Cover
Inizia ora gratuitamente Samenvatting25-26 (4).pdf
Summary
# Principes van diagnostiek en casusformulering
Hier is een gedetailleerd studieonderdeel over de principes van diagnostiek en casusformulering, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1. Principes van diagnostiek en casusformulering
Dit onderwerp behandelt de Algemene Intersectorale Richtlijn Diagnostiek (AIRD) en de richtlijn casusformulering, inclusief het 5I-model en de componenten van casusformulering, met nadruk op participatieve en diversiteitssensitieve basishoudingen.
### 1.1 De Algemene Intersectorale Richtlijn Diagnostiek (AIRD)
De AIRD is een publicatie van het Kwaliteit Centrum voor Diagnostiek, ontstaan uit een behoefte vanuit de praktijk aan een algemeen kwaliteitskader voor diagnostiek. Voorheen bestonden er weliswaar richtlijnen, maar deze waren vaak beperkt tot specifieke stoornissen of waren zeer specifiek. De AIRD beschrijft zeven kwaliteitspijlers die een kwaliteitsvol diagnostisch proces moeten omvatten [2](#page=2).
### 1.2 De Richtlijn Casusformulering
De richtlijn casusformulering volgde na de AIRD, omdat de praktijk aangaf dat er ondanks de AIRD nog steeds knelpunten waren bij het toepassen van principes voor kwaliteitsvolle diagnostiek. Om deze leemte op te vullen, is het 5I-model ontwikkeld [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.2.1 Het 5I-model
Het 5I-model is een kader voor casusformulering dat de volgende vijf componenten omvat:
* **Ideografisch:** Gericht op het unieke verhaal van een cliënt, binnen een unieke context, met een specifieke hulpvraag [3](#page=3).
* **Integratief:** Het formuleren van onderbouwde hypothesen over het ontstaan en voortduren van moeilijkheden [3](#page=3).
* **Introspectief:** Een reflectieve praktijk met aandacht voor de kwaliteit van het diagnostisch proces [3](#page=3).
* **Interventiegericht:** Het bepalen of hulpverlening noodzakelijk is en welke interventies het meest geschikt zijn [3](#page=3).
* **Interactief:** Het bereiken van een gedeeld begrip door middel van interdisciplinaire dialoog en een co-constructief proces met de cliënt [3](#page=3).
#### 1.2.2 Het interactieve luik: interdisciplinaire samenwerking en teamformulering
Het interactieve aspect van het 5I-model benadrukt samenwerking tussen verschillende disciplines en binnen en tussen organisaties [3](#page=3).
**Teamformulering** wordt gedefinieerd als: "Het proces waarin een groep of een team van professionals een gedeeld begrip ontwikkelen over de moeilijkheden van de cliënt adhv een casus-formulering" [3](#page=3).
Voordelen van teamformulering zijn onder andere:
* Stimulering van samenwerking tussen verschillende disciplines en organisaties [3](#page=3).
* Centralisatie van informatie en vermijding van dubbel werk [3](#page=3).
* Rekening houden met de expertise van elk teamlid [3](#page=3).
* Helpt bij complexe problematiek om tot een gedeeld begrip te komen van complexe interacties [3](#page=3).
* Vergemakkelijkt communicatie en leidt tot een gedeelde, onderbouwde aanpak [3](#page=3).
* Stimuleert diepgaand inzicht, waardoor crisissen en weerstand anders begrepen kunnen worden [3](#page=3).
* Bevordert reflexiviteit, daagt uit om moeilijkheden vanuit andere perspectieven te bekijken, en vermindert bias, negatieve percepties en tegenoverdrachtsreacties [3](#page=3).
* Creëert hoop en versterkt de moraal in een team [3](#page=3).
#### 1.2.3 Het introspectieve luik: reflexiviteit
Reflexiviteit is essentieel voor het hanteren van een kwaliteitsvol diagnostisch proces en het herkennen van verschillende vormen van bias. Het is belangrijk om [3](#page=3):
* De betrouwbaarheid van informatie in te schatten door de bron en mogelijke bronnen van bias te noteren [3](#page=3).
* Kennis over statistische basisprincipes te gebruiken om bevindingen in het juiste perspectief te plaatsen [3](#page=3).
* Interdisciplinair samenwerken, supervisie en feedback te benutten om bias te vermijden [3](#page=3).
* De rol van de advocaat van de duivel te spelen om alternatieve verklaringen te overwegen [3](#page=3).
* Argumenten expliciet te maken en transparant te zijn over keuzes, beslissingen en conclusies [3](#page=3).
* Bewust te zijn van eigen aannames en vooroordelen om oordeelsfouten te voorkomen [3](#page=3).
Relationele, persoongebonden en institutionele factoren zijn van belang bij het hanteren van een reflectief kader. Hierbij is het belangrijk om stil te staan bij eigen passies, persoonlijke bagage, voorkeuren en ervaringen, aangezien deze de blik op een casus kleuren. Bewustzijn van deze invloeden en de machtsverhouding ten opzichte van de cliënt is cruciaal [4](#page=4).
### 1.3 Definitie en componenten van casusformulering
Casusformulering wordt gedefinieerd als: "Het vermogen om een gedeeld begrip te bieden van de problemen die iemand presenteert door middel van een theoretische uitleg van veronderstelde oorzaken en in stand houdende factoren, zodat passende interventies kunnen worden ingezet" [4](#page=4).
Er worden drie componenten onderscheiden:
* **Beschrijven:** Het in kaart brengen van problemen, bronnen van veerkracht, sterktes, context, etc. [4](#page=4).
* **Verklaren:** Het onderzoeken van theoretische verklaringen voor de veronderstelde oorzaken en in stand houdende factoren [4](#page=4).
* **Voorschrijven:** Het inzetten van passende interventies voor de specifieke casus [4](#page=4).
Casusformulering is een proces dat:
* Centrale problemen van de cliënt samenvat [4](#page=4).
* Een hypothese naar voren schuift over de samenhang van de problemen, gebaseerd op psychologische theorieën [4](#page=4).
* Een verklaring tracht te geven voor de ontwikkeling en instandhouding van problemen binnen de huidige context [4](#page=4).
* Een interventieplan indiceert dat gericht is op deze mechanismen [4](#page=4).
* Continu gereviseerd en geherformuleerd kan worden [4](#page=4).
### 1.4 Participatieve basishouding en diversiteitssensitieve attitude
Interactief werken vertrekt vanuit een **participatieve basishouding** en een **diversiteitssensitieve attitude** [4](#page=4).
Een participatieve basishouding omvat negen ingrediënten:
* Echtheid of authenticiteit [4](#page=4).
* Betrokkenheid of empathie [4](#page=4).
* Gelijkwaardigheid [4](#page=4).
* Openheid [4](#page=4).
* Onvoorwaardelijkheid [4](#page=4).
* Positieve attitude [4](#page=4).
* Professionele nabijheid [4](#page=4).
* Betrouwbaarheid [4](#page=4).
* Respect [4](#page=4).
Een diversiteitssensitieve attitude wordt gedefinieerd als: "een open, nieuwsgierige houding naar eigen normen en waarden en die van de ander. Het is een bereidheid om je eigen achtergrond en die van de ander te leren kennen en de betekenis van gedragingen te achterhalen. De attitude erkent dat er verschillende denkkaders bestaan over eenzelfde thema en impliceert een bereidheid tot open communicatie daarover" [5](#page=5).
---
# Reflectieve praktijk en retorisch perspectief
Dit deel verkent het concept van reflectieve praktijk vanuit een retorisch perspectief, waarbij de nadruk ligt op taalgebruik, betekenisconstructie en de impact van diverse psychologische perspectieven, met specifieke aandacht voor terminologie zoals 'terministic screens' en 'rhetorical listening' [6](#page=6).
### 2.1 Wat wordt bedoeld met ‘reflectieve praktijk’?
De term 'reflectieve praktijk' kent diverse invullingen en wordt in de literatuur vaak geassocieerd met termen als 'critical reflection', 'reflexivity' en 'critical thinking'. Het is niet eenvoudig om één enkele definitie te geven, omdat de invulling sterk afhangt van de discipline en theoretische traditie waaruit men vertrekt. Binnen de psychologie, bijvoorbeeld, wordt de invulling van wat het betekent om reflexief te zijn, sterk gestuurd door de specifieke kenmerken van deze discipline, zoals de focus op overdracht en tegenoverdracht [6](#page=6).
### 2.2 Waarom is reflectieve praktijk belangrijk in de psychologie?
De psychologische praktijk wordt enerzijds gekenmerkt door de noodzaak van objectiviteit en wetenschappelijke onderbouwing, wat zich uit in het principe van evidence-based practice. Dit betekent dat de praktijk zoveel mogelijk gebaseerd moet zijn op wat recent onderzoek aantoont over effectiviteit. Anderzijds is wetenschappelijk onderzoek niet altijd voldoende en kan het de praktijk nooit volledig objectief maken. Er zijn verschillende elementen waarop men reflectief moet zijn [6](#page=6):
* **Clinical judgement (klinische beoordeling)**: De psycholoog maakt altijd een klinische inschatting, bijvoorbeeld bij het kiezen van een behandelmethode of het stellen van een diagnose. Hoewel onderzoek handvatten kan bieden, blijft de uiteindelijke beslissing en de interpretatie (bijvoorbeeld bij DSM-5 criteria) een persoonlijke beoordeling [6](#page=6).
* **Theorieën, ervaringskennis en waarden**: Theoretische aannames en uitgangspunten over hoe mensen functioneren, evenals persoonlijke waarden, sturen (on)bewust de praktijk [6](#page=6).
