Cover
Inizia ora gratuitamente Hoofdstuk3-Wetenschap&Maatschappij.pdf
Summary
# Het overkoepelende doel van wetenschap en de significantie van kennis
Dit onderwerp verkent filosofische opvattingen over het doel van wetenschap en de criteria voor bruikbare wetenschappelijke kennis, met speciale aandacht voor abstractie [3](#page=3).
### 1.1 Wetenschappelijk realisme en de kritiek erop
Wetenschappelijk realisme stelt dat het ultieme doel van wetenschap is om een correcte en zo volledig mogelijke beschrijving van de werkelijkheid te geven. Filosofen als Karl Popper en Imre Lakatos hingen deze visie aan. Echter, deze opvatting is bekritiseerd. Wetenschapsfilosoof Philip Kitcher stelt dat niet alle waarheden significant zijn; sommige zijn "pointless" of zinloos om te achterhalen. Wetenschap moet dus selectief zijn en streven naar *significante* waarheden, niet naar complete kennis [3](#page=3).
> **Tip:** Het onderscheid tussen "waarheid" en "significante waarheid" is cruciaal. Wetenschap zoekt niet zomaar naar feiten, maar naar feiten die van belang zijn.
### 1.2 Pragmatisme en het concept van significante waarheid
#### 1.2.1 John Dewey's pragmatistische visie
Pragmatisten menen dat wetenschap moet voortkomen uit menselijke interesses en dat het succes ervan wordt afgemeten aan hoe goed het aan die interesses beantwoordt. John Dewey benadrukte een genetisch en functioneel verband tussen alledaagse problemen en wetenschappelijk onderzoek. Wetenschap moet ontstaan uit praktische problemen (genetisch verband) en deze problemen oplossen (functioneel verband) [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Een arts die te maken heeft met patiënten met bepaalde ziektes (praktisch probleem) creëert een behoefte aan biomedisch onderzoek. Dit onderzoek lost uiteindelijk de noodzaak tot behandeling op en maakt deze efficiënter.
Volgens Dewey moet wetenschap het doelgericht handelen van mensen bevorderen met het oog op het oplossen van praktische problemen, en dit geldt voor alle wetenschapsdomeinen [4](#page=4).
#### 1.2.2 Kitcher en Hempel: Praktische en theoretische significantie
Hedendaagse pragmatisten zoals Philip Kitcher breiden Deweys visie uit. Kitcher onderscheidt twee soorten significantie:
1. **Praktische significantie:** Waarheden die praktische projecten ondersteunen en bijdragen aan dagelijkse zorgen [4](#page=4) [5](#page=5).
2. **Epistemische of theoretische significantie:** Waarheden die intrinsiek waardevol zijn om te kennen, zelfs als ze weinig impact hebben op alledaagse aangelegenheden, zoals in de kosmologie of paleontologie [5](#page=5).
Carl Gustav Hempel voegde hieraan toe dat de wetenschappelijke zoektocht wordt gedreven door twee basismotieven: de behoefte om de wereld te verbeteren en te controleren (praktisch), en de intellectuele nieuwsgierigheid om te weten en te begrijpen (theoretisch). Dit laatste omvat ook de behoefte aan een overkoepelend mens- en wereldbeeld [5](#page=5).
> **Voorbeeld:** De heliocentrische astronomie van Copernicus had in eerste instantie geen praktische implicaties, maar veranderde fundamenteel ons wereldbeeld door de aarde als een planeet te beschouwen. Darwins evolutietheorie had eveneens een diepgaande impact op ons mensbeeld [5](#page=5).
Gaston Bachelard betoogde dat nieuwe natuurkundige theorieën zoals relativiteitstheorie en kwantummechanica ons wereldbeeld drastisch beïnvloeden, door concepten als chosisme (idee dat elementaire deeltjes kleine versies van gewone dingen zijn) en choquisme (idee dat interacties botsingen zijn) te ondermijnen [5](#page=5).
### 1.3 Abstractie in wetenschappelijk onderzoek
De conclusie uit de voorgaande secties is dat wetenschap selectief moet zijn. Niet alle kennis is waardevol om te onderzoeken. Wetenschappelijke kennis moet praktisch relevant zijn of bijdragen aan ons mens-, wereld- en maatschappijbeeld [6](#page=6).
