Cover
Inizia ora gratuitamente Handout Brandwonden.pptx
Summary
# Definitie en epidemiologie van brandwonden
Dit onderdeel behandelt de definitie van een brandwonde, de diverse oorzaken en de epidemiologische gegevens van brandwonden in België.
### 1.1 Wat is een brandwonde?
Een brandwonde wordt gedefinieerd als een defect of beschadiging van de huid en/of onderliggend(e) weefsel(s) veroorzaakt door mechanische en/of thermische en/of chemische en/of elektromagnetische en/of elektrische oorzaak.
### 1.2 Epidemiologie in België
#### 1.2.1 Incidentie en prevalentie
* Er bestaat geen nationaal register voor brandwonden in België.
* Via extrapolatie van gegevens uit Nederland wordt geschat dat er jaarlijks ongeveer 120.000 brandwonden in België voorkomen.
* Hiervan worden ongeveer 10.000 (8,5%) poliklinisch of via hospitalisatie behandeld.
* Ongeveer 700 tot 900 patiënten worden jaarlijks opgenomen in een brandwondencentrum.
* Naar schatting worden 40.000 patiënten per jaar door de huisarts behandeld.
* Er zijn ongeveer 150 overlijdens per jaar als gevolg van brandwonden.
* België telt 6 brandwondencentra.
#### 1.2.2 Locatie en leeftijdsgroepen
* Ongeveer 75% van de brandwonden vindt plaats in de huiselijke omgeving.
* Binnen de huiselijke omgeving is 50% van de slachtoffers kinderen jonger dan 16 jaar, waarvan weer 65% kinderen jonger dan 5 jaar.
* 5% tot 10% van de brandwonden gebeuren op het werk.
#### 1.2.3 Oorzaken naar leeftijdsgroep
* **Kinderen:** De voornaamste oorzaak van brandwonden is scaldering (verbranding door hete vloeistof).
* **Volwassenen:** De voornaamste oorzaak van brandwonden is vlamverbranding.
#### 1.2.4 Geslacht
* Mannen zijn vaker betrokken bij brandwondongevallen (ongeveer 75%).
#### 1.2.5 Preventie
De preventie van brandwonden in België wordt als slecht beschouwd. De investering in brandpreventie wordt als kostbaar ervaren, en ziekenhuizen zijn terughoudend om hierin te investeren. Hitte is de grootste oorzaak van brandwonden bij zowel kinderen als volwassenen.
### 1.3 Oorzaken van brandwonden
#### 1.3.1 Thermische oorzaken (hitte)
* **Vlam:** Direct contact met vuur.
* **Flash:** Een korte, hevige vuurflits.
* **Scald:** Verbranding door hete vloeistoffen (bv. kokend water, hete koffie).
* **Contact:** Langdurig contact met hete objecten (bv. hete pannen, jacuzzi's).
De ernst van een thermische brandwonde is afhankelijk van:
* **Temperatuur:** Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller weefselschade optreedt.
* Kokend water: 100°C
* Koffie: 79-85°C
* Vet/olie (bakken): 149-260°C
* **Duur van het contact:** Langere blootstelling leidt tot diepere schade.
* **Dikte van de huid:** De epidermis varieert in dikte:
* Dunne (behaarde) huid: gemiddeld 0,07-0,12 mm.
* Dikke (onbehaarde) huid (bv. handpalm, voetzool): gemiddeld 0,8-1,4 mm.
#### 1.3.2 Thermische oorzaken (koude)
Snelle afkoeling leidt tot intracellulaire ijskristalvorming, terwijl trage afkoeling leidt tot extracellulaire ijskristalvorming. Extracellulaire ijskristallen veroorzaken celdehydratatie. Langdurige temperatuurdaling resulteert altijd in intracellulaire ijskristallen.
#### 1.3.3 Chemische oorzaken
* Chemische brandwonden veroorzaken een radicale verandering van de weefsel-pH en kunnen toxische effecten of systemische absorptie veroorzaken.
* De weefselvernietiging duurt voort zolang de oorzakelijke factor aanwezig is.
* **Zuren:** Verhogen doorgaans de huidverkleuring en vormen een korst.
* **Basen (alkalische middelen):** Verzepen de huid en penetreren dieper dan zuren, wat kan leiden tot diepe brandwonden uren na initieel contact.
De ernst van een chemische brandwonde is afhankelijk van:
* Type product
* Concentratie
* Hoeveelheid product
* Contactduur
* Penetratie
* Werkingsmechanisme
* Temperatuur
**Specifiek voorbeeld: Waterstoffluoride (HF)**
HF is een sterk anorganisch zuur dat lipofiel is en diep in het weefsel dringt, wat leidt tot progressieve en pijnlijke vloeibare necrose. Het bindt zich aan calcium en magnesium, wat kan resulteren in hypocalciëmie, hypomagnesiëmie en hyperkaliëmie. De weefselbeschadiging gebeurt door de waterstofionen (brandwonde vergelijkbaar met HCl of H$_2$SO$_4$) en corrosie/necrose.
* HF-concentraties > 50%: Onmiddellijke pijn en weefseldestructie.
* HF-concentraties 20-50%: Brandwonde zichtbaar binnen enkele uren.
* HF-concentraties < 20%: Brandwonde zichtbaar na maximaal 24 uur.
* HF-concentraties 3%: Symptomen kunnen tot 24 uur na contact optreden, vaak met hevige, kloppende pijn (bv. in vingertoppen).
Een brandwonde van 1% TBSA met > 50% HF-concentratie, of > 5% TBSA met gelijk welke HF-concentratie, kan dodelijk zijn.
#### 1.3.4 Elektrische oorzaken
* **Elektriciteit (True high tension):** Veroorzaakt ingangs- en uitgangswonden. Gevaar voor massieve diepe weefselnecrose, nier- en hartproblemen. De elektrische energie wordt omgezet in warmte volgens de formule: $Warmte = 0,24 \times (\text{voltage})^2 \times \text{weerstand}$. Het voltage bepaalt de ernst van de weefselschade.
* **Elektriciteit (Flash):** Geen elektrische stroom door het lichaam, maar kan brandwonden veroorzaken aan blootgestelde lichaamsdelen (bv. handen, aangezicht). Kan leiden tot diepe brandwonden als kleding vlam vat.
Bij elektrische brandwonden is cardiale monitoring (24 uur) geïndiceerd indien er EKG-afwijkingen zijn of bewustzijnsverlies optrad bij opname. Indien het EKG normaal is en er geen bewustzijnsverlies was, is monitoring niet noodzakelijk.
#### 1.3.5 Elektromagnetische straling
Inwerking van elektromagnetische straling (bv. UVA, UVB, RX) kan DNA-beschadiging veroorzaken, wat leidt tot een inflammatoire reactie en apoptose van huidcellen. De ernst is afhankelijk van het stralingstype, de duur en de intensiteit van de blootstelling.
### 1.4 Lokale fysiologische reacties bij brandwonden
* **Verhoogde capillaire permeabiliteit:** Dit leidt tot plasmalekkage gedurende tot 48 uur post-brandwonde, met een piek na 8 uur. Na 48 uur normaliseert de permeabiliteit, tenzij de capillairen getromboseerd zijn.
* **Evolutie van brandwonden:** Oppervlakkige brandwonden kunnen gedurende de eerste dagen na de verbranding evolueren naar diepere brandwonden.
* **Oedeemontwikkeling:**
* Het aangezicht heeft een zeer goede bloedvoorziening, wat leidt tot snelle en uitgebreide oedeemontwikkeling, maar ook tot een beter helingspotentieel.
* Bij de onderste ledematen is opletten voor oedeem belangrijk, vooral in liggende houding waar de druk gelijk verdeeld is. In rechtstaande houding is de druk het hoogst aan de voeten.
* **Preventie van oedeem in ledematen:** Hoogstand, gebruik van elastisch verband boven het wondverband (bv. dubbele Tubigrip®).
### 1.5 Systemische fysiologische reacties bij brandwonden
* **Hypovolemische shock:** Kan optreden door plasmaverlies, afhankelijk van de uitgebreidheid van de brandwonde.
* Volwassenen: TBSA > 15% indien niet adequaat behandeld.
* Kinderen: TBSA > 10% indien niet adequaat behandeld.
In tegenstelling tot andere wondtypes, is bloedverlies hierbij niet de primaire oorzaak van de shock.
* **Systemisch effect:** Vrijkomen van cytokines en inflammatoire mediatoren bij een TBSA vanaf 30% heeft een systemisch effect.
### 1.6 Criteria voor doorverwijzing en opname
#### 1.6.1 Poliklinische opvolging / thuiszorg
* % TBSA < 3% bij patiënten < 10 jaar of > 49 jaar.
* % TBSA < 5% bij patiënten tussen 10 en 49 jaar.
* 3e graads brandwonden met % TBSA < 2% (alle leeftijden).
#### 1.6.2 Ziekenhuisopname
* % TBSA 3-10% bij patiënten < 10 jaar of > 49 jaar.
* % TBSA 5-20% bij patiënten tussen 10 en 49 jaar.
* 3e graads brandwonden met % TBSA 2-5% (alle leeftijden).
* Vermoeden van inhalatietrauma.
* Circulaire verbranding.
* Bijkomende medische problematiek die vatbaarder maakt voor infectie.
* Bijkomende psycho-sociale problematiek.
#### 1.6.3 Doorverwijzing naar brandwondencentrum
* % TBSA > 10% bij patiënten < 10 jaar of > 49 jaar.
* % TBSA > 20% bij patiënten tussen 10 en 49 jaar.
* 3e graads brandwonden met % TBSA > 5% (alle leeftijden).
* Brandwonden thv aangezicht, handen, genitalia, peri-anaal of gewrichten.
* Ernstige brandwonden ten gevolge van elektrocutie of chemische oorsprong.
* Ernstige beschadiging van het longweefsel door inhalatie.
* Psycho-sociale antecedenten (incl. mishandeling).
* Brandwonden met geassocieerde traumatische letsels.
* Syndroom van Lyell, SSSS.
* Ernstige weefselnecrose door trauma of medische oorsprong over een oppervlakte van > 10% (bv. abces van Fournier, necrotiserende fasciitis, deglovement).