* **Interactie tussen mensen**: Psychologische situaties zijn complexe interacties waarbij de uitkomst nooit exact te voorspellen is [6](#page=6).
* **Machtsverhoudingen**: Er spelen altijd machtsverhoudingen, zowel tussen de professional en de cliënt als binnen participatieprocessen [6](#page=6).
De discipline en praktijk zijn historisch en sociaal gesitueerd. Wat als 'normaal' of 'pathologisch' wordt beschouwd, is maatschappelijk bepaald en kan in de loop der tijd veranderen [7](#page=7).
### 2.3 Overzicht van termen gerelateerd aan reflectie
* **Reflective practice**: Het aanvullen van methodisch-rationele beslissingen met ervaringskennis (practice wisdom) [7](#page=7).
* **Critical thinking**: Het erkennen van het bestaan van verschillende vormen van kennis en de mogelijkheid van diverse perspectieven [7](#page=7).
* **Critical reflexivity**: Het analyseren van de historische en sociale context, inclusief machtsrelaties, in de constructie van psychologische kennis [7](#page=7).
### 2.4 Hoe kan het retorische perspectief als handvat dienen?
Het retorische perspectief biedt een lens om de betekenisconstructie en taalgebruik in de psychologie te analyseren. Retoriek wordt hier niet gezien als manipulatie, maar als een academisch studieveld dat zich richt op menselijke communicatie en betekenisgeving. De centrale aanname is dat mensen 'betekenisgevers' en 'interpreters' zijn die taal gebruiken om complexe realiteiten te begrijpen en te duiden. Taal beschrijft niet enkel, maar heeft ook een impact: het stuurt interpretaties, attitudes en handelingen [7](#page=7).
#### 2.4.1 Waarom een retorisch perspectief?
* **Culturele benadering van mentale gezondheid**: Er bestaat geen neutrale, objectieve definitie van mentale gezondheid(sproblemen); deze zijn cultureel geconstrueerd en afhankelijk van betekenisverlening. De psychologie kent diverse stromingen en perspectieven op dit gebied, en retoriek helpt deze heterogeniteit te begrijpen [8](#page=8).
* **Kritische psychologie**: Het retorische perspectief sluit aan bij de kritische psychologie door te stellen dat individuele subjectiviteit historisch en sociaal gevormd is. Psychologische kennis, taal en praktijken kunnen 'machtige instrumenten' zijn die positieve of negatieve impact hebben op hoe we onszelf en anderen begrijpen. Betekenisverlening dient daarom maximaal kritisch geanalyseerd te worden [8](#page=8).
### 2.5 Drie retorische concepten
#### 2.5.1 Terministic screens
'Terministic screens' (terminologisch scherm of woordenscherm) verwijzen naar de taal en terminologie die we gebruiken om betekenis te geven aan situaties. Deze 'schermen' belichten specifieke aspecten van een situatie, maar laten andere buiten beeld. Het is een inherent menselijk kenmerk om betekenis te geven; we kunnen niet anders [8](#page=8).
* **Functie**: Terministic screens bieden handvatten om complexe situaties te begrijpen en creëren 'cultural scripts to act', wat leidt tot bepaalde overtuigingen, attitudes en handelingen [8](#page=8).
* **Reflectie**: Bij reflectie is het belangrijk om na te denken over welke terministic screens opereren binnen de eigen opleiding, discipline en maatschappij, evenals de screens die men zelf als (toekomstig) psycholoog hanteert. Het is cruciaal om bewust te worden van de assumpties waarop het eigen professionele handelen gebaseerd is [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Bij de benoeming van een 'school shooting' kunnen verschillende terministic screens opereren: als gevolg van een mentaal gezondheidsprobleem bij de dader, als gevolg van wapenproblematiek in Amerika, of als gevolg van de normalisering van geweld door gaming [8](#page=8).
#### 2.5.2 Trained incapacities
'Trained incapacities' is een oxymoron dat duidt op een paradoxaal fenomeen: men is getraind op een bepaalde manier, wat tegelijkertijd een onvermogen kan creëren om dingen anders te zien. Terministic screens zijn 'enabling' omdat ze helpen bij het begrijpen van situaties, maar tegelijkertijd 'disabling' omdat ze bepaalde perspectieven uit beeld laten (blinde vlekken) en andere manieren van kijken belemmeren. De uitspraak "A way of seeing is also a way of not seeing" benadrukt dat kijken op een bepaalde manier impliceert dat men andere manieren niet ziet. Bewust worden van eigen blinde vlekken is niet eenvoudig en kan leiden tot verlamming of relativisme. Het is daarom essentieel om zich bewust te worden van de eigen manier van kijken en open te staan voor andere perspectieven [10](#page=10).
#### 2.5.3 Rhetorical listening
'Rhetorical listening' is een kritische houding die zich niet richt op het overtuigen van de ander van het eigen gelijk, maar op een positie van luisteren en openstaan voor het nog niet weten. Dit concept, deels voortkomend uit feministische perspectieven, stelt luisteren gelijk aan een actieve vorm van betekenisconstructie, communicatie en interpretatie [10](#page=10).
Het betreft luisteren naar de betekenisgeving op drie dimensies:
1. **Jezelf (persoonlijk)**: Luisteren naar eigen professionele en persoonlijke assumpties, waarden en identiteiten [10](#page=10).
2. **De ander (interpersoonlijk)**: Luisteren naar de betekenisgeving van de cliënt of patiënt in een dialogisch proces [10](#page=10).
3. **De ruimere samenleving (historisch, sociaal, cultureel)**: Luisteren naar dominante discoursen en hun impact op de eigen praktijk en cliënten [10](#page=10).
Deze drie dimensies dienen als handvatten om reflectie vorm te geven, door te onderzoeken wat er op elk niveau gebeurt en hoe deze verbonden zijn [10](#page=10).
> **Voorbeeld:** In de graphic novel "Marbles" van Ellen Forney, luisteren studenten vanuit de principes van rhetorical listening naar de betekenisgeving van Ellen over haar bipolaire stoornis versus die van haar therapeut. Ellen ziet haar bipolaire stoornis als een bron van creativiteit (lid van de 'Van Gogh'-club), terwijl de therapeut het als een levensbedreigende ziekte beschouwt waarvoor medicatie noodzakelijk is. Studenten reflecteren ook op hun eigen perspectief (bipolariteit als ziekte versus uniciteit/identiteit) en de maatschappelijke context (de tolerantie voor 'gek zijn' binnen de kunstenaarsidentiteit) [11](#page=11).
---
# Samenwerken en participatie in de zorg
Dit onderwerp verkent de noodzaak van en praktische handvatten voor samenwerking in de zorgsector, met aandacht voor geïntegreerde, persoonsgerichte en participatieve zorg [12](#page=12).
### 3.1 Achtergrond van samenwerking in de zorg
De zorgsector kent complexe zorg- en ondersteuningsnoden die toenemen door maatschappelijke en epidemiologische evoluties, zoals chronische aandoeningen, multimorbiditeit, mentale gezondheidsproblemen en vergrijzing. Deze noden raken meerdere levensdomeinen, waardoor een risico op versnippering of fragmentatie van zorg ontstaat. Kwaliteitsvolle, persoonsgerichte zorg verlenen vereist daarom een transitie naar geïntegreerde zorg [12](#page=12).
#### 3.1.1 Transitie naar geïntegreerde zorg
Geïntegreerde zorg behelst een betere afstemming en coördinatie op micro-, meso- en macroniveau [12](#page=12).
* **Micro:** Betreft één cliëntsysteem [12](#page=12).
* **Meso:** Zorg voor afstemming tussen organisaties, bijvoorbeeld tussen een ziekenhuis en thuiszorg [12](#page=12).
* **Macro:** Richt zich op beleidsniveau, zoals financiering en regelgeving [12](#page=12).
Geïntegreerde zorg houdt in dat zorg en ondersteuning worden afgestemd op specifieke noden en behoeften, inclusief biopsychosociale behoeften, over het gehele continuüm van zorg (preventie tot palliatieve zorg). Dit vereist intersectorale en domeinoverstijgende samenwerking met actoren uit onderwijs, justitie, werk en wonen. De nood aan concrete handvatten voor professionals om samenwerking te realiseren is groot, met aandacht voor zowel praktische ondersteuning als het aanpakken van barrières op meso- en macroniveau [12](#page=12).
#### 3.1.2 Ontwikkeling van de richtlijn
De richtlijn over samenwerken in de zorg is ontwikkeld door een stuurgroep van experts en professionals uit diverse sectoren, waaronder eerstelijnszorg, GGZ, ouderenzorg, jeugdzorg, thuiszorg en zorg voor personen met een beperking. Het doel was het bundelen van wetenschappelijke inzichten, knelpunten en goede praktijken om tot een breed toepasbare richtlijn te komen [13](#page=13).
### 3.2 Wat verstaan we onder samenwerken?
Er bestaat geen universeel model voor samenwerken; de vorm is afhankelijk van de specifieke situatie en context. Samenwerken kan plaatsvinden binnen teams of organisaties, of tussen teams, organisaties, lijnen, sectoren en domeinen [13](#page=13).
#### 3.2.1 Contexten van samenwerking
* **Intramuraal:** In residentiële settings [13](#page=13).
* **Extramuraal:** In ambulante settings [13](#page=13).
* **Semimuraal:** Een combinatie [13](#page=13).
* **Transmuraal:** Bijvoorbeeld tussen ambulante en residentiële jeugdzorg [13](#page=13).
#### 3.2.2 Vormen van samenwerkingsverbanden
* **Formeel:** Met duidelijke rollen, werkafspraken en structuren, bijvoorbeeld bestaande teams op een afdeling [13](#page=13).
