Cover
Start nu gratis Ontwikkeling CZS tekst
Summary
# Algemene ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel
De algemene ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel omvat de embryonale oorsprong uit het ectoderm, de vorming van de neurale buis en neurale lijst door neurulatie, en de daaropvolgende differentiatie tot ruggenmerg en hersenblaasjes [5](#page=5).
### 1.1 Embryonale oorsprong en neurulatie
Het adulte humaan zenuwstelsel vindt zijn oorsprong in het ectoderm van het embryo. Tijdens de derde embryonale week ontwikkelt zich, onder invloed van de chorda dorsalis, een neuro-ectodermale plaat aan de dorsale zijde van het ectoderm. Deze plaat instulpt tot een neurale groeve, die uiteindelijk sluit om een neurale buis te vormen; dit proces heet neurulatie. De neurale buis vormt de basis voor zowel de hersenen en hersenstam (rostraal) als het ruggenmerg (caudaal). Het lumen van de neurale buis behoudt een verbinding met de ventrikels in de hersenen en hersenstam, en is praktisch afwezig ter hoogte van het ruggenmerg [5](#page=5).
Tijdens de instulping van de neurale plaat komen cellen los van de neurale plaat en vormen de crista neuralis, oftewel neurale lijst. De neurale buis is initieel open aan de rostraal (neuroporus anterior) en caudaal (neuroporus posterior) zijde. De anterieure neuroporus sluit op dag 24, en de posterieure op dag 26, ter hoogte van somiet 31 (corresponderend met sacraal 2). Volledige sluiting van de primaire neurale buis vindt plaats rond week 4 [5](#page=5).
Secundaire neurulatie duurt tot week 8 en betreft de differentiatie van het caudaal deel van het ruggenmerg (onder sacraal 2) vanuit het gastrulatie-mesoderm van de caudale eminentie. De caudale eminentie vormt aanvankelijk een solide weefselmassa die later gekanaliseerd wordt en fuseert met de neurale buis die door primaire neurulatie is gevormd, dit gebeurt rond week 6 [5](#page=5).
> **Tip:** Begrijp het onderscheid tussen primaire en secundaire neurulatie en de timing van de sluiting van de neurale buis [5](#page=5).
### 1.2 Ontwikkeling van de medulla spinalis
De crista neuralis is essentieel voor de vorming van structuren van het perifeer zenuwstelsel ter hoogte van de medulla spinalis. Hieruit ontstaan onder andere de sensibele ganglia op de dorsale wortels van spinale zenuwen, autonome ganglia, ortho- en parasympathische ganglia, en de neuronen van het enterisch systeem in de darmwand. Stoornissen in de migratie van deze neuronen kunnen leiden tot aandoeningen zoals de ziekte van Hirschsprung, waarbij een deel van de darm zonder ganglioncellen blijft en peristaltiekstoornissen optreden. Ook melanocyten (pigmentcellen van de huid), Schwann-cellen (myeline-producerende cellen), calcitonine-cellen van de schildklier, mesenchym van de farynxbogen en het bijniermerg zijn derivaten van de crista neuralis [5](#page=5).
De uitlopers van sensibele pseudo-unipolaire neuronen in de dorsale ganglia groeien naar de medulla spinalis en naar het bijbehorende dermatoomgebied, waarbij celadhesiemoleculen en neurotrofische factoren een rol spelen. Het oorspronkelijke neurale kanaal groeit uit tot het centrale kanaal van de volwassen medulla spinalis [5](#page=5) [7](#page=7).
Na de sluiting van de neurale buis wordt het centraal zenuwstelsel gelamineerd in drie lagen:
1. **Ventriculaire laag:** Vormt het definitieve ependym en de neuronen die naar de intermediaire laag migreren [7](#page=7).
