Cover
Inizia ora gratuitamente gebouwen_werfvoorbereeiding.pdf
Summary
# Werfinrichting en organisatie
Dit onderwerp behandelt de organisatie en inrichting van een bouwplaats, met als doel een efficiënte en veilige werkomgeving te creëren door middel van elementen zoals hekwerk, aansluitingen, verlichting, beveiliging en sociale voorzieningen [3](#page=3).
### 1.1. Algemene principes van werfinrichting
Het organiseren van een bouwplaats, vaak gestart op een braakliggend terrein, omvat het creëren van een tijdelijke infrastructuur, een zogenaamd 'bouwdorp'. Bij grote projecten wordt vooraf een werfinrichtingsplan opgesteld. De inrichting is afhankelijk van diverse factoren, waaronder het type project, de locatie, de omgeving, het beschikbare materiaal, de benodigde nutsvoorzieningen, de wetgeving en veiligheidseisen [3](#page=3).
Belangrijke aspecten van de bouwplaatsinrichting omvatten:
* Aanvragen voor het gebruik van openbaar terrein bij de gemeente, bijvoorbeeld voor materiaalopslag of de plaatsing van een bouwkraan [3](#page=3).
* Werfafsluitingen en signalisatie, waarvoor eveneens vergunningen van de gemeente nodig kunnen zijn [3](#page=3).
* Maatregelen ter preventie van diefstal [3](#page=3).
* De inzet van hijswerktuigen [3](#page=3).
* Zones voor materiële voorzieningen, zoals bouwketen en toiletten [3](#page=3).
* Aanleg van leidingen voor water en elektriciteit [3](#page=3).
* Zones voor materiaalopslag [3](#page=3).
* Een zone voor afvalsortering [3](#page=3).
* Circulatieschema's voor personeel, voertuigen en materialen [3](#page=3).
#### 1.1.1. Hekwerk
De bouwondernemer is primair verantwoordelijk voor de veiligheid van medewerkers, passanten en omwonenden. Een goede afsluiting beperkt overlast, verkeershinder, onbevoegde toegang (pottenkijkers) en draagt bij aan de veilige opslag van materiaal en materieel. Het terrein dient toegankelijk te zijn voor medewerkers en leveranciers. Heras-hekken worden veelvuldig ingezet [3](#page=3).
#### 1.1.2. Aansluitingen elektra, water, gas en riool
Hoewel in sommige gevallen gebruik gemaakt kan worden van de nutsvoorzieningen van aanpalende buren, is het in de meeste gevallen noodzakelijk om tijdelijke werfaansluitingen aan te vragen bij de bevoegde diensten [4](#page=4).
* **Water:** Een watermeter kan gehuurd worden op een standpijp, een opzetstuk dat op een hydrant wordt aangesloten, welke verbonden is met het waterleidingsnet [4](#page=4).
* **Elektriciteit:** Een tijdelijke elektriciteitsaansluiting kan worden aangevraagd, waarbij men kan werken met een werfkast of eigen stroomgeneratoren [4](#page=4).
#### 1.1.3. Verlichting
Professionele verlichting op de bouwplaats is essentieel. Het dient ter bescherming tegen onbevoegden 's nachts en om de werkplek zelf te verlichten. Dit omvat zowel buitenverlichting als tijdelijke binnenverlichting in bijvoorbeeld schachten en op verdiepingen [4](#page=4).
#### 1.1.4. Beveiliging
Bouwplaatsbeveiliging heeft een dubbel doel: het creëren van een veilige werkomgeving voor medewerkers en bezoekers, en het minimaliseren van vandalisme en diefstal. Een stevige afsluiting en, bij grotere werven, de inzet van camera's kunnen hieraan bijdragen [4](#page=4).
#### 1.1.5. Bouwliften en bouwkranen
De correcte keuze van liften en kranen is cruciaal voor het efficiënt, snel en veilig verplaatsen van zware goederen en materialen, ook op grote hoogte. De keuze van de werfkraan (qua zwaarte, hoogte, type) en de positionering ervan op de werf worden vooraf zorgvuldig overwogen om het bouwproces te optimaliseren [5](#page=5).
#### 1.1.6. Toiletten en schaftwagens
De sociale partners in de bouwsector hebben een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) gesloten op 10 maart 2016 betreffende sociale voorzieningen op bouwplaatsen. Deze cao regelt bepalingen rond kleedkamers, refters, wasplaatsen, toiletten en verzorgingslokalen voor werknemers. De bepalingen van de Codex over het welzijn op het werk, met name titel III (arbeidsplaatsen), hoofdstuk V (tijdelijke of mobiele bouwplaatsen) en bijlage III (minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid), blijven van toepassing op werven [5](#page=5).