* **Informeel:** Spontaan tot stand gekomen door professionele netwerken [13](#page=13).
#### 3.2.3 Teamstructuren
* **Vaste teams:** Samenwerken op een vaste basis [13](#page=13).
* **Ad-hoc teams:** Tijdelijk samenwerken voor de zorg van een specifieke cliënt [13](#page=13).
* **Clusterteams:** Professionals met diverse achtergronden die samenwerken aan een cluster van ondersteuningsbehoeften voor een specifieke doelgroep, zoals bij chronische aandoeningen [13](#page=13).
#### 3.2.4 Samenwerkingsmodellen
* **Multidisciplinair:** Samenwerken en informatie uitwisselen, waarbij de zorg van elke actor gescheiden blijft [13](#page=13).
* **Interdisciplinair:** Streven naar gedeelde besluitvorming en het opstellen van een gedeeld behandelplan dat gezamenlijk wordt uitgevoerd [13](#page=13).
* **Transdisciplinair en Interprofessioneel:** De grenzen tussen disciplines vervagen, waarbij taken mogelijk kunnen worden overgenomen door andere professionals [13](#page=13).
Samenwerken is geen vast model of recept, maar een proces dat voortdurende reflectie en afstemming vereist. Het is een middel om tot persoonsgerichte, kwaliteitsvolle zorg te komen, en geen doel op zich. Samenwerken wordt gedefinieerd als het bundelen van krachten en middelen door meerdere actoren om een gezamenlijk doel te bereiken. Een team is een groep mensen die gezamenlijk aan een opdracht werkt en op elkaar aangewezen is om doelen te bereiken [13](#page=13) [14](#page=14).
### 3.3 Voordelen van samenwerken
Samenwerken biedt voordelen op verschillende niveaus [14](#page=14):
#### 3.3.1 Microniveau (individuele cliënt/systeem)
* **Persoonsgerichte zorg op maat:** Afstemming op de noden van de cliënt [14](#page=14).
* **Biopsychosociaal perspectief:** Een breder beeld van de cliënt [14](#page=14).
* **Continuïteit van zorg:** Minder versnippering en gaten in het zorgtraject [14](#page=14).
* **Efficiëntie:** Minder dubbel werk [14](#page=14).
* **Tevredenheid:** Verbeterde tevredenheid bij de persoon [14](#page=14).
* **Besluitvorming:** Verbeterde besluitvorming door diverse perspectieven, wat leidt tot een genuanceerder beeld en gedeeld draagvlak [14](#page=14).
* **Professionele groei:** Leren van elkaar, wat bijdraagt aan kwaliteitsverbetering [14](#page=14).
#### 3.3.2 Mesoniveau (organisaties, netwerken)
* **Samenhangend aanbod:** Minder versnippering in het zorgaanbod [14](#page=14).
* **Gezamenlijke doelen:** Streven naar gemeenschappelijke doelen [14](#page=14).
* **Synergie:** Elkaar versterken in plaats van concurreren [14](#page=14).
* **Kennisuitwisseling en innovatie:** Bevordering van innovatie tussen organisaties [14](#page=14).
* **Kostenbesparing:** Efficiëntere inzet van personeel en middelen [14](#page=14).
* **Werk- en organisatiecultuur:** Gunstige impact op de cultuur binnen organisaties [14](#page=14).
#### 3.3.3 Macroniveau (systeem en samenleving)
* **Geïntegreerd zorgsysteem:** Ontwikkeling van een coherent zorgsysteem [14](#page=14).
* **Efficiëntie en kosteneffectiviteit:** Verbetering van de efficiëntie en kosteneffectiviteit van de zorg [14](#page=14).
* **Toegankelijkheid:** Verbeterde toegang tot zorg- en hulpverlening, ook voor kwetsbare groepen [14](#page=14).
* **Maatschappelijke uitdagingen:** Bijdragen aan het verbeteren van gezondheid en welzijn op bevolkingsniveau [14](#page=14).
* **Aantrekkelijkheid sector:** Hogere aantrekkelijkheid van de sector, met een mogelijke daling van werkdruk voor individuele hulpverleners [15](#page=15).
Het **Quintuple Aim** kader, dat vijf doelen voor kwaliteitsvolle zorg vooropstelt, kan als richtlijn dienen voor het potentieel van samenwerken. Samenwerking wordt gezien als de motor die helpt deze doelen te realiseren [15](#page=15).
### 3.4 Nadelen en uitdagingen van samenwerken
Ondanks de voordelen zijn er ook nadelen en uitdagingen verbonden aan samenwerken [15](#page=15):
* **Tijdsintensief:** Vereist een aanzienlijke tijdsinvestering voor overleg en afstemming, waar niet altijd financiering tegenover staat [15](#page=15).
* **Complexiteit:** De betrokkenheid van diverse mensen en disciplines vraagt om nauwkeurige communicatie en coördinatie. Verschillende visies, perspectieven en belangen kunnen het proces bemoeilijken [15](#page=15).
* **Afhankelijkheid:** Afhankelijkheid van andere actoren vereist commitment [15](#page=15).
* **Frustratie:** Moeizame samenwerking kan leiden tot frustraties [15](#page=15).
* **Structurele barrières:** Belemmeringen op het gebied van middelen, zoals financiering en informatie-uitwisseling [15](#page=15).
#### 3.4.1 Veelvoorkomende uitdagingen
* Hoe stem je goed af met anderen [15](#page=15)?
* Hoe krijg je de juiste mensen rond de tafel [15](#page=15)?
* Hoe krijg je iedereen op één lijn [15](#page=15)?
* Wat te doen bij verschillende verwachtingen [15](#page=15)?
* Hoe betrek je de persoon en diens omgeving [15](#page=15)?
### 3.5 Het PRIS-model voor samenwerken
Het PRIS-model is een raamwerk dat concrete handvatten biedt voor samenwerking. De principes zijn [15](#page=15):
* **P: Persoon centraal** en **Participatief werken** [15](#page=15).
* **R: Rolverdeling en teamsamenstelling** en **Reflectief handelen** [16](#page=16).
* **I: Informatie uitwisselen** en **Interactief overleg** [16](#page=16).
* **S: Samenwerkingscompetenties** en **Sociale dynamieken** [16](#page=16).
De richtlijn werkt deze principes verder uit met aanbevelingen en tools voor de praktijk. De richtlijn is een leidraad die binnen de eigen context vertaald moet worden [16](#page=16).
### 3.6 Persoon centraal
Het uitgangspunt voor samenwerking is de persoon zelf, waarbij zorg en ondersteuning worden afgestemd op wat nodig en belangrijk is voor die persoon. Dit gaat verder dan het antwoorden op een zorgnood; het omvat het kijken naar de mens achter de hulpvraag, de doelen die de persoon wil realiseren en diens normen en waarden [16](#page=16).
#### 3.6.1 Uitgangspunten voor een persoonsgerichte aanpak
* **Dialoog met de cliënt:** Maak tijd vrij, geef ruimte aan het verhaal van de cliënt, luister actief en ga in dialoog. Vul niet in voor de cliënt [16](#page=16).
* **Kennismaken met de persoon:** Begrijp wat de persoon belangrijk vindt, welke doelen hij of zij nastreeft en wat de persoon drijft [16](#page=16).
* **Veilige relatie:** Bouw aan een veilige en partnerschap-gebaseerde relatie [16](#page=16).
* **Samen beslissen:** Neem beslissingen samen met de persoon en niet over de persoon heen [17](#page=17).
#### 3.6.2 Tools voor het bepalen van doelen
* **Doelzoeker:** Een visuele tool om levensdoelen te benoemen [17](#page=17).
* **Babbelboost:** Visuele tool met beeldkaarten ter versterking van communicatie [17](#page=17).
* **CLEVER:** Helpt professionals bij het bepalen van relevante en betekenisvolle activiteiten [17](#page=17).
* **Persoonlijke Toekomst Planning (PTP):** Ontwikkeld voor personen met een verstandelijke beperking, maar breder inzetbaar om de regie van de persoon te versterken [17](#page=17).
* **Samenspraak:** Een fiche voor zorgvragers, professionals en mantelzorgers om ervaringen en behoeften gelijkwaardig uit te wisselen [17](#page=17).
### 3.7 Participatief werken
Participatief werken houdt in dat de persoon en diens omgeving actief worden betrokken bij het zorgproces. Dit versterkt autonomie, betrokkenheid, draagvlak en motivatie. Participatie is maatwerk en moet worden afgestemd op de specifieke voorkeuren, wensen en noden van de cliënt [17](#page=17).
#### 3.7.1 De participatiecirkel
De participatiecirkel vervangt de vroegere participatieladder en toont dat verschillende vormen van participatie waardevol zijn [17](#page=17):
1. **Informeren:** Transparant uitleggen wat we doen en waarom [17](#page=17).
2. **Raadplegen:** Persoon uitnodigen om ervaringen, perspectieven en voorkeuren te delen [17](#page=17).
3. **Adviseren:** Zorgvragende doet suggesties, maar de eindbeslissing ligt bij de professional [17](#page=17).
4. **Coproduceren:** Professional en cliënt brengen als gelijkwaardige partners expertise in voor gedeelde besluitvorming [17](#page=17).
5. **Mee beslissen:** De cliënt heeft invloed op de eindbeslissing [17](#page=17).
6. **Zelfbeheer:** De regie ligt volledig bij de cliënt [17](#page=17).
Het is belangrijk om steeds af te stemmen wat de persoon kan en wil doen, en te respecteren dat mensen ook het recht hebben om niet te participeren, mits ze geïnformeerd zijn [18](#page=18).
