Cover
Start nu gratis Samenvatting neurofysiologie.docx
Summary
# Neurotransmitters: basisprincipes en klassen
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding voor het onderwerp "Neurotransmitters: basisprincipes en klassen", gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1. Neurotransmitters: basisprincipes en klassen
Dit onderwerp verkent de fundamentele mechanismen van neurotransmissie, inclusief de synthese, opslag, afgifte, werking en beëindiging van neurotransmitters, en introduceert de belangrijkste klassen en werkingsprincipes van deze chemische boodschappers.
### 1.1 Inleiding tot Neurotransmissie
Het menselijk brein bestaat uit miljarden neuronen en nog meer synapsen. Neurotransmissie is het proces waarbij neuronen communiceren met elkaar of met effectorcellen (klieren en spieren) door de afgifte van chemische neurotransmitters. Dit proces volgt een algemeen basaal schema:
* **Opbouw:** Precursors worden opgenomen door het zenuwuiteinde en daar wordt de neurotransmitter gesynthetiseerd.
* **Opslag:** De neurotransmitter wordt verpakt in synaptische vesikels.
* **Vrijgave:** Een actiepotentiaal triggert de exocytose van vesikels, waardoor de neurotransmitter in de synaptische spleet vrijkomt.
* **Werking:** De neurotransmitter bindt aan receptoren op de postsynaptische cel, wat leidt tot een effect (prikkeling of remming).
* **Beëindiging:** Het signaal wordt beëindigd door diffusie, heropname in het presynaptische neuron, of afbraak door enzymen.
#### 1.1.1 Tripartite Synaps
De synaps wordt tegenwoordig beschouwd als een "tripartite synaps", wat inhoudt dat naast het presynaptische en postsynaptische neuron ook een nabijgelegen astrocyt een actieve rol speelt in de regulatie van synaptische transmissie.
### 1.2 Klassen van Neurotransmitters
Neurotransmitters kunnen worden ingedeeld in drie hoofdklassen op basis van hun chemische structuur:
* **Kleine molecuultransmitters (Small molecule transmitters):**
* **Aminozuren:** Glutamaat (belangrijkste excitatoire), GABA (belangrijkste inhibitoire), glycine.
* **Acetylcholine (ACh):** Cruciaal voor neuromusculaire transmissie en in het centrale zenuwstelsel (CZS).
* **Monoamines:**
* **Catecholamines:** Dopamine, noradrenaline, adrenaline. Gesynthetiseerd uit tyrosine.
* **Serotonine (5-HT):** Gesynthetiseerd uit tryptofaan.
* **Histamine:** Gesynthetiseerd uit histidine.
* **Grote molecuultransmitters (Large molecule transmitters):**
* **Neuropeptiden:** Bijvoorbeeld substance P, enkefalines. Deze worden vaak samen met kleine molecuultransmitters vrijgelaten (co-transmissie) en hebben doorgaans tragere, meer modulatoire effecten.
* **Gasvormige neurotransmitters:**
* **Stikstofmonoxide (NO) en Koolstofmonoxide (CO):** Werken diffuus, zonder vesikels, en kunnen door membranen diffunderen. Ze voldoen niet aan de klassieke criteria voor neurotransmitters omdat ze niet in vesikels worden opgeslagen en niet aan receptoren binden.
> **Tip:** Begrijpen van de syntheseroutes van klassieke neurotransmitters kan helpen bij het identificeren van verbanden en functies. De structuur van een molecuul geeft vaak hints over zijn synthesepad en verwantschap met andere moleculen (bijvoorbeeld de catecholgroep bij dopamine, noradrenaline en adrenaline).
### 1.3 Gemeenschappelijke Thema's van Ligand-Receptorwerking
Er zijn vijf belangrijke principes die de interactie tussen neurotransmitters (liganden) en hun receptoren beheersen:
1. **Meerdere receptortypen per ligand:** Eén neurotransmitter kan op verschillende receptor-subtypen werken, wat leidt tot diverse effecten in verschillende cellen. Bijvoorbeeld, noradrenaline kan binden aan $\alpha_1$, $\alpha_2$, $\beta_1$, en $\beta_2$ receptoren, met uiteenlopende gevolgen.
2. **Presynaptische en postsynaptische receptoren:**
* **Presynaptische receptoren (autoreceptoren):** Moduleren vaak de eigen afgifte van de neurotransmitter (bv. $\alpha_2$-receptor remt noradrenaline-afgifte).
* **Heteroreceptoren:** Reageren op andere stoffen en kunnen de afgifte stimuleren of remmen.
3. **Twee hoofdtypen receptoren:**
* **Ionotrope receptoren (ligand-gated channels):** Openen direct ionkanalen en veroorzaken snelle synaptische transmissie (in milliseconden). Voorbeelden zijn nicotine-acetylcholinereceptoren en de meeste glutamaat- en GABA-receptoren.
* **Metabotrope receptoren (GPCR's):** 7 transmembranaire segmenten die via G-eiwitten intracellulaire signaalcascades activeren (second messengers). Werken trager (honderden milliseconden tot seconden) en moduleren ionkanalen en celprocessen. Voorbeelden zijn muscarine-acetylcholinereceptoren en de meeste monoamine- en peptide-receptoren.
4. **Clustering van receptoren:** Receptoren zijn vaak geclusterd nabij de synaps voor efficiënte signaaloverdracht.
5. **Desensitisatie:** Langdurige blootstelling aan een ligand kan leiden tot een verminderde reactie van de receptor, waardoor de gevoeligheid afneemt. Dit is bijvoorbeeld relevant bij nicotineverslaving.
### 1.4 Criteria voor Neurotransmitters
Historisch werden er strikte criteria gehanteerd om een stof als neurotransmitter te classificeren (Werman, 1966), waaronder neuronale oorsprong, aanwezigheid van synthetiserende enzymen, opslag en vrijgave via exocytose, en het kunnen nabootsen van het synaptische effect na exogene toediening. Tegenwoordig erkent men echter uitzonderingen, zoals ATP, cannabinoïden en stikstofmonoxide, die via andere mechanismen werken.
### 1.5 Overzicht van Specifieke Neurotransmittersystemen
#### 1.5.1 Acetylcholine (ACh)
* **Synthese:** In het zenuwuiteinde uit choline en acetyl-CoA, gekatalyseerd door choline acetyltransferase.
* **Locatie:** Neuromusculaire junctie, CZS, autonome zenuwstelsel (PZS).
* **Receptoren:**
* **Nicotine-receptoren (ionotroop):** Snel, betrokken bij neuromusculaire transmissie (Nm) en in CZS (Nn). Blokkers zoals tubocurarine (pijlgif) veroorzaken spierverlamming.
* **Muscarine-receptoren (metabotroop, GPCR):** Langzamer, betrokken bij CZS-functies. Antagonist is atropine.
* **Afbraak:** Door acetylcholinesterase in de synaptische spleet tot choline en acetaat.
* **Functies in CZS:** Slaap-waakregulatie, perceptie, leren, geheugen. Cruciaal voor het ontwaken en de activiteit van de cortex.
* **Klinische relevantie:** Degeneratie van cholinerge neuronen in de nucleus basalis van Meynert is een kenmerk van Alzheimer's disease, leidend tot tekorten in ACh. Behandeling richt zich op remming van cholinesterase.
#### 1.5.2 Biogene Amines: Catecholamines (Noradrenaline, Dopamine, Adrenaline)
Deze worden gesynthetiseerd uit het aminozuur tyrosine.
* **Noradrenaline (NA):**
* **Synthese:** Tyrosine $\rightarrow$ DOPA $\rightarrow$ Dopamine $\rightarrow$ Noradrenaline (via enzymen tyrosine hydroxylase, DOPA decarboxylase, dopamine $\beta$-hydroxylase). Gebeurt in dense core vesicles.
* **Locatie:** Belangrijkste bronnen in CZS zijn de **Locus caeruleus** (pons) en het laterale tegmentale noradrenerge systeem. Projecteert wijd door het CZS.
* **Functies:** Modulatie van neurotransmissie, arousal, aandacht, geheugen, stemming. Vergelijkbaar met het sympathisch zenuwstelsel in mobilisatie van de hersenen.
* **Klinische relevantie:** Hypothese over rol bij depressie (tekort), maar ook betrokken bij angst en stress. Amfetamines beïnvloeden NA- en dopamine-systemen door heropname te beïnvloeden.
* **Receptoren:** Enkel metabotrope $\alpha$- en $\beta$-adrenerge receptoren. $\alpha_2$-autoreceptoren presynaptisch remmen NA-afgifte.
* **Dopamine (DA):**
* **Baan:** Vier belangrijke routes: nigrostriatale (motoriek), mesocorticale (cognitie), mesolimbische (beloning, emotie), tubero-infundibulaire (hormonen).
* **Receptoren:** Allemaal GPCR's (metabotrope), onderverdeeld in D1-like (stimulerend) en D2-like (remmend).
* **Functies:** Motorische controle, beloning, motivatie, cognitie, emotie.
* **Klinische relevantie:**
* **Schizofrenie:** Overactiviteit van de mesolimbische baan (positieve symptomen) en onderactiviteit van de mesocorticale baan (negatieve/cognitieve symptomen). Antipsychotica blokkeren D2-receptoren.
* **Verslaving:** Dopamine speelt een centrale rol in het beloningssysteem (VTA-NA circuit). Stimulantia zoals cocaïne en amfetamines blokkeren dopamine-heropname of verhogen afgifte.
* **Ziekte van Parkinson:** Degeneratie van dopaminerge neuronen in de substantia nigra pars compacta leidt tot tekorten in de nigrostriatale baan, met motorische symptomen. Behandeling richt zich op dopamine-agonisten of L-DOPA.
#### 1.5.3 Serotonine (5-HT)
* **Synthese:** Uit L-tryptofaan, via 5-hydroxytryptofaan (5-HTP).
* **Locatie:** Belangrijkste oorsprong zijn de **raphe nuclei** in de hersenstam, die wijd door het CZS projecteren.
* **Functies:** Regulatie van stemming, slaap, eetlust, seksuele drift, pijnmodulatie, geheugen.
* **Receptoren:** Zeven klassen (5-HT$_1$ t/m 5-HT$_7$), voornamelijk GPCR's, behalve 5-HT$_3$ (ionotroop, betrokken bij braakreflex).
* **Klinische relevantie:**
* **Depressie en angst:** Verlaagde serotonine-activiteit wordt geassocieerd met deze aandoeningen. SSRI's (selectieve serotonine reuptake inhibitors) blokkeren SERT en verhogen serotonine in de synaptische spleet.
* **Hallucinaties:** Overactivatie van 5-HT$_{2A}$/5-HT$_{2C}$ receptoren door stoffen als LSD en psilocybine.
* **Vergelijking met Noradrenaline:** Beide afkomstig uit aminozuren, maar met verschillende precursors. Beide afgebroken door MAO, maar met andere specifieke enzymen en reuptake-mechanismen.
#### 1.5.4 Histamine
* **Locatie:** Neuronen in de nucleus tuberomammillaris (hypothalamus).
* **Receptoren:** Vier GPCR-subtypes (H1-H4).
* **Functies in CZS:** Betrokken bij arousal, werkgeheugen, leren, slaap-waakcyclus (bevordert non-REM slaap). H1-antihistaminica (hooikoortsmedicatie) kunnen slaperigheid veroorzaken door effect op CZS.
#### 1.5.5 Glutamaat
* **Rol:** Belangrijkste excitatoire neurotransmitter in het CZS.
* **Synthese en afgifte:** Gesynthetiseerd in neuronen, opgeslagen in vesikels, en vrijgelaten bij depolarisatie.
* **Verwijdering:** Voornamelijk via **astrocyten** die glutamaat opnemen en omzetten in glutamine (glutamaat-glutaminecyclus). Dit voorkomt excitotoxiciteit.
* **Receptoren:**
* **Ionotrope:** AMPA, kaïnaat, NMDA. Verantwoordelijk voor snelle excitatie (EPSP's). NMDA-receptoren zijn Ca$^{2+}$-permeabel en cruciaal voor synaptische plasticiteit (LTP/LTD), maar ook betrokken bij excitotoxiciteit. Vereisen glutamaat, een co-agonist (glycine/D-serine) en depolarisatie om te openen.
* **Metabotrope (mGluR's):** GPCR's die trage, modulerende effecten hebben.
* **Klinische relevantie:**
* **Beroerte (CVA):** Ischemie leidt tot depolarisatie, overmatige glutamaatafgifte en NMDA-receptoractivatie (excitotoxiciteit), met name in de penumbra (beschadigingszone). Therapeutische pogingen om excitotoxiciteit te remmen zijn tot nu toe beperkt succesvol geweest.