### 1.7 Belgische brandwondencentra
De zes brandwondencentra in België bevinden zich in:
* Antwerpen
* Gent
* Leuven
* Neder-over-Heembeek
* Luik
* Charleroi
---
# Fysiologische reacties en oorzaken van brandwonden
Hier volgt een samenvatting van de fysiologische reacties en oorzaken van brandwonden, opgesteld voor studie-examens.
## 2. Fysiologische reacties en oorzaken van brandwonden
Dit onderwerp beschrijft de lokale en systemische fysiologische reacties op brandwonden en gaat dieper in op specifieke oorzaken zoals thermische, chemische, elektrische en elektromagnetische invloeden.
### 2.1 Inleiding en epidemiologie van brandwonden
Een brandwonde ontstaat door mechanische en/of thermische, chemische, elektromagnetische en/of elektrische oorzaken, resulterend in defecten of beschadigingen van de huid en/of onderliggend(e) weefsel(s). In België vinden jaarlijks naar schatting 120.000 brandwonden plaats, waarvan 10.000 polyklinisch of via hospitalisatie worden behandeld. Ongeveer 700 tot 900 patiënten worden opgenomen in een brandwondencentrum. De overgrote meerderheid van de brandwonden (75%) vindt plaats in de huiselijke omgeving, met name bij kinderen jonger dan 16 jaar. Op het werk is dit 5 tot 10%. Bij kinderen zijn "scalds" (verbrandingen door hete vloeistoffen) de voornaamste oorzaak, terwijl bij volwassenen vlamverbranding de meest voorkomende oorzaak is. Mannen zijn vaker betrokken bij brandwondongevallen.
### 2.2 Lokale fysiologische reacties bij brandwonden
* **Verhoogde capillaire permeabiliteit:** Direct na de brandwonde neemt de capillaire permeabiliteit toe door het hitte-effect en de inflammatoire reactie, wat leidt tot plasmalekkage. Dit effect kan tot 48 uur na de brandwonde aanhouden, met een piek rond 8 uur na de verbranding. Na 48 uur normaliseert de permeabiliteit, tenzij de capillairen getromboseerd zijn.
* **Evolutie van oppervlakkige naar diepere brandwonden:** Oppervlakkige brandwonden kunnen gedurende de eerste dagen na de initiële verbranding dieper worden.
* **Oedeemontwikkeling:**
* Het aangezicht heeft een zeer goede bloedvoorziening, wat leidt tot snelle en uitgebreide oedeemontwikkeling, maar ook tot een beter helingspotentieel.
* Bij de onderste ledematen is voorzichtigheid geboden met oedeemontwikkeling. In liggende houding is de druk gelijk verdeeld, wat bijdraagt aan oedeem. In rechtstaande houding is de druk lager aan het hoofd en hoger aan de voeten, wat de oedeemontwikkeling kan bevorderen.
* **Preventie van oedeem in de onderste ledematen:** Hoogstand van de ledematen en het gebruik van elastische verbanden boven het wondverband (zoals dubbele Tubigrip) zijn aanbevolen.
### 2.3 Oorzaken van brandwonden
#### 2.3.1 Thermische oorzaken (hitte)
Verschillende vormen van thermische verbranding bestaan:
* Vlam
* Flash (kortstondige blootstelling aan hoge temperatuur)
* Scald (hete vloeistoffen)
* Contact met hete objecten
**Mechanisme:** Hitte leidt tot denaturatie van proteïnen en verlies van integriteit van de plasmamembraan. De dermis is een betere geleider van hitte dan de hypodermis.
**Ernst van de brandwonde hangt af van:**
* **Temperatuur:** Kokend water (100°C), hete oliën (149-260°C), hete dranken (79-85°C).
* **Duur van het contact.**
* **Dikte van de huid:** Dunne (behaarde) huid is kwetsbaarder dan dikke (onbehaarde) huid (bv. handpalm, voetzool).
**Diepte versus tijd van blootstelling versus temperatuur:** Er is een correlatie tussen de temperatuur, de duur van blootstelling en de diepte van de weefselschade.
#### 2.3.2 Thermische oorzaken (koude)
* **Snelle afkoeling:** Veroorzaakt vorming van intracellulaire ijskristallen, die celschade aanrichten.
* **Trage afkoeling:** Veroorzaakt vorming van extracellulaire ijskristallen, wat leidt tot dehydratatie van de cellen. Bij langdurige temperatuurdaling zijn intracellulaire ijskristallen altijd aanwezig.
#### 2.3.3 Chemische oorzaken
**Mechanisme:** Chemische stoffen veroorzaken een radicale verandering van de weefsel-pH en kunnen toxische effecten of systemische absorptie teweegbrengen. Weefselvernietiging blijft voortduren zolang de chemische stof aanwezig is.
* **Zuren:** Veroorzaken doorgaans verkleuring van de huid en vormen een korst.
* **Alkalische middelen (basen):** Verzepen de huid en penetreren dieper dan zuren. Dit kan leiden tot diepe brandwonden uren na initieel contact.
**Voorbeelden van chemische stoffen:**
* Basen: Natriumhydroxide (49% NaOH), cement (19%), natriumhypochloriet (9% NaClO).
* Zuren: Zwavelzuur (32% H\(_2\)SO\(_4\)), zoutzuur (10% HCl), salpeterzuur (10% HNO\(_3\)), mierenzuur (10% CH\(_2\)O\(_2\)).
**Ernst van de brandwonde hangt af van:**
* Type product
* Concentratie
* Hoeveelheid product
* Contactduur
* Penetratie
* Werkingsmechanisme
* Temperatuur
#### 2.3.4 Waterstoffluoride (HF) brandwonden
HF is een sterk anorganisch zuur. Het is corrosief en komt voor in industriële en huishoudelijke producten (glas polijsten, roestverwijderaars, reinigingsproducten, verbranding van lithiumaccu's).
**Mechanisme:**
* Fluoride-ionen zijn lipofiel en dringen diep in het weefsel, wat leidt tot progressieve en pijnlijke necrose.
* Ze binden zich aan calcium (Ca) en magnesium (Mg), wat resulteert in hypocalciëmie, hypomagnesiëmie en hyperkaliëmie.
* Weefselbeschadiging gebeurt door de waterstof-ionen (brandwonde vergelijkbaar met HCl of H\(_2\)SO\(_4\)) en de corrosie door fluoride.
**Ernst en zichtbaarheid:**
* HF-concentratie > 50%: onmiddellijke pijn en weefseldestructie.
* HF-concentratie 20-50%: brandwonde zichtbaar binnen enkele uren.
* HF-concentratie < 20%: kan tot 24 uur duren voor de brandwonde zichtbaar wordt.
* HF-concentratie 3%: symptomen kunnen tot 24 uur na contact optreden, vaak met hevige, kloppende pijn, vooral in de vingertoppen.
Een brandwonde van 1% TBSA met > 50% HF-concentratie of > 5% TBSA met gelijk welke HF-concentratie kan dodelijk zijn.
#### 2.3.5 Elektrische brandwonden
* **Directe elektrische stroom (True high tension):**
* Kenmerkt zich door in- en uitgangspunten.
* Gevaar voor massieve diepe weefselnecrose, nier- en hartproblemen.
* De omgezette elektrische energie in hitte wordt berekend met de formule: $Hitte = 0.24 \times (Voltage)^2 \times Weerstand$.
* Het voltage bepaalt de ernst van de weefselschade.
* **Elektrische flash:**
* Hierbij gaat geen elektrische stroom door het lichaam.
* Kan brandwonden veroorzaken aan blootgestelde lichaamsdelen, typisch handen en aangezicht.
* Diepe brandwonden zijn mogelijk, bijvoorbeeld als kleding vlam vat.
**Cardiale follow-up bij elektrische brandwonden:**
* Indien het ECG bij opname normaal is en er geen bewustzijnsverlies was, is cardiale monitoring niet strikt noodzakelijk.
* Bij EKG-afwijkingen of bewustzijnsverlies wordt 24 uur monitoring geadviseerd.
#### 2.3.6 Elektromagnetische straling
* **Mechanisme:** Schade aan DNA door inwerking van elektromagnetische straling. Dit leidt tot een inflammatoire reactie en apoptose van huidcellen.
* **Ernst hangt af van:**
* Soort straling (UVA, UVB, RX, etc.).
* Duur en intensiteit van de blootstelling.
### 2.4 Systemische fysiologische reacties bij brandwonden
* **Hypovolemische shock:** Verlies van plasma door de uitgebreide brandwonde kan leiden tot hypovolemische shock.
* Dit treedt op bij volwassenen met brandwonden groter dan 15% TBSA indien niet adequaat behandeld.
* Bij kinderen is dit bij brandwonden groter dan 10% TBSA.
* In tegenstelling tot andere wondtypes, treedt hypovolemische shock bij brandwonden primair op door vochtverlies, niet door bloedverlies.
* **Systemisch effect van cytokines en inflammatoire mediatoren:** Bij brandwonden met een TBSA vanaf 30% kunnen vrijkomende cytokines en andere inflammatoire mediatoren een systemisch effect hebben.
### 2.5 Hulpmiddelen voor beoordeling van brandwonden
#### 2.5.1 Inschatting van de verbrande lichaamsoppervlakte (TBSA)
Bij het inschatten van de uitgebreidheid van brandwonden wordt het percentage van het lichaam met 2e en/of 3e graads brandwonden aangegeven. 1e graads brandwonden tellen hierbij niet mee. Methoden zijn:
* **Regel van 9 (Wallace):** Een snelle methode.
* **Hand van de patiënt:** De palm van de hand, met gesloten en gestrekte vingers, staat gelijk aan 1% van het lichaamsoppervlak. Dit is een eenvoudige techniek, geschikt voor thuissituaties.
* **Lund Browder schaal:** Een gedetailleerder schema, vooral toegepast in ziekenhuizen.
* **E-burn app:** Een mobiele applicatie voor het evalueren van brandwonden.
#### 2.5.2 Inschatting van de weefselschade (diepte)
* **Klinische evaluatie:**
* Meest gebruikte en goedkoopste methode, direct uitvoerbaar.
* Gebaseerd op subjectieve waarneming van het uitzicht van de wonde, capillaire refill, pijngevoeligheid, en de aanwezigheid van haartjes.