#### 3.7.2 Uitdagende situaties in participatie
Ook bij jonge kinderen, minder mondige doelgroepen, taal- en cultuurbarrières of in een gedwongen hulpverleningskader is actieve participatie mogelijk door het inzetten van passende tools en methodieken [18](#page=18).
### 3.8 Rolverdeling en teamsamenstelling
Het is cruciaal om te bepalen wie er rond de tafel zit en wat men van elkaar kan verwachten [18](#page=18).
#### 3.8.1 Wie hebben we nodig?
Het startpunt is de zorg- en ondersteuningsnood van de cliënt. Het betrekken van de nodige expertise is essentieel om een divers team met verschillende invalshoeken te creëren en blinde vlekken te vermijden. Meer professionals zijn niet altijd beter; de meerwaarde van ieders aanwezigheid moet worden afgewogen. Begin met een kernteam en breid uit indien nodig [18](#page=18).
#### 3.8.2 Wie doet wat en hoe afstemmen?
Duidelijke rollen en verantwoordelijkheden, zowel mondeling als schriftelijk, zijn belangrijk. Regelmatige evaluatie en bijsturing zijn noodzakelijk. Maak gebruik van elkaars specialisme en durf controle uit handen te geven. Betrek de persoon en diens netwerk binnen het team om hun regie en draagvlak te versterken [18](#page=18).
* **Tip:** Breng het netwerk van de cliënt in kaart, inclusief informele hulpverleners en mantelzorgers, om zicht te krijgen op wie hulp verleent en waar de verantwoordelijkheden liggen [18](#page=18).
### 3.9 Reflectief handelen
Goed samenwerken omvat meer dan taken uitvoeren; het vereist kritisch blijven kijken naar het eigen handelen en ethisch verantwoorde keuzes maken [19](#page=19).
#### 3.9.1 Ethische aspecten
Bij samenwerken is het belangrijk om regelmatig stil te staan bij gemaakte keuzes en de impact daarvan op anderen. Thema's als privacy, gelijkwaardigheid, vertrouwen, veiligheid en verantwoordelijkheid zijn inherent aan de zorg. Ethische vraagstukken vragen om afstemming met de context, de professionele waarden en normen, en die van het team. Het samenleggen van verschillende perspectieven leidt tot een genuanceerdere bespreking en daagt eigen zekerheden uit [19](#page=19).
#### 3.9.2 Tips voor reflectief handelen
* **Kritisch bevragen:** Wat doen we en waarom doen we het [19](#page=19)?
* **Belangen uitspreken:** Ga in gesprek over de waarden die bepaalde beslissingen of voorkeuren sturen [19](#page=19).
* **Morele stress monitoren:** Bewustzijn van situaties waarbij men weet wat ethisch juist is, maar hier niet naar kan handelen door obstakels [19](#page=19).
* **Morele dilemma's bespreken:** Onderliggende waarden en normen expliciet maken bij het nemen van beslissingen, bijvoorbeeld bij het al dan niet informeren van ouders over een weggelopen minderjarige. Er is geen eenduidig 'juist' of 'fout' antwoord, en de gedeelde verantwoordelijkheid binnen een samenwerkingsverband is essentieel [20](#page=20).
### 3.10 Informatie uitwisselen
Samenwerken vereist het delen van de juiste informatie met de juiste personen op de juiste manier [20](#page=20).
#### 3.10.1 Noodzaak en balans
Alle betrokkenen moeten beschikken over de nodige informatie voor passende zorg. Een balans tussen vertrouwelijkheid en het delen van noodzakelijke informatie (need-to-know vs. nice-to-know) is cruciaal. Informatie delen moet zorgvuldig en weloverwogen gebeuren, met inachtneming van het beroepsgeheim, deontologische kaders en privacywetgeving (zoals de AVG/GDPR) [20](#page=20).
#### 3.10.2 Wettelijk kader en beroepsgeheim
* **Artikel 458 Strafwetboek:** Regelt het beroepsgeheim met mogelijke uitzonderingen [20](#page=20).
* **Artikel 22 Grondwet:** Recht op eerbiediging van het privéleven [20](#page=20).
* **AVG (GDPR):** Verwerking van persoonsgegevens [20](#page=20).
* **Wet Patiëntenrechten:** Bescherming van persoonlijke levenssfeer en vertrouwelijkheid [20](#page=20).
* **Deontologische codes:** Ethische en professionele invulling per beroepsgroep [20](#page=20).
**Tip:** Zorgverleners, met name klinisch psychologen, moeten extra alert zijn op gegevensdeling, aangezien fouten snel gemaakt kunnen worden [20](#page=20).
#### 3.10.3 Uitzonderingen op het beroepsgeheim die samenwerking mogelijk maken
* **Gedeeld beroepsgeheim:** Geldt tussen hulpverleners binnen dezelfde hulpverleningscontext en die betrokken zijn bij de zorg voor een specifieke cliënt. Alleen noodzakelijke informatie mag worden gedeeld, in het belang van de patiënt, met diens geïnformeerde toestemming [21](#page=21).
* **Gezamenlijk beroepsgeheim:** Binnen hetzelfde team/instelling geldt een gezamenlijk beroepsgeheim, waarbij relevante gegevens voor goede zorg gedeeld kunnen worden, mits in het belang van de patiënt en met diens geïnformeerde toestemming [21](#page=21).
* **Instemming van de patiënt:** Soms kan informatie worden gedeeld mits de patiënt hiervoor voorafgaande, vrije, specifieke, uitdrukkelijke en geïnformeerde toestemming geeft. Deze toestemming kan op elk moment worden bijgesteld of ingetrokken [21](#page=21).
* **Oordeel hulpverlener:** De hulpverlener maakt een afweging of het delen van informatie in het belang van de patiënt is en geen schade berokkent aan de vertrouwensrelatie [22](#page=22).
* **Noodtoestand:** In uitzonderlijke situaties kan het beroepsgeheim worden doorbroken om de veiligheid of integriteit van een persoon of diens omgeving te beschermen, maar dit is enkel als laatste redmiddel [22](#page=22).
#### 3.10.4 Hoe informatie uitwisselen?
Gebruik erkende communicatietools en controleer de beveiliging (bv. end-to-end encryptie). Blijf je bijscholen en raadpleeg beroepsverenigingen voor adviezen en richtlijnen over veilig digitaal communiceren [22](#page=22).
**Tip:** Beperk je tot noodzakelijke informatie en vermijd het delen van 'nice-to-know' informatie [20](#page=20).
### 3.11 Interactief teamoverleg
Samenwerken houdt in dat teamleden met elkaar in gesprek gaan om betekenis te geven aan gedeelde informatie, casussen te bespreken, zorgacties te verfijnen of het groepsfunctioneren te reflecteren [22](#page=22).
#### 3.11.1 Kenmerken van productief overleg
* **Structuur:** Duidelijke afspraken of een plan maken het overleg gemakkelijker [23](#page=23).
* **Gemeenschappelijke taal:** Jargon en afkortingen vermijden [23](#page=23).
* **Participatie:** Overweeg of de persoon en diens omgeving kunnen participeren [23](#page=23).
**Tip:** Gebruik vergaderrollen (voorzitter, facilitator, notulist, timekeeper) en gestructureerde methodieken zoals het OASE-model of AMBIT voor casusbespreking en intervisie [23](#page=23).
### 3.12 Samenwerkingscompetenties
Een sterk team bouwt op kennis, vaardigheden, vertrouwen en dialoog [23](#page=23).
#### 3.12.1 Bijdragen aan een samenwerkingscultuur
Dit omvat interpersoonlijke attitudes en vaardigheden zoals openheid, leerbereidheid, actief luisteren, respectvolle communicatie en feedback geven. Een constructief, veilig en open samenwerkingsklimaat, gekenmerkt door waardering en vertrouwen, zorgt ervoor dat iedereen zich gezien en gehoord voelt [23](#page=23).
#### 3.12.2 Benutten van verschillen
Samenwerken betekent niet altijd eensgezindheid. Het benutten van verschillende perspectieven en het aangaan van dialoog, zelfs bij meningsverschillen, is een kracht. Het is belangrijk om de valkuil van groepsdenken te vermijden, waarbij men collectief kritisch denken verliest [23](#page=23).
**Tip:** Leer constructief van mening verschillen en pas verbindende communicatie toe [23](#page=23).
### 3.13 Sociale dynamieken
Naast zichtbare factoren spelen ook minder zichtbare sociale dynamieken (machtsverhoudingen, groepsnormen, ongeschreven regels) een rol in het teamverband. Het (h)erkenen en bijsturen van deze dynamieken is belangrijk voor een goede samenwerking [24](#page=24).
#### 3.13.1 Valkuilen bij besluitvorming in team
* **Groepsdenken:** Neiging tot snelle consensusvorming, waarbij discussie wordt vermeden en kritisch denken afneemt. Stimuleer diversiteit en benoem een 'advocaat van de duivel' [24](#page=24).
* **Conformeren:** Individuen passen zich aan de groepsmening aan, ook al denken ze er anders over. Stimuleer een veilige omgeving waarin afwijkende inzichten worden gewaardeerd [24](#page=24).
* **Groepspolarisatie en extreme standpunten:** Groepsleden versterken elkaars mening, wat leidt tot extremere beslissingen. Pas methodes toe die verschillende perspectieven belichten, zoals de 'zes denkhoeden'-methode [25](#page=25).
* **Gebrek aan verantwoordelijkheid:** Men neemt minder verantwoordelijkheid omdat anderen het wel zullen oppakken. Zorg voor duidelijke taakverdeling en evalueer deze regelmatig [25](#page=25).