* **Neurodegeneratieve ziekten, epilepsie, angst, depressie:** Overmatige glutamaatactiviteit speelt een rol.
> **Tip:** De astrocyte–neuron lactate shuttle (ANLS) is een belangrijk concept dat de koppeling tussen neurale activiteit (glutamaattransmissie) en energieverbruik (glucosemetabolisme) verklaart, wat relevant is voor functionele beeldvorming zoals fMRI.
#### 1.5.6 GABA (γ-aminoboterzuur)
* **Rol:** Belangrijkste **inhibitoire** neurotransmitter in de hersenen.
* **Synthese:** Uit glutamaat door glutamaatdecarboxylase (GAD).
* **Verwijdering/recycling:** Via GABA-transporters (GAT) in neuronen en astrocyten. Astrocyten zetten GABA om in glutamaat, dat verder wordt verwerkt.
* **Receptoren:**
* **GABA-A (ionotroop):** Chloridekanaal. Snel effect (milliseconden), veroorzaakt IPSP's. Belangrijk target voor benzodiazepines, barbituraten en alcohol, die het kanaal openen versterken en zo de inhibitie verhogen.
* **GABA-B (metabotroop):** GPCR, trager effect.
* **Klinische relevantie:**
* **Epilepsie:** Verstoorde balans tussen glutamaat en GABA leidt tot ongecontroleerde neuronale excitatie. GABA-erge inhibitie (door recurrente en laterale inhibitie) voorkomt ruimtelijke en temporele spreiding van excitatie.
* **Angst, slaapstoornissen, spasticiteit:** Medicijnen die het GABA-systeem beïnvloeden, worden hiervoor gebruikt.
#### 1.5.7 Glycine
* **Rol:** Een kleine, inhibitorische neurotransmitter, voornamelijk in het ruggenmerg en de hersenstam.
* **Receptoren:** Ionotroop chloridekanaal, vergelijkbaar met GABA-A.
* **Klinische relevantie:** Strychnine blokkeert glycinereceptoren, wat leidt tot spasticiteit en dodelijke convulsies. Renshaw-cellen gebruiken glycine voor recurrente inhibitie van motorneuronen.
#### 1.5.8 Neuropeptiden
* **Kenmerken:** Kleine eiwitten gesynthetiseerd in het cellichaam, verpakt in large dense-core vesikels, getransporteerd naar axonuiteinden. Werken langzamer, op grotere afstand en meer modulatoir dan klassieke neurotransmitters.
* **Voorbeelden:**
* **Endogene opioïde peptiden (endorfines, enkefalines):** Werken op $\mu$, $\delta$, $\kappa$ opioïde receptoren (GPCR's). Cruciaal voor pijnmodulatie (analgesie) en beloningssystemen.
* **Substance P & CGRP:** Betrokken bij pijntransmissie. CGRP-antagonisten worden gebruikt bij migraine.
* **Orexines (hypocretines):** Geproduceerd in de hypothalamus, essentieel voor waakzaamheid. Verlies leidt tot narcolepsie.
* **Galanine:** Bevordert non-REM slaap en wordt vrijgesteld door het VLPO (slaapcentrum).
#### 1.5.9 ATP als Neurotransmitter (Purinerge Transmissie)
* **Rol:** ATP fungeert als neurotransmitter (naast zijn rol in energieproductie).
* **Vrijgave:** Meestal via diffusie (non-vesiculair), soms als co-transmitter in vesikels.
* **Receptoren:** P2X (ionotroop) en P2Y (metabotroop).
* **Afbraak:** ATP wordt afgebroken tot adenosine. Cafeïne blokkeert adenosine-receptoren en leidt tot stimulatie.
* **Klinische relevantie:** ATP speelt een rol bij pijntransmissie (bv. niersteenpijn).
#### 1.5.10 Cannabinoïden
* **Endocannabinoïden:** Lichaamseigen stoffen zoals anandamide, gesynthetiseerd postsynaptisch en werken retrograad.
* **Receptoren:** CB1-receptor (GPCR, voornamelijk in CZS) en CB2 (voornamelijk in immuunsysteem).
* **Werking:** CB1-receptoractivatie remt presynaptisch de vrijzetting van andere neurotransmitters.
* **Effecten:** Kalmerend, pijnstillend, euforiserend. THC, de psychoactieve stof in cannabis, werkt als agonist op CB1-receptoren.
* **Therapeutische toepassing:** Sativex (THC + CBD) bij MS-spasticiteit.
#### 1.5.11 Gasvormige Neurotransmitters (NO & CO)
* **Kenmerken:** Klein, diffundeert door membranen, werkt lokaal, voldoet niet aan klassieke criteria.
* **NO:** Vorming gestimuleerd door glutamaat-activatie van NMDA-receptoren. Bevordert glutamaatafgifte en speelt rol bij synaptische plasticiteit (LTP).
* **CO:** Endogeen gevormd, stimuleert oplosbare guanylaatcyclase, moduleert neurotransmissie.
Dit gedetailleerde overzicht biedt de basis voor het begrijpen van de complexe wereld van neurotransmitters en hun rol in hersenfunctie en -ziekte.
---
# Specifieke neurotransmittersystemen
Hieronder vind je een gedetailleerd overzicht van specifieke neurotransmittersystemen, opgesteld als een examen-gereed studiehandboek.
## 2 Specifieke neurotransmittersystemen
Dit deel van de studiehandboek focust op de werking van specifieke neurotransmitters, hun synthese, receptoren, functies en klinische relevantie bij neurologische en psychiatrische aandoeningen.
### 2.1 Inleiding tot neurotransmitters
Het menselijk brein bevat naar schatting 86 miljard neuronen en een vergelijkbaar aantal niet-neuronale gliacellen, wat neerkomt op een totaal van circa 200 miljard cellen. De communicatie tussen neuronen of tussen neuronen en effectorcellen (klieren en spieren) verloopt via de afgifte van chemische neurotransmitters in de synaptische spleet. De synaptische spleet zelf is slechts enkele malen groter dan de plasmamembraan.
**Basisproces van neurotransmissie:**
1. **Opbouw:** Neurotransmitters worden gesynthetiseerd in het zenuwuiteinde uit precursors.
2. **Opslag:** De neurotransmitter wordt verpakt in synaptische vesikels.
3. **Vrijgave:** Bij aankomst van een actiepotentiaal fuseren de vesikels met het presynaptische membraan, waardoor de neurotransmitter in de synaptische spleet vrijkomt.
4. **Werking:** De neurotransmitter bindt aan receptoren op de postsynaptische cel, wat leidt tot een effect (prikkeling of remming).
5. **Beëindiging:** Het signaal wordt beëindigd door diffusie, heropname in het presynaptische neuron, of afbraak door enzymen.
**Klassen van neurotransmitters:**
* **Small molecule transmitters:**
* **Aminozuren:** glutamaat, GABA, glycine.
* **Acetylcholine.**
* **Monoamines:** noradrenaline, adrenaline, dopamine, serotonine.
* **Large molecule transmitters:**
* **Neuropeptiden:** Substance P, enkefaline (vaak aanwezig als co-transmitters).
* **Gas transmitters:**
* Stikstofmonoxide (NO), koolstofmonoxide (CO).
Small molecules zorgen voor snel, klassiek signaal, terwijl neuropeptiden meer modulatie en langduriger effecten hebben. Gassen werken diffuus zonder vesikels.
**Gemeenschappelijke thema's in ligand-receptorwerking:**
* **Meerdere receptortypen per ligand:** Eén neurotransmitter kan op verschillende receptor-subtypen binden, wat leidt tot diverse effecten.
* **Presynaptische en postsynaptische receptoren:** Presynaptische receptoren (autoreceptoren) remmen vaak de verdere afgifte, terwijl heteroreceptoren op andere stoffen reageren.
* **Twee hoofdtypen receptoren:**
* **Ionotrope receptoren (ligand-gated channels):** Snelle opening van ionkanalen voor snelle synaptische transmissie.
* **Metabotrope receptoren (GPCR's):** Trager werkend via second messengers, moduleren ionkanalen en celprocessen.
* **Desensitisatie:** Langdurige blootstelling vermindert de receptorrespons.
**Ontdekking van neurotransmitters:** Otto Loewi's experiment met kikkerharten in 1921 leverde het eerste bewijs voor chemische signaaloverdracht via een stof die hij "Vagusstoff" noemde (later geïdentificeerd als acetylcholine).
**Criteria voor neurotransmitters (Werman, 1966):**
* Neuronaal oorsprong en aanwezigheid van synthetiserende enzymen.
* Presynaptische opslag en vrijgave via exocytose.
* Nabootsing van synaptisch effect bij exogene toediening (agonisten).
* Blokkering van effect bij blokkade van postsynaptische receptoren (antagonisten).
* Snelle verwijdering uit de synaptische spleet.
Uitzonderingen zoals ATP en cannabinoïden voldoen niet strikt aan deze criteria.
### 2.2 Acetylcholine (ACh)
Acetylcholine is een belangrijke neurotransmitter, ontdekt in de 20e eeuw, die zowel in het centrale zenuwstelsel (CZS) als het perifere zenuwstelsel (PZS) een rol speelt.
**Synthese:** Acetylcholine wordt gesynthetiseerd in het zenuwuiteinde uit choline en acetyl-CoA, gekatalyseerd door het enzym choline acetyltransferase.
**Functie:**
* **PZS:** Bij de neuromusculaire junctie is ACh essentieel voor de prikkeloverdracht van motorische neuronen naar spiervezels. Het speelt ook een rol in het autonome zenuwstelsel (parasympathische tak).
* **CZS:** ACh is betrokken bij slaap-waakregulatie, perceptie, leren en geheugen.
**Vrijlating en receptoren:**
* Vrijlating gebeurt via exocytose na Ca²⁺-instroom, vergelijkbaar met andere neurotransmitters.
* **Receptoren:**
* **Nicotinereceptoren (N):** Ionotroop, ligand-gated ionkanaal. Ze zijn pentameren (bv. 2α + 1β + 1γ + 1δ voor de neuromusculaire Nm-receptor) en laten Na⁺ en K⁺ door, wat leidt tot een excitatoir postsynaptisch potentiaal (EPSP).
* **Muscarinereceptoren (M):** Metabotroop, G-proteïne-gekoppelde receptoren (GPCR's) met 7 transmembranaire domeinen. Ze activeren second messenger-cascades en werken trager.
**Afbraak:** Acetylcholine wordt in de synaptische spleet snel afgebroken door het enzym acetylcholinesterase tot choline en acetaat. Dit is cruciaal voor de repolarisatie van de postsynaptische cel.
**Cholinerge systemen in de hersenen:**
1. **Basale voorhersenen:** Neuronen afkomstig van de **nucleus basalis van Meynert (NBM)** projecteren diffuus over de neocortex, hippocampus en amygdala. Degeneratie van de NBM is een vroeg kenmerk van de ziekte van Alzheimer en leidt tot geheugen- en aandachtsstoornissen. Het NBM maakt deel uit van het reticulair activerend systeem (RAS).
2. **Tegmentale cholinerge neuronen:** Kernen zoals de **pedunculopontine nucleus (PPN)** en de laterodorsale tegmentale nucleus projecteren naar de thalamus. ACh bevordert hier sensorische transmissie, wat essentieel is voor het "openen van de poort" van de thalamus naar de cortex, en speelt een rol in het slaap-waakritme.
**Functies van het cholinerge systeem:**
* **Arousal en aandacht:** Verhoogt waakzaamheid en richt aandacht.
* **REM-slaap:** Activeert de cortex en ondersteunt droomactiviteit.
* **Perceptie:** Verbetert de signaal/ruis-verhouding voor scherpere waarneming.
* **Geheugen en cognitie:** Cruciaal voor informatieopslag en -verwerking.
Het reticulair activerend systeem (RAS), waartoe cholinerge neuronen behoren, reguleert de activiteit van de cortex, zowel direct als indirect via de thalamus.
### 2.3 Biogene amines
Biogene amines zijn organische verbindingen die ontstaan door decarboxylering van aminozuren. Ze worden onderverdeeld in catecholamines en indolamines.
#### 2.3.1 Catecholamines: Dopamine, Noradrenaline en Adrenaline
Catecholamines delen een catecholgroep in hun structuur.