* **Nadelen:** Moeilijk en onbetrouwbaar, vooral bij 2e graads brandwonden. Accuraatheid is 60-75%. De diepte wordt vaak overschat. Definitieve schade is niet onmiddellijk zichtbaar. Accuraatheid hangt af van ervaring.
* **Laser Doppler Imaging (LDI):**
* Meet de microvasculaire circulatie (beweegbare rode bloedcellen) in de brandwonde.
* Geeft een kleurgecodeerd beeld van de weefselperfusie.
* LDI gecombineerd met klinische evaluatie is zeer accuraat (95-100% overeenkomst met biopsie en effectieve helingstijd).
* **Healing Potential (HP):** De tijd (in dagen) waarin een brandwonde potentieel kan genezen.
* HP > 21 dagen: overheersende kleur blauw.
* HP 14-21 dagen: overheersende kleur geel.
* HP < 14 dagen: overheersende kleur rood.
* **Moment van scannen:** Post-burn dag 2 tot 5.
* **Factoren die de nauwkeurigheid van LDI beïnvloeden:** Aanwezigheid van blaren, korsten, zalven, crèmes of beslag kunnen de doorbloeding maskeren. Beweging van de patiënt tijdens de scan kan leiden tot foutieve resultaten.
#### 2.5.3 Classificatie van brandwonden op basis van diepte
* **1e graads verbranding:**
* Niveau: epidermis.
* Kenmerken: Droog erytheem, geen blaren, pijn (na enkele uren), mogelijk oedeem.
* **Oppervlakkige 2e graads brandwonden:**
* Niveau: papillair dermis.
* Kenmerken: Blaarvorming, vochtig uitzicht na verwijderen blaren, oedeem, zeer pijnlijk, snelle capillaire refill.
* **Diepe 2e graads brandwonden:**
* Niveau: reticulair dermis.
* Kenmerken: Wolkig wit-rood uitzicht, vochtig uitzicht, blaren vaak afwezig, oedeem, verminderde pijnsensatie, verminderde capillaire refill.
* **3e graads brandwonden:**
* Niveau: hypodermis.
* Kenmerken: Witte, bruine, vlamachtig zwarte verkleuring, kartonachtig aanvoelen van de huid, oedeem, afwezige pijnsensatie, afwezige capillaire refill.
* **4e graads brandwonden (subdermaal):**
* Niveau: spier, bot, interstitieel weefsel.
* Kenmerken: Verkoolde, droge, bruine of witte verkleuring, afwezige pijnsensatie, beperkte of geen bewegingsmogelijkheid. Vaak noodzaak tot amputatie.
### 2.6 Helingspotentieel en behandeling
* **Helingspotentieel (HP):** De tijd (in dagen) waarbinnen een brandwonde potentieel kan genezen.
* Wondheling binnen 2 weken (HP < 14 dagen): waarschijnlijk geen zichtbare littekens.
* Wondheling > 3 weken (HP > 21 dagen): zeer hoog risico op hypertrofe littekens.
* Wondheling 2-3 weken: variabel risico op hypertrofe littekens.
* **Behandelingsstrategie op basis van HP:**
* HP $\le$ 21 dagen: Conservatieve behandeling.
* HP > 21 dagen: Chirurgische behandeling.
### 2.7 Lokaal beleid: wondbedvoorbereiding
De basisprincipes voor wondzorg zijn:
* **Tissue management:** Zorg voor een vitaal wondbed.
* **Moisture balance:** Behoud een vochtig wondmilieu.
* **Inflammation & Infection Control:** Beheers inflammatie en infectie voor een bacterieel evenwicht.
* **Epithelial advancement:** Stimuleer epithelisatie.
### 2.8 Conserveratieve behandeling van brandwonden
#### 2.8.1 Eerste hulp
* **Koelen:**
* Koel de brandwonde af, niet de patiënt (om onderkoeling te voorkomen).
* Gebruik zo snel mogelijk proper, stromend kraantjeswater (15°C – 30°C).
* Vermijd ijs of water van 1°C – 8°C, dit kan verdere schade veroorzaken.
* Koel gedurende 10 à 20 minuten, langer indien mogelijk maar let op onderkoeling.
* **Chemische brandwonden:**
* Spoelen met lauw water gedurende minstens 30 tot 60 minuten.
* Spoelwater mag niet in contact komen met gezonde huid.
* Principe van water: snelle verwijdering van de stof, verdunnen van de stof.
* **Beperkingen:** Hoge concentraties dringen snel in; spoelen moet binnen 10 seconden gebeuren; onvoldoende verwijdering mogelijk.
* **Diphoterine®:** Kan gebruikt worden voor zuren en basen. Het neutraliseert zuren en basen en herstelt de fysiologische pH. Het werkt hypertoon en gaat penetratie tegen. Niet voor HF-brandwonden.
* **Hexafluorine®:** Specifiek voor HF-brandwonden. Het fixeert H\(^+\) en F\(^-\) ionen en herstelt de fysiologische pH.
* **Verband:** Gebruik een steriel of proper verband (burn kit). Bescherm de wonde tegen surinfectie.
#### 2.8.2 Specifieke behandeling
* **1e graads verbranding:** Geen verband nodig. Vochtinbrengende crème of zalf is voldoende. Pijnstillers kunnen worden voorgeschreven. Grote 1e graads verbrandingen kunnen opname vereisen voor pijnbestrijding en hydratatie.
* **Brandwonden met HP $\le$ 21 dagen (2e graads oppervlakkige brandwonden, deel van diepe 2e graads):**
* **Zorgen voor een proper en vitaal wondbed:** Douchen (vermijd onderkoeling), verwijderen van sieraden, dode huid, haren, slijmerige/biofilmachtige lagen. Gebruik van olijfolie/boter voor verwijderen pek/bitumen/teer.
* **Blaren verwijderen:** Controverse. Redenen voor verwijdering: evaluatie van schade, voorkomt barrière, blaren kunnen besmet raken, interfereren met LDI. Blaardak kan als biologisch verband dienen.
* **Wondreiniger:** Prontosan® kan worden gebruikt om wonden te reinigen en te ontsmetten.
* **Infectiepreventie/-behandeling:** Acute infectie is een ernstige complicatie. Belangrijkste verwekkers zijn Pseudomonas aeruginosa en Staphylococcus aureus.
* Antimicrobiële verbanden en topicale antiseptica worden gebruikt.
* **Iso-Betadine® Dermicum 10%:** Breed spectrum antisepticum.
* **Azijnzuur 1%:** Effectief tegen Pseudomonas, bacteriostatisch. Hogere concentraties zijn cytotoxisch.
* **Flaminal® Forte/Hydro:** Hydrocolloïdgel met alginaten.
* **Passende topicale behandeling:**
* **Iso-Betadine® Gel 10%:** Voor wonddesinfectie, behandelen van infecties.
* **Honingverbanden:** Licht debriderende werking, breedspectrum antibacterieel.
* **Diproson®:** Corticosteroïd crème voor behandeling van hypergranulatie.
* **Flaminal® Forte/Hydro:** Hydrocolloïdgel + alginaten.
* **Gepolariseerd licht (Bioptron®):** Gebruikt voor wondgenezing, duur varieert afhankelijk van het wondbed.
* **Flammazine® en Flammacerium®:** Antimicrobieel (breed spectrum), kan wonde evaluatie bemoeilijken en wondheling vertragen.
* **Iso-Betadine® Gel 10%:** Stimuleert wondgenezing, lichte debriderende werking.
* **Honingverbanden:** Breedspectrum antibacterieel, lichte debriderende werking.
#### 2.8.3 Praktische overwegingen
* Vingers/tenen apart verbanden.
* Ogen, neus en mond vrijhouden voor ademhaling.
* Melolin® is niet geschikt voor brandwonden.
### 2.9 Chirurgische behandeling van brandwonden
* **Indicaties:** Brandwonden met HP > 21 dagen, of bij falen van conservatieve behandeling.
* **Chirurgische technieken:**
* **Escharotomie / Fasciotomie:** Bij circulaire brandwonden om compartimentsyndroom te voorkomen.
* **Excisie (debridement):** Verwijderen van necrotisch weefsel.
* **Wondbedekking:**
* **Allografts:** Donorhuid van een overledene. Biologisch verband dat de genezingstijd verkort en het wondbed voorbereidt op huidtransplantatie.
* **Autografts:** Eigen huid van de patiënt.
* **Biologische behandelingen (Tissue engineering):** Gebruik van MMP-regulatoren, groeifactoren, of levende cellen (autologe fibroblasten, keratinocyten).
### 2.10 Littekenvorming en -behandeling
Littekenvorming is een natuurlijk proces na wondgenezing.
#### 2.10.1 Fasen van wondgenezing
1. **Ontstekingsfase** (onmiddellijk tot 2-5 dagen): Hemostase, inflammatie.
2. **Proliferatiefase** (2 dagen tot 3 weken): Granulatie, contractie, epithelisatie.
3. **Littekenvorming/remodellering** (3 weken tot 2 jaar): Maturatie van het litteken.
Snelle wondgenezing (binnen 2 weken) leidt tot minder hypertrofie en contracturen.
#### 2.10.2 Factoren die een rol spelen bij littekenvorming
* **Snelheid van wondgenezing:** Vertraagde genezing leidt tot verlengde inflammatie en verhoogde collageenproductie. Snellere genezing resulteert in minder hypertrofie en contracturen.
* **Mechanische krachten:** Trekkrachten op de wond stimuleren fibroblastactiviteit en collageensynthese.
* **Verhoogde transepidermale water loss (TEWL):** Verstoorde barrièrefunctie activeert fibroblasten voor extra collageenaanmaak, wat leidt tot hypertrofie.
* **Afgenomen degradatie van collageen.**
* **UV-stralen:** Genezen huid heeft minder natuurlijke bescherming, verhoogd risico op zonnebrand en littekenverkleuring (hyperpigmentatie).
* **Patiëntgebonden factoren:** Genetische eigenschappen (huidskleur), therapietrouw.
#### 2.10.3 Soorten littekens
* **Normotrofische littekens:** Minimaal litteken, lijkt op normale huid. Ontstaat bij HP < 14 dagen.
* **Atrofische littekens:** Ingedrukt litteken, ontstaat door onvoldoende weefselregeneratie.