> **Tip:** Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) is een belangrijk onderdeel van de sociale regelgeving in België en bundelt diverse reglementeringen ter bescherming van werknemers. Sinds 1993 wordt het ARAB geleidelijk geherstructureerd in een nieuwe Codex over het welzijn op het werk om Europese richtlijnen te integreren [4](#page=4).
---
# Inplanten en uitzetten van het gebouw
Het correct positioneren van een gebouw op de bouwgrond, zowel horizontaal ten opzichte van de rooilijn en perceelsgrenzen als verticaal ten opzichte van het hoogtepeil, is cruciaal om problemen te voorkomen [6](#page=6).
### 2.1 Horizontale en verticale inplanting
De inplanting van een gebouw omvat twee hoofdaspecten [7](#page=7):
1. **Horizontale inplanting:** Dit betreft de positionering van het gebouw op het terrein ten opzichte van de rooilijn en de zijdelingse perceelsgrenzen [7](#page=7).
* **Rooilijn:** De grenslijn tussen het openbaar domein en het privédomein [7](#page=7).
* **Zijdelingse perceelsgrenzen:** De grenslijnen met aanpalende percelen [7](#page=7).
2. **Verticale inplanting:** Dit betreft de positionering van het gebouw in hoogte ten opzichte van het terrein, meestal aangeduid als het afgewerkte vloerpeil of de nulpas van de woning, in relatie tot bijvoorbeeld de as van de aanpalende weg of het peil van de buur [7](#page=7).
### 2.2 Horizontale inplanting
De horizontale inplanting wordt uitgevoerd aan de hand van het inplantingsplan, dat deel uitmaakt van de goedgekeurde bouwaanvraag en strikt gevolgd moet worden. Dit plan is opgemaakt door de architect conform de geldende stedenbouwkundige voorschriften [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 2.2.1 Elementen van het inplantingsplan
De volgende zaken liggen vast in het inplantingsplan en moeten nauwkeurig worden overgenomen op het terrein [8](#page=8):
* **De bouwlijn:** Dit is meestal de voorgevellijn en wordt bepaald ten opzichte van de rooilijn of de as van de weg (bv. "5m achter de rooilijn") [8](#page=8).
* **Zijdelingse bouwvrije stroken:** Dit zijn de vrije ruimtes links en rechts van de woning tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen, waar niets gebouwd mag worden. De breedte hiervan wordt bepaald door gemeentelijke of verkavelingsvoorschriften, met gebruikelijke maten van 4 meter voor vrijstaande en 3 meter voor halfopen bebouwingen [8](#page=8).
* **Bouwdiepte:** De diepte van de woning op het gelijkvloers en de verdiepingen, eveneens bepaald door stedenbouwkundige of verkavelingsvoorschriften [8](#page=8).
#### 2.2.2 Methoden voor horizontale inplanting
De horizontale inplanting op het terrein gebeurt door middel van [9](#page=9):
1. **Houten brugjes:** Samengesteld uit twee verticale paaltjes en een horizontale dwarsplank waarop nagels kunnen worden ingeslagen om touwen te spannen die de plaats van de muren visualiseren [9](#page=9).
2. **Bouwraam:** Een doorlopend kader gevormd door verticale paaltjes en horizontale dwarsplanken, waaraan eveneens touwen kunnen worden bevestigd [9](#page=9).
Vaak wordt de horizontale dwarsplank op het peil van de nulpas (afgewerkte vloerpeil) aangebracht. De brugjes of het bouwraam worden op minstens 100 cm buiten de hoeken van het gebouw geplaatst om graaf- en metselwerken niet te hinderen. Bij het graven van een kelder met een talud is een grotere afstand aan te raden om te voorkomen dat de piketten door wegschuivend talud in de bouwput belanden [9](#page=9).
#### 2.2.3 Werkwijze van het uitzetten
De gedetailleerde werkwijze voor het uitzetten is als volgt [10](#page=10):
1. **Uitzetten van de bouwlijn:** Dit kan door een gemeentelijke afgevaardigde gedaan worden, waarna de aannemer verder werkt, of de aannemer mag de bouwlijn zelf uitzetten en laten controleren door de gemeente (vastgelegd in een PV). De bouwlijn wordt vaak gemarkeerd met twee houten paaltjes bij de perceelsgrenzen, verbonden door een koord [10](#page=10).