**Synthese:** De synthese van dopamine, noradrenaline en adrenaline begint bij het aminozuur tyrosine.
* Tyrosine $\xrightarrow{\text{tyrosine hydroxylase}}$ DOPA
* DOPA $\xrightarrow{\text{DOPA decarboxylase}}$ Dopamine
* Dopamine $\xrightarrow{\text{dopamine } \beta\text{-hydroxylase}}$ Noradrenaline
* Noradrenaline $\xrightarrow{\text{methyltransferase}}$ Adrenaline
Deze synthese, met uitzondering van adrenaline, vindt plaats in het presynaptische neuron en de neurotransmitters worden opgeslagen in dense-core vesicles.
**Dopamine:**
* **Dopamineroutes in de hersenen:**
* **Nigrostriatale baan:** Substantia nigra $\rightarrow$ striatum (motorische controle, cruciaal bij Parkinson).
* **Mesolimbische baan:** Ventrale tegmentale area (VTA) $\rightarrow$ limbische gebieden (beloning, motivatie, emotie; overactiviteit geassocieerd met positieve symptomen van schizofrenie).
* **Mesocorticale baan:** VTA $\rightarrow$ prefrontale cortex (cognitie, motivatie; hypoactiviteit geassocieerd met negatieve en cognitieve symptomen van schizofrenie).
* **Tubero-infundibulaire baan:** Hypothalamus $\rightarrow$ hypofyse (hormonale regulatie, bv. prolactine).
* **Receptoren:** Alle dopaminereceptoren zijn GPCR's, onderverdeeld in D1-like (stimulerend, verhoogt cAMP) en D2-like (remmend, verlaagt cAMP).
* **Klinische relevantie:**
* **Schizofrenie:** Gestoorde dopamineactiviteit in de mesolimbische en mesocorticale banen speelt een centrale rol. Antipsychotica blokkeren voornamelijk D₂-receptoren.
* **Ziekte van Parkinson:** Degeneratie van dopaminerge neuronen in de substantia nigra leidt tot tekorten in de nigrostriatale baan, met motorische symptomen tot gevolg. Behandeling richt zich op het verhogen van dopamine of het stimuleren van receptoren.
* **Verslavingsgedrag:** De VTA-NA (nucleus accumbens) baan is een centraal beloningssysteem dat gemanipuleerd kan worden door verslavende middelen, wat leidt tot verhoogde dopamineactiviteit.
* **Executieve functies:** Dopamine in de prefrontale cortex is cruciaal voor planning, impulscontrole en besluitvorming.
**Noradrenaline:**
* **Synthese:** Dopamine $\rightarrow$ noradrenaline door dopamine $\beta$-hydroxylase.
* **Noradrenerge systemen:** Geproduceerd in de **locus caeruleus** (pons) en het **laterale tegmentale noradrenerge systeem**.
* **Projecties:** Wijdverspreid over de cortex, limbisch systeem, en ruggenmerg.
* **Functies:** Modulatie van neurotransmissie, alertheid, arousal, geheugen (vooral bij stress), stemming (hypothese bij depressie), pijnmodulatie, en REM-slaap (noradrenaline is bijna afwezig tijdens REM). Het locus caeruleus mobiliseert de hersenen vergelijkbaar met het sympathische zenuwstelsel dat het lichaam mobiliseert.
* **Receptoren:** Adrenerge receptoren zijn allemaal metabotroop (α- en β-receptoren). Presynaptische α₂-receptoren fungeren als autoreceptoren die noradrenaline-afgifte remmen.
* **Farmacologie:** β-blokkers (centraal werkend) kunnen bijwerkingen hebben op slaap en stemming. Amfetamines beïnvloeden de heropname van noradrenaline en dopamine.
**Adrenaline (Epinefrine):**
* Wordt gesynthetiseerd uit noradrenaline door methyltransferase.
* Fungeert voornamelijk als hormoon (uit de bijnier), maar ook als neurotransmitter in de hersenen (minder goed bestudeerd).
#### 2.3.2 Serotonine (5-HT)
* **Synthese:** Uit het essentiële aminozuur L-tryptofaan via hydroxylatie en decarboxylering.
* **Oorsprong:** De **raphe nuclei** in de hersenstam projecteren wijdverspreid naar de cortex, limbisch systeem en ruggenmerg. Vrijwel elke hersencel bevindt zich dicht bij serotonerge vezels.
* **Functies:** Regulatie van stemming (depressie, angst), slaap (inhibitie REM), eetlust, seksuele drift, pijnmodulatie en geheugen.
* **Synaps:** Serotonine wordt opgeslagen in vesikels via VMAT. Vrijgave is Ca²⁺-afhankelijk. Receptoren zijn voornamelijk GPCR's, behalve de ionotrope 5-HT₃ receptor (braakcentrum). Heropname gebeurt via de serotonine transporter (SERT). Afbraak door MAO produceert 5-HIAA.
* **Receptoren:** Zeven klassen (5-HT₁ tot 5-HT₇), voornamelijk metabotroop.
* **5-HT₁A:** Angst en depressie.
* **5-HT₂A/2C:** Hallucinaties en psychose; doelwit voor hallucinogenen en atypische antipsychotica.
* **5-HT₃:** Ionotroop; betrokken bij braakreflex (doelwit voor anti-emetica zoals ondansetron).
* **Farmacologie:**
* **SSRI's (Selective Serotonin Reuptake Inhibitors):** Blokkeren SERT, verhogen serotonine in de synaps (bv. fluoxetine). Primaire behandeling voor depressie.
* **TCA's (Tricyclische Antidepressiva):** Minder selectief, beïnvloeden ook noradrenaline.
* **MAO-inhibitoren:** Remmen afbraak van serotonine.
* **Depressie:** De monoaminehypothese stelt dat een hypofunctie van serotonerge en/of noradrenerge systemen bijdraagt aan depressie. De langzame werking van SSRI's suggereert echter ook rol van langdurige, metabotrope effecten en neuroplasticiteit.
#### 2.3.3 Histamine
* **Oorsprong:** Histaminerge neuronen in de **nucleus tuberomammillaris** in de hypothalamus.
* **Projecties:** Wijdverspreid naar cortex, limbisch systeem en thalamus.
* **Receptoren:** Vier GPCR-subtypes (H1-H4). H1-antihistaminica (tegen hooikoorts) kunnen slaperigheid veroorzaken door invloed op H1-receptoren in de hersenen. H3-receptor is een presynaptische autoreceptor.
* **Functies:** Betrokken bij werkgeheugen, leren, arousal, slaap-waak-cyclus (histamine bevordert waakzaamheid), voeding, energiemetabolisme en angstregulatie.
### 2.4 Aminozuren als neurotransmitters
#### 2.4.1 Glutamaat
* **Rol:** De belangrijkste excitatoire neurotransmitter in het CZS, meest voorkomende neurotransmitter in de hersenen.
* **Synthese en vrijgave:** Gesynthetiseerd in het presynaptisch neuron, opgeslagen in vesikels (VGLUT).
* **Verwijdering:** Cruciaal is de snelle opname door astrocyten (via EAAT's) en omzetting naar glutamine (glutamaat–glutaminecyclus). Dit voorkomt excitotoxiciteit. Astrocyten kunnen ook zelf nieuw glutamaat produceren.
* **Receptoren:**
* **Ionotroop:** AMPA, Kaïnaat en NMDA-receptoren.
* **AMPA/Kaïnaat:** Snelle excitatie (Na⁺/K⁺-kanalen), EPSP's.
* **NMDA:** Ca²⁺-doorlaatbaar kanaal, vereist glutamaat, een co-agonist (bv. D-serine) en depolarisatie voor opening. Essentieel voor synaptische plasticiteit (LTP/LTD) en leren, maar ook betrokken bij excitotoxiciteit.
* **Metabotroop (mGluR's):** Grote familie, GPCR's, trage modulerende effecten.
* **Synaptische plasticiteit:** NMDA- en AMPA-receptoren zijn fundamenteel voor leren en geheugen.
* **Excitotoxiciteit:** Overmatige glutamaatactivatie leidt tot Ca²⁺-overbelasting, neuronale schade en celdood. Dit speelt een rol bij beroertes (ischemisch infarct, penumbra), traumatisch hersenletsel en neurodegeneratieve aandoeningen. Mogelijk therapeutisch doelwit, maar klinisch succes is beperkt.
* **Cerebraal energiemetabolisme:** De glutamaat–glutaminecyclus is nauw gekoppeld aan energieverbruik. Astrocyten leveren lactaat aan neuronen, die dit oxidatief afbreken. Dit proces is meetbaar met fMRI.
#### 2.4.2 GABA (γ-aminoboterzuur)
* **Rol:** De belangrijkste inhibitorische neurotransmitter in de hersenen.
* **Synthese:** Uit glutamaat door glutamaatdecarboxylase (GAD). Ook betrokken bij de GABA-shunt, een metabole route die energiehuishouding koppelt aan neurotransmittersynthese.
* **Verwijdering:** Heropname via GABA-transporters (GAT) in neuronen en astrocyten. In astrocyten wordt GABA omgezet tot glutamaat en vervolgens glutamine.
* **Receptoren:**
* **GABA-A:** Ionotroop, chloorkanaal. Binding van GABA verhoogt Cl⁻-conductantie, leidt tot hyperpolarisatie (IPSP) en remming van neuronale activiteit. Cruciaal doelwit voor benzodiazepines, barbituraten en alcohol.
* **GABA-B:** Metabotroop, GPCR, trage IPSP's.
* **Inhibitie:** Veroorzaakt zowel postsynaptische inhibitie (direct op het neuron) als presynaptische inhibitie (vermindert vrijlating van exciterende neurotransmitters).
* **Epilepsie:** Ontstaat door een verstoorde balans tussen glutamaat (excitatoir) en GABA (inhibitoir). Falen van ruimtelijke en tijdelijke inhibitie door GABA-erge neuronen leidt tot ongecontroleerde neuronale activiteit.
* **Farmacologie:** Benzodiazepines en barbituraten versterken de werking van GABA-A receptoren, wat een anti-epileptisch effect heeft. Baclofen, een GABA-B agonist, wordt gebruikt bij spasticiteit.
#### 2.4.3 Glycine
* **Rol:** Kleinste neurotransmitter, inhibitorisch, voornamelijk in het ruggenmerg.
* **Receptor:** Glycinereceptor is een ionotroop Cl⁻-kanaal, vergelijkbaar met GABA-A. Antagonist strychnine blokkeert de receptor en veroorzaakt spierspasmen.
* **Ruggenmerg:** Glycinerge interneuronen (zoals Renshaw-cellen) zorgen voor recurrente en laterale inhibitie, wat de motorische activiteit stabiliseert.
### 2.5 Neuropeptiden
Neuropeptiden zijn kleine eiwitten die als neuromodulatoren fungeren.
* **Synthese:** In het cellichaam, verpakt in large dense-core vesikels, getransporteerd naar axonuiteinden. Werken trager en op grotere afstand dan klassieke neurotransmitters.
* **Voorbeelden:**
* **Endogene opioïden (endorfines, enkefalines, dynorfines):** Moduleren pijn (μ, δ, κ receptoren).
* **Substance P & CGRP:** Betrokken bij pijnsystemen. CGRP-antagonisten worden gebruikt voor migraine.
* **Orexines (Hypocretines):** Cruciaal voor waakzaamheid en slaap-waak-cyclus. Verlies leidt tot narcolepsie.
* **Galanine:** Bevordert non-REM-slaap, vrijgegeven door slaapbevorderende neuronen (VLPO).
### 2.6 Andere neurotransmitters en systemen
#### 2.6.1 ATP (Adenosinetrifosfaat)
* Fungeert als neurotransmitter (purinerge transmissie) en energiedrager.
* Vrijgave is voornamelijk non-vesiculair.
* Receptoren: P2X (ionotroop) en P2Y (metabotroop).
* Adenosine, een afbraakproduct van ATP, bevordert slaap. Cafeïne blokkeert adenosine-receptoren en verhoogt alertheid.
#### 2.6.2 Cannabinoïden
* **Endocannabinoïden (bv. anandamide):** Synthese postsynaptisch, werken retrograd op presynaptische CB1-receptoren (GPCR's) om neurotransmissie te remmen.
* **Functies:** Kalmerend, pijnstillend, euforiserend, droomstimulerend.
* **Therapie:** Sativex® (THC/CBD) bij MS-spasticiteit.
#### 2.6.3 Gasvormige neurotransmitters: NO en CO
* **Stikstofmonoxide (NO):** Gevormd na NMDA-receptoractivatie, diffundeert als signaalmolecule. Bevordert glutamaatafgifte en speelt rol bij LTP.
* **Koolstofmonoxide (CO):** Gevormd uit heem, moduleert neurotransmissie.