* **Hypertrofische littekens:** Verheven, stijf litteken door overproductie van collageen. Begrensd tot het wondgebied. Risico is hoger bij HP > 16-18 dagen en na huidtransplantaties. Reageert op conservatieve behandeling.
* **Contracturen:** Littekencontractie die leidt tot gewrichtscontractuur en functieverlies, vooral over flexiezijde van gewrichten.
* **Keloiden:** Bijzonder soort hypertrofisch litteken dat niet beperkt blijft tot het wondgebied. Kenmerkend is een hogere ratio type I tot type III collageen. Significant familiair of rasgebonden risico, komt vaker voor bij donkere huid. Vereist vaak operatieve verwijdering in combinatie met brachytherapie.
#### 2.10.4 Littekenbehandeling
Littekenbehandeling is het langste deel van de brandwondenbehandeling (6-24 maanden) en begint onmiddellijk na wondsluiting. Preventie is cruciaal.
* **Hydratatie:** Crèmes (bv. Eucerin®, Nivea®, Alhydran®) om droogheid, kloven en jeuk te voorkomen. Vaak levenslang nodig bij diepe brandwonden.
* **Zonneprotectie:** Factor 30 of hoger, UV-beschermende kledij om zonnebrand en verkleuring te voorkomen.
* **Druktherapie:** Meest langdurige deel (8-24 maanden). Toe te passen 20-22 uur per dag. Druk varieert tussen 15-25 mmHg. Praktische toepassing via Tubigrip® of op maat gemaakte drukkleding.
* **Pelottes:** Polyurethaanschuim onder drukkleding om druk lokaal te verhogen op ernstig hypertrofe littekens.
* **Inspuiting met cortisonen:** Voor littekens die slecht reageren op drukkleding en siliconen. Kan pijnlijk zijn.
* **Siliconen:** Verminderen vochtverlies en activiteit van fibroblasten. Vormen: drukkleding, siliconensheets, vloeibare siliconengels. Gezichtsmaskers en halskragen voor therapie in nek en aangezicht.
* **Andere:** Kinesitherapie (massage, spalken), chirurgische correcties, hydrotherapie, radiotherapie, make-up.
---
# Diagnostiek, classificatie en behandelingscriteria van brandwonden
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over de diagnostiek, classificatie en behandelingscriteria van brandwonden, opgesteld conform de gestelde richtlijnen voor een examengerichte studiehandleiding.
## 3. Diagnostiek, classificatie en behandelingscriteria van brandwonden
Deze sectie behandelt de methoden voor het beoordelen van de omvang en diepte van brandwonden, de classificatie van brandwonden naar graad, en de criteria die bepalen of een patiënt poliklinisch gevolgd kan worden, opgenomen moet worden in een ziekenhuisafdeling, of doorverwezen dient te worden naar een brandwondencentrum.
### 3.1 Epidemiologie van brandwonden
Hoewel er in België geen nationaal brandwondenregister bestaat, wordt geschat dat er jaarlijks ongeveer 120.000 brandwonden optreden. Hiervan worden er zo'n 10.000 poliklinisch of via hospitalisatie behandeld, en 700 tot 900 patiënten nemen een plaats in in een brandwondencentrum. Ruim 40.000 patiënten per jaar zien de huisarts, en ongeveer 150 overlijdens zijn het gevolg van brandwonden.
De meerderheid van de brandwonden (75%) vindt plaats in de huiselijke omgeving, waarbij kinderen onder de 16 jaar verantwoordelijk zijn voor 50% van deze gevallen (waarvan 65% kinderen jonger dan 5 jaar). Ongeveer 5-10% van de brandwonden ontstaan op het werk. Bij kinderen is 'scalding' (verbranding door hete vloeistoffen) de meest voorkomende oorzaak, terwijl bij volwassenen vlamverbranding dominant is. Mannen zijn vaker betrokken bij brandwondongevallen (75%).
### 3.2 Pathofysiologie van brandwonden
#### 3.2.1 Lokale fysiologische reacties
* **Toegenomen capillaire permeabiliteit:** Dit treedt op door hitte-effecten en inflammatoire reacties en kan tot 48 uur na de verbranding aanhouden, met een piek binnen 8 uur. Na 48 uur normaliseert de permeabiliteit, tenzij trombose van de capillairen optreedt.
* **Evolutie van diepte:** Oppervlakkige brandwonden kunnen in de eerste dagen na de verbranding dieper worden.
* **Oedeemontwikkeling:** Het aangezicht heeft een goede bloedvoorziening, wat leidt tot een snelle en uitgebreide oedeemontwikkeling maar ook tot een beter helingspotentieel. Bij de onderste ledematen is extra aandacht vereist voor oedeem, zeker in liggende of rechtstaande houding, omdat dit de weefselschade kan verergeren. Preventieve maatregelen omvatten hoogstand van de ledematen en het gebruik van elastische verbanden boven het wondverband.
#### 3.2.2 Specifieke oorzaken en mechanismen
* **Thermische oorzaak (hitte):** Vlammen, flitsen, scalding en contact met hete objecten veroorzaken denaturatie van proteïnen en verlies van integriteit van de plasmamembraan. De ernst van de brandwonde hangt af van de temperatuur, de duur van het contact en de dikte van de huid.
* De epidermis bestaat uit 4 lagen (dunne huid) of 5 lagen (dikke huid, zoals handpalmen en voetzolen).
* De relatie tussen diepte, temperatuur en blootstellingsduur is cruciaal.
* **Thermische oorzaak (koude):** Snelle afkoeling leidt tot intracellulaire ijskristallen, terwijl trage afkoeling extracellulaire ijskristallen veroorzaakt. Langdurige koude leidt altijd tot intracellulaire ijskristallen, die dehydratie van cellen veroorzaken.
* **Chemische oorzaak:** Deze verandert de weefsel-pH en kan leiden tot systemische absorptie. De weefselvernietiging gaat door zolang de oorzaak aanwezig is. Zuren veroorzaken eerder verkleuring en korstvorming, terwijl alkalische middelen de huid verzepen en dieper penetreren, wat uren na contact tot diepe brandwonden kan leiden. De ernst hangt af van het type en de concentratie van het product, de hoeveelheid, contactduur, penetratie, mechanisme en temperatuur.
* **Waterstoffluoride (HF):** Dit sterke anorganische zuur is corrosief. Fluoride-ionen zijn lipofiel, dringen diep in het weefsel en binden zich aan calcium en magnesium, wat kan leiden tot hypocalciëmie, hypomagnesiëmie en hyperkaliëmie. De weefselschade ontstaat door zowel de waterstofionen (brandwonde vergelijkbaar met zuren) als door de fluoride-ionen. De zichtbaarheid en ernst van de brandwonde zijn afhankelijk van de HF-concentratie en kunnen variëren van onmiddellijk tot 24 uur na contact. Een TBSA van 1% met >50% HF of >5% TBSA met gelijk welke concentratie HF is potentieel dodelijk.
* **Elektriciteit:**
* **True high tension:** Veroorzaakt diepe weefselnecrose, nier- en hartproblemen door omzetting van elektrische energie in hitte. De ernst van de weefselschade wordt bepaald door de voltage. De formule voor warmteontwikkeling is $Q = 0.24 \times (Voltage)^2 \times Weerstand$.
* **Flash:** Geen elektrische stroom door het lichaam, maar kan brandwonden veroorzaken aan blootgestelde lichaamsdelen, vaak handen en aangezicht. Diepe brandwonden zijn mogelijk indien kledij vlam vat.
* **Cardiale follow-up:** Bij normale ECG bij opname en geen bewustzijnsverlies is monitoring niet nodig. Bij ECG-afwijkingen of bewustzijnsverlies wordt 24 uur monitoring geadviseerd.
* **Elektromagnetische straling:** Veroorzaakt DNA-beschadiging door de inwerking van straling, wat leidt tot een inflammatoire reactie en apoptose van huidcellen. De ernst hangt af van de soort straling (UVA, UVB, RX), duur en intensiteit.
#### 3.2.3 Systemische fysiologische reacties
* **Hypovolemische shock:** Verlies van plasma kan hypovolemische shock veroorzaken. Dit treedt op bij volwassenen met brandwonden groter dan 15% TBSA en bij kinderen groter dan 10% TBSA, indien niet adequaat behandeld. In tegenstelling tot andere wondtypes is hier de oorzaak vochtverlies, niet bloedverlies.
* **Systemische effecten:** Vrijgave van cytokines en inflammatoire mediatoren bij brandwonden met een TBSA vanaf 30% heeft systemische effecten.
### 3.3 Classificatie van brandwonden
Brandwonden worden geclassificeerd op basis van hun diepte, uitgedrukt in graden:
* **1e graads brandwond:**
* **Niveau:** Epidermis.
* **Kenmerken:** Droog erytheem, geen blaren, pijn (na enkele uren), mogelijk oedeem.
* **Helingspotentieel:** Geneest meestal binnen 2 weken, zonder zichtbare littekens.
* **Oppervlakkige 2e graads brandwond:**
* **Niveau:** Papillaire dermis.
* **Kenmerken:** Blaarvorming, vochtig uitzicht na verwijderen blaren, oedeem, zeer pijnlijk, snelle capillaire refill.
* **Helingspotentieel:** Geneest meestal binnen 2 weken, met een laag risico op hypertrofe littekens.
* **Diepe 2e graads brandwond:**
* **Niveau:** Reticulaire dermis.
* **Kenmerken:** Wolkig wit-rood uitzicht, vochtig, blaren vaak afwezig, oedeem, verminderde pijnsensatie, verminderde capillaire refill.
* **Helingspotentieel:** Genezing duurt 2-3 weken, met een variabel risico op hypertrofe littekens. Chirurgische interventie kan nodig zijn.
* **3e graads brandwond:**
* **Niveau:** Hypodermis.
* **Kenmerken:** Witte, bruine of zwart verkoolde verkleuring, kartonachtig aanvoelen, oedeem, afwezige pijnsensatie, afwezige capillaire refill.
* **Helingspotentieel:** Geneest niet spontaan, vereist chirurgie. Hoog risico op hypertrofe littekens (> 3 weken genezingstijd).
* **4e graads brandwond (subdermaal):**
* **Niveau:** Spier, bot, interstitieel weefsel.