2. **Intermediaire of mantellaag:** Bevat gliale cellen waarlangs neuronen migreren; dit vormt de definitieve grijze stof. Delende neuroblasten organiseren zich in de dorsaal gelegen lamina alaris en de ventraal gelegen lamina basalis. De lamina basalis vormt de cornu ventralis, met motorische neuronen wiens axonen via ventrale wortels naar de periferie gaan, en de cornu lateralis met autonome neuronen. De lamina alaris vormt de cornu dorsalis, waar sensibele informatie wordt ontvangen via de dorsale wortels van spinale zenuwen (tweede-orde neuronen). De lamina basalis en alaris worden ook wel grondplaat en vleugelplaat genoemd, gescheiden door de sulcus limitans. De dak- en bodemplaat, die geen neuroblasten bevatten, dienen als paden voor zenuwvezelcommissuren [7](#page=7).
3. **Marginale laag:** Bevat axonen van ontwikkelende neuronen en vormt de witte stof [7](#page=7).
### 1.3 Ontwikkeling van de hersenen
De ontwikkeling van de hersenen verloopt relatief traag in vergelijking met andere systemen. Het craniale deel van de neurale buis ontwikkelt zich tot uiteindelijk vijf hersenblaasjes van rostraal naar caudaal [7](#page=7):
* Prosencefalon: telencefalon en diëncefalon [7](#page=7).
* Mesencefalon: mesencefalon [7](#page=7).
* Rhombencefalon: metencefalon en myelencefalon [7](#page=7).
Dit stadium van vijf hersenblaasjes wordt bereikt rond week 6. Tijdens deze ontwikkeling ontstaan eerst twee (cefale en cervicale) en later drie flexuren: de cefale (in het mesencefalon), de cervicale (tussen myelencephalon en ruggenmerg), en de pontiene flexuur (met een ventrale convexiteit in het midden van het rhombencefalon) [7](#page=7) [9](#page=9).
De telencefale vesikel neemt in omvang toe en groeit rond het diëncefalon. De oorspronkelijke eivormige structuur van elke hemisfeer vertoont een C-vormige kromming door lengtegroei, waarbij het caudale been de temporale kwab vormt, gescheiden van de frontale en pariëtale kwab door de fissura lateralis van Sylvius. Deze C-vormige kromming is ook zichtbaar in structuren zoals de laterale ventrikels, nucleus caudatus, fornix en corpus callosum. De mediale zijde van het telencefalon vergroeit met de buitenwand van de diëncefale vesikel, wat later aanleiding geeft tot de basale ganglia, waarvan het putamen en de nucleus caudatus van telencefale oorsprong zijn, en de globus pallidus van diëncefale oorsprong [7](#page=7).
Het telencefalon vormt naast de hersenhemisferen ook de bulbi olfactorii (reukbollen). De telencefale vesikels zijn verbonden door het corpus callosum, een brede band witte stof [9](#page=9).
De diëncefale vesikel vormt bilateraal de oogbeker en oogzenuw. De epithalamus en neurohypofyse zijn evaginaties van het diëncefalon. De adenohypofyse, het voorste deel van de hypofyse, ontstaat uit het zakje van Ratke, een evaginatie in het dak van het stomodeum (primitieve mond). Het diëncefalon bestaat uit twee laminae alares en een dakplaat, zonder bodemplaat of lamina basalis. De twee laminae alares worden gescheiden door dehypothalame sulcus. Ventraal van deze sulcus ontstaat de hypothalamus (en neurohypofyse), terwijl dorsaal de thalamus en epithalamus gevormd worden [9](#page=9).
Het mesencefalon ondergaat geen transversale segmentatie en ontwikkelt zich weinig. Vanuit het rhombencefalon ontwikkelen zich de pons (metencefalon) en de medulla oblongata (myelencefalon). Later ontwikkelt zich dorsaal uit het metencefalon ook het cerebellum (kleine hersenen). De wand van de vesikels is opgebouwd uit nog niet gedifferentieerde neuroglioblasten die zich delen [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** De vorming van de vijf hersenblaasjes uit de drie primaire hersenblaasjes illustreert de verdere differentiatie van het craniale deel van de neurale buis [7](#page=7) [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** De C-vormige kromming van de telencefale vesikels is een kenmerkende ontwikkeling die de latere structuur van de hersenhemisferen bepaalt [7](#page=7).