* **Kenmerken:** Geen opslag in vesikels, geen klassieke receptoren, voldoen niet aan alle criteria voor neurotransmitters.
### 2.7 Farmacologische implicaties en klinische relevantie
Verschillende neurotransmittersystemen zijn aangrijpingspunten voor medicatie bij neurologische en psychiatrische aandoeningen:
* **Acetylcholine:** Cholinesteraseremmers (donepezil, galantamine) bij Alzheimer.
* **Dopamine:** L-DOPA, dopamine-agonisten (Parkinson); D₂-receptorblokkers (antipsychotica bij schizofrenie).
* **Noradrenaline/Serotonine:** SSRI's, TCA's, SNRI's (depressie).
* **Glutamaat:** NMDA-receptorantagonisten (memantine bij Alzheimer, controversieel); doelwit voor neuroprotectie bij beroerte.
* **GABA:** Benzodiazepines, barbituraten (epilepsie, angst, sedatie).
* **Serotonine:** SSRI's, 5-HT₁-agonisten (migraine, bv. triptanen).
De complexe interacties tussen deze systemen en de rol van neuromodulatie maken neurofarmacologie tot een uitdagend, maar cruciaal veld.
---
# Neuromodulatie en hersennetwerken
Dit onderwerp verkent de modulerende rol van neurotransmitters in hersennetwerken, met specifieke aandacht voor dopaminerge, serotonerge en noradrenerge systemen en hun functies.
## 3. Neuromodulatie en hersennetwerken
### 3.1 Introductie tot neurotransmitters en hersennetwerken
Het menselijk brein, bestaande uit ongeveer 86 miljard neuronen en een vergelijkbaar aantal niet-neuronale gliacellen, verwerkt informatie via complexe netwerken. Deze netwerken zijn essentieel voor cognitieve functies en intelligentie. Neurotransmitters zijn de chemische boodschappers die communicatie tussen neuronen mogelijk maken.
#### 3.1.1 Basisproces van neurotransmissie
Het proces van neurotransmissie omvat de volgende stappen:
1. **Opbouw:** Synthese van de neurotransmitter uit precursors in het zenuwuiteinde.
2. **Opslag:** Verpakking van neurotransmitters in synaptische vesikels.
3. **Vrijgave:** Afgifte van neurotransmitters in de synaptische spleet bij aankomst van een actiepotentiaal.
4. **Werking:** Binding aan receptoren op de postsynaptische cel, wat leidt tot een effect (prikkeling of remming).
5. **Beëindiging:** Het signaal wordt gestopt door diffusie, heropname in het presynaptische neuron, of afbraak door enzymen.
#### 3.1.2 Klassen van neurotransmitters
Neurotransmitters kunnen worden ingedeeld in drie hoofdklassen:
* **Small molecule transmitters:**
* **Aminozuren:** Glutamaat (excitatoir), GABA (inhibitoir), glycine (inhibitoir).
* **Acetylcholine:** Betrokken bij neuromusculaire transmissie en centrale functies.
* **Monoamines:** Dopamine, noradrenaline, adrenaline, serotonine.
* **Large molecule transmitters (Neuropeptiden):** Zoals Substance P, enkefaline. Werken vaak trager en langduriger.
* **Gas transmitters:** Stikstofmonoxide (NO) en koolstofmonoxide (CO). Werken diffuus en zonder vesikels.
#### 3.1.3 Ligand-receptorwerking
Vijf gemeenschappelijke thema's beschrijven de interactie tussen liganden (neurotransmitters) en receptoren:
* **Meerdere receptortypen per ligand:** Eén neurotransmitter kan op verschillende receptor-subtypen werken, wat leidt tot diverse effecten.
* **Presynaptische en postsynaptische receptoren:** Presynaptische autoreceptoren remmen vaak de eigen afgifte van de neurotransmitter. Heteroreceptoren reageren op andere stoffen.
* **Ionotrope receptoren:** Ligand-gated ionkanalen, werken snel.
* **Metabotrope receptoren:** G-proteïne-gekoppelde receptoren (GPCR's), werken trager via second messengers.
* **Receptorclustering:** Receptoren zijn vaak geclusterd bij de synaps voor efficiënte signaaloverdracht.
* **Desensitisatie:** Langdurige blootstelling kan leiden tot verminderde gevoeligheid van receptoren.
### 3.2 Acetylcholine en cholinerge systemen
#### 3.2.1 Acetylcholine (ACh)
ACh is een biogeen amine die als eerste neurotransmitter werd ontdekt. Het speelt een cruciale rol in het centrale en perifere zenuwstelsel.
* **Synthese:** Gebeurt in het zenuwuiteinde uit choline en acetyl-CoA, gekatalyseerd door choline acetyltransferase.
* **Vrijgave:** Via exocytose na neuronale activatie en Ca²⁺-instroom.
* **Receptoren:** Twee hoofdtypen:
* **Nicotinereceptoren:** Ionotroop (ionkanaal), snel werkend.
* **Muscarinereceptoren:** Metabotroop (GPCR), trager werkend.
* **Afbraak:** Snel afgebroken in de synaptische spleet door acetylcholinesterase tot choline en acetaat.
#### 3.2.2 Centrale cholinerge systemen
Er zijn twee belangrijke cholinerge systemen in de hersenen:
1. **Basale voorhersenen cholinerge neuronen:**
* Belangrijkste kern: Nucleus basalis van Meynert (NBM).
* Projecties: Brede projecties naar de neocortex, hippocampus en amygdala.
* Functies: Slaap-waakregulatie, perceptie, leren, geheugen, arousal.
* Klinische relevantie: Degeneratie van de NBM is vroeg bij Alzheimer, leidend tot geheugen- en aandachtsstoornissen.
2. **Tegmentale cholinerge neuronen:**
* Belangrijkste kernen: Pedunculopontine nucleus en laterodorsale tegmentale nucleus.
* Projecties: Naar de thalamus en andere hersengebieden.
* Functies: Bevorderen sensorische transmissie via de thalamus, regulatie van slaap-waakritme en arousal.
### 3.3 Biogene amines: Catecholamines (Noradrenaline en Dopamine)
#### 3.3.1 Noradrenaline (NA)
Noradrenaline is een biogeen amine en een belangrijke neurotransmitter in het centrale en autonome zenuwstelsel.
* **Synthese:** Begint met tyrosine, via DOPA en dopamine, vervolgens omzetting naar noradrenaline door dopamine β-hydroxylase. Dit gebeurt in dense core vesicles.
* **Noradrenerge systemen:** Twee hoofdlocaties met projecties:
* **Locus caeruleus:** De belangrijkste bron van noradrenerge projecties in de hersenen, gelegen in de pons.
* **Lateraal tegmentaal noradrenerge systeem:** Met subnuclei zoals de dorsale motor nucleus van de nervus vagus en nucleus tractus solitarius.
* **Functies:** Modulator van neurotransmissie, stimulatie van de cortex (vooral bij onverwachte stimuli), geheugenboost (via hippocampus), beïnvloeding van stemming en gemoed, pijnmodulatie en regulatie van REM-slaap (noradrenaline is dan bijna afwezig).
* **Receptoren:** Alle zijn metabotroop (adrenerge receptoren), waaronder α- en β-receptoren. Presynaptische α₂-receptoren werken als autoreceptoren die de NA-afgifte remmen.
* **Klinische relevantie:** Hypothese bij depressie is een probleem in de noradrenerge neurotransmissie. Amfetamines beïnvloeden de NA- en dopamine-reuptake.
#### 3.3.2 Dopamine (DA)
Dopamine is een cruciale neurotransmitter betrokken bij beweging, beloning, motivatie en cognitie.
* **Dopaminerge routes:** Vier belangrijke routes in de hersenen:
* Nigrostriatale baan (substantia nigra → striatum): Motorische controle.
* Mesocorticale baan (VTA → prefrontale cortex): Cognitie, motivatie.
* Mesolimbische baan (VTA → limbische gebieden): Beloning, emotie.
* Tubero-infundibulaire baan (hypothalamus → hypofyse): Hormonale regulatie.
* **Receptoren:** Alle zijn GPCR's, onderverdeeld in D₁-like (D₁, D₅, exciterend) en D₂-like (D₂, D₃, D₄, inhiberend) families.
* **Schizofrenie:** Positieve symptomen worden geassocieerd met overactiviteit van de mesolimbische route, negatieve en cognitieve symptomen met hypoactiviteit van de mesocorticale route. Antipsychotica blokkeren voornamelijk D₂-receptoren.
* **Reward systeem en verslavingsgedrag:** De VTA–NA (ventrale tegmentale area - nucleus accumbens) circuit is centraal in het beloningssysteem. Verslavende stoffen activeren deze baan, wat leidt tot verhoogde dopamineafgifte en beloningsgevoelens.
* **Executieve functies:** Dopamine in de prefrontale cortex (PFC) is essentieel voor planning, impulscontrole en gedragsregulatie. Verstoringen kunnen leiden tot impulscontroleproblemen en veranderingen in gedrag (bv. bij hersenletsel).
* **Ziekte van Parkinson:** Degeneratie van dopaminerge neuronen in de substantia nigra leidt tot tekorten in de nigrostriatale baan, wat motorische symptomen veroorzaakt. Behandeling richt zich op het verhogen van dopamine (bv. L-DOPA) of het stimuleren van dopamine-receptoren.
* **Neuromelanine:** Een pigment in de substantia nigra (en locus caeruleus) dat een buffermolecuul is voor dopamine-gerelateerde bijproducten en helpt bij de diagnostiek van Parkinson.
### 3.4 Serotonine en serotonerge systemen
#### 3.4.1 Serotonine (5-HT)
Serotonine (5-hydroxytryptamine, 5-HT) is een monoamine neurotransmitter die voornamelijk wordt gesynthetiseerd in de raphe nuclei van de hersenstam.
* **Synthese:** Begint met tryptofaan, omgezet via 5-hydroxytryptofaan (5-HTP) tot serotonine.
* **Projecties:** Brede projecties naar vrijwel alle hersengebieden, inclusief de cortex, het limbisch systeem en het ruggenmerg.
* **Functies:** Regulatie van stemming, slaap, eetlust, seksuele drift, pijnmodulatie, geheugen en cognitie.
* **Receptoren:** Zeven hoofdklassen (5-HT₁ tot 5-HT₇), waarvan de meeste GPCR's zijn, behalve 5-HT₃ (ionkanaal).
* 5-HT₂A/₂C-receptoren zijn betrokken bij hallucinaties en psychose.
* 5-HT₃-receptoren in het braakcentrum zijn een target voor anti-emetica.
* **Heropname en afbraak:** Heropname via de serotonine transporter (SERT). Afbraak door monoamineoxidase (MAO) tot 5-hydroxyindoolazijnzuur (5-HIAA).
* **Farmacologie:** SSRI's (selectieve serotonine reuptake inhibitors) blokkeren SERT en versterken serotonerge transmissie, wat de basis vormt voor veel antidepressiva.
* **Klinische relevantie:** Verstoorde serotonerge neurotransmissie wordt geassocieerd met depressie en angststoornissen. Hallucinogene stoffen zoals LSD en psilocybine werken via 5-HT₂A/₂C-receptoroveractivatie.
#### 3.4.2 Vergelijking met noradrenerge synapsen
Zowel serotonerge als noradrenerge systemen zijn monoamines afkomstig van aminozuren, werken via GPCR's en hebben presynaptische autoreceptoren. Ze verschillen in hun precursors (tryptofaan vs. tyrosine) en afbraakproducten (5-HIAA vs. metabolieten na COMT-werking). Beide systemen spelen een rol bij stemming en depressie.
### 3.5 GABA-erge en glutamaterge synapsen
#### 3.5.1 Glutamaat
Glutamaat is de belangrijkste excitatoire neurotransmitter in het centrale zenuwstelsel.
* **Synthese en recycling:** Gesynthetiseerd uit glutamine, gerecycled via de glutamaat–glutaminecyclus, met een cruciale rol voor astrocyten (tripartite synaps).
* **Receptoren:**
* **Ionotroop:** AMPA-, kaïnaat- en NMDA-receptoren. NMDA-receptoren zijn Ca²⁺-permeabel en cruciaal voor synaptische plasticiteit, maar kunnen leiden tot excitotoxiciteit.
* **Metabotroop (mGluR's):** Moduleren de synaptische activiteit trager.
* **Excitotoxiciteit:** Overmatige glutamaatactivatie leidt tot Ca²⁺-overbelasting en neuronale schade, met name tijdens ischemische beroertes (in de penumbra).
