Cover
Inizia ora gratuitamente Respiratoire infecties les 2
Summary
# Pneumonie
Pneumonie wordt behandeld als een van de meest voorkomende ziekenhuisinfecties, met specifieke aandacht voor definities, epidemiologie, diagnose, risico-evaluatie en behandeling [4](#page=4).
### 1.1 Community-acquired pneumonia (CAP)
#### 1.1.1 Definities en epidemiologie
Pneumonie wordt gedefinieerd als een infectie van het longparenchym en/of de respiratoire bronchiolen. Community-acquired pneumonia (CAP) is pneumonie die buiten het ziekenhuis is verworven. Healthcare-associated pneumonia (HCAP) en hospital-acquired pneumonia (HAP) zijn andere classificaties, waarbij ventilator-associated pneumonia (VAP) een specifieke vorm van HAP is [7](#page=7).
De incidentie van CAP wordt geschat op 4,7 per 1000 personen tussen 15 en 79 jaar oud. Ongeveer 1 op de 1000 wordt jaarlijks gehospitaliseerd met pneumonie. De mortaliteit varieert tussen 6,7% en 18%. Pneumonie is 10 keer vaker dodelijk dan alle andere infectieziekten gecombineerd en 4 keer vaker dan astma bij 5-49-jarigen. In België sterven jaarlijks ongeveer 2000 mensen aan pneumonie. Een microbiologische diagnose wordt gesteld in 55-80% van de gevallen. _Streptococcus pneumoniae_ is de meest frequente verwekker, verantwoordelijk voor 30-50% van de gevallen [8](#page=8).
Er zijn verschillende risicofactoren geassocieerd met CAP, waaronder leeftijd. Sir William Osler beschreef pneumonie als "de vriend van de ouderen", omdat het een acute, kortdurende en vaak pijnloze ziekte is die ouderen kan besparen van de "koude vervalstadia". Elke patiënt die wordt opgenomen voor pneumonie zou idealiter getest moeten worden op HIV, met name bij pneumokokkenpneumonie [10](#page=10) [9](#page=9).
#### 1.1.2 Kliniek
Typische symptomen van pneumonie zijn koorts (meestal >38°C), hoest met sputum en eventueel hemoptoe, pleurale prikkeling en pijn, dyspnoe, en algemene malaise en moeheid. Bij oudere patiënten kan de presentatie atypisch zijn, met een insidieus verloop, weinig koorts en soms enkel verwardheid [12](#page=12).
#### 1.1.3 Radiologische afwijkingen
Radiologisch kunnen focale infiltraten worden waargenomen, die lobair of segmentair kunnen zijn. Er kunnen ook verspreide of interstitiële infiltraten voorkomen, evenals pleuravocht. Het is belangrijk op te merken dat radiologische afwijkingen soms achterlopen op de kliniek. Bij twijfel kan een herhalingsfoto na 24 uur nuttig zijn [13](#page=13).
#### 1.1.4 Verwekkers van CAP
De meest voorkomende bacteriële verwekkers van CAP zijn _Streptococcus pneumoniae_ (20-60%), _Haemophilus influenzae_ (3-10%), en _Moraxella catarrhalis_ (1-3%). Andere bacteriën zijn _Chlamydophila pneumoniae_ (5-17%), _Mycoplasma pneumoniae_, _Legionella_ spp. (2-8%), en _Staphylococcus aureus_ (3-5%). Respiratoire virussen zijn verantwoordelijk voor 2-15% van de gevallen. In 30-60% van de gevallen blijft de oorzaak onbekend [15](#page=15).