---
# Ontwikkeling van de hersenen en ventrikelsysteem
De ontwikkeling van de hersenen omvat de transformatie van de neurale buis tot de complexe structuren van het centrale zenuwstelsel, inclusief de vorming van de hersenschors met gyri en sulci, en de evolutie van het ventrikelsysteem met de choroïdale plexussen.
### 2.1 Vroege ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel
Na de sluiting van de neurale buis ondergaat het ontwikkelende centrale zenuwstelsel (CZS) laminatie. Van binnen naar buiten bestaat het uit de volgende lagen [7](#page=7):
* **Ventriculaire laag**: Produceert het definitieve ependym en neuronen die migreren naar de intermediaire laag [7](#page=7).
* **Intermediaire (mantel)laag**: Gevormd door gliale cellen waar neuronen uit de ventriculaire laag naartoe migreren; dit wordt de definitieve grijze stof. De delende neuroblasten scheiden zich in de dorsaal gelegen lamina alaris en de ventraal gelegen lamina basalis. De lamina basalis is gescheiden van de lamina alaris door de sulcus limitans [7](#page=7).
* **Marginale laag**: Bevat axonen van ontwikkelende neuronen en vormt de witte stof [7](#page=7).
### 2.2 Ontwikkeling van de hersenen uit de hersenblaasjes
Het craniale deel van de neurale buis ontwikkelt zich verder met de vorming van eerst drie en uiteindelijk vijf hersenblaasjes, van rostraal naar caudaal [7](#page=7) [9](#page=9):
* **Prosencefalon**: Ontwikkelt zich tot het telencefalon en diëncefalon [7](#page=7).
* **Mesencefalon**: Blijft het mesencefalon [7](#page=7).
* **Rhombencefalon**: Ontwikkelt zich tot het metencefalon en myelencefalon [7](#page=7).
Dit stadium van vijf hersenblaasjes wordt bereikt rond de zesde week van de embryonale ontwikkeling. Tijdens deze ontwikkeling treden eerst twee (cefale en cervicale) en later drie flexuren op: de cefale, de cervicale en de pontiene flexuur [7](#page=7) [9](#page=9).
#### 2.2.1 Ontwikkeling van de telencephalon
De telencephalon neemt in omvang toe en groeit rond het diëncefalon. De oorspronkelijke eivormige structuur van elke hemisfeer ontwikkelt een C-vormige kromming door lengtegroei. De telencephalon geeft naast de hersenhemisferen ook aanleiding tot de bulbi olfactorii. De telencephalische vesikels zijn verbonden door een brede band witte stof, het corpus callosum [7](#page=7) [9](#page=9).
De mediale zijde van de telencephalon vergroeit met de buitenwand van de diëncefale vesikel, wat leidt tot de vorming van de basale ganglia. Twee componenten, het putamen en de nucleus caudatus, zijn van telencephalische oorsprong [7](#page=7).
#### 2.2.2 Ontwikkeling van de diencephalon
De diencephalon geeft bilateraal aanleiding tot de oogbeker en oogzenuw. De epithalamus en de neurohypofyse zijn evaginaties van de diencephalon. De adenohypofyse daarentegen ontstaat uit een evaginatie in het dak van het stomodeum, het zakje van Rathke. De diencephalon bestaat uit twee laminae alares en een dakplaat. De lamina alaris die ventraal van de hypothalamus-sulcus ligt, vormt de hypothalamus en neurohypofyse, terwijl de lamina alaris dorsaal hiervan de thalamus en epithalamus vormt [9](#page=9).
#### 2.2.3 Ontwikkeling van het mesencefalon en rhombencefalon
Het mesencefalon ondergaat weinig ontwikkeling. Uit de rhombencefalon ontwikkelen zich de pons (metencephalon) en de medulla oblongata (myelencephalon). Later ontwikkelt zich dorsaal uit het metencefalon ook het cerebellum [9](#page=9).