* **Klinische relevantie:** Glutamaatreceptoren zijn targets voor aandoeningen zoals beroerte, neurodegeneratieve ziekten en epilepsie.
#### 3.5.2 GABA (γ-aminoboterzuur)
GABA is de belangrijkste inhibitorische neurotransmitter in de hersenen.
* **Synthese en recycling:** Gesynthetiseerd uit glutamaat door glutamaatdecarboxylase (GAD). Recycling gebeurt via GABA-transporters (GAT) in neuronen en astrocyten, met een GABA-shunt die de verbinding met het energiemetabolisme legt.
* **Receptoren:**
* **GABA-A receptor:** Ionotroop (Cl⁻-kanaal), zorgt voor snelle inhibitie (IPSP). Belangrijk target voor benzodiazepines, barbituraten en alcohol.
* **GABA-B receptor:** Metabotroop (GPCR), zorgt voor trage inhibitie.
* **Functies:** Lokale en gegeneraliseerde inhibitie, controle van neuronale excitatie en voorkomt epileptische activiteit. Presynaptische inhibitie remt neurotransmittervrijgave.
* **Klinische relevantie:** Verstoring van de GABA-glutamaatbalans is betrokken bij epilepsie. Medicatie die de GABA-erge transmissie versterkt (bv. benzodiazepines) wordt gebruikt als anti-epilepticum.
### 3.6 Overige neurotransmittersystemen en concepten
#### 3.6.1 Glycine
Glycine is een kleine inhibitorische neurotransmitter, voornamelijk werkzaam in het ruggenmerg, waar het op ionotrope (Cl⁻) glycinereceptoren bindt.
#### 3.6.2 Neuropeptiden
Kleine eiwitten die functioneren als neuromodulatoren. Ze worden gesynthetiseerd in het cellichaam en verpakt in large dense-core vesikels. Werken trager en op grotere afstand dan klassieke neurotransmitters. Voorbeelden zijn endogene opioïden (endorfines, enkefalines), Substance P, CGRP, orexines en galanine.
#### 3.6.3 ATP (Adenosinetrifosfaat)
ATP fungeert zowel als energiedrager als neurotransmitter (purinerge transmissie). Het wordt voornamelijk via non-vesiculaire mechanismen vrijgegeven en werkt op P2X (ionotroop) en P2Y (metabotroop) receptoren. Adenosine, een afbraakproduct van ATP, bevordert slaap en wordt geblokkeerd door cafeïne.
#### 3.6.4 Cannabinoïden
Endogene cannabinoïden, zoals anandamide, werken als retrograde neurotransmitters op CB1-receptoren (GPCR's), voornamelijk in het CZS. Ze remmen neuronale transmissie en hebben effecten op pijn, stemming en slaap.
#### 3.6.5 Gasvormige neurotransmitters (NO & CO)
Stikstofmonoxide (NO) en koolstofmonoxide (CO) zijn gasvormige signaalmoleculen die diffunderen en niet via receptoren of vesikels werken. NO is betrokken bij synaptische plasticiteit, CO bij modulatie van neurotransmissie.
#### 3.6.6 Neuromodulatie en hersennetwerken
* **Hersennetwerken:** Verschillende netwerken (bv. Default Mode Network, Central Executive Network, Salience Network) zijn betrokken bij specifieke cognitieve functies.
* **Cerebraal energiemetabolisme:** De glutamaat–glutaminecyclus en astrocyten-neuronen lactaat shuttling (ANLS) koppelen neuronale activiteit aan energieverbruik (glucosemetabolisme). Dit ligt aan de basis van de BOLD-respons in fMRI.
* **Neurovasculaire koppeling:** Verhoogde neuronale activiteit leidt tot lokale vasodilatatie en verhoogde bloedtoevoer om aan de energievraag te voldoen.
* **Slaap-waakregulatie:** Verschillende neurotransmitters (ACh, NA, 5-HT, histamine, dopamine, orexines) bevorderen waakzaamheid, terwijl GABA en galanine (geïnitieerd door adenosine) slaap bevorderen. Melatonine speelt een rol in de circadiane ritmiek.
* **Epilepsie:** Ontstaat door een verstoorde balans tussen excitatoire (glutamaat) en inhibitorische (GABA) transmissie, wat leidt tot ongecontroleerde neuronale ontladingen. EEG meet deze elektrische activiteit.
* **Tripartite synaps:** Benadrukt de actieve rol van astrocyten in synaptische functies, naast neuronen.
> **Tip:** Begrijpen van de interactie tussen verschillende neurotransmittersystemen (bv. dopaminerge, serotonerge en cholinerge) is cruciaal, aangezien ze vaak samenwerken om complexe hersenfuncties te reguleren. Let op de verschillen in werkingssnelheid en duur tussen ionotrope en metabotrope receptoren.
---
# Neuronale plasticiteit, synaptische transmissie en hersenmetabolisme
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de cruciale processen van neuronale plasticiteit, synaptische transmissie en hersenmetabolisme, en legt de nadruk op hoe neuronen communiceren en energie verbruiken.
## 4. Neuronale plasticiteit, synaptische transmissie en hersenmetabolisme
### 4.1 Inleiding tot het zenuwstelsel en synaptische communicatie
Het menselijk brein bestaat uit circa 86 miljard neuronen, aangevuld met een vergelijkbaar aantal niet-neuronale gliacellen. Deze neuronen communiceren via triljoenen synapsen, microscopisch kleine spleten tussen zenuwuiteinden waar neurotransmitters worden vrijgegeven om signalen over te dragen aan andere cellen. Het aantal mogelijke communicatiewijzen wordt verder vergroot door de aanwezigheid van meer dan 100 verschillende neurotransmitters en neuropeptiden, die ook als co-transmitters kunnen fungeren. Neurotransmitters binden aan receptoren die, afhankelijk van hun structuur, snel (ionotroop) of langzaam (metabotroop) effecten kunnen veroorzaken. De astrocyt, een type gliacel, speelt een actieve rol in de synaptische communicatie, wat leidt tot het concept van de 'tripartite synaps'.
#### 4.1.1 Neurotransmitters: Opbouw, Vrijgave en Beëindiging
Neurotransmitters volgen een algemeen proces:
1. **Opbouw**: Precursoren worden opgenomen en omgezet in de neurotransmitter.
2. **Opslag**: De neurotransmitter wordt verpakt in synaptische vesikels.
3. **Vrijgave**: Bij een actiepotentiaal komen de vesikels vrij in de synaptische spleet via exocytose.
4. **Werking**: De neurotransmitter bindt aan postsynaptische receptoren, wat leidt tot prikkeling of remming.
5. **Beëindiging**: Het signaal wordt beëindigd door diffusie, heropname in het presynaptisch neuron, of afbraak door enzymen.
#### 4.1.2 Klassen van Neurotransmitters
Er zijn drie hoofdklassen:
* **Small molecule transmitters**: Aminozuren (glutamaat, GABA, glycine), acetylcholine, en monoamines (noradrenaline, adrenaline, dopamine, serotonine). Deze zijn doorgaans snelwerkend.
* **Large molecule transmitters**: Neuropeptiden (bv. Substance P, enkefaline). Vaak trager en met langduriger effecten, soms co-getransmitteerd met small molecule transmitters.
* **Gas transmitters**: Stikstofmonoxide (NO) en koolstofmonoxide (CO). Deze werken diffuus en zonder vesikels.
#### 4.1.3 Gemeenschappelijke Thema's van Ligand-Receptorwerking
Vijf belangrijke principes zijn van toepassing:
1. **Meerdere receptortypen per ligand**: Een neurotransmitter kan op verschillende receptor-subtypen werken, met uiteenlopende effecten (bv. noradrenaline op α- en β-receptoren).
2. **Pre- en postsynaptische receptoren**: Receptoren kunnen presynaptisch (autoreceptoren, die vaak de eigen afgifte remmen) of postsynaptisch (die de postsynaptische cel beïnvloeden) zijn.
3. **Ionotrope versus Metabotrope receptoren**:
* **Ionotroop (ligand-gated channels)**: Snel, openen ionkanalen direct.
* **Metabotroop (GPCR's)**: Trager, activeren second messengers die ionkanalen of andere celprocessen moduleren.
4. **Clustering van receptoren**: Receptoren zijn vaak geclusterd bij de synaps voor efficiëntie.
5. **Desensitisatie**: Langdurige blootstelling kan leiden tot verminderde receptorreactiviteit.
#### 4.1.4 Criteria voor Neurotransmitters en Vroege Ontdekkingen
Otto Loewi's experiment met kikkerharten in 1921 leverde het eerste bewijs voor chemische signaaloverdracht via neurotransmitters. Hoewel de klassieke criteria van Werman (1966) voor neurotransmitters (neuronaal oorsprong, enzymen, opslag, vrijgave, postsynaptisch effect, snelle verwijdering) belangrijk waren, zijn er uitzonderingen ontdekt (bv. ATP, cannabinoïden, NO).
### 4.2 Classieke Neurotransmitters: Acetylcholine en Biogene Amines
#### 4.2.1 Acetylcholine (ACh)
Acetylcholine wordt gesynthetiseerd in het zenuwuiteinde door het enzym acetyltransferase. Het wordt opgeslagen in kleine, heldere synaptische vesikels. Vrijgave vindt plaats via exocytose na Ca²⁺-instroom.
**Receptoren**:
* **Nicotine receptoren (N)**: Ionotroop, snelle transmissie. Nn-receptoren bevinden zich in het CZS, Nm-receptoren op de neuromusculaire junctie.
* **Muscarine receptoren (M)**: Metabotroop (GPCR's), trager, moduleren ionkanalen en celprocessen. M1-M5 receptoren bevinden zich in het CZS.
**Afbraak**: Acetylcholinesterase breekt ACh snel af in choline en acetaat in de synaptische spleet.
**Cholergiqe Systemen in de Hersenen**:
* **Basale voorhersenen (Nucleus basalis van Meynert - NBM)**: Cruciaal voor arousal, aandacht, leren en geheugen. Degeneratie van de NBM is geassocieerd met de ziekte van Alzheimer.
* **Tegmentale cholinerge neuronen (Pons/middenhersenen)**: Projecteren naar de thalamus, moduleren sensorische transmissie en zijn betrokken bij slaap-waakregulatie.
**Functies van het cholinerge systeem**: Slaap-waakregulatie, perceptie, leren, geheugen, arousal en aandacht. De formatio reticularis, waar cholinerge neuronen deel van uitmaken, reguleert de activiteit van de cortex en thalamus.
#### 4.2.2 Biogene Amines: Catecholamines
Biogene amines zijn organische verbindingen die ontstaan door decarboxylering van aminozuren. Catecholamines omvatten dopamine, noradrenaline en adrenaline.
**Synthese van Noradrenaline**:
Tyrosine $\xrightarrow{\text{tyrosine hydroxylase}}$ DOPA $\xrightarrow{\text{DOPA decarboxylase}}$ Dopamine $\xrightarrow{\text{dopamine } \beta\text{-hydroxylase}}$ Noradrenaline. Dit gebeurt in dense core vesicles.
**Noradrenerg Systeem in de Hersenen**:
* **Locus caeruleus (Pons)**: De belangrijkste bron van noradrenerge projecties in de hersenen. Betrokken bij arousal, aandacht, geheugen, stemming en pijnmodulatie.
* **Lateraal tegmentaal noradrenerg systeem**: Minder prominent dan de locus caeruleus.
**Functies van het noradrenerge systeem**: Modulatie van neurotransmissie, vooral bij onverwachte stimuli. Vergelijkbaar met het sympathisch zenuwstelsel in de mobilisatie van het lichaam. Speelt een rol bij geheugen, stemming en pijn. Noradrenaline is bijna afwezig tijdens REM-slaap.
**Adrenerge Receptoren**: Alle zijn metabotroop.
* **α₂-receptor (presynaptisch)**: Remt noradrenaline-vrijzetting (autoreceptor).
* **β-receptoren (postsynaptisch en perifeer)**: Betrokken bij diverse effecten. Centraal werkende β-blokkers kunnen bijwerkingen geven zoals vermoeidheid en depressie.
**Amfetamines**: Beïnvloeden noradrenerge (en dopaminerge) systemen door re-uptake te belemmeren, wat leidt tot verhoogde arousal en alertheid.
#### 4.2.3 Dopamine
Er zijn vier belangrijke dopamineroutes in de hersenen: nigrostriatale, mesocorticale, mesolimbische en tubero-infundibulaire.
**Dopaminereceptoren**: Alle zijn GPCR's.
* **D₁-like receptoren (D₁, D₅)**: Gekoppeld aan Gs-eiwit, verhogen cAMP, exciterend.