2. **Uitzetten van de zijdelingse bouwvrije stroken:** Vanaf de bouwlijn wordt de maximale breedte van het gebouw afgemeten en zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met een jalon [10](#page=10).
3. **Plaatsen brugjes aan de voorzijde:** De bouwlijn wordt hierop vastgelegd. Ter hoogte van de markeringen voor de bouwvrije stroken wordt, indien de woning rechthoekig is, een rechte hoek uitgezet en de bouwdiepte afgemeten om de "achterbouwlijn" te bepalen [10](#page=10).
4. **Plaatsen brugjes aan de achterzijde:** De achterbouwlijn en de lijnen van de zijgevels worden vastgelegd, waarna de vier gevels zichtbaar gemaakt kunnen worden met touwen [10](#page=10).
5. **Controle:** Diverse controles worden uitgevoerd, waaronder de breedte van de bouwvrije stroken, de breedte en diepte van het gebouw, en de haaksheid van de gevels [10](#page=10).
6. **Verder markeren van de bouw:** Nadien worden muur- en funderingsbreedtes van buitenmuren, bijkomende gevelmuren (zoals insprongen) en binnenmuren vastgelegd [11](#page=11).
#### 2.2.4 Uitzetten bij kelders
Bij aanwezigheid van een kelder en de noodzaak om een bouwput te graven, moet de visualisatie van muren en funderingen worden overgebracht naar de bodem van de bouwput. Dit kan met topografische instrumenten of een schietlood [11](#page=11).
#### 2.2.5 Moderne uitzettechnieken
Op grote werven en ook steeds vaker bij kleinere projecten wordt gebruik gemaakt van een totaalstation (tachymeter), een combinatie van een theodoliet en afstandsmeter. Deze toestellen kunnen berekeningen uitvoeren en de data rechtstreeks omzetten naar een CAD-bestand. Er bestaan ook reflectorloze toestellen die werken met hoogwaardige lasertechniek [11](#page=11).
### 2.3 Verticale inplanting
Na de horizontale inplanting wordt de nulpas bepaald, wat het peil van de afgewerkte vloer betreft (vaak het peil van de dorpel van de voordeur). Het referentiepeil is terug te vinden op het inplantingsplan en wordt vastgelegd ten opzichte van vaste punten zoals een boordsteen van de straat, een riooldeksel, het midden van de straat, de dorpel van een naastgelegen gebouw, of een officieel hoogtepeil van het Nationaal Geodetisch Instituut. De nulpas wordt eveneens door stedenbouwkundige voorschriften bepaald en ter plaatse aangeduid door een gemeentelijke afgevaardigde [12](#page=12).
#### 2.3.1 Praktische vastlegging van het nulpeil
Het nulpeil kan praktisch worden vastgelegd op de werf door [12](#page=12):
* De bovenkant van brugjes of bouwplanken te laten samenvallen met het nulpeil (afgeraden wegens risico op beschadiging) [12](#page=12).
* Een paal of piket stevig in de grond buiten de bouwzone te plaatsen waarop het nulpeil wordt afgetekend [12](#page=12).
* Merktekens met verf aan te brengen op vaste punten zoals gevels van buren, verlichtingspalen of omheiningsmuren [12](#page=12).
#### 2.3.2 Belang van de nulpas en meterpas
De nulpas dient als referentiepeil voor alle hoogtematen gedurende het gehele bouwproces, inclusief de afwerking. Dakwerkers, chape- en vloerders hanteren dit peil. Om praktische redenen, aangezien de nulpas zich laag bij de grond bevindt, wordt ook de "meterpas" aangeduid op de werf [13](#page=13).
* **Meterpas:** Dit peil bevindt zich 1 meter boven de nulpas en is op een comfortabelere hoogte voor aannemers om te raadplegen. Het is essentieel dat de meterpas op een vast en goed zichtbaar punt blijft gedurende het hele bouwproces [13](#page=13).
Met behulp van een pasdarm (watergevulde slang) of een lasertoestel kan elke aannemer het juiste peil overbrengen naar de benodigde locatie [13](#page=13).
---
# Bouwrijp maken van het terrein en bemaling
Het bouwrijp maken van het terrein en bemaling zijn essentiële stappen in de voorbereiding van een bouwlocatie, waarbij het terrein wordt geoptimaliseerd voor constructie en grondwater wordt beheerd.