Ernst Mach stelde dat wetenschappelijke representaties er niet naar streven om alle aspecten van de realiteit correct weer te geven, maar slechts die aspecten die voor ons belangrijk zijn, gedreven door praktisch belang. Dit proces, waarbij informatie wordt weggelaten, noemt men **abstractie**. Wetenschappelijke producten zoals wetten en modellen zijn onvermijdelijk abstracties [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** De wet van refractie beschrijft de geometrische eigenschappen van lichtbreking correct (sin α / sin β = n), maar negeert andere aspecten zoals de breedte van de lichtstraal, die tot lijnstukken worden gereduceerd [6](#page=6).
Philip Kitcher gebruikt de analogie van de metrokaart van Londen: de kaart toont essentiële informatie zoals treinverbindingen en overstappunten, maar laat bewust details weg zoals afstanden en geografische oriëntatie om de kaart overzichtelijk te houden. Dit illustreert hoe abstractie dient voor bruikbaarheid [6](#page=6).
De beslissing om wetenschappelijke kennis te verwerven over een fenomeen (bv. refractie) gaat vooraf aan de vraag welke aspecten van dat fenomeen correct moeten worden weergegeven om een optimaal bruikbaar model of kaart te verkrijgen [6](#page=6).
### 1.4 Het menselijk genoom versus deeltjesversneller: Een illustratie
De motivatie achter het Human Genome Project was drieledig: direct praktisch nut (snellere diagnose van erfelijke ziektes), minder direct praktisch nut (ontwikkeling van betere behandelingen), en het vergaren van data voor nieuwe fundamentele biologische inzichten (theoretische significantie). Er werd dus zowel praktische als theoretische significantie geclaimd [7](#page=7).
Daarentegen richtte de motivatie voor deeltjesversnellers zich uitsluitend op fundamenteel nieuwe theoretische inzichten voor een "theory of everything" en voor ons wereldbeeld, zonder directe praktische toepassingen te claimen. Dit onderstreept het verschil in significantie die aan verschillende onderzoeksprojecten kan worden toegekend [7](#page=7).
### 1.5 Samenvatting van de kerninzichten
1. Wetenschappelijk realisme, in zijn strikte vorm, is onhoudbaar als overkoepelend doel van wetenschap [7](#page=7).
2. Wetenschappelijk onderzoek streeft naar **significante kennis**, die zowel praktisch als theoretisch van aard kan zijn [7](#page=7).
3. Wetenschappelijke representaties zijn **abstracties**; ze beschrijven bepaalde aspecten van de realiteit correct ten bate van de bruikbaarheid, terwijl andere aspecten worden weggelaten [7](#page=7).
4. Opvattingen over het doel van wetenschap beïnvloeden argumenten voor of tegen de financiering en uitvoering van onderzoeksprojecten [7](#page=7).
---
# Betrouwbaarheid van wetenschap door sociale processen
Wetenschappelijke kennis wordt betrouwbaar gemaakt door sociale processen zoals de publieke toegankelijkheid van observaties, replicatie van onderzoek, kritische interactie tussen wetenschappers en de rol van instituten die consensus vormen [7](#page=7) [8](#page=8).
### 2.1 Publieke toegankelijkheid van observaties
Een essentieel kenmerk van wetenschappelijke argumentatie is dat deze vertrekt van waarnemingen die toegankelijk zijn voor een grote groep mensen, in principe voor iedereen. Dit principe zorgt ervoor dat observaties niet het exclusieve domein van een individu zijn [8](#page=8).
* **Voorbeeld:** Bij het onderzoeken van de slingerwet ($P=2\pi\sqrt{L/g}$) kan men zelf experimenteren of toekijken bij een getrainde fysicus. De meetresultaten zijn voor iedereen die aanwezig is zichtbaar, wat een vorm van transparantie waarborgt [8](#page=8).
Deze openbaarheid is een historisch belangrijk principe sinds het ontstaan van de moderne natuurwetenschap. Wetenschappers zoals Robert Boyle nodigden getuigen uit bij experimenten om de empirische basis van kennis te verzekeren en de wetenschap te onderscheiden van geheime praktijken zoals alchemie. Dit staat in contrast met openbaringsgodsdiensten, waar leerstellingen gebaseerd zijn op het gezag van individuen die goddelijke openbaringen hebben ontvangen en deze niet ter controle kunnen worden aangeboden [8](#page=8).
> **Tip:** Begrijp dat de publieke toegankelijkheid van observaties de basis legt voor alle verdere sociale processen die de betrouwbaarheid van wetenschap waarborgen.