* **D₂-like receptoren (D₂, D₃, D₄)**: Gekoppeld aan Gi-eiwit, verlagen cAMP, inhiberend.
**Dopaminerge banen en schizofrenie**:
* **Mesolimbische baan (VTA → limbische gebieden)**: Overactiviteit leidt tot positieve symptomen (hallucinaties, wanen).
* **Mesocorticale baan (VTA → prefrontale cortex)**: Hypoactiviteit leidt tot negatieve en cognitieve symptomen (apathie, cognitieve stoornissen).
**Antipsychotica (Neuroleptica)**: Blokkeren voornamelijk D₂-receptoren, wat de positieve symptomen vermindert. Het effect treedt traag op, wat wijst op complexe neurochemische aanpassingen.
**Reward systeem en verslavingsgedrag**: De VTA-NA (ventrale tegmentale area - nucleus accumbens) baan is centraal in het beloningssysteem. Verslavende stoffen (nicotine, opiaten, alcohol, stimulantia) activeren deze baan, wat leidt tot verhoogde dopaminevrijzetting en gevoelens van plezier, en bijdraagt aan verslaving. Stimulantia zoals cocaïne en amfetamines blokkeren de dopamine-transporter (DAT), wat de dopamineconcentratie in de synaps verhoogt.
**Dopamine en prefrontale cortex (PFC)**: Dopamine is essentieel voor executieve functies zoals planning, besluitvorming en impulscontrole. Beschadiging van de PFC (bv. Phineas Gage) kan leiden tot verlies van deze functies.
**Nigrostriatale baan (Substantia nigra → striatum)**: Cruciaal voor motorische controle. De degeneratie van dopaminerge neuronen in de substantia nigra pars compacta is de oorzaak van de ziekte van Parkinson.
* **Diagnostiek**: DAT-scans visualiseren de dopaminerge neuronfunctie in de nigrostriatale baan.
* **Behandeling van Parkinson**: L-DOPA (dopamine precursor), dopamine-agonisten, en MAO-B remmers (die dopamine-afbraak vertragen) worden gebruikt om de symptomen te bestrijden.
#### 4.2.4 Serotonine (5-HT)
**Oorsprong**: Raphe nuclei in de hersenstam. Rostrale raphe nuclei projecteren breed over de hersenen, caudale raphe nuclei naar het ruggenmerg.
**Synthese**: Uit het essentiële aminozuur tryptofaan: Tryptofaan $\xrightarrow{\text{hydroxylatie}}$ 5-HTP $\xrightarrow{\text{decarboxylering}}$ Serotonine (5-HT).
**Werking**: Vrijgave na actiepotentiaal, binding aan GPCR's (behalve 5-HT₃, een ionkanaal). Heropname via de serotonine transporter (SERT).
**Serotonine Receptoren**: 7 klassen (5-HT₁ t/m 5-HT₇).
* **5-HT₁A**: Angst, depressie.
* **5-HT₂A/C**: Hallucinaties, psychose (werken in op door hallucinogenen).
* **5-HT₃**: Braakreflex (ionkanaal).
**Hallucinogene stoffen**: Zoals LSD en psilocybine, werken via overactivatie van 5-HT₂A/₂C receptoren.
**Antidepressiva**: SSRI's (bv. fluoxetine) blokkeren SERT, waardoor de serotonineconcentratie in de synaps toeneemt.
**Serotonerge vs. Noradrenerge Synapsen**: Beide vertrekken uit aminozuren en worden afgebroken door MAO, maar hun specifieke precursors en afbraakproducten verschillen. Serotonine wordt ook door bloedplaatjes vrijgegeven en in de darm geproduceerd.
**Depressie**: Hypoactiviteit van serotonerge en/of noradrenerge systemen wordt geassocieerd met depressie. De late effectiviteit van antidepressiva suggereert echter ook rol van langdurige, plastische veranderingen.
#### 4.2.5 Histamine
**Locatie**: Histaminerge neuronen in de nucleus tuberomammillaris (hypothalamus). Brede projecties naar cortex, limbisch systeem en thalamus.
**Functies in CZS**: Arousal, waakzaamheid, werkgeheugen, leren, slaap-waakcyclus en energiemetabolisme. H1-antihistaminica (tegen allergie) kunnen slaperigheid veroorzaken door hun effect op het CZS.
### 4.3 Glutamaat en GABA: De Excitatoire en Inhibitoire Balans
#### 4.3.1 Glutamaat
Glutamaat is de belangrijkste excitatoire neurotransmitter in het CZS.
**Vrijzetting en Verwijdering**: Glutamaat wordt vrijgesteld in de synaptische spleet en snel verwijderd via heropname door astrocyten (EAAT's) of presynaptische neuronen. Astrocyten zetten glutamaat om in glutamine (glutamaat–glutaminecyclus). Dit proces is essentieel om excitotoxiciteit te voorkomen.
**Tripartiete Synaps**: Bevat presynaptisch neuron, postsynaptisch neuron en een nabijgelegen astrocyt die de synaptische transmissie actief moduleert.
**Glutamaatreceptoren**:
* **Ionotroop**: AMPA, kaïnaat, en NMDA-receptoren. Deze zijn tetrameren en spelen een rol bij snelle excitatie.
* **AMPA- en kaïnaat-receptoren**: Veroorzaken snelle EPSP's door Na⁺-influx.
* **NMDA-receptor**: Laat Na⁺, K⁺ en Ca²⁺ door. Ca²⁺-influx is cruciaal voor synaptische plasticiteit, maar kan bij overmaat leiden tot excitotoxiciteit. Vereist glutamaat-, co-agonist- en depolarisatiebinding voor opening.
* **Metabotroop (mGluR's)**: Grote familie, trage responsen, moduleren neuronale activiteit.
**Beroerte en Excitotoxiciteit**: Bij ischemie (beroerte) leidt zuurstofgebrek tot neuronale depolarisatie en overmatige glutamaatafgifte. Overactivatie van NMDA-receptoren veroorzaakt Ca²⁺-overbelasting en excitotoxische celschade, vooral in de penumbra (randzone rond het infarct).
#### 4.3.2 GABA (γ-aminoboterzuur)
GABA is de belangrijkste inhibitorische neurotransmitter in de hersenen.
**Synthese en Verwijdering**: GABA wordt uit glutamaat gesynthetiseerd door glutamaatdecarboxylase (GAD) en opgeslagen in vesikels. Verwijdering gebeurt via GABA-transporters (GAT's) in neuronen en astrocyten. Astrocyten zetten GABA om in glutamaat en vervolgens in glutamine.
**GABA-receptoren**:
* **GABA-A receptor**: Ionotroop, een chloorkanaal (Cl⁻). Binding van GABA opent het kanaal, wat leidt tot hyperpolarisatie en een IPSP (inhibitory postsynaptic potential). Deze receptor is een belangrijk doelwit voor medicijnen zoals benzodiazepines, barbituraten en alcohol.
* **GABA-B receptor**: Metabotroop, trager effect via second messengers.
**GABA-erge controle**: GABA-erge interneuronen zorgen voor lokale inhibitie ('surround inhibition') die de glutamaat-gedreven excitatie in tijd en ruimte beperkt. Falen van deze inhibitie kan leiden tot epileptische aanvallen.
#### 4.3.3 Glycine
Glycine is een kleine, inhibitorische neurotransmitter, voornamelijk in het ruggenmerg en hersenstam.
**Glycinereceptor**: Een ionotroop chloorkanaal dat, net als GABA-A, leidt tot IPSP's. Strychnine is een antagonist die de werking van glycine blokkeert.
**Renshaw-cel**: Een glycinerg interneuron in het ruggenmerg dat via negatieve feedback de activiteit van motorneuronen reguleert.
### 4.4 Neuropeptiden, ATP, Cannabinoïden en Gassen
#### 4.4.1 Neuropeptiden
Kleine eiwitten die als neuromodulatoren fungeren. Ze worden gesynthetiseerd in het cellichaam en getransporteerd naar de axonuiteinden in large dense-core vesikels. Ze werken trager en op grotere afstand dan klassieke neurotransmitters.
* **Endogene opioïde peptiden**: Endorfines, enkefalines, dynorfines. Moduleren pijnperceptie via opioïde receptoren (μ, δ, κ).
* **Substance P & CGRP**: Betrokken bij pijnsystemen. CGRP-antagonisten worden gebruikt bij migraine.
* **Orexines (Hypocretines)**: Cruciaal voor de slaap-waakcyclus. Verlies ervan veroorzaakt narcolepsie.
* **Galanine**: Bevordert non-REM-slaap.
#### 4.4.2 ATP als Neurotransmitter ('Purinerge transmissie')
ATP kan als neurotransmitter fungeren, vaak via non-vesiculaire release. Het werkt via P2X (ionotroop) en P2Y (metabotroop) receptoren. Adenosine, een afbraakproduct van ATP, speelt een rol bij slaapregulatie. Cafeïne blokkeert adenosine-receptoren en werkt stimulerend.
#### 4.4.3 Cannabinoïden
Endocannabinoïden zoals anandamide fungeren als retrograde neurotransmitters. Ze worden postsynaptisch gesynthetiseerd, diffunderen naar het presynaptisch neuron en binden aan CB1-receptoren, wat leidt tot remming van neurotransmissie. Ze hebben kalmerende, pijnstillende en euforiserende effecten.
#### 4.4.4 Gasvormige Neurotransmitters (NO & CO)
* **Stikstofmonoxide (NO)**: Geproduceerd na NMDA-receptoractivatie. Diffundeert naar presynaptische neuronen en bevordert glutamaatafgifte, wat een rol speelt bij LTP.
* **Koolstofmonoxide (CO)**: Ontstaat door afbraak van heem. Werkt via activatie van oplosbare guanylaatcyclase.
### 4.5 Hersenmetabolisme en Neurometabole Koppeling
#### 4.5.1 Cerebraal Energiemetabolisme
Neuronen en astrocyten hebben verschillende metabole eigenschappen.
* **Astrocyten**: Maken primair energie via anaerobe glycolyse, waarbij glucose wordt omgezet in lactaat (2 ATP).
* **Neuronen**: Gebruiken lactaat als brandstof voor oxidatieve fosforylering in de mitochondriën, wat veel meer ATP oplevert. Dit proces vereist zuurstof.
#### 4.5.2 Glutamaat–Glutaminecyclus en Energieverbruik
De glutamaat–glutaminecyclus, waarbij astrocyten glutamaat recyclen tot glutamine, is energetisch kostbaar. Het herstel van ionenbalansen na neurotransmissie (vooral Na⁺-influx) vereist ATP, die voornamelijk via glucosemetabolisme wordt geleverd. Dit koppelt neurale activiteit aan energieverbruik.
#### 4.5.3 Astrocyt–Neuron Lactaat Shuttling (ANLS)
Bij hersenactivatie produceren astrocyten lactaat via glycolyse. Dit lactaat wordt getransporteerd naar neuronen waar het oxidatief wordt afgebroken voor ATP-productie. Dit principe heet de astrocyte–neuron lactate shuttle (ANLS).
#### 4.5.4 Neurometabole Koppeling
Dit is de koppeling tussen neurale activiteit en energietoevoer. Een hogere neurale activiteit (meer glutamaatvrijstelling) leidt tot een verhoogde oxidatieve afbraak van glucose, die bijna lineair gerelateerd is aan de activiteit van de glutamaat–glutaminecyclus. Dit is het onderliggende principe van fMRI-metingen (BOLD-signaal).