### 3.1 Bouwrijp maken van het terrein
Het bouwrijp maken van het terrein omvat diverse werkzaamheden die doorgaans worden uitgevoerd voordat de werf officieel wordt uitgezet. Het is een algemene term voor het proces waarbij een terrein bouw-klaar wordt gemaakt [14](#page=14).
#### 3.1.1 Werkzaamheden bij het bouwrijp maken
De werkzaamheden omvatten doorgaans de volgende stappen [14](#page=14):
1. **Opruimen van aanwezige hindernissen:** Dit houdt in het verwijderen van beplanting, het rooien van bomen, het opruimen van afvalmateriaal en het afbreken van bestaande gebouwen [14](#page=14).
2. **Inrichten van de werf:** Dit omvat de logistieke en organisatorische aspecten van de bouwplaats [14](#page=14).
3. **Afschermen van naburige gebouwen:** Ter bescherming tegen mogelijke schade kan het noodzakelijk zijn om voorzieningen zoals beschoeiing aan te brengen [14](#page=14).
4. **Afgraven van teelaarde:** De teelaarde, de vruchtbare bovenste laag van de grond rijk aan humus, wordt machinaal afgegraven tot ongeveer 20 cm onder het maaiveld. Deze laag is ongeschikt voor het dragen van funderingen of kelders. Na de bouwwerkzaamheden kan de teelaarde opnieuw over het terrein worden uitgespreid voor tuin aanleg. Meestal wordt het te bebouwen oppervlak plus een meter extra rondom afgegraven [14](#page=14).
### 3.2 Bemalingssystemen
Bemaling is noodzakelijk wanneer grondwater verlaagd moet worden om graaf- en kelderwerken "in den droge" uit te kunnen voeren. Het tijdelijk verlagen van het grondwaterpeil kan echter aanzienlijke gevolgen hebben voor de omgeving [15](#page=15).
#### 3.2.1 Gevolgen van grondwaterverlaging
Het verlagen van het grondwaterpeil kan leiden tot:
* **Verandering van de grondsamenstelling:** Dit kan de grondspanning en het grondvolume beïnvloeden [16](#page=16).
* **Ontstaan van lege poriën:** Deze kunnen zettingen en verzakkingen veroorzaken van naburige gebouwen, wegenis of infrastructuur [16](#page=16).
* **Droogteschade aan groen:** Planten en bomen kunnen beschadigd raken door de "droog getrokken" bodem [16](#page=16).
* **Verplaatsing van grondwaterverontreinigingen:** Dit kan leiden tot milieuschade [16](#page=16).
* **Verzakking of scheuren van kelders:** Oude kelders die ontworpen zijn voor een hoger grondwaterpeil kunnen instabiel worden [15](#page=15).
#### 3.2.2 Administratieve voorzorgsmaatregelen
Om discussies en potentiële schadeclaims te vermijden, is het opstellen van een plaatsbeschrijving cruciaal [16](#page=16).
* **Plaatsbeschrijving:** Dit is een schriftelijke vaststelling van de bestaande staat van aanpalende eigendommen, inclusief eventuele schade, vóór aanvang van de werken. Het wordt meestal uitgevoerd door een expert (bv. landmeter of architect). Na voltooiing van de werken wordt een tweede plaatsbezoek gedaan om eventuele bijkomende schade vast te stellen. Dit document helpt gerechtsprocedures te voorkomen en het risico op stil leggen van de werf te vermijden [16](#page=16).
#### 3.2.3 Systemen om grondwater te verlagen
Systemen voor grondwaterverlaging kunnen worden onderverdeeld in permanente en tijdelijke systemen [17](#page=17).
##### 3.2.3.1 Permanente systemen
Permanente systemen verlagen de grondwaterstand continu, ook na de voltooiing van de bouwwerken. Voorbeelden hiervan zijn horizontale en verticale drainage. Deze systemen worden in deze cursus niet verder toegelicht [17](#page=17).
##### 3.2.3.2 Tijdelijke systemen
Tijdelijke systemen verlagen de grondwaterstand slechts gedurende een bepaalde periode en keren daarna terug naar de oorspronkelijke stand. De keuze van het systeem is afhankelijk van de aanwezige grondsoort [18](#page=18).
* **Open bemaling:**
* **Toepassing:** Dit systeem is geschikt voor slecht waterdoorlatende gronden, zoals klei [19](#page=19).
* **Uitvoering:** Elke aannemer kan dit systeem uitvoeren zonder speciaal materieel, enkel met een eenvoudige vuilwater-dompelpomp [19](#page=19).