### 2.2 Herhaling van onderzoek: replicatie
Het herhalen van empirisch-wetenschappelijk onderzoek is cruciaal voor het waarborgen van betrouwbaarheid en kan op twee manieren plaatsvinden: directe replicatie en conceptuele replicatie. Deze processen zijn nauw verbonden met de standaardstructuur van academische artikelen (methoden, resultaten, discussie) [8](#page=8).
#### 2.2.1 Directe en conceptuele replicatie
* **Directe replicatie:** Een onderzoek dat grotendeels dezelfde methodes gebruikt, nieuwe data verzamelt en de conclusies van het oorspronkelijke onderzoek bevestigt [9](#page=9).
* **Conceptuele replicatie:** Een onderzoek dat grotendeels andere methodes gebruikt, nieuwe data verzamelt en toch de conclusies van het oorspronkelijke onderzoek bevestigt [9](#page=9).
#### 2.2.2 Het belang van directe replicatie: inductief risico beperken
Wetenschappelijk onderzoek kent een zogenaamd inductief risico: de kans om een hypothese onterecht te accepteren of te verwerpen, aangezien wetenschappelijk bewijs geen absolute zekerheid biedt. Omdat in wetenschappelijke publicaties vaak een kans van 1 op 20 op toeval wordt gehanteerd (bv. 95%-betrouwbaarheidsintervallen), kan gemiddeld 5% van gepubliceerde resultaten onjuist zijn, zelfs zonder methodologische fouten [9](#page=9).
* **Voorbeeld:** Een socioloog vindt een hoger percentage rokende kinderen in een steekproef dan werkelijk het geval is in de populatie, puur door toeval in de steekproef. Dit illustreert "wetenschappelijke pech" en het inductief risico [9](#page=9).
Directe replicatie beperkt dit inductief risico. De kans op dubbele "pech" neemt exponentieel af met elke herhaling. De boutade "één onderzoek is geen onderzoek" benadrukt dat de betrouwbaarheid van een hypothese toeneemt met elke replicatie die de oorspronkelijke resultaten bevestigt [9](#page=9).
#### 2.2.3 Het belang van conceptuele replicatie: methodologische triangulatie
Conceptuele replicatie is essentieel om aan te tonen dat een resultaat niet vertekend wordt door de specifieke onderzoeksmethoden of meetinstrumenten. Dit proces wordt ook wel methodologische triangulatie genoemd [9](#page=9).
* **Voorbeeld:** Studies naar de correlatie tussen rijkdom en milieu-bezorgdheid leveren verschillende resultaten op, afhankelijk van hoe "milieu-bezorgdheid" wordt gemeten (bereidheid tot hogere prijzen betalen versus vrijwilligerswerk). Dit toont aan dat de keuze van meetinstrumenten de resultaten kan beïnvloeden [10](#page=10) [9](#page=9).
Ook in de natuurwetenschappen is dit van belang. Het gebruik van verschillende microscooptypes (optische transmissie, reflectie, akoestische) kan verschillende artefacten produceren, en replicatie met andere instrumenten helpt om de betrouwbaarheid van waarnemingen te valideren [10](#page=10).
#### 2.2.4 Replicatie als uitdaging
De psychologie wordt geconfronteerd met een "replicatiecrisis". Enerzijds worden er te weinig replicaties uitgevoerd (slechts 1% van publicaties), en anderzijds mislukken veel pogingen tot replicatie, wat de oorspronkelijke conclusies tegenspreekt [10](#page=10).
Initiatieven zoals het Open Science Framework organiseren grootschalige replicatieprojecten om de robuustheid van bevindingen te controleren en de kwaliteit van wetenschappelijke kennis te verbeteren. Het falen van replicaties kan leiden tot heroverweging van geaccepteerde opvattingen, wat de duurzaamheid van de wetenschap juist bevordert [10](#page=10).
> **Tip:** Wees kritisch op resultaten die slechts op één enkel onderzoek gebaseerd zijn. Replicaties zijn de ruggengraat van betrouwbare wetenschap.
### 2.3 Discursieve interactie tussen wetenschappers
Naast de methodologische aspecten van replicatie is de sociale organisatie van wetenschap via kritische interacties cruciaal voor het verkrijgen van betrouwbare kennis. Filosoof Helen Longino benadrukt dat wetenschappelijke kennis ontstaat uit een sociaal proces van kritische, argumentatieve interacties die de subjectieve bevindingen transformeren tot objectieve kennis [10](#page=10).