### 2.3 Vorming van de cerebrale cortex
De wand van de telencephalische vesikel wordt dikker door deling en differentiatie van neuroglioblasten tot neuronen en gliacellen. Twee golven van celmigraties zorgen ervoor dat de grijze stof aan de periferie komt te liggen, vormend de cortex of hersenschors, terwijl de witte stof centraal komt te liggen. Deze migratie vindt plaats gedurende de hele foetale ontwikkeling. Vanaf de zesde zwangerschapsmaand treden er geen celdelingen meer op in de neuronen, hoewel recent onderzoek wijst op mogelijke postnatale celdelingen [11](#page=11).
De ontwikkeling van axonen, dendrieten en synapsen zorgt ervoor dat de neuronen verder uit elkaar komen te liggen. Dit leidt tot de vorming van kronkels (gyri) en groeven (sulci) in de cerebrale cortex, waardoor het oppervlakte ervan uiteindelijk twaalf keer groter wordt. Na de vorming van de witte stof door uitgroeiende zenuwvezels, vindt er een progressieve myelinisatie plaats. Dit proces van myelinisatie kan doorgaan tot ongeveer 30 jaar [11](#page=11).
### 2.4 Ontwikkeling van het ventrikelsysteem
De oorspronkelijke holte van de neurale buis blijft bestaan in de hersenen als met cerebrospinaal vocht (CSV) gevulde ruimten [11](#page=11).
* De caviteit in de cerebrale hemisferen expandeert tot de twee laterale ventrikels [11](#page=11).
* Deze zijn verbonden met de caviteit van de diencephalon, het derde ventrikel, via het foramen van Monro [11](#page=11).
* De caviteit van het mesencefalon is gereduceerd tot een smal kanaal, de aqueductus van Sylvius [11](#page=11).
* De aqueductus van Sylvius is naar rostraal verbonden met het derde ventrikel en naar caudaal met het vierde ventrikel [11](#page=11).
* Het vierde ventrikel is verbonden met het centrale kanaal van het myelencephalon en het rudimentaire kanaal van de medulla spinalis [11](#page=11).
#### 2.4.1 De choroïdale plexussen
Op plaatsen waar de wanden van de ventrikels dun zijn, bestaande uit een laag ependymcellen en pia mater, ontwikkelen zich choroïdale plexussen. Dit zijn kluwens van vasculair weefsel omgeven door pia mater die invaginatie vertonen ter hoogte van het ependym. Hier vindt selectieve uitwisseling plaats tussen de bloedbaan en het cerebrospinaal vocht. Deze locaties zijn [11](#page=11):
* In de bodem van de laterale ventrikels, ter hoogte van de junctie van de cerebrale hemisferen en de diencephalon [11](#page=11).
* In het dak van het derde ventrikel [11](#page=11).
* Ter hoogte van het dak van het vierde ventrikel [11](#page=11).
Het geheel van pia mater en ependym op deze plaatsen wordt de tela choroidea genoemd [11](#page=11).
---
# Ontwikkeling van de hersenstam en stoornissen
Dit deel behandelt de organisatie van de hersenstam, vergelijkbaar met het ruggenmerg, de differentiatie in kernen, celmigratie en de verschillende stoornissen die kunnen optreden in de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel.
### 3.1 Organisatie en differentiatie van de hersenstam
De organisatie van de hersenstam vertoont gelijkenissen met het ruggenmerg, maar met enkele belangrijke verschillen. In plaats van ventrale en dorsale wortels van spinale zenuwen, zijn in de hersenstam craniale zenuwen aanwezig. De dorso-ventrale oriëntatie van de lamina alaris en basalis in het ruggenmerg is in de hersenstam mediaal-lateraal georiënteerd, mede door de vorming van het vierde ventrikel. De zijwanden van de medulla oblongata draaien om een longitudinale as in de bodemplaat, wat leidt tot een sterk uitgerekte dakplaat gereduceerd tot een laag ependymcellen [13](#page=13).
Celmigraties vanuit de laminae naar de bodem van het vierde ventrikel zijn kenmerkend. De differentiatie in kernen vindt plaats op basis van functie [13](#page=13):
* **Algemeen somatisch motorisch (efferent):** Innervatie van dwarsgestreepte spieren [13](#page=13).
* **Algemeen visceraal motorisch (efferent):** Innervatie van klieren en gladde spieren via autonome zenuwen [13](#page=13).
