ontkoppeling | Een situatie waarin de milieu-impact minder snel groeit dan de economische groei. De milieu-impact neemt dus toe, maar in een langzamer tempo dan het Bruto Binnenlands Product (BBP). |
| Absolute ontkoppeling | Een situatie waarin de milieu-impact daalt, terwijl de economische groei (BBP) blijft stijgen. Dit is cruciaal voor duurzaamheid op lange termijn. |
| Green Growth | Een concept dat stelt dat economische groei en milieubescherming verenigbaar zijn, voornamelijk door technologische innovaties en efficiëntieverbeteringen. |
| Sufficiëntie | Een benadering die stelt dat het verminderen van consumptie en productie, met name in rijke landen, noodzakelijk is om binnen planetaire grenzen te blijven, in plaats van enkel te focussen op technologische oplossingen. |
| EU Green Deal | Een ambitieus plan van de Europese Unie om tegen 2050 klimaatneutraal te worden. Het omvat een breed scala aan beleidsmaatregelen op het gebied van klimaat, energie, industrie, landbouw en transport. |
| Fit for 55 | Een pakket wetgevende voorstellen van de Europese Commissie dat de EU-klimaatwet moet waarmaken door de emissiereductiedoelstellingen voor 2030 te verhogen naar ten minste 55%. |
| Klimaatdividend | Een beleidsinstrument waarbij de inkomsten uit een koolstofbelasting worden teruggegeven aan de burgers, vaak op een gelijke manier. Dit kan de maatschappelijke aanvaardbaarheid van koolstofbeprijzing vergroten. |
| CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism) | Een mechanisme van de EU om koolstofkosten op geïmporteerde goederen te heffen, vergelijkbaar met de $CO_2$-prijs die binnen de EU geldt. Dit moet concurrentievervalsing voorkomen en wereldwijde emissiereducties stimuleren. |
| Just Transition | Een principe dat ervoor zorgt dat de overgang naar een klimaatneutrale economie eerlijk en inclusief is, waarbij rekening wordt gehouden met de sociale en economische gevolgen voor werknemers en gemeenschappen. |
| Ecologische voetafdruk | Een maatstaf die de hoeveelheid biologisch productief land en water weergeeft die nodig is om de consumptie van een bevolking, regio of individu te ondersteunen en de afvalproductie te absorberen. |
| Safe Operating Space for Humanity | Een concept dat de planetaire grenzen beschrijft als een "veilige ruimte" waarbinnen menselijke samenlevingen kunnen floreren zonder het aardse systeem onherstelbaar te beschadigen. |
| Externe kosten | Kosten die worden veroorzaakt door economische activiteit maar niet worden gedragen door de veroorzaker, zoals milieuvervuiling. Deze kosten worden vaak afgewenteld op de maatschappij. |
| Internaliseren van kosten | Het proces waarbij externe kosten worden opgenomen in de prijs van een product of dienst, bijvoorbeeld door middel van belastingen of verhandelbare emissierechten. |
| Emissiereductie | Het verminderen van de hoeveelheid broeikasgassen die in de atmosfeer worden uitgestoten. |
| Techno-optimisme | Het geloof dat technologische vooruitgang de belangrijkste of enige oplossing zal zijn voor grote maatschappelijke en ecologische problemen, waardoor minder nadruk wordt gelegd op gedragsverandering of politieke interventie. |
| What aboutism | Een retorische tactiek waarbij men een probleem bagatelliseert of ontwijkt door te wijzen op vergelijkbare of grotere problemen elders ("What about them?"). Dit wordt vaak gebruikt om eigen verantwoordelijkheid te ontlopen. |
| Free-rider excuus | Een excuus dat inhoudt dat men niet hoeft bij te dragen aan een collectieve inspanning omdat anderen dat ook niet doen of omdat men denkt dat anderen het werk wel zullen doen zonder eigen inbreng. |
| Klimaatwetenschap | Het wetenschappelijke studiegebied dat zich bezighoudt met het klimaatsysteem van de Aarde, de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering, en de mogelijke reacties daarop. |
| Emissiescenario's | Projecties van toekomstige broeikasgasemissies op basis van verschillende economische, demografische en technologische ontwikkelingen, gebruikt om de potentiële klimaatverandering te evalueren. |
| BBP/capita | Bruto Binnenlands Product per hoofd van de bevolking, een veelgebruikte indicator voor de gemiddelde economische welvaart in een land. |
| Energie-intensiteit | De hoeveelheid energie die nodig is om een eenheid van economische productie te genereren, vaak uitgedrukt als energie per eenheid BBP. |
| Koolstofintensiteit | De hoeveelheid $CO_2$-emissies die wordt uitgestoten per eenheid economische productie, vaak uitgedrukt als $CO_2$ per eenheid BBP. |
| WEM (With Existing Measures) | Een scenario dat de verwachte ontwikkeling van klimaat- en energiedoelstellingen weergeeft op basis van reeds bestaand beleid en maatregelen. |
| WAM (With Additional Measures) | Een scenario dat de verwachte ontwikkeling van klimaat- en energiedoelstellingen weergeeft inclusief de implementatie van aanvullende, geplande maatregelen. |
| FEC (Final Energy Consumption) | Het finale energieverbruik, de hoeveelheid energie die wordt geleverd aan eindgebruikers, zoals huishoudens en industrie. |
| RES (Renewable Energy Share) | Het aandeel van hernieuwbare energiebronnen (zoals zon, wind, waterkracht) in het totale energieverbruik. |
| GHG (Greenhouse Gas) Emissions | Broeikasgasemissies, de uitstoot van gassen die bijdragen aan het broeikas-effect en klimaatverandering. |