#### 2.3.1 Longino's criteria voor effectieve kritische interacties
Longino formuleert vier noodzakelijke criteria voor effectieve kritische interacties [11](#page=11):
1. **Venues:** Publiek erkende forums voor kritiek op bewijs, methoden, aannames en redeneringen (bv. journals, conferenties) [11](#page=11).
2. **Uptake:** De gemeenschap moet kritiek niet enkel tolereren, maar haar overtuigingen en theorieën moeten in reactie op deze kritiek veranderen [11](#page=11).
3. **Public Standards:** Publiek erkende standaarden waaraan theorieën, hypothesen en observaties worden geëvalueerd, en die kritiek relevant maken voor de doelen van de gemeenschap [11](#page=11).
4. **Tempered Equality:** Wetenschappelijke gemeenschappen moeten een zekere mate van gelijkheid in intellectuele autoriteit kennen, hoewel dit gekwalificeerd kan worden [11](#page=11).
#### 2.3.2 Invulling van discursieve interactie per discipline
De concrete invulling van discursieve interactie verschilt per wetenschapsdiscipline:
* **Empirisch onderzoek:** Interactie betreft pogingen tot replicatie en hun resultaten. Dit levert het materiaal voor debat [11](#page=11).
* **Theoretische wetenschappen:** Debat tussen aanhangers van verschillende theorieën, gericht op welke theorie de beste verklaring biedt voor fenomenen (bv. continentendrift) [11](#page=11).
* **Wiskunde:** Debat over de geldigheid van bewijzen [11](#page=11).
De replicatiecrisis in de psychologie kan deels worden toegeschreven aan te weinig discursieve interactie, mede door een tekort aan materiaal (bv. replicatie resultaten) dat tot debat kan leiden [11](#page=11).
> **Tip:** Longino's model toont aan dat wetenschappelijke kennis geen statisch gegeven is, maar voortdurend wordt gevormd en gevalideerd door een dynamisch sociaal proces van kritiek en aanpassing.
### 2.4 Instituten voor consensusvorming
Diverse instituten spelen een sleutelrol in de synthese van evidentie en het vormen van wetenschappelijke consensus, wat cruciaal is voor de ratificatie van kennis [11](#page=11) [12](#page=12).
* **Proces:** Deze instituten inventariseren bestaand onderzoek, beoordelen de kwaliteit en relevantie ervan, en formuleren op basis daarvan conclusies. Het kan ook leiden tot de conclusie dat meer onderzoek nodig is [12](#page=12).
**Voorbeelden van instituten:**
* **Europese Unie (EFSA - European Food Safety Authority):** Evalueert onderzoek naar de effecten van voedselconsumptie (bv. groene kiwi's op darmfunctie). EFSA stelde een causaal verband vast tussen de consumptie van groene kiwi's en normale stoelgang, ondanks de beperkingen van individuele studies [12](#page=12).
* **Biomedische sector:**
* **International Agency for Research on Cancer (IARC):** Evalueert onderzoek naar de oorzaken van kanker [12](#page=12).
* **Cochrane Collaboration:** Beoordeelt de werkzaamheid van medische behandelingen en procedures [12](#page=12).
* **Klimaat:**
* **Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC):** Geeft reguliere beoordelingen van de wetenschappelijke basis van klimaatverandering, impacts en risico's [12](#page=12).
* **Sociaal beleid:**
* **Campbell Collaboration:** Voert evidence syntheses uit voor sociaal beleid en sociale wetenschappen [12](#page=12).
Deze instituten fungeren als speciale "venues" (forums) waar discursieve interactie plaatsvindt en consensus wordt gevormd. Deze consensus kan bestaan uit het accepteren of verwerpen van beweringen, of de noodzaak tot verder onderzoek. Vanuit Longino's perspectief zorgen deze instituten voor de broodnodige ratificatie, zonder welke er geen sprake is van wetenschappelijke kennis [12](#page=12).
---
# Wetenschappelijke experts in een democratische samenleving
Dit onderwerp verkent het concept van evidence-based policy (EBP), de aantrekkingskracht ervan, de gepaste rol van wetenschappelijke experts en de risico's die aan deze benadering verbonden zijn [13](#page=13).
### 4.1 Wat is EBP?
De evidence-based benadering van beleidsvraagstukken, internationaal bekend als evidence-based policy (EBP), heeft de afgelopen decennia aanzienlijke populariteit verworven in diverse beleidsdomeinen zoals gezondheid, onderwijs, strafrecht en armoede. EBP kan worden vertaald als ‘beleid gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek dat de effectiviteit (of het gebrek daaraan) van potentiële beleidsmaatregelen aantoont’ [13](#page=13).