* **Algemeen somatisch sensibel (afferent):** Aanvoer van prikkels uit huid, spieren en gewrichten [13](#page=13).
* **Algemeen visceraal afferent:** Aanvoer van prikkels uit organen [13](#page=13).
Daarnaast zijn er speciale sensibele en motore structuren die leiden tot verdere opsplitsingen in kernen [13](#page=13):
* **Speciaal visceraal motorisch:** Innervatie van aangezichtsspieren, farynx, larynx [13](#page=13).
* **Speciaal visceraal afferent:** Aanvoer van smaakprikkels [13](#page=13).
* **Speciaal somatisch afferent:** Aanvoer uit het gehoor- en evenwichtsorgaan [15](#page=15).
Uiteindelijk worden zes kolommen van craniale kernen onderscheiden, van mediaal naar lateraal [13](#page=13) [15](#page=15):
* **Motorische kernen (mediaal in de bodem van het 4e ventrikel):**
* Algemeen somatisch efferent (voor spieren uit myotomen) [13](#page=13).
* Speciaal visceraal efferent (voor branchiale spieren) [13](#page=13).
* Algemeen visceraal efferent (oorsprong autonome preganglionaire neuronen) [13](#page=13).
* **Sensorische kernen (lateraal in de bodem van het 4e ventrikel):**
* Algemeen visceraal sensorisch (mechanoreceptie en chemoreceptie) en speciaal visceraal sensorisch (smaak) [15](#page=15).
* Algemeen somatisch sensorisch (tactiele stimulatie van het aangezicht) [15](#page=15).
* Speciaal somatisch sensorisch (gehoor en evenwicht) [15](#page=15).
Tussen de mediale motorische en laterale sensorische kernen bevindt zich de sulcus limitans [15](#page=15).
Buiten deze zes groepen kernen ontstaan door celmigratie de pontiene nuclei (uit lamina alaris) in de pons en de nucleus olivaris inferior (naar ventro-caudaal) in de medulla oblongata. De kleine hersenen (cerebellum) ontstaan uit de lamina alaris van het metencefalon [15](#page=15).
In het mesencefalon komen voor:
* Uit de lamina basalis: een kern met algemeen somatisch motorische neuronen en een kern met algemeen visceraal motorische neuronen [15](#page=15).
* Uit de lamina alaris: een kern met algemeen somatisch afferente neuronen (nucleus van de nervus trigeminus) [15](#page=15).
* Door celmigratie uit de lamina alaris naar dorsaal: het tectum [15](#page=15).
* Door celmigratie uit de lamina alaris naar ventraal: de nucleus ruber en substantia nigra. Sommige auteurs beschouwen deze laatste twee echter als differentiërend *in situ* [15](#page=15).
### 3.2 Stoornissen in de ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel
Stoornissen in de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel (CZS) worden onderverdeeld in drie hoofdcategorieën [17](#page=17):
* Structurele afwijkingen in de sluiting van de neurale buis (dysrafisme) [17](#page=17).
* Stoornissen in de celmigratie (met name in de vorming van de cerebrale cortex) [17](#page=17).
* Stofwisselingsstoornissen (niet verder behandeld in dit document) [17](#page=17).
#### 3.2.1 Neurale-buisdefecten (‘neural tube defects’, NTD)
Neurale-buisdefecten, algemeen aangeduid als dysrafisme, betreffen stoornissen in de sluiting van de neurale buis. Deze defecten treden meestal op bij de voorste of achterste neuroporus. Een defect in de sluiting van de neurale buis gaat gepaard met een onvolledig sluiten van de bijbehorende botstructuur, aangeduid als 'bifidum' [17](#page=17).
**Etiologie:**
* Erfelijke factoren spelen een rol [17](#page=17).
* Een tekort aan foliumzuur bij jonge moeders is bewezen [17](#page=17).
* Inname van teratogenen, zoals anti-epileptica, kan NTD veroorzaken [17](#page=17).