* **Onuitgesproken meningsverschillen / de luidste stem eerst:** Personen met meer overtuigingskracht of aanzien bepalen de richting. Vraag expliciet input van alle teamleden en beperk spreektijd [25](#page=25).
---
# Factchecks over diagnostiek en culturele sensitiviteit
Dit gedeelte van de studiehandleiding behandelt veelgehoorde uitspraken en misvattingen rondom diagnostiek van psychische problemen en de noodzaak van cultureel sensitieve benaderingen binnen dit proces.
### 4.1 Veelgehoorde uitspraken over diagnostiek
Er circuleren vaak ongenuanceerde boodschappen en aannames over diagnostiek, zowel onder professionals als online, wat kan leiden tot ongerustheid bij cliënten en druk op het zorgsysteem. Het KCD heeft zeven veelgehoorde uitspraken onderzocht om wetenschappelijke onderbouwing te bieden en nuance aan te brengen [26](#page=26).
#### 4.1.1 Stelling 1: Online informatie kan je niet vertrouwen
Hoewel er veel wetenschappelijk onderbouwde informatie online beschikbaar is, wordt deze vaak niet geraadpleegd vanwege complexiteit of slechte vormgeving. Populaire media vereenvoudigen informatie vaak te sterk, waardoor cruciale nuances verloren gaan. Sociale media, zoals Instagram, YouTube en TikTok, worden veel gebruikt voor het uitwisselen van gezondheidsinformatie, maar een groot deel van deze content is fout, ongenuanceerd of onvolledig [27](#page=27).
**Risico's van diagnostiek op sociale media:**
* **Pathologisering:** Alledaagse menselijke ervaringen worden te snel als een probleem bestempeld, wat leidt tot onnodige druk op het zorgsysteem en langere wachtlijsten [27](#page=27).
* **Selffulfilling prophecy:** Mensen gaan zich gedragen naar een vermeende diagnose, waardoor klachten kunnen verergeren, mede door algoritmes die gerelateerde content blijven tonen [27](#page=27).
* **Onnodige druk op het zorgsysteem:** De vraag naar officiële diagnoses neemt toe, zelfs wanneer niet nodig [27](#page=27).
* **Miskenning en onderwaardering:** Dit kan zowel mensen met een diagnose als professionals die veel expertise investeren, treffen [27](#page=27).
Mentale gezondheidsgeletterdheid (mental health literacy) is cruciaal: de kennis, attitudes en vaardigheden om (psychische) moeilijkheden te herkennen, begrijpen en passende hulp te zoeken [28](#page=28).
**Conclusie:** Wees kritisch over online informatie en stimuleer mentale gezondheidsgeletterdheid bij cliënten [28](#page=28).
#### 4.1.2 Stelling 2: ADHD kan je zien in de hersenen
ADHD is een classificerende diagnose met beschrijvende criteria, zoals onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit, die gedrag behelzen en niet de oorzaken ervan. Hoewel de DSM-5-TR ADHD beschrijft als een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, wat de indruk kan wekken van een neurologische oorzaak die in de hersenen zichtbaar is, is dit te kort door de bocht [28](#page=28).
Hersenonderzoek toont kleine gemiddelde verschillen op groepsniveau (bv. kleiner hersenvolume, minder activiteit in specifieke gebieden, verschillen in neurotransmittersystemen) tussen groepen met en zonder ADHD. Echter, deze verschillen zijn niet te concluderen op individueel niveau (ecologische fout) [29](#page=29).
**Conclusie:** De uitspraak is grotendeels onjuist; ADHD is een gedragsdiagnose gebaseerd op observeerbaar gedrag. Hoewel beeldvormend onderzoek (bv. EEG, MRI) zinvol kan zijn bij differentiaal diagnostisch onderzoek, is ADHD niet direct "zichtbaar" in de hersenen [29](#page=29).
#### 4.1.3 Stelling 3: Paracetamol tijdens de zwangerschap veroorzaakt autisme
Deze stelling verwijst vaak naar onderzoeken die correlaties aantonen tussen paracetamolgebruik tijdens de zwangerschap en autisme, maar geen causale verbanden onderzoeken. Een relatie tussen X en Y betekent niet dat X de oorzaak is van Y; er kunnen vele andere factoren (factor Z) meespelen. Er bestaan ook studies die geen verband vinden [29](#page=29) [30](#page=30).
Net als bij ADHD zijn er vooralsnog geen biomedische markers die autisme kunnen aantonen. Autisme is een gedragsdiagnose die complex en multifactorieel is. De uitspraak weerspiegelt een stoornisgericht denkkader dat autisme wil uitroeien [30](#page=30).
**Conclusie:** Correlatie is geen causatie; er is geen direct causaal verband aangetoond tussen paracetamolgebruik tijdens de zwangerschap en autisme [29](#page=29) [30](#page=30).
#### 4.1.4 Stelling 4: Die jongen is druk want hij heeft ADHD
Deze uitspraak maakt zich schuldig aan reïficatie (verdinglijking), waarbij een abstract begrip (ADHD) wordt behandeld als een concreet, zelfstandig ding dat een directe oorzaak-gevolgrelatie heeft. Diagnostische labels beschrijven gedrag, maar verklaren het niet. Een diagnose geeft een naam aan gedrag, maar verklaart niet *waarom* het gedrag optreedt. Stoornisdenken kan deze denkfout versterken [30](#page=30) [31](#page=31).
**Conclusie:** Een diagnose is een beschrijving van gedrag, geen verklaring. Het is cruciaal om verder diagnostisch onderzoek te doen naar de verklarende factoren achter het gedrag. Oppassen voor cirkelredeneringen zoals "hij is druk omdat hij druk is" [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 4.1.5 Stelling 5: Tegenwoordig heeft iedereen een label
Wetenschappelijk onderzoek naar de toename van diagnoses is niet eenduidig; sommige studies tonen een toename, andere niet. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen officiële, door professionals gestelde diagnoses en diagnoses gebaseerd op screeningslijsten, die diagnostische kenmerken bevragen [31](#page=31).
Vlaamse cijfers uit 2023 tonen een stijging in de prevalentie van psychische stoornissen, maar dit gebaseerd op vragenlijsten over diagnostische criteria, niet op officiële diagnoses. Het vergelijken van vroegere en huidige cijfers is lastig vanwege veranderde methodieken en criteria [32](#page=32).
**Mogelijke verklaringen voor de toegenomen vraag naar diagnoses:**
* Een toename in psychische problemen [32](#page=32).
* Makkelijkere doorverwijzing en aandacht voor problemen wanneer iemand niet mee kan [32](#page=32).
* Meer bekendheid over psychische moeilijkheden, wat de stap naar hulpverlening kan vergemakkelijken [32](#page=32).
* Hoger bewustzijn kan leiden tot overinterpretatie en pathologisering van dagelijkse ervaringen [32](#page=32).
* De organisatie van de zorg: soms is een diagnose nodig om bepaalde hulp te verkrijgen [32](#page=32).
* **Fuzzy boundaries & concept creep:** Versoepeling van diagnostische criteria en toevoeging van kenmerken, waardoor meer mensen aan de criteria voldoen [33](#page=33).
**Conclusie:** Hoewel een stijging niet met zekerheid kan worden vastgesteld, suggereren lange wachtlijsten en aanmeldingsstops een toenemende vraag. Het is belangrijk om de betekenis van diagnoses in relatie tot de hulpvraag te blijven bevragen en te herevalueren [32](#page=32) [35](#page=35).
#### 4.1.6 Stelling 6: Iedereen is toch een beetje autistisch
Deze stelling hangt af van het perspectief op autisme. Vanuit een biomedisch perspectief (DSM-5-TR) is autisme een stoornis met specifieke criteria. Vanuit een dimensioneel perspectief is autisme een spectrum, waarbij kenmerken niet simpelweg aan- of afwezig zijn, en iedereen "een beetje autistisch" kan zijn [33](#page=33).
Een categorische visie hanteert een 'alles-of-niets'-principe, waarbij kenmerken in combinatie moeten voorkomen om van autisme te spreken. Het neurodiversiteitsdenken ziet autisme als een expressie van menselijke verschillen, waarbij uitdagingen vaak ontstaan omdat de samenleving is afgestemd op de meerderheidsgroep [33](#page=33).
**Conclusie:** Uitspraken als "dat is mijn autistisch kantje" vervagen de grenzen tussen algemene ervaringen en autisme, versterken stereotypen en doen onrecht aan de complexiteit en diversiteit van autisme. Het is belangrijk het specifieke perspectief te expliciteren [33](#page=33) [34](#page=34).
#### 4.1.7 Stelling 7: Een label heb je voor altijd
Een classificerende diagnose beschrijft gedragskenmerken die uitdagingen veroorzaken, maar deze kenmerken kunnen evolueren, en de ernst of impact kan veranderen. Omgevings- en contextfactoren beïnvloeden de mate waarin kenmerken beperkingen veroorzaken. Diagnostische categorieën zijn geen natuurwetten; ze veranderen mee met de tijdgeest en wat als 'normaal' of 'afwijkend' wordt beschouwd [34](#page=34).
**Gevolgen van het 'voor altijd'-idee:**
* **Positief:** Een diagnose kan erkenning, houvast, taal voor ervaringen en toegang tot ondersteuning bieden [35](#page=35).
* **Negatief:** Stigma, negatief zelfbeeld en het Pygmalion-effect [35](#page=35).
**Conclusie:** Diagnostiek is een momentopname. Ga in dialoog met de cliënt over de betekenis van een diagnose en blijf reflecteren of een classificerende diagnose nog "past" [35](#page=35).