Een gerelateerd concept is evidence-based medicine (EBM), dat toegepast wordt op het domein van gezondheidsbeleid en ook verwijst naar individuele zorgverstrekkers die hun behandeladvies baseren op wetenschappelijke bevindingen. EBM is dus niet uitsluitend van toepassing op het globale gezondheidsbeleid van overheidsinstellingen [13](#page=13).
De analyse van EBP zal zich richten op de aantrekkingskracht ervan, de gepaste rol van wetenschappelijke experts, en de bijbehorende risico's [13](#page=13).
### 4.2 De aantrekkingskracht van EBP
De aantrekkingskracht van EBP ligt in de belofte van ‘rationeel’ beleid, waardoor geassocieerde problemen met ‘slecht’ beleid vermeden zouden worden. Wetenschapsfilosofen Adam La Caze en Mark Colyvan stellen dat EBP een ‘reassuring ring’ heeft, in contrast met giswerk, ideologisch gedreven beleid en mediagestuurd beleid. Het impliceert verantwoordingsplicht in de overheid en belooft gefundeerde beslissingen gebaseerd op wetenschappelijk respectabel bewijs [13](#page=13).
Wetenschapsfilosofe Eileen Munro benadrukt dat EBP streeft naar het verminderen van de rol van ideologie, vooroordelen en speculatieve vermoedens in beleidsvorming. Het moedigt beleidsmakers aan om te streven naar rationele besluitvorming, waarbij zoveel mogelijk wordt gedaan om de risico's van bias en onnauwkeurigheid te minimaliseren en onderzoeksbewijs waar mogelijk te gebruiken [13](#page=13).
Het voornaamste voordeel is dus rationele besluitvorming gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, in tegenstelling tot ‘natte-vinger-werk’, vooroordelen, ideologie en steekvlampolitiek [13](#page=13).
### 4.3 De gepaste rol van wetenschappelijke experten in EBP
De Amerikaanse politicoloog Frank Fischer beschrijft de verhouding tussen politici en wetenschappers in EBP als volgt: politici kiezen beleidsopties, maar het zijn steeds meer de experts die het deliberatieve kader vormgeven waarin deze keuzes gemaakt moeten worden. Experts definiëren en belichten de problemen die politici moeten overwegen, en specificeren de mogelijke beleidsopties. Dit wordt beschouwd als de gewenste toestand [14](#page=14).
Een illustratief voorbeeld is de rol van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Politici zijn afhankelijk van de klimaatrapporten van het IPCC omdat zij zelf niet over de expertise beschikken om het wetenschappelijke bewijsmateriaal te onderzoeken, begrijpen en evalueren. Het IPCC definieert zo het deliberatieve raamwerk voor klimaatbeleid, met bevindingen zoals de consensus over de opwarming van de aarde, de menselijke bijdrage daaraan, verwachte natuurveranderingen en de urgentie van ingrijpen. Binnen dit door experts afgebakende kader moeten politici vervolgens hun beleidsbeslissingen nemen [14](#page=14).
### 4.4 Risico's van EBP
Fischer wijst op een potentiële uitwas van EBP waarbij experts de beslissingsmacht overnemen, wat leidt tot technocratie. In dit scenario bekleden wetenschappelijke experts invloedrijke posities in de bestuursorganen, bijvoorbeeld als adviseurs of als topambtenaren met specialistische kennis. Vanuit deze posities mediëren zij beleidsbeslissingen en leiden zij de implementatie ervan, en in sommige gevallen nemen zij, onder toezicht van de elite, daadwerkelijk beleidsbeslissingen. Technocratie impliceert dat niet-verkozen wetenschappelijke experts de plaats innemen van verkozen politici [14](#page=14).