#### 4.5.5 Neurovasculaire Koppeling
Toegenomen neurale activiteit leidt tot vasodilatatie van lokale bloedvaatjes, wat de doorbloeding, zuurstof- en glucosevoorziening verhoogt. Dit proces ondersteunt de neuronale energieproductie en is ook meetbaar met fMRI.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Thalamus | Het thalamus fungeert als een cruciaal sensorisch tussenstation dat visuele, auditieve, smaak- en tastinformatie verwerkt, hoewel reukzin deels de thalamus omzeilt. Het speelt een rol in het sneller reageren op prikkels, zoals een onaangename geur. |
| Neuraal zenuwstelsel | Het zenuwstelsel, bestaande uit miljarden neuronen en gliacellen, is verantwoordelijk voor de verwerking en overdracht van informatie in het lichaam. De complexiteit ervan bepaalt in grote mate de cognitieve mogelijkheden en intelligentie. |
| Synaps | Een synaps is de functionele verbinding tussen twee neuronen, waarbij informatie wordt overgedragen via chemische boodschappers (neurotransmitters) over de synaptische spleet. De structuur en het aantal synapsen zijn van essentieel belang voor de complexe werking van de hersenen. |
| Neurotransmitter | Een neurotransmitter is een chemische boodschapper die vrijkomt uit een presynaptisch neuron en bindt aan receptoren op een postsynaptisch neuron of effectorcel, wat leidt tot een specifieke reactie, zoals prikkeling of remming. Er zijn meer dan 100 bekende neurotransmitters, waaronder kleine moleculen, neuropeptiden en gassen. |
| Receptor | Een receptor is een eiwitmolecuul op het celmembraan van een post-synaptische neuron of effectorcel dat specifiek bindt aan een neurotransmitter of andere signaalmoleculen. Deze binding leidt tot een celrespons, zoals het openen van een ionenkanaal (ionotrope receptoren) of het activeren van intracellulaire signaalcascades (metabotrope receptoren). |
| Tripartite synaps | De tripartite synaps is een concept dat de interactie tussen drie celtypen omvat: het presynaptische neuron, het postsynaptische neuron en een nabijgelegen astrocyt. Astrocyten spelen een actieve rol in het reguleren van de synaptische transmissie door het beïnvloeden van neurotransmitterconcentraties en het ondersteunen van de neuronale functie. |
| Brodmanngebieden | Brodmanngebieden zijn gebieden in de hersenschors die gedefinieerd zijn op basis van hun cytoarchitectuur (microscopische structuur van de cellen). Er zijn 52 van deze gebieden geïdentificeerd, waarbij elk gebied een specifieke functie kan hebben, zoals het verwerken van motorische commando's (gebied 4) of visuele signalen (gebied 17). |
| Actiepotentiaal | Een actiepotentiaal is een snelle, tijdelijke verandering in het membraanpotentiaal van een neuron, die wordt gegenereerd wanneer de drempelwaarde voor prikkeling wordt overschreden. Dit elektrische signaal plant zich voort langs het axon en leidt tot de vrijgave van neurotransmitters bij het zenuwuiteinde. |
| Synaptische spleet | De synaptische spleet is de minuscule ruimte tussen het presynaptische neuron en het postsynaptische neuron, waarin neurotransmitters worden vrijgelaten om de signaaloverdracht te mediëren. De grootte van deze spleet is slechts enkele malen groter dan de dikte van het plasmamembraan. |
| Ionotrope receptor | Een ionotrope receptor, ook wel ligand-gated ionkanaal genoemd, is een receptor waarbij de binding van een ligand (zoals een neurotransmitter) direct leidt tot het openen of sluiten van een ionenkanaal. Dit resulteert in snelle veranderingen in de ionenpermeabiliteit van het celmembraan en dus in snelle synaptische transmissie. |
| Metabotrope receptor | Een metabotrope receptor is een receptor die is gekoppeld aan een G-proteïne (GPCR). De binding van een ligand aan een metabotrope receptor activeert intracellulaire signaalcascades via second messengers, wat leidt tot tragere en langdurigere cellulaire effecten, zoals modulatie van ionkanalen of veranderingen in genexpressie. |
| Desensitisatie | Desensitisatie is een proces waarbij receptoren minder gevoelig worden voor een ligand bij langdurige of intense blootstelling aan die ligand. Dit kan leiden tot een verminderde celrespons, waardoor er mogelijk meer van de ligand nodig is om hetzelfde effect te bereiken. |
| Neurofarmacologie | Neurofarmacologie is het vakgebied dat zich bezighoudt met de studie van de effecten van geneesmiddelen op het zenuwstelsel. Het onderzoekt hoe farmaca interageren met neurotransmittersystemen, receptoren en andere moleculaire doelen om therapeutische effecten te bereiken of bijwerkingen te veroorzaken. |
| Agonist | Een agonist is een stof die bindt aan een receptor en de werking van de natuurlijke ligand nabootst, waardoor een biologische respons wordt opgewekt. Agonisten kunnen de effecten van neurotransmitters versterken of nabootsen. |
| Antagonist | Een antagonist is een stof die bindt aan een receptor, maar geen biologische respons opwekt. Door binding aan de receptor blokkeert de antagonist de toegang van de natuurlijke ligand, waardoor de werking van de neurotransmitter wordt geremd of onderdrukt. |
| Exocytose | Exocytose is een cellulair proces waarbij vesicles (blaasjes) binnen de cel fuseren met het celmembraan en hun inhoud (zoals neurotransmitters) vrijgeven in de extracellulaire ruimte. Dit is een belangrijk mechanisme voor de vrijgave van neurotransmitters uit presynaptische neuronen. |
| Catecholamines | Catecholamines zijn een groep biogene amines die een catecholgroep bevatten en fungeren als neurotransmitters en hormonen. De belangrijkste menselijke catecholamines zijn dopamine, noradrenaline en adrenaline, die betrokken zijn bij diverse functies zoals stemming, aandacht en de "vecht-of-vlucht"-reactie. |
| Biogene amines | Biogene amines zijn organische verbindingen die een aminegroep bevatten en afkomstig zijn van aminozuren door decarboxylering. Deze groep omvat neurotransmitters zoals catecholamines (dopamine, noradrenaline, adrenaline) en serotonine, die betrokken zijn bij de regulatie van stemming, gedrag en fysiologische processen. |
| Aminozuren | Aminozuren zijn organische verbindingen die een carboxylgroep en een aminogroep bevatten. In de context van neurotransmissie fungeren bepaalde aminozuren, zoals glutamaat, GABA en glycine, als belangrijke exciterende of inhiberende neurotransmitters in het centrale zenuwstelsel. |
| Excitatoir | Een excitatoire neurotransmitter is een neurotransmitter die de kans vergroot dat een neuron een actiepotentiaal afvuurt. Dit gebeurt doorgaans doordat de neurotransmitter ionkanalen opent die positieve ionen de cel binnenlaten, waardoor het membraan depolariseert en de cel prikkelbaarder wordt. Glutamaat is het belangrijkste excitatoire neurotransmitter in het CZS. |
| Inhibitoir | Een inhibitorische neurotransmitter is een neurotransmitter die de kans verkleint dat een neuron een actiepotentiaal afvuurt. Dit gebeurt doorgaans doordat de neurotransmitter ionkanalen opent die negatieve ionen de cel binnenlaten of positieve ionen de cel uit laten stromen, waardoor het membraan hyperpolariseert en de cel minder prikkelbaar wordt. GABA is het belangrijkste inhibitorische neurotransmitter in het CZS. |
| Cholinerge synaps | Een cholinerge synaps is een synaps die acetylcholine (ACh) gebruikt als neurotransmitter. Cholinerge synapsen spelen een rol in zowel het centrale als perifere zenuwstelsel, onder andere bij neuromusculaire transmissie, leren, geheugen en slaap-waakregulatie. |
| Nucleus basalis van Meynert (NBM) | De nucleus basalis van Meynert is een belangrijke cholinerge kern in de basale voorhersenen die diffuse projecties heeft naar de neocortex, hippocampus en amygdala. Degeneratie van deze kern wordt geassocieerd met geheugen- en aandachtsstoornissen bij de ziekte van Alzheimer. |
| Tegmentale kernen | De tegmentale kernen zijn kernen in de hersenstam die cholinerge neuronen bevatten. Deze kernen projecteren naar de thalamus en de voorhersenen en spelen een rol bij sensorische transmissie, slaap-waakregulatie en arousal. |
| Reticulair activerend systeem (RAS) | Het reticulair activerend systeem, ook wel formatio reticularis genoemd, is een netwerk van neuronen in de hersenstam dat betrokken is bij het reguleren van arousal, alertheid en bewustzijn. Het oefent invloed uit op de hersenschors en de thalamus, en cholinerge neuronen zijn er een belangrijk onderdeel van. |
| Thalamus | De thalamus fungeert als een relaisstation voor sensorische informatie die naar de cerebrale cortex wordt gestuurd. Het speelt ook een rol bij bewustzijn, slaap en arousal, en wordt beïnvloed door de formatio reticularis. |
| Nigrostriatale baan | De nigrostriatale baan is een dopaminerge verbinding die de substantia nigra pars compacta verbindt met het striatum. Deze baan is cruciaal voor de motorische controle en is ernstig aangedaan bij de ziekte van Parkinson. |
| Mesolimbische baan | De mesolimbische baan is een dopaminerge verbinding die de ventrale tegmentale area (VTA) verbindt met limbische gebieden, zoals de nucleus accumbens. Deze baan is betrokken bij beloning, motivatie en emotie, en is sterk geassocieerd met verslavingsgedrag en de positieve symptomen van schizofrenie. |
| Mesocorticale baan | De mesocorticale baan is een dopaminerge verbinding die de ventrale tegmentale area (VTA) verbindt met de prefrontale cortex. Deze baan speelt een rol bij cognitie, planning en motivatie, en hypoactiviteit ervan wordt geassocieerd met de negatieve en cognitieve symptomen van schizofrenie. |
| VTA-NA baan (Ventrale Tegmentale Area - Nucleus Accumbens) | De VTA-NA baan is een dopaminerg circuit dat een centrale rol speelt in het beloningssysteem van de hersenen. Activatie van deze baan, die loopt van de VTA naar de nucleus accumbens, leidt tot gevoelens van plezier en motivatie, en is cruciaal bij het ontstaan van verslavingsgedrag. |
| Dopamine | Dopamine is een catecholamine neurotransmitter die betrokken is bij motoriek, motivatie, beloning, verslaving en cognitie. Het werkt via G-proteïne-gekoppelde receptoren (GPCR's) en speelt een belangrijke rol in verschillende hersenbanen, waaronder de nigrostriatale, mesolimbische en mesocorticale banen. |
| Schizofrenie | Schizofrenie is een complexe psychiatrische stoornis die wordt gekenmerkt door verstoringen in het denken, waarnemen en gedrag. De pathofysiologie wordt deels verklaard door een disbalans in de dopaminerge transmissie, met overactiviteit in de mesolimbische baan en hypoactiviteit in de mesocorticale baan. |
| Antipsychotica (Neuroleptica) | Antipsychotica zijn geneesmiddelen die voornamelijk worden gebruikt voor de behandeling van psychotische symptomen, zoals die optreden bij schizofrenie. De meeste antipsychotica werken als antagonisten op dopamine D₂-receptoren, waardoor de dopaminerge activiteit wordt verminderd. |
| Executieve functies | Executieve functies zijn hogere cognitieve processen die nodig zijn voor doelgericht gedrag, zoals planning, besluitvorming, werkgeheugen, impulscontrole en gedragsaanpassing. De prefrontale cortex speelt een centrale rol bij het reguleren van deze functies, met dopamine als een belangrijke modulator. |
| Ziekte van Parkinson | De ziekte van Parkinson is een neurodegeneratieve aandoening die wordt gekenmerkt door het verlies van dopaminerge neuronen in de substantia nigra pars compacta, wat leidt tot motorische symptomen zoals tremor, bradykinesie en rigiditeit. De behandeling richt zich op het verhogen van de dopaminerge activiteit. |
| L-DOPA (Levodopa) | L-DOPA is een precursor van dopamine die in de hersenen wordt omgezet in dopamine. Het wordt gebruikt als medicatie voor de ziekte van Parkinson om het dopaminetekort te compenseren, hoewel het de ziekteprogressie niet stopt. |
| Serotonine (5-HT) | Serotonine, ook bekend als 5-hydroxytryptamine (5-HT), is een monoamine neurotransmitter die wordt gesynthetiseerd uit tryptofaan. Het speelt een cruciale rol bij de regulatie van stemming, slaap, eetlust, seksuele drift en pijnmodulatie. Verstoorde serotonerge transmissie wordt geassocieerd met depressie en angststoornissen. |