**Verschillende vormen van neurale-buisdefecten:**
##### 3.2.1.1 Defect in sluiting
* **Ter hoogte van de voorste neuroporus:**
* **Crania bifidum:** Onvolledig sluiten van de schedel [17](#page=17).
* **Encefalocele:** Herniatie van intracraniële inhoud [17](#page=17).
* Meningocoele: Herniatie van de meningen [17](#page=17).
* Meningo-encefalocele: Herniatie van meningen en hersenweefsel [17](#page=17).
* Meningohydro-encefalocele: Herniatie van meningen, hersenweefsel en een deel van het ventrikelsysteem [17](#page=17).
* **Ter hoogte van de achterste neuroporus:**
* **Spina bifidum:** Meestal geen herniatie van onderliggende structuren, maar een niet-vergroeien van de arcus posterior van een of meerdere wervels, wat leidt tot twee processus spinosi per segment [17](#page=17).
* **Spina bifida occulta:** Geen herniatie [17](#page=17).
* **Spina bifida aperta:** Wel herniatie [17](#page=17).
* Meningocoele: Herniatie van meningen en cerebrospinaal vocht [17](#page=17).
* Meningomyelocoele: Herniatie van meningen, cerebrospinaal vocht en zenuwweefsel [17](#page=17).
* Bij spina bifida aperta ter hoogte van de lumbaalstreek (sacraal ruggenmerg) zijn de zenuwen die de sfincters bezenuwen niet ontwikkeld, wat leidt tot incontinentie van blaas en fecale functie, en meestal verlamming van de onderste ledematen [17](#page=17).
##### 3.2.1.2 Defect in differentiatie
* **Defect ter hoogte van de craniale neurale buis:** Leidt tot **anencefalie**, wat een totale afwezigheid van de hersenhemisferen, hersenvliezen en schedelkap betekent. Een rudimentaire hersenstam is aanwezig. Deze stoornis gaat meestal gepaard met spontane abortus of is neonataal fataal [19](#page=19).
* **Defect ter hoogte van de medulla spinalis:** Leidt tot **myeloschisis** (ook wel rachischisis genoemd). Dit is niet altijd fataal, maar brengt wel ernstige klinische problemen met zich mee [19](#page=19).
#### 3.2.2 Stoornissen in celmigratie
Stoornissen in de celmigratie van ontwikkelende neuronen kunnen leiden tot **corticale dysplasie**, een reeks defecten die steeds vaker worden gediagnosticeerd door verbeterde beeldvorming [19](#page=19).
* **Epilepsie** is de meest voorkomende manifestatie, waarbij neuronen niet correct migreren en in de witte stof liggen in plaats van in de cortex (heterotopie) [19](#page=19).
* Intra-uteriene infecties (bv. rubella), bestraling en zeldzame genetische aandoeningen kunnen ook gepaard gaan met celmigratiestoornissen [19](#page=19).
> **Tip:** Ondanks neurale ontwikkelingsstoornissen kan de plasticiteit van de hersenen bij foetale letsels leiden tot compensatie doordat gespaard gebleven neuronen de functies overnemen en zich verder ontwikkelen [19](#page=19).