* **Kenmerken:** Verkoolde, droge, bruine of witte kleur, afwezige pijnsensatie, beperkte of geen bewegingsmogelijkheid. Vaak amputatie noodzakelijk.
#### 3.3.1 Helingspotentieel
Het helingspotentieel (HP) is de tijd in dagen waarin een brandwonde potentieel kan genezen.
* HP $\le$ 14 dagen: Waarschijnlijk geen zichtbare littekens.
* HP 14-21 dagen: Variabel risico op hypertrofe littekens.
* HP > 21 dagen: Zeer hoog risico op hypertrofe littekens; conservatieve behandeling.
### 3.4 Diagnostiek van brandwonden
#### 3.4.1 Inschatten van de verbrande lichaamsomvang (TBSA)
Bij het inschatten van de uitgebreidheid van brandwonden wordt het percentage van de totale lichaamsomvang (TBSA - Total Body Surface Area) dat 2e en/of 3e graads verbrand is, aangegeven. 1e graads brandwonden tellen niet mee. Methoden zijn:
* **Regel van 9 van Wallace:** Een snelle schatting.
* **Hand van de patiënt:** De handpalm met gesloten, gestrekte vingers staat gelijk aan 1% van het lichaamsoppervlak.
* **Lund-Browder schema:** Een gedetailleerder schema, vooral gebruikt in ziekenhuizen.
* **E-burn app:** Mobiele applicatie voor evaluatie.
#### 3.4.2 Inschatten van de weefselschade
* **Klinische evaluatie:** De meest gebruikte, goedkope en onmiddellijk uitvoerbare methode. Gebaseerd op uitzicht van de wonde, capillaire refill, pijngevoeligheid en de aanwezigheid van haartjes.
* **Beperkingen:** Moeilijk en onbetrouwbaar, vooral voor 2e graads brandwonden. Vaak overschatting van de diepte. Definitieve schade is niet altijd direct zichtbaar. Accuraatheid hangt af van ervaring; consultatie van experts kan helpen. In de acute fase is TBSA-inschatting belangrijker.
* **Weefselperfusie: Laser Doppler Imaging (LDI):**
* Meet microvasculaire circulatie en geeft een kleurgecodeerd beeld van de perfusie.
* LDI gecombineerd met klinische evaluatie geeft een hoge overeenkomst met biopsie en effectieve helingstijd.
* **Healing potential (HP) en LDI:**
* HP > 21 dagen (blauw): Overheersende kleur met lage perfusie.
* HP 14-21 dagen (geel): Variërende perfusie.
* HP $\le$ 14 dagen (rood): Overheersende kleur met hoge perfusie.
* **Moment van scannen:** Dag 2 tot 5 post-burn.
* **Factoren die interfereren met LDI:** Aanwezigheid van blaren, korsten, zalven, crèmes; beweging van de patiënt. Verwijderen van deze elementen en immobilisatie van de patiënt is noodzakelijk.
### 3.5 Behandelingscriteria
#### 3.5.1 Criteria voor poliklinische opvolging / thuiszorg
* TBSA < 3% indien < 10 jaar of > 49 jaar.
* TBSA < 5% indien tussen 10 en 49 jaar.
* TBSA 3e graad < 2% (alle leeftijden).
#### 3.5.2 Criteria voor opname ziekenhuisafdeling
* TBSA 3-10% indien < 10 jaar of > 49 jaar.
* TBSA 5-20% indien tussen 10 en 49 jaar.
* TBSA 3e graad 2-5% (alle leeftijden).
* Vermoeden inhalatietrauma.
* Circulaire verbranding.
* Bijkomende medische problematiek die vatbaarder maakt voor infectie.
* Bijkomende psycho-sociale problematiek.
#### 3.5.3 Criteria voor doorverwijzing naar brandwondencentrum
* TBSA > 10% indien < 10 jaar of > 49 jaar.
* TBSA > 20% indien tussen 10 en 49 jaar.
* TBSA 3e graad > 5% (alle leeftijden).
* Brandwonden thv aangezicht, handen, genitalia, peri-anaal of gewrichten.
* Ernstige brandwonden ten gevolge van elektrocutie of chemische oorsprong.
* Ernstige beschadiging van het longweefsel door inhalatie.
* Brandwonden en psychosociale antecedenten (incl. mishandeling).
* Brandwonden met geassocieerde traumatische letsels.
* Syndroom van Lyell, SSSS (Staphylococcal Scalded Skin Syndrome).
* Ernstige weefselnecrose door trauma of medische oorsprong over een oppervlakte van > 10% (bv. abces van Fournier, necrotiserende fasciitis, deglovement).
### 3.6 Brandwondencentra in België
België telt 6 brandwondencentra: Antwerpen, Gent, Leuven, Neder-over-Heembeek, Luik, en Charleroi. Het Brandwondencentrum in UZ Gent, opgericht in 1985, is sinds 2005 gehuisvest in een nieuw centrum met 6 bedden en een multidisciplinair team.
### 3.7 Behandeling van brandwonden
De behandeling hangt af van het helingspotentieel:
* **Conservatieve behandeling:** Voor brandwonden met HP $\le$ 21 dagen.
* **Chirurgische behandeling:** Voor brandwonden met HP > 21 dagen.
#### 3.7.1 Conservatieve behandeling
* **Eerste hulp:**
* **Koelen:** De brandwonde koelen met stromend water (15-30°C) gedurende 10-20 minuten. Vermijd ijs of water onder 1°C. Pas op voor onderkoeling.
* **Chemische brandwonden:** Minimaal 30-60 minuten spoelen met lauw water. Spoelwater mag niet in contact komen met gezonde huid.
* **Diphoterine®:** Kan water vervangen, neutraliseert zuren en basen, voorkomt penetratie. Niet voor HF-brandwonden.
* **Hexafluorine®:** Specifiek voor HF-brandwonden, fixeert H+ en F- ionen.
* **Verband:** Gebruik een steriel of proper verband om de wonde te beschermen tegen surinfectie.
* **Wound bed preparation (T.T.I.M.E. principe):**
* **Tissue Management:** Zorgen voor een vitaal wondbed door o.a. douchen van de wond/patiënt (onderkoeling vermijden), verwijderen van dode huid, haren, slijmerige lagen, en ingedroogde substanties zoals pek/teer (met olijfolie/boter).
* **Infectie & Inflammatie Control:** Essentieel om bacteriële belasting te beheersen met topicale antiseptica en antimicrobiële verbanden. Belangrijkste pathogenen zijn Pseudomonas aeruginosa en Staphylococcus aureus.
* **Moisture Balance:** Behouden van een vochtig wondmilieu.
* **Epithelial Advancement:** Stimulatie van epithelisatie.
* **Specifieke conservatieve behandelingen:**
* **1e graads brandwonden:** Vochtinbrengende crème of zalf. Pijnstillers kunnen voorgeschreven worden.
* **Brandwonden met HP $\le$ 21 dagen (2e graads oppervlakkige en deel 2e graads diepe):**
* Zorgen voor een proper en vitaal wondbed.
* Geschikte wondbehandeling/therapie.
* Infectiepreventie/-behandeling.
* **Verwijderen van blaren:** Controverse, maar kan nuttig zijn voor wondevaluatie, voorkomen van infectie in de blaar en voor LDI.
* **Topicale behandelingen:**
* **Prontosan®:** Wondreiniger met betaine en polyhexanide voor wondreiniging en infectiepreventie.
* **Iso-Betadine® Dermicum 10% / Gel 10%:** Antisepticum met breed spectrum.
* **Azijnzuur 1%:** Effectief tegen Pseudomonas, bacteriostatisch.
* **Flaminal® Forte / Hydro:** Hydrocolloïdgel met alginaten.
* **Gepolariseerd licht (Bioptron®):** Stimuleert wondheling.
* **Flammazine® en Flammacerium®:** Breed antibacterieel spectrum, kan korstvorming veroorzaken.
* **Honingverbanden:** Breedspectrum antibacterieel, licht debriderend.
* **Diprosone® crème:** Behandeling van hypergranulatie.
* **Praktische aandachtspunten:**
* Vingers/tenen apart verbinden.
* Ogen, neus en mond vrijhouden.
* Melolin® is niet geschikt voor brandwonden.
#### 3.7.2 Chirurgische behandeling
* **Indicaties:** Brandwonden met HP > 21 dagen, diepe brandwonden, ernstige brandwonden die niet conservatief genezen.
* **Chirurgische technieken:**
* **Escharotomie / Fasciotomie:** Verwijderen van verkoolde huid (eschar) of fascie bij circulaire brandwonden om compartimentsyndroom te voorkomen.
* **Excisie (debridement):** Chirurgisch verwijderen van necrotisch weefsel.
* **Wondbedekking:**
* **Allografts:** Donorhuid (humane donorhuid). Biologisch verband, bereidt wondbed voor op huidtransplantatie.
* **Autografts:** Eigen huid van de patiënt.
* **Biologische behandelingen (Tissue engineering):** Regulatoren van MMP's, groeifactoren, levende cellen (fibroblasten, keratinocyten), dermale substituten.
### 3.8 Littekenbehandeling na brandwonden
De nabehandeling van littekens is het langste deel van de brandwondenbehandeling en kan 6 tot 24 maanden duren. Preventie is cruciaal.
#### 3.8.1 Littekenvorming
Littekens ontstaan door remodellering van collageen (van type III naar type I). Factoren die littekenvorming beïnvloeden zijn:
* Snelheid van wondgenezing (snellere genezing = minder hypertrofie).
* Mechanische krachten.
* Verhoogde transepidermale water loss (TEWL).
* Afgenomen degradatie van collageen.
* UV-straling.
* Patiëntgebonden factoren (genetica, huidskleur).
#### 3.8.2 Typen littekens
* **Normotrofische littekens:** Minimaal litteken, ontstaat na wondgenezing < 14 dagen.
* **Atrofische littekens:** Ingedeukt litteken door inadequate weefselregeneratie.
* **Hypertrofische littekens:** Verheven, stijf, rood/paars van kleur door overproductie van collageen type III en myofibroblasten. Beperkt tot het wondgebied.
* **Contracturen:** Littekens over gewrichten die leiden tot gewrichtscontractuur en functieverlies.