| Raphe nuclei | De raphe nuclei zijn kernen in de hersenstam die de belangrijkste bron vormen van serotonerge neuronen. Deze neuronen projecteren wijdverbreid door de hersenen en moduleren vrijwel alle hersengebieden, wat hun belang voor stemming, slaap en andere functies verklaart. |
| SSRI's (Selectieve Serotonine Reuptake Inhibitors) | SSRI's zijn een klasse antidepressiva die selectief de heropnametransporter voor serotonine blokkeren. Hierdoor wordt de concentratie van serotonine in de synaptische spleet verhoogd, wat leidt tot een versterkte serotonerge transmissie en een verbetering van stemmingsstoornissen. |
| Depressie | Depressie is een stemmingsstoornis die wordt gekenmerkt door aanhoudende somberheid, verlies van interesse en andere symptomen. De monoaminehypothese suggereert dat een tekort aan neurotransmitters zoals serotonine en noradrenaline een rol speelt, hoewel de pathofysiologie complexer is en ook andere factoren omvat. |
| Glutamaat | Glutamaat is de belangrijkste excitatoire neurotransmitter in het centrale zenuwstelsel. Het is betrokken bij vrijwel alle aspecten van de hersenfunctie, waaronder leren, geheugen en synaptische plasticiteit. Overmatige glutamaatactiviteit kan echter leiden tot excitotoxiciteit en neuronale schade. |
| Glutamaat–glutaminecyclus | De glutamaat–glutaminecyclus is een metabool proces waarbij glutamaat dat vrijkomt in de synaptische spleet wordt opgenomen door astrocyten, omgezet in glutamine en vervolgens terug naar neuronen wordt getransporteerd om opnieuw te worden omgezet in glutamaat. Dit proces is essentieel voor het reguleren van glutamaatconcentraties en het herstel van neurotransmittervoorraden. |
| Tripartiete synaps | De tripartiete synaps is een model dat de interactie tussen het presynaptische neuron, het postsynaptische neuron en een nabijgelegen astrocyt omvat. Astrocyten spelen een actieve rol bij het reguleren van de synaptische transmissie en het hergebruik van neurotransmitters, zoals glutamaat. |
| Dendritische spines | Dendritische spines zijn kleine uitsteeksels op de dendrieten van neuronen waar de meeste excitatoire (glutamaterge) synapsen zich bevinden. Ze zijn dynamisch en spelen een cruciale rol bij synaptische plasticiteit, leren en geheugen. Veranderingen in de structuur van spines worden geassocieerd met leeftijdsgebonden cognitieve achteruitgang. |
| AMPA-receptor | De AMPA-receptor is een ionotrope glutamaatreceptor die een snelle excitatoire postsynaptische potentiaal (EPSP) veroorzaakt door het toestaan van Na⁺-influx en K⁺-efflux. Deze receptoren zijn essentieel voor snelle synaptische transmissie en spelen een rol bij leren en geheugen. |
| NMDA-receptor | De NMDA-receptor is een ionotrope glutamaatreceptor die, naast Na⁺- en K⁺-stromen, ook Ca²⁺-influx toestaat. Deze receptor is een 'coïncidentiedetector' en is cruciaal voor synaptische plasticiteit (zoals LTP/LTD), maar overactivatie kan leiden tot excitotoxiciteit. |
| Excitotoxiciteit | Excitotoxiciteit is neuronale schade veroorzaakt door overmatige excitatie, vaak door overmatige glutamaatactiviteit. Dit kan leiden tot calciumoverbelasting, mitochondriale disfunctie en celdood, en is een belangrijke factor bij beroertes en neurodegeneratieve aandoeningen. |
| Penumbra | De penumbra is een gebied rond een ischemisch infarct in de hersenen waar de bloedtoevoer is verminderd, maar nog net voldoende om cellen in leven te houden. Cellulaire schade in de penumbra wordt mede veroorzaakt door excitotoxiciteit en is een potentieel therapeutisch doelwit voor neuroprotectieve strategieën. |
| GABA (γ-aminoboterzuur) | GABA is de belangrijkste inhibitorische neurotransmitter in de hersenen. Het remt de neurale activiteit door het verhogen van de chloride-conductantie, wat leidt tot hyperpolarisatie van het postsynaptisch membraan. GABA speelt een cruciale rol bij het handhaven van de balans tussen excitatie en inhibitie in corticale netwerken. |
| GABA-A receptor | De GABA-A receptor is een ionotrope receptor die fungeert als een chloorkanaal. Binding van GABA opent dit kanaal, waardoor Cl⁻ de cel instroomt en het membraan hyperpolariseert, wat resulteert in een remmend postsynaptisch potentiaal (IPSP). Deze receptoren zijn belangrijke targets voor sedativa, anxiolytica en anti-epileptica. |
| GABA-B receptor | De GABA-B receptor is een metabotrope receptor die, via G-proteïne-gekoppelde signalering, leidt tot trage postsynaptische inhibitie. Het beïnvloedt ionkanalen indirect en speelt een rol bij onder andere pijnmodulatie en spierrelaxatie. |
| GABA-shunt | De GABA-shunt is een metabole route die de neurotransmittersynthese van GABA verbindt met de citroenzuurcyclus (Krebs-cyclus). Het maakt efficiënt gebruik van intermediairen uit de energiecyclus voor de productie en recycling van GABA. |
| Renshaw-cel | Een Renshaw-cel is een inhibitorisch interneuron in het ruggenmerg dat glycinerg werkt. Het ontvangt input van motorneuronen en oefent recurrente inhibitie uit op deze motorneuronen, wat helpt bij het stabiliseren van motorische activiteit en het voorkomen van overmatige prikkeling. |
| Glycine | Glycine is de kleinste neurotransmitter en functioneert voornamelijk als een inhibitorische neurotransmitter in het ruggenmerg. Het werkt via glycinereceptoren, die chloridekanalen zijn, en speelt een rol bij het reguleren van motorische activiteit en pijntransmissie. |
| Neuropeptiden | Neuropeptiden zijn kleine eiwitten die functioneren als neuromodulatoren. Ze worden gesynthetiseerd in het cellichaam en vrijgegeven uit large dense-core vesicles. Ze werken trager en op grotere afstand dan klassieke neurotransmitters, en moduleren voornamelijk G-proteïne-gekoppelde receptoren. |
| Endogene opioïde peptiden | Endogene opioïde peptiden, zoals endorfines, enkefalines en dynorfines, zijn lichaamseigen pijnstillers die binden aan opioïde receptoren. Ze spelen een rol bij pijnmodulatie, stemming en beloning. |
| Substance P | Substance P is een neuropeptide dat betrokken is bij pijntransmissie. Het wordt vrijgegeven door nociceptoren en speelt een rol bij het signaleren van pijn aan de hersenen. |
| CGRP (Calcitonin Gene-Related Peptide) | CGRP is een neuropeptide dat vrijkomt tijdens de pijnfase van migraine en betrokken is bij vaatverwijding en neurogene ontsteking. Het is een belangrijk doelwit voor medicatie tegen migraine. |
| Orexines (Hypocretines) | Orexines zijn neuropeptiden geproduceerd in de hypothalamus die cruciaal zijn voor het reguleren van de slaap-waakcyclus. Verlies van orexinerge neuronen leidt tot narcolepsie. |
| Galanine | Galanine is een neuropeptide dat slaap bevordert, met name non-REM-slaap. Het wordt vrijgegeven door neuronen in de ventrolaterale preoptische nucleus (VLPO) en draagt bij aan het slaapcentrum van de hypothalamus. |
| Opioïde receptoren | Opioïde receptoren (mu, kappa, delta) zijn G-proteïne-gekoppelde receptoren die binden aan endogene opioïden en exogene opiaten. Activatie van de mu-receptor is verantwoordelijk voor de belangrijkste pijnstillende effecten van opiaten. |
| ATP (Adenosinetrifosfaat) | ATP is een energiemolecuul dat ook functioneert als neurotransmitter, met name in de 'purinerge transmissie'. Het wordt vrijgegeven via non-vesiculaire mechanismen en werkt op P2X (ionotrope) en P2Y (metabotrope) receptoren. Adenosine, een afbraakproduct van ATP, speelt een rol bij slaapregulatie en de effecten van cafeïne. |
| Cannabinoïden (Endogene) | Endogene cannabinoïden, zoals anandamide, zijn lipide neurotransmitters die werken via CB1-receptoren. Ze fungeren vaak als retrograde neurotransmitters, waarbij ze de presynaptische neurotransmissie remmen. Ze hebben kalmerende, pijnstillende en euforiserende effecten. |
| Gasvormige neurotransmitters (NO, CO) | Gasvormige neurotransmitters zoals stikstofmonoxide (NO) en koolmonoxide (CO) zijn atypische signaalmoleculen die diffunderen door celmembranen en geen specifieke receptoren binden. Ze spelen rollen bij geheugen, leren en modulatie van neurotransmissie. |
| Neuromelanine | Neuromelanine is een bruin-zwart pigment dat wordt aangetroffen in specifieke neuronen in de substantia nigra (dopaminerg) en locus caeruleus (noradrenerge). Het dient als een buffermolecuul voor de afbraakproducten van dopamine en noradrenaline, en de afwezigheid ervan in de substantia nigra is een kenmerk van de ziekte van Parkinson. |
| DAT-scan | Een DAT-scan (Dopamine Transporter scan) is een beeldvormingstechniek die de functie van dopamine-transporters in de nigrostriatale baan evalueert. Het wordt gebruikt voor de vroege diagnose van de ziekte van Parkinson door het verlies van dopaminerge neuronen in beeld te brengen. |
| Bloed-hersenbarrière (BBB) | De bloed-hersenbarrière is een selectieve filter van endotheelcellen die de hersenen beschermt tegen schadelijke stoffen uit het bloed. Specifieke transporters, zoals de L1-transporter voor L-DOPA, maken het mogelijk dat essentiële moleculen de hersenen kunnen binnendringen. |
| Neurovasculaire koppeling | Neurovasculaire koppeling is het fenomeen waarbij toegenomen neuronale activiteit leidt tot een lokale toename van de hersendoorbloeding en zuurstoftoevoer. Dit mechanisme ondersteunt de energievraag van actieve neuronen en is de basis voor functionele MRI (fMRI) metingen. |
| Cerebraal energiemetabolisme | Het cerebrale energiemetabolisme beschrijft hoe de hersenen energie (voornamelijk in de vorm van ATP) produceren en gebruiken. Astrocyten spelen een sleutelrol door lactaat te produceren uit glucose, dat vervolgens door neuronen wordt gebruikt voor oxidatieve energieproductie, in een proces dat bekend staat als de astrocyte–neuron lactaat shuttling (ANLS). |
| Neurotransmissie | Neurotransmissie is het proces waarbij neuronen communiceren via chemische of elektrische signalen. Dit omvat de synthese, opslag, vrijgave, binding en beëindiging van neurotransmitters in de synaps. |
| Epilepsie | Epilepsie is een neurologische aandoening die wordt gekenmerkt door terugkerende epileptische aanvallen, veroorzaakt door een verstoorde balans tussen excitatoire (voornamelijk glutamaterge) en inhibitorische (voornamelijk GABA-erge) transmissie in de hersenen. |
| EEG (Elektro-encefalogram) | Een EEG is een techniek die de elektrische activiteit van de hersenen meet via elektroden op de hoofdhuid. Het wordt gebruikt om hersenactiviteit te bestuderen, slaapstadia te analyseren en afwijkingen zoals epileptische ontladingen te detecteren. |
| Neuropeptiden | Neuropeptiden zijn kleine eiwitten die functioneren als neuromodulatoren in het zenuwstelsel. Ze worden gesynthetiseerd in het cellichaam, verpakt in large dense-core vesicles en werken via GPCR's om neuronale activiteit te moduleren. |
| Orexines (Hypocretines) | Orexines (ook wel hypocretines genoemd) zijn neuropeptiden die geproduceerd worden in de hypothalamus en een cruciale rol spelen bij het reguleren van de slaap-waakcyclus. Verlies van orexinerge neuronen is de oorzaak van narcolepsie. |
| Galanine | Galanine is een neuropeptide dat slaap bevordert, met name non-REM-slaap, en wordt vrijgegeven door neuronen in de ventrolaterale preoptische nucleus (VLPO). |
| Opioïde receptoren | Opioïde receptoren zijn G-proteïne-gekoppelde receptoren (GPCR's) die binden aan endogene opioïden (zoals endorfines) en exogene opiaten (zoals morfine). Ze spelen een belangrijke rol bij pijnmodulatie, stemming en verslaving. |
| ATP (Adenosinetrifosfaat) | ATP is niet alleen een energiedrager, maar fungeert ook als neurotransmitter, bekend als purinerge transmissie. Het werkt op P2X (ionotrope) en P2Y (metabotrope) receptoren en speelt een rol bij pijn en andere fysiologische processen. |
| Cannabinoïden (Endogene) | Endogene cannabinoïden, zoals anandamide, zijn lipide signaalmoleculen die werken via CB1-receptoren en vaak fungeren als retrograde neurotransmitters, waarbij ze de presynaptische neurotransmissie remmen. |
| Gasvormige neurotransmitters (NO, CO) | Gasvormige neurotransmitters zoals stikstofmonoxide (NO) en koolmonoxide (CO) zijn kleine, diffusie-gebaseerde signaalmoleculen die niet worden opgeslagen in vesikels en niet aan specifieke receptoren binden. Ze moduleren de neuronale functie en spelen rollen bij o.a. geheugen en leren. |