Bijna 20% van de patiënten met bewezen bacteriële CAP is gecoïnfecteerd met een respiratoir virus. _Streptococcus pneumoniae_ is een gram-positieve diplokok en de meest voorkomende oorzaak van 'typische' bacteriële CAP, sepsis, septische shock en suppuratieve complicaties zoals abces of empyeem. Andere gram-positieve kiemen, zoals _Staphylococcus aureus_ (vooral na griep) en andere streptokokken (_S. milleri, S. pyogenes_), zijn veel minder frequent [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
Gram-negatieve kiemen zoals _Haemophilus influenzae_ en _Moraxella catarrhalis_ komen vooral voor bij patiënten met onderliggend longlijden (zoals COPD) of bij ouderen. _Pseudomonas aeruginosa_ en andere gram-negatieven zijn belangrijke verwekkers bij patiënten met structurele longafwijkingen (bronchiëctasieën, cystische fibrose) of bij nosocomiale/healthcare-associated pneumonie. Risicofactoren voor gram-negatieve verwekkers omvatten verblijf in een rusthuis, cardiopulmonaire aandoeningen, meerdere comorbiditeiten, recent antibioticagebruik, structurele longafwijkingen, gebruik van steroïden, ondervoeding, en breedspectrum antibioticagebruik gedurende meer dan 7 dagen in de voorbije maand [19](#page=19) [20](#page=20).
Atypische bacteriën zoals _Mycoplasma pneumoniae_, _Chlamydophila_ spp., _Coxiella burnetii_ en _Legionella pneumophila_ worden geassocieerd met 'atypische pneumonie', die vaak een meer indolent verloop heeft met myalgieën, minder focale consolidatie en een milder beloop. Ze kunnen echter ook fulminante pneumonie veroorzaken, zoals bij _Legionella_. Deze bacteriën hebben een afwezige of incomplete celwand en veroorzaken intracellulaire infecties/replicatie, wat een andere antibioticumkeuze vereist [21](#page=21).
#### 1.1.5 Diagnostische clues voor Legionella
Klinische hints voor _Legionella_ omvatten gastro-intestinale symptomen (diarree), neurologische symptomen (verwardheid), koorts >39°C en falen onder bèta-lactamantibiotica. Diagnostische aanwijzingen zijn onder andere veel neutrofielen maar weinig tot geen micro-organismen bij gramkleuring van respiratoire secreten, lymfopenie zonder manifeste leukocytose, hyponatriëmie (<130 mEq/L), leverfunctiestoornissen en hematurie [22](#page=22).
#### 1.1.6 Typische vs. atypische pneumonie
| Afwijking | Typische pneumonie (Bacterieel) | Atypische pneumonie |
| :------------------ | :----------------------------------------------------------------- | :--------------------------------------------------------------------- |
| **Begin** | Acuut | Sluipend |
| **Koorts** | Hoog | Matig |
| **Symptomen** | Rillingen, Productieve hoest, Purulente sputa, Pleurale pijn | Rhinitis, Keelpijn, Droge hoest, Weinig-geen sputa, Malaise, hoofdpijn |
| **Kliniek (KO)** | Ademgeruis, Percussie, Stemfremitus, Auscultatie: Consolidatie, verscherpt ademgeruis, demping, verscherpt stemfremitus, crepitaties | Respiratoire insufficiëntie, Cyanose, Verwardheid |
| **Labo** | Leukocytose ++ | Leukocytose ± |
| **RX** | Lobair | Diffuus |
_Legionella_ kan perfect asymptomatisch verlopen, wat de interpretatie kan bemoeilijken [24](#page=24).
#### 1.1.7 Aanvullende diagnostiek bij CAP
Bij gehospitaliseerde patiënten is een RX thorax standaard. Bij een SpO2 <94% wordt een arterieel bloedgas afgenomen. Bloedafname omvat WBC-differentiatie, sedimentatie en CRP, elektrolyten, lever- en nierfunctie. Serologie heeft geen plaats. Twee koppels hemoculturen worden afgenomen. Sputumkweek is een optie. Een nasofaryngeale wisser voor snelle PCR voor SARS-CoV-2 en eventueel Influenza en/of RSV, evenals multiplex PCR voor respiratoire pathogenen (inclusief atypische verwekkers), wordt uitgevoerd. Beschikbare snelle antigentesten op urine voor pneumokokken en _Legionella_ (serotype 1) kunnen ook gebruikt worden. In uitzonderlijke gevallen kan een bronchoscopie met broncho-alveolaire lavage (BAL) overwogen worden [27](#page=27).
> **Tip:** PCR kan geen onderscheid maken tussen infectie en kolonisatie, dus de interpretatie vereist voorzichtigheid. Een positieve PCR voor pneumokokken zegt weinig, aangezien velen asymptomatisch drager zijn. PCR voor atypische kiemen is wel informatief [27](#page=27).