* **Keloiden:** Een bijzonder type hypertrofisch litteken, met een hogere ratio type I tot type III collageen. Breidt zich uit buiten het wondgebied, vaak familiair of rasgebonden.
#### 3.8.3 Behandeling van littekens
* **Hydratatie:** Meerdere keren per dag (3x/dag) met crèmes (bv. Eucerin®, Alhydran®). Kan levenslang nodig zijn na diepe brandwonden.
* **Zonneprotectie:** Factor 30 of hoger, UV-beschermende kledij wegens verminderde natuurlijke pigmentatie.
* **Druktherapie:** 8-24 maanden, 20-22 uur/dag, met druk van 15-25 mmHg. Gebruik van Tubigrip®, op maat gemaakte drukkleding (Tricolast®, Lymed®, Thuasne®).
* **Pelottes:** Plaatselijke drukverhoging op ernstig hypertrofe littekens.
* **Injecties met cortisonen:** Bij littekens die niet reageren op druk- en siliconentherapie.
* **Siliconen:** In diverse vormen (kledij, sheets, gels) om huidhydratatie te verbeteren en fibroblastactiviteit te verminderen.
* **Andere:** Kinesitherapie, chirurgische correcties, hydrotherapie, radiotherapie, maquillage.
> **Tip:** Wondzorg is een B1-handeling die behoort tot de verantwoordelijkheid van de verpleegkundige. Bij twijfel of contradictie met het medisch advies is dialoog met de arts essentieel, met duidelijke argumentatie in het wondzorgdossier.
---
# Behandeling van brandwonden: conservatief en chirurgisch
De behandeling van brandwonden omvat diverse strategieën, variërend van conservatieve methoden die gericht zijn op het bevorderen van natuurlijke wondgenezing tot chirurgische ingrepen voor complexere letsels, waarbij de keuze afhangt van de diepte, omvang en specifieke kenmerken van de brandwonde.
### 4.1 Algemene principes van brandwondenbehandeling
De behandeling van brandwonden is essentieel voor een optimaal herstel en het minimaliseren van complicaties zoals infecties en littekenvorming. Hierbij is het cruciaal om de juiste inschatting te maken van de ernst en diepte van de brandwonde, evenals de te verwachten helingspotentieel.
#### 4.1.1 Fasen van wondheling en helingspotentieel
Wondheling kan worden onderverdeeld in verschillende fasen:
* **Ontstekingsfase (Hemostase & Inflammatie):** Begint onmiddellijk na de verwonding en duurt tot 2-5 dagen. Kenmerkt zich door bloedstelping en een ontstekingsreactie.
* **Proliferatiefase (Granulatie, Contractie & Epithelialisatie):** Duurt van 2 dagen tot 3 weken. In deze fase vindt weefselaanmaak, wondcontractie en epithelisatie plaats.
* **Littekenvorming (Remodellering):** Begint na 3 weken en kan tot 2 jaar duren. Hierbij rijpt het littekenweefsel.
Het **helingspotentieel (HP)**, uitgedrukt in dagen, geeft aan binnen welke termijn een brandwonde potentieel kan genezen. Een HP van minder dan 14 dagen duidt op een laag risico op zichtbare littekens, terwijl een HP van meer dan 3 weken een zeer hoog risico op hypertrofische littekens impliceert. Brandwonden met een HP tot 21 dagen worden doorgaans conservatief behandeld, terwijl diepere of complexere brandwonden chirurgische interventie vereisen.
#### 4.1.2 Wondbedvoorbereiding (Wound Bed Preparation)
Een optimaal wondbed is cruciaal voor effectieve genezing. De principes van wondbedvoorbereiding omvatten:
* **Tissue Management:** Zorgen voor een vitaal wondbed.
* **Moisture Balance:** Handhaven van een vochtig wondmilieu.
* **Inflammation & Infection Control:** Beheersen van ontsteking en infectie.
* **Bacterieel evenwicht:** Beheersen van de bacteriële belasting.
* **Epithelial Advancement:** Stimulatie van epithelisatie.
### 4.2 Conservatieve behandeling van brandwonden
Conservatieve behandeling is geïndiceerd voor brandwonden met een voorspeld helingspotentieel van 21 dagen of minder, zoals 1e graads brandwonden en oppervlakkige 2e graads brandwonden.
#### 4.2.1 Eerste Hulp bij Brandwonden
* **Koelen:** Onmiddellijk koelen met proper, stromend kraantjeswater (15°C – 30°C) gedurende 10 tot 20 minuten. Gebruik geen ijs. Bij chemische brandwonden: minimaal 30 tot 60 minuten spoelen.
* **Beschermen:** Afdekken met een steriel of proper verband om surinfectie te voorkomen.
* **Burn Kits:** Impregneerde doeken met gel (96% water) kunnen worden gebruikt voor voorlopige bedekking, vooral bij grote brandwonden of tijdens transport, mits alertheid voor onderkoeling.
#### 4.2.2 Behandeling van 1e graads brandwonden
Deze vereisen doorgaans geen verband. Vochtinbrengende crèmes of zalven zijn voldoende. Pijnstillers kunnen nodig zijn. Bij grote oppervlakkige brandwonden kan ziekenhuisopname noodzakelijk zijn voor pijnbestrijding en hydratatie.
#### 4.2.3 Behandeling van brandwonden met een helingspotentieel ≤ 21 dagen
Dit omvat oppervlakkige 2e graads brandwonden en een deel van de diepe 2e graads brandwonden. De behandeling is gericht op het creëren van een schoon en vitaal wondbed, adequate wondverzorging en infectiepreventie.
#### 4.2.4 Zorgen voor een proper en vitaal wondbed
* **Reinigen:** Douchen van de wond/patiënt (onderkoeling vermijden). Verwijderen van sieraden (compartimentsyndroom voorkomen).
* **Verwijderen van necrotisch materiaal:** Verwijderen van dode huid, slijmerige/biofilm-achtige lagen (bv. met Prontosan®). Olijfolie of boter kan gebruikt worden voor het verwijderen van pek/bitumen/teer.
* **Blaren:** Er bestaan tegenstrijdige aanbevelingen. Verwijderen kan evaluatie vergemakkelijken, dient als barrière en kan interfereren met LDI. Indien geopend, kan het blaardak als biologisch verband dienen.
* **Wondreinigers:** Producten zoals Prontosan® helpen bij het reinigen en creëren van een vitaal wondbed.
#### 4.2.5 Infectiepreventie en -behandeling
Acute infectie is een ernstige complicatie. Strategieën omvatten:
* **Topicale antimicrobiële behandelingen:** Antiseptica en antimicrobiële verbanden (bv. Iso-Betadine® Dermicum 10% of Iso-Betadine® Gel 10%).
* **Systemische antibiotica:** Voor wonden met tekenen van systemische infectie.
* **Azijnzuur:** Effectief tegen Pseudomonas, met een bacteriostatische werking.
* **Specifieke producten:** Flaminal® Forte/Hydro (hydrocolloïdgel + alginaten), Flammazine® en Flammacerium® (brede antibacteriële werking, maar bemoeilijken wondevaluatie).
* **Honingverbanden:** Met breedspectrum antibacteriële werking.
#### 4.2.6 Passende topicale behandeling / therapie
Naast antiseptica en antibiotica, kunnen specifieke middelen worden ingezet:
* **Flaminal® Forte / Flaminal® Hydro:** Hydrocolloïdgel met alginaten voor vochtig wondmilieu.
* **Flammazine® en Flammacerium®:** Zilverhoudende crèmes met breed antibacterieel spectrum. Flammacerium® bevat ook ceriumnitraat.
* **Iso-Betadine® Gel 10%:** Voor wondgenezing stimuleren en geïnfecteerde wonden behandelen.
* **Honingverbanden:** Gebruiken pure honing, die licht debriderend werkt en een breedspectrum antibacteriële werking heeft.
* **Azijnzuur:** Vooral effectief tegen Pseudomonas, met bacteriostatische werking.
* **Gepolariseerd licht (Bioptron®):** Kan gebruikt worden voor wondgenezing.
* **Diproson® crème:** Voor de behandeling van hypergranulatie.
#### 4.2.7 Belangrijke aandachtspunten bij conservatieve behandeling
* **Vingers/tenen:** Apart van elkaar verbinden.
* **Vrije ademhaling:** Ogen, neus en mond moeten vrij blijven.
* **Melolin®:** Niet geschikt voor brandwonden, wel voor droge, weinig exsuderende wonden.
### 4.3 Chirurgische behandeling van brandwonden
Chirurgische behandeling is geïndiceerd voor diepe brandwonden of wanneer het helingspotentieel langer dan 21 dagen bedraagt.
#### 4.3.1 Chirurgische technieken
* **Escharotomie / Fasciotomie:** Incisies in verkoolde huid (eschar) of fascie om de bloedcirculatie te herstellen bij circulaire verbrandingen.
* **Excisie (Debridement):** Chirurgische verwijdering van necrotisch weefsel. Kan met Nexobrid® voor chemisch debridement.
* **Wondbedekking:**
* **Allografts:** Donorhuid van een overledene, gebruikt als biologisch verband of ter voorbereiding op huidtransplantatie met eigen huid.
* **Autografts:** Eigen huid van de patiënt, getransplanteerd om het defect te bedekken.
#### 4.3.2 Moderne wondzorg
* **Biologische behandelingen (Tissue engineering):** Toepassing van MMP-regulatoren, groeifactoren (bv. Epidermal Growth Factor) en levende cellen (bv. autologe keratinocyten) om de genezing te stimuleren.
* **Dermale substituten:** Kunstmatige huidvervangers.
### 4.4 Littekenbehandeling na brandwonden
Littekenbehandeling is een langdurig proces, beginnend direct na wondsluiting en durend tot 6-24 maanden. Preventie is cruciaal.
#### 4.4.1 Factoren die een rol spelen bij littekenvorming
* **Snelheid van wondgenezing:** Snellere genezing leidt tot minder hypertrofie en contracturen.
* **Mechanische krachten:** Trekkrachten kunnen leiden tot contractuur.
* **Transepidermale water loss (TEWL):** Verhoogde TEWL door een gestoorde barrièrefunctie stimuleert fibroblasten tot extra collageenproductie.
* **UV-stralen:** Gevoeligheid voor zonnebrand en pigmentverschuivingen.