### 4.2 Cultuursensitieve diagnostiek
Cultuursensitieve diagnostiek houdt rekening met de volledige context van een cliënt, ook wel kruispuntdenken genoemd, waarbij iemands identiteit wordt gezien als een kruispunt van deelidentiteiten (culturele achtergrond, leefmilieu, opleiding, identiteit, leeftijdsgroep) [37](#page=37).
#### 4.2.1 CUSEHA-project
Het CUSEHA-project richt zich op cultuursensitieve zorg voor personen met een handicap en een migratieachtergrond, specifiek voor volwassenen met een vermoeden van autisme, licht verstandelijke beperking of niet-aangeboren hersenletsel met cognitieve uitval [36](#page=36).
**Theoretisch kader en stellingen:**
* **Nood aan bereikbaar, bruikbaar en representatief aanbod:** Zorg moet gratis zijn, flexibel, gebruik maken van tolken en visuele middelen, en verslagen moeten bruikbaar zijn voor andere instanties [36](#page=36).
* **Gebruik van tolken:** Zelfs als een cliënt goed Nederlands spreekt, kan de moedertaal een betere uitdrukking van emoties en traumatische zaken mogelijk maken. Het gebruik van een tolk biedt veel relevante informatie en nuances. Vertalingen zijn nooit volledig objectief en er is altijd sprake van interpretatie [36](#page=36).
* **Culturele kennis vs. overculturalisatie:** Hoewel culturele kennis belangrijk is, kan te veel nadruk hierop leiden tot het verliezen van de uniciteit van de cliënt (overculturalisatie) [37](#page=37).
#### 4.2.2 Cultuur en divers sensitieve attitude
Cultuur omvat het geheel van onderscheiden spirituele, materiële, intellectuele en emotionele kenmerken van een samenleving of sociale groep, inclusief levensstijlen, waarden en tradities [37](#page=37).
Een **divers sensitieve attitude** kenmerkt zich door:
* **Oprechte nieuwsgierigheid:** Het achterwege laten van het eigen referentiekader en openstaan voor dat van de ander [37](#page=37).
* **Zelfreflectie, intervisie en multidisciplinair overleg:** Eerlijk en open discussiëren over eigen stereotypen en moeilijkheden [37](#page=37).
* **Superdiversiteit:** Erkennen dat mensen niet puur op basis van hun achtergrond ingedeeld kunnen worden, en dat veel complexe factoren variatie in ervaringen veroorzaken. Diepgaande kennis van één specifieke cultuur is minder zinvol dan een brede, sensitieve houding [37](#page=37).
* **Inclusie en gelijkheid** [37](#page=37).
**Mogelijke valkuilen:**
* **Meningsverschillen over het traject:** Verschil tussen verwachtingen van de cliënt en de realiteit van het diagnostisch traject (bv. aantal uren, door verschillende professionals) [37](#page=37).
* **Westerse bril:** Kijken naar het diagnostisch traject vanuit westerse normen (bv. handdruk, duur gesprekken) [37](#page=37).
* **Pathologiseren van normale fenomenen:** Klachten vanuit een westers referentiekader interpreteren (bv. stemmen horen bij psychose vs. contact met god) [38](#page=38).
* **Vooringenomenheid van de hulpverlener:** Een wij-zij denken kan stigmatiserend werken [38](#page=38).
**Diverssensitieve kennis:** Opdoen van kennis over culturele en structurele tendensen is belangrijk, maar actuele problematieken kunnen complexer zijn. Objectieve websites en ngo's kunnen hierbij helpen [38](#page=38).
* **Overculturalisatie:** Onterecht zaken toeschrijven aan iemands cultuur [38](#page=38).
* **Handelingsverlegenheid:** Angst om fouten te maken of taboethema's te bespreken, wat kan leiden tot het missen van belangrijke informatie [38](#page=38).
#### 4.2.3 Eclectic framework
Het eclectic framework helpt bij kruispuntdenken en omvat:
* **E**ducation (Opleiding)
* **C**ulture (Cultuur)
* **L**anguage (Taal)
* **E**conomics (Economie)
* **C**ommunication style (Communicatiestijl)
* **T**esting situation (Testsituatie)
* **I**ntelligence concept (Intelligentieconcept)
* **C**ontext of migration (Context van migratie)
De **testsituatie** is cruciaal: vertrouwdheid met omstandigheden, samenwerkingsbereidheid en opvoedingssystemen kunnen het testgedrag beïnvloeden. Ongemak of onbekendheid kan invloed hebben op motivatie en het omgaan met abstracte antwoorden. Het **intelligentieconcept** van de cliënt geeft inzicht in hoe deze omgaat met de testsituatie en instructies [38](#page=38) [39](#page=39).
#### 4.2.4 Acculturatieprocessen
Acculturatie is het proces van culturele veranderingen die individuen doormaken door langdurig contact met een andere cultuur. Het is een dynamisch proces [39](#page=39).
Het **Cultural Formation Interview** is een semi-gestructureerd interview dat helpt bij het maken van een eerste inschatting van het acculturatieproces, het versterken van de werkalliantie en het vergroten van diagnostisch en behandelinzicht. Het omvat vier thema's: culturele definitie van het probleem, culturele percepties van oorzaak en steun, culturele factoren in coping en hulp zoeken, en culturele factoren in de behandelrelatie [39](#page=39).
Het **model van Berry** beschrijft vier vormen van acculturatie, gebaseerd op de mate van deelname aan de nieuwe cultuur en het behoud van de eigen cultuur:
* **Segregatie:** Behoud van eigen waarden en normen, enkel contacten met de eigen culturele groep [40](#page=40).
* **Integratie:** Behoud van eigen cultuur en aanpassing aan de nieuwe cultuur; de meest adaptieve vorm [40](#page=40).
* **Assimilatie:** Volledige aanpassing aan de nieuwe cultuur [40](#page=40).
* **Marginalisatie:** Afwezigheid van acculturatie, geen opname van normen, gewoonten of taal, en verlies van contacten met de herkomstgroep [40](#page=40).
#### 4.2.5 Emoties en cultuur
Elke cultuur heeft **display rules** die bepalen welke emoties openbaar getoond mogen worden. De **emotie-intensiteit** verschilt per cultuur; sommige leggen nadruk op beheersing (bv. Noord-Europese culturen), andere op intense expressie (bv. Latijns-Amerikaanse culturen) [41](#page=41).
**Culturele attitudes** ten aanzien van emoties verschillen ook, met een onderscheid tussen positieve en negatieve emoties. Rituelen en religie hebben ook invloed op emotionele expressie [41](#page=41).
* **Collectivisme versus individualisme:** Individualistische culturen hechten veel belang aan persoonlijke emotionele expressie, terwijl in collectivistische culturen emoties zoals schaamte en schuld belangrijker zijn [42](#page=42).
* Het **emotionele vocabulaire** van een taal kan de belangrijkheid van bepaalde emoties weerspiegelen [42](#page=42).
* De **context van emoties** en de sociale rol die iemand inneemt, beïnvloeden de expressie (bv. respect tonen in Aziatische culturen door bescheiden gedrag) [42](#page=42).
* **Cognitieve verwerking van emoties:** Dit onderscheidt interne (beleven van gevoelens, individuele culturen) en externe (emoties gebeuren tussen mensen, collectieve culturen) emotieoriëntaties [42](#page=42).
**Valkuil bij emoties:** Overpathologiseren van emoties door vanuit het eigen referentiekader te kijken en emoties die een functie hebben binnen intermenselijke relaties cultureel te misinterpreteren [42](#page=42).
#### 4.2.6 Diverssensitieve vaardigheden
**Diverssensitieve communicatie** vereist:
* **Cultural formulation interview** en **zelfredzaamheidsgesprekken** [42](#page=42).
* **Communicatie aanpassen aan de persoon:** Rekening houden met verschillende referentiekaders, normen en waarden. Geen kant-en-klaar protocol, maar sensitiviteit en afstemming [43](#page=43).
* **Meer dan woorden alleen:** Letten op het **inhoudsniveau** (boodschap) en het **betrekkingsniveau** (relatie, toon, houding). Westerse culturen focussen meer op inhoud, andere culturen meer op betrekkingsniveau en respect [43](#page=43).
* **Non-verbale aspecten:** Deze zijn niet universeel en verschillen sterk per cultuur (bv. oogcontact, begroeting, afstand). Congruentie tussen wat gezegd wordt en lichaamstaal is belangrijk. Feedback vragen bij twijfel is essentieel [43](#page=43).
* **Rol van hulpverlener en hiërarchie:** Hiërarchie bepaalt communicatie. Hulpverleners worden vaak als autoriteit gezien, wat kan botsen met cliëntparticipatie. Levenservaring kan soms zwaarder wegen dan een diploma. Verwachtingen expliciet bespreken is belangrijk. Flexibiliteit is geboden [44](#page=44).
Het **zelfredzaamheidsgesprek** onderscheidt drie concepten: praktisch (huishouden, administratie), sociaal (interpersoonlijke relaties) en conceptueel (taal, lezen, schrijven). Visualisatie via pictogrammen en tijdslijnen ondersteunt de taal en anamnese [44](#page=44).
In het **eindgesprek** over diagnose, is het belangrijk om multidisciplinaire visies samen te brengen, rekening te houden met de culturele achtergrond van de cliënt en de boodschap op maat te geven. De ziektetheorie van de cliënt mag bestaan naast de westerse biomedische visie [45](#page=45).
#### 4.2.7 Gespreksvoering met een ICB/tolk
Er is een verschil tussen een tolk (die objectief vertaalt) en een intercultureel bemiddelaar (die culturele zaken kan uitleggen). Een tolk is voordeliger voor het diagnostisch proces [46](#page=46).