Daarnaast identificeert Fischer een ander probleem: effectieve oppositie wordt steeds meer beperkt tot degenen die toegang hebben tot hun eigen experts. Dit kan leiden tot een oneerlijke machtsverhouding waarbij politieke besluitvorming sterk wordt beïnvloed door partijen met toegang tot gespecialiseerde kennis [14](#page=14).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Wetenschappelijk realisme | Een filosofische positie die stelt dat het overkoepelende doel van wetenschap is om een correcte en zo volledig mogelijke beschrijving te geven van de wereld. |
| Significante waarheid | Kennis die praktisch relevant is of bijdraagt aan de vorming van een mens-, wereld- en maatschappijbeeld, in tegenstelling tot alle mogelijke ware uitspraken die zinloos zouden kunnen zijn. |
| Pragmatisme | Een filosofische stroming die stelt dat wetenschap moet voortkomen uit menselijke interesses en dat het succes ervan afgemeten moet worden aan de mate waarin het aan die interesses beantwoordt, vaak door praktische problemen op te lossen. |
| Genetisch verband (in wetenschap) | Het verband waarbij wetenschappelijk onderzoek voortkomt uit praktische problemen, wat de oorsprong van het onderzoek verklaart. |
| Functioneel verband (in wetenschap) | Het verband waarbij wetenschappelijk onderzoek de praktische problemen oplost waaruit het is ontstaan, wat de toepassing en het nut van het onderzoek aantoont. |
| Epistemische significantie | De intrinsieke waarde van kennis, onafhankelijk van directe praktische toepassingen, die voortkomt uit intellectuele nieuwsgierigheid en het verlangen om de wereld te begrijpen. |
| Wereldbeeld | Een omvattend conceptueel kader dat een individu of samenleving hanteert om de natuur, de mens en hun plaats in het universum te begrijpen. |
| Chosisme | De visie dat elementaire deeltjes in de natuurkunde in wezen kleine versies zijn van alledaagse objecten, met vergelijkbare eigenschappen zoals dimensie en locatie. |
| Choquisme | De visie dat interacties tussen elementaire deeltjes vergelijkbaar zijn met botsingen tussen macroscopische objecten, zoals biljartballen, waarbij de causale principes van Newton van toepassing zijn. |
| Abstractie | Het proces in wetenschappelijk onderzoek waarbij bepaalde aspecten van de realiteit worden weggelaten om zich te concentreren op wat praktisch relevant is of bijdraagt aan specifieke doelen, wat resulteert in vereenvoudigde representaties. |
| Directe replicatie | Een vorm van onderzoek die grotendeels dezelfde methoden gebruikt als een eerder onderzoek, nieuwe data verzamelt en de conclusies van het oorspronkelijke onderzoek bevestigt. |
| Conceptuele replicatie | Een vorm van onderzoek die grotendeels andere methoden gebruikt dan een eerder onderzoek, nieuwe data verzamelt en toch de conclusies van het oorspronkelijke onderzoek bevestigt. |
| Inductief risico | Het risico om een hypothese onterecht te accepteren of te verwerpen, zelfs wanneer het bewijs dat de hypothese ondersteunt, op zichzelf plausibel lijkt, omdat wetenschappelijk bewijs geen absolute zekerheid biedt. |
| Methodologische triangulatie | Het gebruik van meerdere, verschillende onderzoeksmethoden of meetinstrumenten om hetzelfde fenomeen te bestuderen, teneinde de betrouwbaarheid van de resultaten te vergroten en mogelijke vertekeningen door specifieke methoden te identificeren. |
| Replicatiecrisis | Een fenomeen in bepaalde wetenschappelijke disciplines, met name de psychologie, gekenmerkt door een laag aantal gepubliceerde replicatiestudies en een hoog percentage mislukte replicaties, wat twijfels oproept over de robuustheid van bepaalde wetenschappelijke bevindingen. |
| Discursieve interactie | Het sociale proces van kennisproductie binnen wetenschappelijke gemeenschappen, waarbij kritische argumentatie en debat centraal staan om de validiteit van onderzoek, methoden en theorieën te beoordelen. |
| Ratificatie | Het proces waarbij wetenschappelijke resultaten worden goedgekeurd en geaccepteerd als geldige kennis door de bredere wetenschappelijke gemeenschap, na kritische evaluatie en interactie. |
| Instituten voor consensusvorming | Organisaties die zich bezighouden met de synthese van wetenschappelijke evidentie door het evalueren, beoordelen en concluderen uit bestaand onderzoek, zonder zelf empirisch onderzoek te verrichten. Voorbeelden zijn EFSA, IARC, Cochrane Collaboration, IPCC en Campbell Collaboration. |
| Evidence-based policy (EBP) | Een benadering voor het maken van maatschappelijk beleid die gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek dat de effectiviteit van potentiële beleidsmaatregelen aantoont. |
| Technocratie | Een vorm van bestuur waarbij niet-verkozen wetenschappelijke experts de plaats innemen van verkozen politici, met de potentie om beleidsbeslissingen te beïnvloeden of te nemen. |