* **Patiëntgebonden factoren:** Genetica (huidskleur), therapietrouw.
#### 4.4.2 Typen littekens en complicaties
* **Normotrofische littekens:** Minimaal, met normaal uiterlijk, ontstaan na snelle genezing (<14 dagen).
* **Atrofische littekens:** Ingedrukt, ontstaan door onvoldoende weefselregeneratie.
* **Hypertrofische littekens:** Verheven, stijf, rood van kleur, beperkt tot het wondgebied. Ontstaat na langzamere genezing (>16-18 dagen).
* **Contracturen:** Littekens over gewrichten die leiden tot functieverlies en beperking van mobiliteit.
* **Keloiden:** Bijzonder soort hypertrofische littekens die buiten het wondgebied groeien, met een significant familiair/rasgebonden risico.
#### 4.4.3 Littekenbehandeling
* **Hydratatie:** Crèmes (bv. Eucerin®, Nivea®, Alhydran®) om uitdroging te voorkomen en jeuk te verlichten. Kan levenslang nodig zijn bij diepe brandwonden.
* **Zonneprotectie:** Factor 30 of hoger, UV-beschermende kledij om zonnebrand en pigmentverschuivingen te voorkomen.
* **Druktherapie:** Gedragen met drukverbanden (bv. Tubigrip®) of op maat gemaakte drukkleding (bv. Tricolast®, Lymed®) gedurende 20-22 uur per dag, 8-24 maanden, met een druk van 15-25 mmHg.
* **Pelottes:** Polyurethaanschuimstukken onder drukkleding om lokale druk te verhogen.
* **Injecties met cortisonen:** Voor minder goed reagerende littekens, indien nodig herhaaldelijk.
* **Siliconen:** In diverse vormen (elastische kledij, sheets, gels) om de barrièrefunctie te herstellen en verdamping te verminderen.
* **Andere:** Kinesitherapie (massage, spalken), chirurgische correcties, hydrotherapie, radiotherapie, make-up.
> **Tip:** Wondzorg is een B1 handeling en behoort tot de verantwoordelijkheid van de verpleegkundige. Bij twijfel of een tegenstrijdig advies van de arts, is dialoog en duidelijke argumentatie in het wondzorgdossier noodzakelijk.
---
# Littekenvorming en -behandeling na brandwonden
Dit hoofdstuk behandelt de complexe processen van littekenvorming na brandwonden, de diverse soorten littekens en mogelijke complicaties, en geeft een gedetailleerde uiteenzetting van de verschillende behandelingsmethoden, waaronder hydratatie, druktherapie en siliconentherapie.
### 5.1 Littekenvorming na brandwonden
Genezing van brandwonden resulteert vrijwel altijd in de vorming van littekenweefsel. Dit proces is een integraal onderdeel van de remodelleringsfase van wondgenezing, die kan duren tot wel twee jaar na de initiële wondsluiting.
#### 5.1.1 Het remodelleringsproces van littekens
Tijdens de remodelleringsfase vindt een continue omzetting van collageen plaats. Type III collageen, dat dominant is in de proliferatiefase, wordt geleidelijk vervangen door type I collageen. De collageenvezels worden hierbij herschikt, wat resulteert in een verbeterde rekbaarheid die kan oplopen tot 70 à 80% van die van normaal weefsel. Het rode, erythemateuze uiterlijk van het litteken neemt af naarmate overbodige bloedvaatjes door apoptose verdwijnen. Bij volwassenen kan dit remodelleringsproces tot 1 tot 1,5 jaar duren, terwijl dit bij kinderen 1,5 tot 2 jaar kan aanhouden. De activiteit van matrixmetalloproteïnasen (MMP's) en hun weefselremmers (TIMP's) speelt hierbij een cruciale rol.
#### 5.1.2 Factoren die de littekenvorming beïnvloeden
Verschillende factoren spelen een rol bij de vorming en het uiteindelijke aspect van littekens:
* **Fibroblasten en myofibroblasten:** De snelheid van wondgenezing is direct gerelateerd aan de hoeveelheid fibroblasten en myofibroblasten. Vertraagde wondgenezing, bijvoorbeeld door bacteriële problematiek, leidt tot verlengde inflammatie en een verhoogde productie van collageen III en myofibroblasten, wat resulteert in meer hypertrofie. Snelle wondgenezing daarentegen minimaliseert de kans op hypertrofie en contracturen.
* **Mechanische krachten:** Afwisselende trekkrachten op de wond kunnen de activiteit van fibroblasten stimuleren, wat leidt tot een verhoogde synthese van collageen en de vorming van strengen die contracturen kunnen veroorzaken.
* **Transepidermale waterverlies (TEWL):** Een verhoogde TEWL duidt op een verstoorde barrièrefunctie van de huid. Keratinocyten detecteren deze verhoogde waterverlies en activeren fibroblasten, wat resulteert in extra collageenproductie en hypertrofie. Bovendien leidt de toegenomen verdamping van water via de epidermis tot een verminderde hydratatie van het stratum corneum.
* **Afgenomen degradatie van collageen:** Een ontoereikende afbraak van collageen draagt bij aan de accumulatie ervan in het littekenweefsel.
* **UV-stralen:** Nieuw geëpithelialiseerde wonden missen de natuurlijke bescherming van pigmentcellen tegen UV-straling. Dit verhoogt het risico op zonnebrand en kan leiden tot lelijke verkleuringen van littekens, vaak hyperpigmentatie.
* **Patiëntgebonden factoren:** Genetische eigenschappen, zoals huidskleur, en therapietrouw van de patiënt zijn eveneens bepalend voor het littekenresultaat.
### 5.2 Littekens en littekencomplicaties
Na brandwonden kunnen verschillende soorten littekens ontstaan, met diverse complicaties tot gevolg.
#### 5.2.1 Normotrofische littekens
Deze littekens worden gekenmerkt door een minimaal aspect dat sterk lijkt op de normale huid. Ze ontstaan doorgaans na wondgenezing binnen 14 dagen (helingspotentieel < 14 dagen), waarbij de fibroblasten beperkt actief waren en de wond snel geëpithelialiseerd is. Soms kunnen deze littekens wat droger aanvoelen of licht afwijken in kleur (hypo- of hyperpigmentatie) ten opzichte van de omringende huid.
#### 5.2.2 Atrofische littekens
Atrofische littekens ontstaan wanneer de huid niet in staat is weefsel correct te regenereren. In tegenstelling tot hypertrofische littekens en keloïden, vertonen atrofische littekens een ingedeukt uiterlijk.
#### 5.2.3 Hypertrofische littekens
Deze littekens ontstaan wanneer de wondgenezing langer duurt dan 16 tot 18 dagen, of na huidenten. Ze kenmerken zich door verhevenheid en stijfheid, veroorzaakt door een overproductie van collageen type III en myofibroblasten. De verhouding tussen type I en type III collageen is lager dan in normale huid. Hypertrofische littekens zijn vaak felrood tot paarsblauw gekleurd door een verhoogd aantal kleine bloedvaatjes. Ze ontstaan binnen enkele weken na wondheling en blijven beperkt tot het oorspronkelijke wondgebied. Ze kunnen familiair of rasgebonden zijn, komen vaker voor bij kinderen dan bij volwassenen, en hebben een verhoogd risico op plaatsen zoals het borstbeen, schouders, nek en oren. Hypertrofische littekens reageren over het algemeen goed op conservatieve behandeling.
#### 5.2.4 Contracturen
Wanneer wondcontractie aanhoudt na re-epithelialisatie, kan dit leiden tot littekencontracturen. Dit is met name problematisch over flexiezijde van gewrichten (hals, oksel, elleboog, handen, knieholte), en kan resulteren in gewrichtscontracturen, functieverlies en verminderde mobiliteit.
#### 5.2.5 Keloïden
Keloïden zijn een specifiek type hypertrofisch litteken. De verhouding tussen type I en type III collageen is hierbij veel hoger dan in normale huid. Er is een significant familiair of rasgebonden risico, met een hogere prevalentie bij personen met een donkere huidskleur. Keloïden komen vaker voor tussen de leeftijd van 10 en 30 jaar en bij vrouwen. Ze hebben tijd nodig om zich te ontwikkelen en kunnen jaren na de initiële verwonding optreden. Belangrijk is dat keloïden zich niet beperken tot het oorspronkelijke wondgebied. Conservatieve therapie alleen is vaak onvoldoende; operatieve verwijdering in combinatie met brachytherapie (bestraling) is meestal noodzakelijk.
### 5.3 Behandeling van littekens na brandwonden
De behandeling van littekens is het langste en laatste onderdeel van de brandwondenbehandeling en kan variëren van 6 tot 24 maanden. Preventie van littekens levert doorgaans betere resultaten op dan de behandeling van reeds bestaande littekens.
#### 5.3.1 Preventie en hydratatie
* **Hydratatie:** Om een te droge huid te voorkomen, wat het risico op kloven en wondjes verhoogt, is hydratatie essentieel. Dit kan ook helpen bij het verlichten van jeuk. De crème dient meerdere keren per dag (minimaal 3 maal) te worden aangebracht in een dunne laag en zachtjes te worden ingewreven tot de huid het volledig heeft opgenomen. Na oppervlakkige brandwonden is dit gedurende enkele weken tot maanden nodig, terwijl na diepe brandwonden en huidenten hydratatie vaak levenslang noodzakelijk is, met name door de afwezige of onvoldoende herstelde talgklieren. Producten zoals Eucerin® calming cream, Nivea®, en Alhydran® kunnen hiervoor gebruikt worden.
* **Zonnebescherming:** Vanwege de afwezige natuurlijke pigmentbescherming in littekenweefsel, is er een verhoogd risico op zonnebrand en lelijke verkleuringen (diep paars, hyperpigmentatie). Bij blootstelling aan de zon is totale zonnebescherming met een factor van 30 of hoger, en het dragen van UV-beschermende kledij, cruciaal.
#### 5.3.2 Druktherapie
Druktherapie is een belangrijke behandelingsmodaliteit voor littekens die ontstaan na wondgenezing die langer dan 14-16 dagen duurde of na huidenten. De therapie begint idealiter 1 week na wondgenezing, zo vroeg als mogelijk, en wordt 20 tot 22 uur per dag toegepast. De aanbevolen druk varieert tussen 15 mmHg en 25 mmHg, hoewel hierover geen consensus bestaat. Druktherapie werkt eerder preventief dan curatief.