* **Werkwijze:** Er wordt een geul gegraven langs de randen van de bouwput, onder afschot naar een lager gelegen punt waar een dompelpomp wordt geplaatst. Grondwater sijpelt traag naar de geul en wordt door de pomp afgevoerd naar een beek of riolering (waarvoor toestemming van de gemeente vereist is). In zeer dichte gronden kunnen drains in geulen met zand/of grind noodzakelijk zijn [19](#page=19).
* **Kosten:** Dit is geen duur bemalingssysteem [19](#page=19).
* **Gesloten bemaling of "bronbemaling":**
* **Toepassing:** Geschikt voor minder goed doorlatende tot goed doorlatende grondlagen, zoals zandgronden [20](#page=20).
* **Uitvoering:** Vereist gespecialiseerd materieel en kennis, en wordt meestal uitbesteed aan bevoegde firma's [20](#page=20).
* **Risico's:** Bij bronbemaling zijn de risico's groter, waaronder inkalven van taluds, openbarsten van bouwputbodems, verzakkingen van naburige gebouwen, droogvallen van waterputten en vijvers, en verdrogen van bomen. Een grondige studie van de plaatselijke toestand vooraf is van groot belang [20](#page=20).
* **Werkwijze:** Verticale filterbuizen (geperforeerde zuigbuizen) worden op regelmatige afstanden (bv. om de 2 meter) tot dieptes van 4 tot 7 meter in de grond aangebracht. Deze worden aangesloten op een ringleiding (verzamelleiding) die verbonden is met een vacuümpomp die het grondwater wegpompt [20](#page=20).
* **Beperking pompcapaciteit:** De maximale diepte waarop een pomp boven de grond kan opzuigen, is beperkt tot ongeveer 7 à 8 meter [20](#page=20).
#### 3.2.4 Retourbemaling
Retourbemaling wordt toegepast wanneer er geen directe afvoermogelijkheden zijn of wanneer de invloedssfeer van de bemaling beperkt moet worden [18](#page=18).
* **Werkwijze:** Het opgepompte grondwater wordt via een gesloten systeem op een nabijgelegen plaats weer in de grond gepompt [18](#page=18).
* **Verplichting:** In sommige gebieden wordt retourbemaling door de provincie verplicht gesteld [18](#page=18).
* **Effect:** De invloedssfeer van de bemaling wordt hierdoor sterk verkleind [21](#page=21).
#### 3.2.5 Verhanglijn
De verhanglijn is de lijn waarnaar het oorspronkelijke horizontale freatisch oppervlak wordt gebracht tijdens bemaling [21](#page=21).
* **Vorm:** De vorm van de verhanglijn is afhankelijk van de doorlatendheid van de grond [21](#page=21).
* **Zeer doorlatende gronden:** De verhanglijn heeft een vlakke curve, omdat water gemakkelijk door de grond stroomt naar de filterbuis [21](#page=21).
* **Weinig doorlatende gronden:** De verhanglijn heeft een steilere curve [21](#page=21).
* **Visuele representatie:** Dit resulteert in een aaneengesloten lijn van bogen, vertrekkend aan de bovenkant van de zuigleiding (filter). Aan de uiterste filters vlakt de lijn af richting het oorspronkelijke grondwaterpeil [21](#page=21).
#### 3.2.6 Bemaling op grotere dieptes
Om de grondwaterstand te verlagen tot minimaal ongeveer 40 cm onder de bodem van de bouwput, zijn specifieke methoden nodig voor grotere dieptes [22](#page=22).
* **Onderwaterpompen:** Bij grotere dieptes wordt in elke verticale buis een bijkomende onderwaterpomp geplaatst om de zuigcapaciteit te vergroten, omdat de pomp aan het einde van de ringleiding onvoldoende zuigkracht kan hebben [22](#page=22).
* **Getrapt bemalen:** Dit is een methode waarbij de bemaling in meerdere fasen gebeurt [22](#page=22).
1. **Eerste fase:** Standaard bronbemaling wordt toegepast om het grondwaterpeil te laten zakken. Vervolgens kan de bouwput tot een eerste diepte worden uitgegraven [22](#page=22).
2. **Tweede fase:** De zuigleidingen worden opnieuw geplaatst ten opzichte van de gegraven bouwput. Daarna kan in de tweede fase opnieuw worden bemald. Zodra het grondwaterpeil opnieuw is gezakt, kan de bouwput dieper worden uitgegraven. Dit proces herhaalt zich in "trappen" [22](#page=22).