**Triade:** De hulpverlener zit tegenover de cliënt met de tolk aan de zijkant. Korte, eenvoudige zinnen gebruiken, pictogrammen en gespreksflappen helpen. De regie ligt bij de cliënt. Afspraken met de tolk moeten duidelijk zijn, inclusief beroepsgeheim [46](#page=46).
**Aanbevelingen:**
* Voer diagnostiek bij voorkeur uit in de moedertaal en dialect van de cliënt [46](#page=46).
* Werk met professionele tolken en maak goede afspraken [46](#page=46).
* Houd rekening met het herkomst en geslacht van de tolk [46](#page=46).
#### 4.2.8 Psychodiagnostiek: problemstelling
De **westerse bril** in diagnostiek kan leiden tot problemen, zoals bij de subtest Overeenkomsten (WAIS-IV) waar taalverschillen, constructverschillen, abstractieniveau en denkstijlen een rol spelen. In Aziatische culturen kan het taboe om toe te geven dat men iets niet weet, leiden tot incorrecte antwoorden [46](#page=46) [47](#page=47).
**Normen zijn weinig betrouwbaar door:**
* **Constructvertekening** (symptomatologie)
* **Methodevertekening** (bv. puzzels, tekeningen, antwoordstijlen)
* **Itemvertekening** (bv. spreekwoorden)
* **Vergelijkingsgroepen/normgroepen** die minder goed aansluiten [47](#page=47).
De **taalvereisten** van tests (bv. WAIS) hebben een culturele lading en kunnen onbedoeld acculturatie meten. Zelfs taalvrije tests zijn niet per se cultuurvrij [47](#page=47).
**Omgaan met culturele en talige vertekening:**
* **Vergelijken van resultaten:** Helpt bij genuanceerde interpretatie van het cognitieve profiel en de indicatiestelling [47](#page=47).
* **SON-r-6-40:** Een alternatief intelligentieonderzoek met een non-verbale afname, dat vloeiende en visuele intelligentie meet. De NITAL-index (niet-talige index) kan vergeleken worden met een volledige TIQ [47](#page=47).
* **Nuanceringen in verslag:** Keuze van testmateriaal, interpretatie en eventuele gehoorschade moeten worden omschreven [47](#page=47).
**Testing the limits** is een methode om inzicht te krijgen in cognitieve capaciteit, strategieën en leerpotentieel door creatief om te gaan met materiaal, extra uitleg te geven of denkprocessen luidop te laten vertellen. Dit helpt om het leerpotentieel in kaart te brengen, ook buiten stressvolle testsituaties [48](#page=48).
De diagnosticus wordt geplaatst in een positie waar rekening gehouden moet worden met verschillende perspectieven: VAPH, cliënt en psychometrische benadering. Het diagnostisch verslag moet betekenisvol, betrouwbaar en valide zijn, maar dit kan soms botsen met de behoeften van het VAPH of de cliënt [48](#page=48).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Algemene Intersectorale Richtlijn Diagnostiek (AIRD) | Een kwaliteitskader voor diagnostiek dat zeven kwaliteitspijlers omschrijft voor een kwaliteitsvol diagnostisch proces, ontwikkeld vanuit de praktijkbehoefte aan een algemeen kader. |
| Casusformulering | Het vermogen om een gedeeld begrip te bieden van de problemen die iemand presenteert door middel van een theoretische uitleg van veronderstelde oorzaken en in stand houdende factoren, zodat passende interventies kunnen worden ingezet. |
| 5I-model | Een model voor casusformulering dat vijf componenten omvat: Ideografisch (uniek verhaal cliënt), Integratief (hypotheses over problemen), Introspectief (reflexieve praktijk), Interventiegericht (bepalen hulpverlening) en Interactief (gedeeld begrip via dialoog). |
| Ideografisch | Het principe binnen het 5I-model dat focust op het unieke verhaal van een cliënt, in een specifieke context en met een unieke hulpvraag. |
| Integratief | Het principe binnen het 5I-model dat zich richt op het formuleren van onderbouwde hypotheses over het ontstaan en het in stand houden van moeilijkheden bij een cliënt. |
| Introspectief | Het principe binnen het 5I-model dat de nadruk legt op een reflexieve praktijk met aandacht voor de kwaliteit van het diagnostisch proces en het herkennen van bias. |
| Interventiegericht | Het principe binnen het 5I-model dat tot doel heeft te bepalen of hulpverlening nodig is en welke specifieke interventies het meest aangewezen zijn voor de cliënt. |
| Interactief | Het principe binnen het 5I-model dat streeft naar een gedeeld begrip, bereikt door interdisciplinaire dialoog en een co-constructief proces met de cliënt. |
| Teamformulering | Het proces waarbij een groep of team van professionals een gedeeld begrip ontwikkelt over de moeilijkheden van een cliënt, gebaseerd op casusformulering, wat samenwerking stimuleert en helpt bij complexe problematiek. |
| Reflexiviteit | De introspectieve houding binnen het 5I-model die belangrijk is om verschillende vormen van bias te herkennen, de betrouwbaarheid van informatie in te schatten en assumpties transparant te maken. |
| Participatieve basishouding | Een grondhouding in interactief werken die bestaat uit negen ingrediënten: echtheid, betrokkenheid, gelijkwaardigheid, openheid, onvoorwaardelijkheid, positieve attitude, professionele nabijheid, betrouwbaarheid en respect. |
| Diversiteitssensitieve attitude | Een open en nieuwsgierige houding naar eigen normen en waarden en die van anderen, met de bereidheid om achtergronden te leren kennen en de betekenis van gedragingen te achterhalen, erkennend dat er verschillende denkkaders bestaan. |
| Reflectieve praktijk | Een benadering die methodisch-rationele besluitvorming aanvult met ervaringskennis, ook wel "practice wisdom" genoemd, om zo de professionele handelingen te verdiepen en te verbeteren. |
| Retorisch perspectief | Een analytisch kader dat zich richt op hoe taal en communicatie worden gebruikt om betekenis te construeren, overtuigingen te vormen en acties te beïnvloeden, met speciale aandacht voor de impact van verschillende perspectieven. |
| Terministic screens (terminologische schermen) | De taal en terminologie die we gebruiken om complexe situaties te begrijpen; deze schermen belichten bepaalde aspecten van de werkelijkheid terwijl andere buiten beeld blijven, wat zowel hulp kan bieden bij het begrijpen als beperkingen kan opleggen. |
| Trained incapacities (getrainde onvermogens) | Een paradoxale term die verwijst naar hoe specifieke manieren van kijken, gevormd door opleiding en ervaring, ons belemmeren om de werkelijkheid op andere, potentieel meer constructieve, manieren te zien. |
| Rhetorical listening (retorisch luisteren) | Een kritische houding van openheid en (nog) niet-weten, waarbij de focus ligt op het actief luisteren naar en begrijpen van de betekenisgeving van jezelf, anderen en de bredere maatschappelijke context, in plaats van het overtuigen van de eigen gelijk. |
| Betekenisconstructie | Het proces waarbij individuen en groepen betekenis toekennen aan ervaringen, gebeurtenissen en concepten door middel van taal en symbolen, wat leidt tot specifieke interpretaties en wereldbeelden. |
| Evidence-based practice | Een benadering binnen de psychologie waarbij professionele beslissingen en interventies primair gebaseerd zijn op het best beschikbare wetenschappelijke onderzoek en bewijs over wat effectief is. |
| Clinical judgement (klinische beoordeling) | De professionele inschatting die een hulpverlener maakt bij het diagnosticeren en behandelen van cliënten, waarbij rekening wordt gehouden met zowel wetenschappelijke kennis als de unieke kenmerken van de cliënt en de situatie. |
| Practice wisdom (ervaringskennis) | Kennis die is opgedaan door directe ervaring in de praktijk, vaak intuïtief en contextueel, die complementair is aan theoretische kennis en onderzoek. |
| Reflexivity | Het vermogen en de praktijk om te reflecteren op de eigen gedachten, aannames, waarden en de invloed van de sociale en historische context op het eigen denken en handelen. |
| Critical reflection (kritische reflectie) | Een vorm van reflectie die verder gaat dan oppervlakkige zelfobservatie en zich richt op het ontrafelen van onderliggende machtsrelaties, sociale constructies en ideologieën die het denken en handelen beïnvloeden. |
| Retorische studies | Een academisch domein dat zich bezighoudt met de studie van menselijke communicatie, taalgebruik, betekenisgeving en de sociale en culturele impact daarvan. |
| Discourse | Een systeem van denken, spreken en handelen dat gedeelde betekenissen en praktijken binnen een specifieke context creëert en in stand houdt. |
| Heterogeniteit | De diversiteit aan stromingen, theorieën en benaderingen binnen een discipline, die een uitdaging kan vormen voor het vinden van een uniforme aanpak. |
| Machtsdynamiek | De wederzijdse invloeden en hiërarchieën die aanwezig zijn in interacties tussen individuen of groepen, zoals tussen professional en cliënt. |
| Subjectiviteit | De persoonlijke ervaring, perceptie en interpretatie van de werkelijkheid, die gevormd wordt door individuele achtergronden, waarden en emoties. |
| Cultureel construct | Een concept of fenomeen dat niet universeel of objectief is, maar eerder gevormd wordt door specifieke culturele normen, waarden en interpretaties binnen een samenleving. |
| Geïntegreerde zorg | Een manier van zorgverlening die streeft naar betere afstemming en coördinatie van zorg op alle niveaus (micro, meso, macro), waarbij zorg en ondersteuning nauw aansluiten bij de specifieke biopsychosociale noden en behoeften van een persoon over het gehele zorgcontinuüm. |