* **Praktische toepassing:**
* **Tubigrip®:** Biedt een druk tussen 5 en 30 mmHg. Het dubbel aanbrengen zorgt voor een gelijkmatige druk. Dit is een eenvoudige en goedkope oplossing die als tussenstap naar op maat gemaakte drukkleding kan dienen.
* **Op maat gemaakte drukkleding:** Elastische drukkleding die op maat wordt gemaakt, kan reeds een week na het opmeten klaar zijn. Merken zoals Tricolast®, Lymed®, en Thuasne® bieden dergelijke kleding aan.
* **Pelottes:** Voor ernstig hypertrofische littekens kunnen pelottes (stukjes polyurethaanschuim) onder de drukkleding geplaatst worden om de druk plaatselijk te verhogen. Deze mogen 18 tot 20 uur per dag gedragen worden.
#### 5.3.3 Siliconentherapie
Siliconentherapie wordt ingezet wanneer de barrièrefunctie van de huid verstoord is. Door de huid gedeeltelijk af te dekken, vermindert de verdamping van vocht, wat leidt tot betere hydratatie en een verminderde activiteit van fibroblasten, met minder littekenweefsel als gevolg. Er zijn diverse vormen beschikbaar:
* **Elastische siliconenkledij:** Biedt hydratatie en druk.
* **Siliconensheets:** Zachte siliconenplaatjes of -verbanden die, vaak onder drukkleding, de huid hydrateren en extra druk uitoefenen. Ze zijn nuttig op plaatsen waar drukkleding moeilijk te gebruiken is, zoals de halsstreek en het gezicht.
* **Vloeibare siliconengels:** Bieden vergelijkbare voordelen.
Bij uitgebreide brandwonden in het gezicht en de hals worden specifieke gezichtsmaskers en halskragen (minervas) gebruikt, bestaande uit een zachte siliconen binnenlaag voor huidcontact en een harde plastic buitenlaag voor druk.
#### 5.3.4 Andere behandelmethoden
* **Injecties met cortisonen:** Worden toegepast wanneer een litteken niet adequaat reageert op druktherapie en siliconen, met name bij kleinere littekens. De injecties worden over verschillende plaatsen verdeeld en kunnen tot driemaal herhaald worden met intervallen van 1 tot 2 maanden. Ze kunnen pijnlijk zijn, zeker bij kinderen, en de resultaten variëren.
* **Kinesitherapie:** Omvat massage en het gebruik van spalken om mobiliteit te behouden en contracturen te voorkomen.
* **Chirurgische correcties:** Technieken zoals flapchirurgie en microneedling kunnen ingezet worden voor de correctie van littekens.
* **Hydrotherapie en radiotherapie:** Kunnen aanvullend worden ingezet.
* **Maquillage:** Kan worden gebruikt om het uiterlijk van littekens te camoufleren.
> **Tip:** Littekenbehandeling begint idealiter direct na de wondsluiting. Het vroegtijdig starten met hydratatie, zonbescherming en, indien geïndiceerd, druk- en siliconentherapie, kan de uiteindelijke kwaliteit van het litteken significant verbeteren.
> **Voorbeeld:** Een kind met een diepe brandwonde op de hand die resulteert in een hypertrofisch litteken, zal waarschijnlijk langdurige druktherapie met een op maat gemaakte handschoen nodig hebben, gecombineerd met dagelijkse hydratatie met een specifieke crème. De kinderfysiotherapeut zal ook oefeningen uitvoeren om de flexibiliteit van de vingers te behouden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Brandwonde | Een defect of beschadiging van de huid en/of onderliggend weefsel veroorzaakt door mechanische, thermische, chemische, elektromagnetische of elektrische oorzaken. |
| Scald | Een brandwonde veroorzaakt door hete vloeistof of stoom, wat leidt tot weefselschade door warmteoverdracht. |
| Epidermis | De buitenste laag van de huid, die bestaat uit verschillende lagen en fungeert als een beschermende barrière tegen externe invloeden. |
| Dermis | De laag huidweefsel onder de epidermis, die collageenvezels, bloedvaten, zenuwen en haarzakjes bevat. |
| Hypodermis | De diepste laag van de huid, bestaande uit vetweefsel en bindweefsel, die helpt bij isolatie en energieopslag. |
| Oedeem | Zwelling die ontstaat door vochtophoping in de weefsels, vaak een gevolg van verhoogde capillaire permeabiliteit na een brandwonde. |
| Denaturatie van proteïnen | Een proces waarbij de structuur van proteïnen door hitte wordt veranderd, wat leidt tot functieverlies en weefselschade. |
| Capillaire permeabiliteit | De mate waarin stoffen door de wanden van de kleinste bloedvaten (capillairen) kunnen diffunderen, wat toeneemt bij brandwonden. |
| Thrombose | Het optreden van bloedstolsels in bloedvaten, wat de bloedcirculatie kan belemmeren en weefselschade kan veroorzaken. |
| Waterstoffluoride (HF) | Een sterk anorganisch zuur dat corrosieve brandwonden kan veroorzaken, met het unieke kenmerk dat fluoride-ionen diep in het weefsel doordringen en calcium- en magnesiumgehaltes beïnvloeden. |
| Hypocalciëmie | Een abnormaal lage concentratie calcium in het bloed, die kan optreden na contact met waterstoffluoride door binding van fluoride-ionen aan calcium. |
| Hypomagnesiëmie | Een abnormaal lage concentratie magnesium in het bloed, die kan optreden na contact met waterstoffluoride door binding van fluoride-ionen aan magnesium. |
| Hyperkaliëmie | Een abnormaal hoge concentratie kalium in het bloed, die kan optreden na contact met waterstoffluoride door effecten op celmembranen en ionenbalansen. |
| Elektriciteit brandwonden | Brandwonden veroorzaakt door elektrische energie die door het lichaam stroomt, waarbij elektrische energie wordt omgezet in hitte, wat leidt tot diepe weefselnecrose. |
| Flash brandwonden | Brandwonden die worden veroorzaakt door een kortstondige elektrische ontlading of vlam, waarbij geen stroom door het lichaam gaat maar wel aan blootgestelde lichaamsdelen schade kan ontstaan. |
| EKG | Elektrocardiogram, een medische test die de elektrische activiteit van het hart meet en kan helpen bij het detecteren van hartproblemen na elektrische brandwonden. |
| Cytokines | Signaalmoleculen die een rol spelen in het immuunsysteem en ontstekingsreacties, en die na brandwonden systemische effecten kunnen hebben. |
| TBSA | Total Body Surface Area, het percentage van het totale lichaamsoppervlak dat is verbrand, een cruciale factor bij de classificatie en behandeling van brandwonden. |
| Hypovolemische shock | Een levensbedreigende aandoening die ontstaat door ernstig vochtverlies, waardoor het bloedvolume afneemt en de bloeddruk gevaarlijk daalt. |
| Brandwondencentrum | Een gespecialiseerde medische faciliteit met expertise en middelen voor de behandeling van ernstige brandwonden. |
| Escharotomie | Een chirurgische incisie door een verkoolde huidlaag (eschar) om compressie van onderliggende weefsels te verminderen, vaak bij circulaire brandwonden. |
| Fasciotomie | Een chirurgische incisie door de fascie (bindweefsel om spieren) om compartimentsyndromen te behandelen die kunnen ontstaan door zwelling na ernstige brandwonden. |
| Debridement | Het chirurgisch verwijderen van dood of beschadigd weefsel uit een wond om infectie te voorkomen en genezing te bevorderen. |
| Allografts | Huidtransplantaten afkomstig van een donor, gebruikt als tijdelijke bedekking voor brandwonden om genezing te bevorderen en infectie te voorkomen. |
| Autografts | Huidtransplantaten afkomstig van de patiënt zelf, gebruikt voor permanente bedekking van brandwonden. |
| Tissue engineering | Een medische technologie die gericht is op het creëren of herstellen van biologische weefsels, vaak gebruikt bij de behandeling van complexe wonden zoals brandwonden. |
| Littekenvorming (Remodelleringsfase) | De fase na wondgenezing waarbij collageenvezels worden herschikt en de rekbaarheid van het littekenweefsel verbetert, wat tot 2 jaar kan duren. |
| Fibroblasten | Cellen in het bindweefsel die verantwoordelijk zijn voor de productie van collageen en andere extracellulaire matrixcomponenten, cruciaal voor wondgenezing en littekenvorming. |
| Myofibroblasten | Gespecialiseerde fibroblasten die samentrekbare eigenschappen hebben en een belangrijke rol spelen bij wondcontractie en littekenvorming. |
| Transepidermal Water Loss (TEWL) | De hoeveelheid water die door de huid verdampt, die verhoogd is bij beschadigde huid zoals brandwonden, wat leidt tot dehydratatie en mogelijk tot hypertrofe littekens. |
| Normotrofische littekens | Littekens die minimaal zichtbaar zijn, vergelijkbaar met de normale huid, en ontstaan na wondgenezing binnen 14 dagen. |
| Atrofische littekens | Littekens die er ingedeukt uitzien, ontstaan wanneer de huid het weefsel niet correct kan regenereren. |
| Hypertrofische littekens | Verheven, stijve en vaak roodachtige littekens die ontstaan door een overproductie van collageen, beperkt tot het oorspronkelijke wondgebied. |
| Contracturen | Verkortingen van littekenweefsel die bewegingsbeperking kunnen veroorzaken, vooral over gewrichten. |
| Keloiden | Een bijzondere vorm van hypertrofische littekens die zich uitbreiden buiten het oorspronkelijke wondgebied en een sterke genetische component hebben. |
| Druktherapie | Een behandelingsmethode waarbij constante druk wordt uitgeoefend op littekens om hypertrofie en contracturen te verminderen. |
| Siliconentherapie | Het gebruik van siliconenproducten (gels, sheets, kleding) om littekens te behandelen door de huid te hydrateren en de barrièrefunctie te herstellen. |
| Kinesitherapie | Fysiotherapie die massage, oefeningen en spalken kan omvatten om de mobiliteit te verbeteren en contracturen te behandelen. |