> **Tip:** Een goede analyse van de grondsoort en de impact op de omgeving is cruciaal voor het kiezen van het meest geschikte bemalingssysteem en om potentiële problemen te voorkomen.
> **Example:** Bij de bouw van een kelder in een zandgrond in een stedelijke omgeving, waarbij nabijgelegen gebouwen een fundament hebben die op de oorspronkelijke grondwaterstand steunt, is een zorgvuldig geplande bronbemaling met mogelijke retourbemaling essentieel om verzakkingen te voorkomen. Een plaatsbeschrijving is hierbij onontbeerlijk.
---
# Grondwerken en nutsaansluitingen
Dit onderwerp behandelt de procedures en overwegingen rondom grondwerken, inclusief de graafprocessen voor bouwputten en sleuven, en de integratie van nutsvoorzieningen in het bouwproces.
### 4.1 Grondwerken
Grondwerken omvatten alle graafwerkzaamheden, zowel handmatig als machinaal, in diverse grondsoorten, inclusief de afhandeling van vreemde bestanddelen, en kan ook aanvullen en aanaarden inhouden. Dit concept strekt zich uit van grote bouwputten voor kelders tot sleuven voor rioleringsbuizen of nutsleidingen, en kleine putten voor regenwaterputten [23](#page=23).
Het is cruciaal om te weten dat graven op openbaar terrein zonder toestemming verboden is, vanwege het risico op beschadiging van ondergrondse leidingen voor bijvoorbeeld aardgas, telefoon of elektriciteit. Grondverzet is de overkoepelende term voor het graven, afvoeren, aanvoeren en aanvullen van grond [23](#page=23).
De omvang van een bouwput wordt bepaald door de buitenomtrek van het gebouw, waaraan een minimumzone van 80 cm wordt toegevoegd om de uitvoering en controle van de werken te vergemakkelijken. De wanden van de bouwput worden bij voorkeur zo verticaal mogelijk uitgegraven. Bij risico op inkalving kunnen taluds (hellingen) worden aangelegd of beschoeiingen worden geplaatst. Alternatieve methoden zoals chemische injecties of grondbevriezing worden niet verder toegelicht. De bodem van de bouwput moet zo vlak en regelmatig mogelijk zijn, en de aangegeven dieptepeilen op de bouwplannen respecteren [23](#page=23).
Het te vroeg uitgraven van de bouwput vóór het storten van het beton kan leiden tot problemen:
1. **Weersinvloeden**: Zware regenval kan inkalving van de bouwputwanden veroorzaken en de bodemkwaliteit beïnvloeden [23](#page=23).
2. **Bodemzwelling**: Bij bepaalde bodemtypes kan de bodem van de bouwput "zwellen" doordat de weggenomen grondmassa meer ruimte krijgt, waardoor de onderliggende grond naar boven wordt geduwd [23](#page=23).
Het is daarom sterk aan te raden om de betonplaat zo spoedig mogelijk na het graven van de bouwput te storten [23](#page=23).
### 4.2 Nutsleidingen / nutsaansluitingen
Voordat het funderingsbeton gestort kan worden, moeten er voorzieningen getroffen worden voor de latere doorgang van diverse nutsleidingen in het gebouw, zoals elektriciteit, water, aardgas, kabelnet en telefoon [24](#page=24).
De ligging van de rooilijn is hierbij belangrijk, aangezien veel nutsleidingen zich dicht bij de rooilijn op het openbaar terrein bevinden. Distributienetbeheerders hebben een beperkte actieradius voor hun aansluitleidingen vanaf het aftakpunt op de hoofdleiding. Indien een gebouw te ver van de rooilijn staat, kan de netbeheerder eisen dat meters in een speciale kast nabij de rooilijn worden geplaatst, vooral bij gasmeters vanwege veiligheidsredenen en het voorkomen van drukverlies [24](#page=24).
De aannemer heeft verschillende opties voor de integratie van nutsaansluitingen:
1. **Aparte doorvoerbuizen**: Voor elke nutsvoorziening wordt een aparte PVC-buis door het funderingssysteem voorzien. Dit wordt echter steeds minder toegepast [24](#page=24).
* De waterleidingsdoorvoer moet zich minimaal op vorstvrije diepte bevinden [24](#page=24).
* De volgende diameters voor de doorvoerbuizen moeten gerespecteerd worden [24](#page=24):
* Elektriciteit: 75 mm
* Aardgas: 110 mm
* Telefoon: 50 mm
* Kabelnet (tv-internet): 50 mm
* Water: 110 mm
2. **Prefabriceerd element**: Gebruikmaken van een prefab element dat de uitvoering aanzienlijk vergemakkelijkt. Dit samengestelde element wordt mee ingestort of ingemetseld in het ondergrondse metselwerk. Er zijn verschillende modellen op de markt [25](#page=25).