| Persoonsgerichte zorg | Zorg die wordt afgestemd op wat voor een specifieke persoon nodig en belangrijk is, waarbij de focus ligt op de doelen, waarden, normen en de leefwereld van de persoon achter de hulpvraag, in plaats van enkel op de diagnose of standaard richtlijnen. |
| Participatief werken | Het actief betrekken van de persoon en diens omgeving bij het zorgproces, met als doel het versterken van autonomie, betrokkenheid en draagvlak, waarbij input wordt gevraagd en rekening wordt gehouden met specifieke voorkeuren, wensen en noden van de cliënt. |
| PRIS-model | Een model dat acht pijlers voor effectieve samenwerking in de zorg identificeert: Persoon centraal, Participatief werken, Rolverdeling en teamsamenstelling, Reflectief handelen, Informatie uitwisselen, Interactief overleg, Samenwerkingscompetenties en Sociale dynamieken. |
| Multidisciplinair | Een vorm van samenwerken waarbij verschillende professionals informatie uitwisselen over een casus, maar de zorg die zij leveren aan de cliënt gescheiden blijft per discipline. |
| Interdisciplinair | Een vorm van samenwerking waarbij professionals streven naar gedeelde besluitvorming, het opstellen van een gedeeld behandelplan en het in afstemming aanpakken van de zorg voor de cliënt, waarbij disciplines meer integreren in het proces. |
| Transdisciplinair | Een vorm van samenwerking die verder gaat dan interdisciplinair, waarbij de grenzen tussen disciplines vervagen en er gekeken wordt of taken binnen het samenwerkingsverband overgenomen kunnen worden door professionals uit andere disciplines. |
| Interprofessioneel | Een vorm van samenwerking die vergelijkbaar is met transdisciplinair, waarbij de grenzen tussen disciplines vervagen en er mogelijk taken overgenomen kunnen worden, met een sterke nadruk op gezamenlijke expertise en praktijk. |
| Gedeeld beroepsgeheim | Een juridisch kader dat hulpverleners binnen eenzelfde hulpverleningscontext toestaat noodzakelijke informatie uit te wisselen over een cliënt, in het belang van de patiënt en met diens geïnformeerde toestemming, zolang dit noodzakelijk is voor goede zorg. |
| Morele stress | Een situatie waarin een hulpverlener weet wat ethisch juist is om te doen, maar hier niet naar kan handelen omdat iets of iemand een obstakel vormt om de ethisch verantwoorde beslissingen uit te voeren of te realiseren. |
| Groepsdenken | De neiging binnen een team om snel tot consensus te komen door discussie te vermijden, wat kan leiden tot voorspelbare besluiten die aan creativiteit en kritisch denkvermogen inboeten. |
| Advocaat van de duivel | Een rol die wordt aangenomen om argumenten tegen een bepaald standpunt te presenteren, zelfs als men het er niet mee eens is, om zo het debat te verrijken en potentiële zwakheden bloot te leggen. |
| Acculturatieprocessen | Het proces van culturele veranderingen die individuen ondergaan als gevolg van langdurig contact met een andere cultuur, waarbij zowel culturele aanpassing als behoud van de eigen cultuur kan plaatsvinden. |
| Diagnostiek | Het proces van het identificeren en vaststellen van de aard van een psychische aandoening of een ander probleem, gebaseerd op symptomen, gedrag en andere relevante informatie. |
| Diverssensitieve attitude | Een basishouding die openheid, oprechte nieuwsgierigheid en zelfreflectie vereist bij het omgaan met personen uit diverse culturele achtergronden, waarbij het eigen referentiekader tijdelijk terzijde wordt geschoven. |
| Diverssensitieve communicatie | Methodieken die gericht zijn op het aanpassen van de communicatie aan de specifieke persoon en diens culturele achtergrond, met aandacht voor zowel het inhouds- als het betrekkingsniveau van de boodschap. |
| Eclectic framework | Een theoretisch kader dat verschillende factoren zoals onderwijs, cultuur, taal, economie, communicatiestijl en de testsituatie integreert om kruispuntdenken te faciliteren bij diagnostiek. |
| Ecologische fout (ecological fallacy) | De denkfout waarbij men aanneemt dat bevindingen op groepsniveau zonder meer kunnen worden doorgetrokken naar individuele gevallen, wat leidt tot onjuiste conclusies over individuen. |
| Emotionele expressie | De manier waarop emoties worden getoond en beleefd, wat sterk cultureel bepaald kan zijn door middel van "display rules" die aangeven welke emoties al dan niet openbaar getoond mogen worden. |
| Emotionele intensiteit | De mate waarin emoties worden beleefd en uitgedrukt; sommige culturen leggen de nadruk op het beheersen van emotionele intensiteit, terwijl andere culturen juist een intense uiting van emoties waarderen. |
| Gezondheidsgeletterdheid (mental health literacy) | De kennis, attitudes en vaardigheden die nodig zijn om psychische moeilijkheden te herkennen, te begrijpen en passende hulp te zoeken, inclusief het vermogen om betrouwbare informatie te vinden en te beoordelen. |
| Integratie (acculturatie) | Een vorm van acculturatie waarbij men de eigen cultuur behoudt en zich tegelijkertijd aanpast aan de nieuwe cultuur, wat over het algemeen als de meest adaptieve vorm wordt beschouwd. |
| Intercultureel bemiddelaar | Een professional die naast het vertalen van taal ook culturele context en uitleg kan bieden, om zo de communicatie en het begrip tussen cliënt en hulpverlener te bevorderen. |
| Kruispuntdenken | Een benadering die iemands identiteit ziet als een kruispunt van diverse deelidentiteiten (zoals culturele achtergrond, leefmilieu, leeftijd), en waarbij al deze deelidentiteiten meegenomen worden in het diagnostisch traject. |
| Marginalisatie (acculturatie) | Een acculturatiestrategie die wordt gekenmerkt door het zich afzetten tegen zowel de eigen cultuur als de nieuwe cultuur, wat leidt tot sociale isolatie en het verlies van culturele normen en gewoonten. |
| Neurodiversiteitsdenken | Een perspectief dat autisme beschouwt als een natuurlijke variatie binnen menselijke verschillen, in plaats van primair als een stoornis, waarbij de uitdagingen vaak voortkomen uit de aanpassing van de samenleving aan de meerderheid. |
| Online informatie | Informatie die via internetkanalen zoals websites, sociale media, blogs en video's wordt verspreid, waarbij de betrouwbaarheid sterk kan variëren en kritische beoordeling vereist is. |
| Pathologisering | Het proces waarbij alledaagse menselijke ervaringen of gedragingen ten onrechte worden bestempeld als psychisch problematisch of als een stoornis. |
| Populaire media | Kanalen zoals kranten, tijdschriften, radio en televisie die informatie verspreiden naar een breed publiek, vaak door wetenschappelijke evidentie te vereenvoudigen, wat kan leiden tot verlies van nuances. |
| Reïficatie (verdinglijking) | De denkfout waarbij een abstract begrip of een diagnose wordt behandeld als een concreet, zelfstandig ding dat een directe invloed uitoefent op de werkelijkheid. |
| Segregatie (acculturatie) | Een acculturatiestrategie waarbij men zich volledig terugtrekt in de eigen culturele groep en de eigen culturele waarden en normen behoudt, met minimale interactie met de nieuwe cultuur. |
| Selffulfilling prophecy | Een voorspelling die zichzelf waarmaakt; in de context van diagnostiek kan dit betekenen dat iemand zich gaat gedragen naar een vermeende diagnose, waardoor klachten of uitdagingen kunnen verergeren. |
| Sociale media | Online platforms zoals Instagram, YouTube en TikTok die gebruikt worden voor het delen en opzoeken van informatie en ervaringen, inclusief die gerelateerd aan mentale gezondheid. |
| Spectrum (autisme) | Een concept dat suggereert dat autisme niet een alles-of-niets-categorie is, maar een continuüm van kenmerken en intensiteiten, waarbij individuen verschillende gradaties van ondersteuningsbehoeften hebben. |
| Stereotypen | Vereenvoudigde en vaak onjuiste voorstellingen van groepen mensen, die leiden tot vooringenomenheid en onrecht doen aan de complexiteit en diversiteit van individuen. |
| Stoornisdenken | Een denkkader dat psychische problemen primair benadert als inherente, biologische stoornissen, wat kan bijdragen aan reïficatie en het negeren van omgevingsfactoren. |
| Superdiversiteit | De hedendaagse maatschappelijke situatie waarin een grote verscheidenheid aan complexe deelidentiteiten van individuen zich verweven, waardoor eenvoudige categoriseringen onvoldoende zijn om de realiteit te beschrijven. |
| Tellen (diagnostische criteria) | Het proces van het beoordelen of een individu voldoet aan de vastgestelde criteria voor een specifieke diagnose, vaak door middel van observaties, interviews en gestandaardiseerde tests. |
| Testsituatie | De omstandigheden waarin een psychologische test wordt afgenomen, inclusief de vertrouwdheid van de cliënt met de omgeving, de samenwerkingsbereidheid en de invloed van het onderwijs- of opvoedingssysteem. |
| Tolk | Een professional die letterlijk de gesproken taal vertaalt van de ene taal naar de andere, zonder eigen interpretatie of extra uitleg te geven. |
| Westerse bril | De neiging om diagnostische processen, concepten en interpretaties te benaderen vanuit een overwegend westers cultureel referentiekader, wat kan leiden tot misinterpretaties bij cliënten met een andere culturele achtergrond. |