> **Example:** Kinderen die tijdens de foetale ontwikkeling een letsel oplopen in het spraakcentrum, kunnen toch een functioneel spraakcentrum ontwikkelen door plasticiteit [19](#page=19).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ectoderm | De buitenste kiemlaag van het embryo waaruit onder andere de huid, het centraal zenuwstelsel en een deel van het perifeer zenuwstelsel ontstaan. |
| Mesoderm | De middelste kiemlaag van het embryo waaruit het skelet, de spieren, het circulatiestelsel en een groot deel van de urogenitale tractus voortkomen. |
| Endoderm | De binnenste kiemlaag van het embryo waaruit de maag-darmtractus en de ademhalingstractus zich ontwikkelen. |
| Neuro-ectodermale plaat | Een specifiek deel van het ectoderm dat onder invloed van de chorda dorsalis ontstaat en de basis vormt voor het zenuwstelsel. |
| Neurale groeve | Een instulping in de neurale plaat die later de neurale buis zal vormen, een voorloper van het centraal zenuwstelsel. |
| Neurale buis | De embryonale structuur waaruit het centraal zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) ontstaat na sluiting van de neurale groeve. |
| Neurulatie | Het proces van vorming van de neurale buis uit de neurale plaat tijdens de embryonale ontwikkeling. |
| Crista neuralis (neurale lijst) | Een groep cellen die loskomen van de neurale plaat tijdens de instulping en waaruit diverse structuren van het perifeer zenuwstelsel en andere weefsels ontstaan. |
| Neuroporus anterior | De voorste opening van de neurale buis die rond dag 24 sluit. |
| Neuroporus posterior | De achterste opening van de neurale buis die rond dag 26 sluit. |
| Secundaire neurulatie | Een proces dat duurt tot week 8, waarbij het caudaal deel van het ruggenmerg zich differentieert uit het gastrulatie-mesoderm van de caudale eminentie. |
| Medulla spinalis | Het ruggenmerg, dat zich ontwikkelt uit het caudale deel van de neurale buis. |
| Ganglia | Zenuwknoopjes bestaande uit een verzameling zenuwcelkernen, zoals de sensibele ganglia op de dorsale wortels van spinale zenuwen. |
| Schwann-cellen | Cellen die myeline produceren en de axonen van perifere zenuwen omhullen. |
| Ventriculaire laag | De binnenste laag van het zich ontwikkelende centraal zenuwstelsel, waaruit het definitieve ependym en de neuronen ontstaan. |
| Intermediaire of mantellaag | De middelste laag van het zich ontwikkelende CZS, die gliale cellen bevat en waar de neuronen uit de ventriculaire laag naar migreren om de grijze stof te vormen. |
| Marginale laag | De buitenste laag van het zich ontwikkelende CZS, die axonen bevat en de witte stof vormt. |
| Lamina basalis (grondplaat) | Het ventraal gelegen deel van de neurale buiswand waaruit de motorische neuronen en de cornu ventralis ontstaan. |
| Lamina alaris (vleugelplaat) | Het dorsaal gelegen deel van de neurale buiswand waaruit de neuronen die sensibele informatie ontvangen (tweede-orde-neuronen) en de cornu dorsalis ontstaan. |
| Sulcus limitans | Een groef die de lamina basalis scheidt van de lamina alaris. |
| Dak- en bodemplaat | Delen van de neurale buiswand die geen neuroblasten bevatten, maar dienen als banen voor zenuwvezelcommissuren. |
| Hersenblaasjes | De primaire en secundaire vesikels waaruit de hersenen zich ontwikkelen (prosencefalon, mesencefalon, rhombencefalon, telencefalon, diëncefalon, metencefalon, myelencefalon). |
| Flexuren | Buigingen in de zich ontwikkelende neurale buis (cefale, cervicale, pontiene flexuur). |
| Telencefalon | Het voorste deel van het prosencefalon, waaruit de hersenhemisferen en de bulbi olfactorii ontstaan. |
| Diëncefalon | Het achterste deel van het prosencefalon, waaruit de thalamus, hypothalamus, epithalamus, oogbeker en oogzenuw ontstaan. |
| Mesencefalon | Het middelste van de drie primaire hersenblaasjes, dat weinig ontwikkeling doormaakt. |
| Rhombencefalon | Het achterste van de drie primaire hersenblaasjes, waaruit de pons, medulla oblongata en cerebellum zich ontwikkelen. |
| Cerebrale cortex | De buitenste laag van de grote hersenen, bestaande uit grijze stof, gevormd door gedifferentieerde neuronen. |