3. **Energiebocht**: Gebruikmaken van een speciale energiebocht, die verkrijgbaar is bij de nutsmaatschappij. Deze bocht heeft aansluitingen voor water (meestal onderaan op vorstvrije diepte), elektriciteit, aardgas, telefoon en distributie. Op elke leiding staat aangegeven voor welke toevoer deze bedoeld is. Een energiebocht kan door ondergronds metselwerk, funderingsbeton of op de plaats waar later de tellers komen, worden geplaatst [25](#page=25).
> **Tip:** Het is altijd eenvoudiger om doorvoeren mee in te storten dan om achteraf gaten te boren [25](#page=25).
---
# Aardingssystemen
Aarding is cruciaal in elektrische installaties om personen en objecten te beschermen tegen elektrocutie door fout- of overtollige stroom naar de aarde te leiden [26](#page=26).
### 5.1 Algemeen nut van aarding
Het primaire doel van aarding is het voorkomen van gevaarlijke spanningen op de huisinstallatie en aangesloten apparaten. Door een verbinding te maken van installaties en apparaten met de aarde, kan foutstroom veilig wegvloeien. Dit maakt de detectie van foutstromen mogelijk, waarna de installatie wordt uitgeschakeld door de differentieelschakelaar (de "plomb valt uit"). Zowel de metalen behuizingen van elektrische apparaten als de normaal niet-onder-spanning-staande delen van uitrustingen, zoals wasmachines en koelkasten, worden met de aarding verbonden [26](#page=26).
### 5.2 Methoden van aarding
Er zijn verschillende methoden om een elektrische installatie te aarden:
#### 5.2.1 De aardingslus
Dit is de meest gebruikte methode bij nieuwbouw [26](#page=26).
#### 5.2.2 Aardpennen of aardelektroden
Deze methode wordt vaak toegepast bij oudere huizen of als noodoplossing bij renovaties waar aarding afwezig of ontoereikend is. Koperen staven (aardpennen) worden verticaal in de grond gedreven, meestal onder de tellerkast, en vervolgens verbonden met de elektrische installatie [26](#page=26).
#### 5.2.3 De waterleiding (koper)
Hoewel dit vroeger een veelgebruikte methode was, is deze tegenwoordig onbetrouwbaar geworden doordat waterleidingen steeds vaker van kunststof worden gemaakt [26](#page=26).
### 5.3 Keuring en weerstandseisen
Voordat een elektrische installatie op het elektriciteitsnet kan worden aangesloten, moet deze gekeurd worden door een erkend controleorganisme. Tijdens deze keuring wordt onder andere de aanwezigheid en de "spreidingsweerstand" van de aarding gecontroleerd met een meettoestel. Een installatie voldoet aan het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) als de aardingsweerstand kleiner is dan 100 Ω. Het is echter aanbevolen om een aardingsweerstand kleiner dan 30 Ω na te streven, omdat dit vereist dat er minder differentieelschakelaars geplaatst hoeven te worden [26](#page=26).
### 5.4 De aardingslus bij nieuwbouw (vervolg)
#### 5.4.1 Vereisten voor de aardingslus
Voor elk nieuw gebouw met een fundering die minstens 60 centimeter diep is, is de aanleg van een aardingslus verplicht [27](#page=27).
#### 5.4.2 Materiaal van de aardingslus
De aardingslus kan bestaan uit:
* Een volle geleider van blank koper met een doorsnede van 35 mm² [27](#page=27).
* Een volle geleider van koper met een doorsnede van 10 mm², omgeven door een loden mantel ter bescherming tegen corrosieve stoffen in de grond [27](#page=27).
#### 5.4.3 Plaatsing van de aardingslus
* De aardingslus dient bij voorkeur in één stuk te worden aangelegd, zonder onderbrekingen of verbindingen. Hoewel het gebruik van meerdere in serie geschakelde geleiders is toegestaan, moeten alle uiteinden en verbindingen bereikbaar blijven voor inspectie, wat in de praktijk vaak onhaalbaar is [27](#page=27).
* De lus moet onder de fundering en centraal onder de buitenmuren worden geplaatst [27](#page=27).
* De aardingslus moet rechtstreeks in de grond worden aangebracht en bedekt worden om contact met het funderingsmateriaal (mortel, beton, bewapeningsstaal) te vermijden en corrosie te voorkomen [28](#page=28).
* De uiteinden van de aardingslus moeten bereikbaar blijven en later via een aardingsklem aan de hoofdonderbreker van de zekeringskast worden verbonden [28](#page=28).
* De uiteinden van de lus worden naar boven geleid en op de plaats van de meters minstens 1 meter opgetrokken boven de nulpas [28](#page=28).
* Het kruisen van de fundering naar de klemmen gebeurt via een PVC-buis om elk contact met het funderingsmateriaal te vermijden [28](#page=28).
> **Tip:** Zorg ervoor dat de aardingslus zo min mogelijk verbindingen heeft en dat deze, indien nodig, goed toegankelijk zijn voor toekomstige inspecties. De correcte plaatsing onder de fundering en de bescherming tegen corrosie zijn essentieel voor de duurzaamheid van de aarding.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Werfinrichtingsplan | Een plan dat de organisatie en de inrichting van een bouwplaats gedetailleerd beschrijft, rekening houdend met factoren zoals type project, locatie, materiaalgebruik en veiligheidsvoorschriften. |
| Rooilijn | De grenslijn tussen het openbaar domein (zoals een weg) en het privédomein van een perceel, die de positie van de voorgevel van een gebouw bepaalt. |
| Zijdelingse bouwvrije stroken | Vrije zones aan de linker- en rechterzijde van een gebouw, tot aan de perceelsgrenzen, waarin geen constructies gebouwd mogen worden volgens stedenbouwkundige voorschriften. |
| Nulpas (Nulpeil) | Het referentiepeil dat de hoogte van de woning bepaalt, meestal aangeduid als het niveau van de afgewerkte vloer of de dorpel van de voordeur, vastgelegd ten opzichte van een extern referentiepunt. |
| Meterpas | Een markering op de bouwplaats die zich 1 meter boven de nulpas bevindt, gebruikt om hoogtematen op een comfortabelere hoogte af te lezen en over te brengen met behulp van een pasdarm of lasertoestel. |
| Bouwrijp maken | Het proces waarbij een terrein wordt voorbereid om bouwactiviteiten mogelijk te maken, inclusief het verwijderen van obstakels, beplanting, puin, en het afgraven van teelaarde. |
| Teelaarde | De bovenste, vruchtbare laag van de grond, rijk aan humus, die geschikt is voor begroeiing maar niet sterk genoeg is voor funderingen of kelders. |
| Bemaling | Een systeem dat wordt toegepast om tijdelijk het grondwaterpeil te verlagen, noodzakelijk voor het uitvoeren van graaf- en kelderwerken "in den droge". |
| Plaatsbeschrijving (Staat van bevinding) | Een schriftelijk verslag dat de bestaande staat van een eigendom gedetailleerd vaststelt, met foto's, vóór de aanvang van (ver)bouwwerkzaamheden of bemalingswerken om latere schadeclaims te voorkomen. |
| Open bemaling | Een bemalingsmethode die wordt toegepast in slecht waterdoorlatende grond, waarbij water uit grachten rond de bouwput wordt weggepompt met een dompelpomp. |
| Gesloten bemaling (Bronbemaling) | Een bemalingssysteem waarbij verticale geperforeerde zuigbuizen in de grond worden geplaatst en aangesloten op een pomp om grondwater weg te zuigen, gebruikt in diverse grondsoorten. |
| Verhanglijn | De lijn die de vorm van het freatisch oppervlak (grondwaterstand) weergeeft onder invloed van de zuigkracht van bemalingsfilters. |
| Grondwerken | Alle graafwerkzaamheden, manueel of machinaal, inclusief het verplaatsen, aanvullen of verwijderen van grond voor bouwputten, sleuven of putten voor leidingen. |
| Nutsleidingen | Leidingen die verschillende nutsvoorzieningen transporteren, zoals elektriciteit, water, aardgas, telefoon en kabelnet. |
| Aarding | De verbinding van elektrische installaties en apparaten met de aarde (grond) om personen en zaken te beschermen tegen elektrocutie door het wegvloeien van fout- of overtollige stroom. |
| Aardingslus | Een doorlopende lus van blank koper of met lood omgeven koper die onder de fundering van een nieuw gebouw wordt geplaatst om een veilige verbinding met de aarde te garanderen. |
| Spreidingsweerstand | De weerstand die de aarding biedt aan het wegvloeien van elektrische stroom naar de aarde, een cruciale parameter bij de keuring van elektrische installaties. |