| Gyri | Kronkels of windingen op het oppervlak van de cerebrale cortex. |
| Sulci | Groeven of plooien op het oppervlak van de cerebrale cortex. |
| Myelinisatie | Het proces waarbij axonen worden omhuld door myeline, wat leidt tot snellere zenuwgeleiding en de vorming van witte stof. |
| Cerebrospinaal vocht (CSV) | Vocht dat de ventrikels van de hersenen en de subarachnoïdale ruimte vult, geproduceerd door de choroïdale plexussen. |
| Laterale ventrikels | Twee grote holtes in de cerebrale hemisferen die gevuld zijn met cerebrospinaal vocht. |
| Derde ventrikel | Een ventrikel in het diëncefalon, verbonden met de laterale ventrikels via het foramen van Monro. |
| Aqueductus van Sylvius | Een kanaal dat het derde en vierde ventrikel verbindt, gelegen in het mesencefalon. |
| Vierde ventrikel | Een ventrikel in de hersenstam, verbonden met het centrale kanaal van het ruggenmerg en de subarachnoïdale ruimte. |
| Foramen van Monro | Een opening die de laterale ventrikels verbindt met het derde ventrikel. |
| Choroïdale plexus | Een netwerk van bloedvaten in de ventrikels van de hersenen dat cerebrospinaal vocht produceert. |
| Tela choroidea | De combinatie van pia mater en ependymcellen die de wand van de ventrikels vormt, waar de choroïdale plexussen zich ontwikkelen. |
| Foramen van Magendie | Een opening in de middellijn van het dak van het vierde ventrikel, die communicatie biedt met de subarachnoïdale ruimte. |
| Foramina van Luschka | Twee laterale openingen in het dak van het vierde ventrikel die communicatie bieden met de subarachnoïdale ruimte. |
| Hersenstam | Het deel van de hersenen dat de medulla oblongata, pons en mesencefalon omvat, verantwoordelijk voor basale levensfuncties en doorgifte van informatie. |
| Craniale zenuwen | Zenuwen die direct uit de hersenstam ontspringen en de kop en nek innerveren. |
| Kieuwbogen | Embryonale structuren waaruit delen van het hoofd en de nek zich ontwikkelen, met specifieke motorische en sensorische innervatie. |
| Dysrafisme | Een algemene term voor structurele afwijkingen in de sluiting van de neurale buis. |
| Neurale-buisdefecten (NTD) | Congenitale afwijkingen die voortkomen uit onvolledige sluiting van de neurale buis tijdens de embryonale ontwikkeling. |
| Foliumzuur | Vitamine B11, essentieel voor celgroei en -deling, waarvan een tekort tijdens de zwangerschap kan leiden tot neurale-buisdefecten. |
| Teratogenen | Stoffen die ontwikkelingsstoornissen kunnen veroorzaken bij een zich ontwikkelend embryo of foetus. |
| Crania bifidum | Een defect in de sluiting van de schedel, vaak geassocieerd met herniatie van intracraniële inhoud. |
| Encefalocele | Herniatie van intracraniële inhoud door een schedeldefect, variërend van meningocoele tot meningo-encefalocoele. |
| Spina bifidum | Een defect in de sluiting van de wervelkolom, dat kan variëren van spina bifida occulta tot spina bifida aperta met herniatie. |
| Spina bifida occulta | Een milde vorm van spina bifida waarbij er een defect is in de posterieure sluiting van de wervelboog zonder herniatie van neurale structuren. |
| Spina bifida aperta | Een ernstigere vorm van spina bifida waarbij er herniatie is van de meningen en/of neurale weefsels. |
| Meningocoele | Herniatie van de meningen en cerebrospinaal vocht door een defect in de wervelkolom of schedel. |
| Meningomyelocoele | Herniatie van de meningen, cerebrospinaal vocht en zenuwweefsel door een defect in de wervelkolom. |
| Anencefalie | Een ernstige ontwikkelingsstoornis waarbij de hersenhemisferen, hersenvliezen en schedelkap niet of nauwelijks worden gevormd. |
| Myeloschisis (rachischisis) | Een ernstig defect in de sluiting van het ruggenmerg, resulterend in een open rug. |
| Corticale dysplasie | Een verzamelnaam voor defecten die voortkomen uit stoornissen in de celmigratie tijdens de ontwikkeling van de hersenschors. |
| Heterotopie | De aanwezigheid van weefsel op een abnormale locatie, zoals neuronen die in de witte stof liggen in plaats van in de cortex bij migratiestoornissen. |
| Plasticiteit | Het vermogen van de hersenen om zich aan te passen en functies te herverdelen na letsel of tijdens ontwikkeling. |