#### 1.1.8 Predisponerende factoren voor specifieke verwekkers
Verschillende onderliggende ziekten of factoren kunnen wijzen op een specifieke verwekker:
* **Ethylisme, na griep, COPD, gewichtsverlies:** _S. pneumoniae_, _S. aureus_, _H. influenzae_ [26](#page=26).
* **Aspiratie (bv. bij bewustzijnsdaling):** Anaëroben [26](#page=26).
* **Vroegtijdige opname in het ziekenhuis/rusthuis, recent antibioticagebruik:** Gram-negatieven [20](#page=20).
### 1.2 Risico-evaluatie en hospitalisatie
#### 1.2.1 Wanneer hospitaliseren?
Indicaties voor hospitalisatie bij CAP omvatten klinische symptomen die wijzen op ernstige pneumonie, een toxisch aspect, hypoxemie, tachypneu (>25-30/min), hypotensie (<90/60 mmHg), tachycardie (>125/min), veranderde mentale status (suf, slaperig, verward), cyanose, hoge koorts (>40°C) of hypothermie (<35°C), immuungecompromitteerde status, hoog risico op resistentie (recent antibioticagebruik of ziekenhuisopname), moeilijkheden om antibiotica oraal in te nemen, leeftijdsextremen, en ongepaste leukopenie. Secundair gebruik van ademhalingsspieren kan ook een teken zijn [29](#page=29).
#### 1.2.2 Ongunstige prognose
Factoren die wijzen op een ongunstige prognose bij CAP omvatten klinische aspecten zoals mannelijk geslacht, hypothermie (<37°C), systolische hypotensie (<100 mmHg), en tachypnoe (>30/min). Laboratoriumbevindingen zoals bacteriëmie en leukopenie zijn ongunstig. Radiologisch duidt multilobaire infiltraten op een slechtere prognose. Comorbiditeiten zoals diabetes, maligniteit en neurologische ziekten dragen ook bij aan een ongunstige prognose. Positieve hemoculturen wijzen op een hoger risico op complicaties [30](#page=30).
#### 1.2.3 Scoresysteem: CURB-65
Het CURB-65 scoresysteem helpt bij het evalueren van de ernst van CAP:
* **C**onfusion: verwardheid, somnolentie [31](#page=31).
* **U**remia: ureum >40 mg/dL [31](#page=31).
* **R**espiratory Rate: ademhalingsfrequentie >30/min [31](#page=31).
* **B**lood pressure: systolische bloeddruk <90 mmHg of diastolische bloeddruk <60 mmHg [31](#page=31).
* **65**: leeftijd boven 65 jaar [31](#page=31).
Een score van 0-1 duidt op een lage mortaliteit, terwijl een score van 2 al een mortaliteit van ongeveer 10% aangeeft. Bij een score van 3 kan de mortaliteit oplopen tot 22% [31](#page=31).
> **Tip:** Een CURB-65 score van 0-1 suggereert ambulante behandeling, een score van 2 leidt tot hospitalisatie, en een score van 3 of hoger kan overweging van intensieve zorg vereisen [31](#page=31).
#### 1.2.4 Praktische richtlijnen: 4 categorieën van CAP
CAP wordt ingedeeld in vier categorieën:
* **CAP I/II:** ambulante behandeling mogelijk.
* CAP I: geen comorbiditeit, leeftijd ≤65 jaar.
* CAP II: comorbiditeit of leeftijd >65 jaar.
* **CAP III:** noodzaak tot hospitalisatie.
* **CAP IV:** noodzaak tot opname op intensieve zorg.
De differentiatie gebeurt met scoresystemen zoals CURB-65 [32](#page=32).
> **Tip:** Bij een ernstig zieke patiënt die wordt opgenomen en geen risicofactoren heeft voor gram-negatieve verwekkers, wordt initiële brede dekking overwogen tot de kweekresultaten bekend zijn [32](#page=32).
### 1.3 Behandeling van CAP
De behandeling van CAP is gericht op het bestrijden van de infectie en het verminderen van complicaties [34](#page=34).
#### 1.3.1 Richtlijnen behandeling CAP
Richtlijnen, zoals die van BAPCOC – IGGI (BVIKM), delen CAP in vier categorieën op basis van risicofactoren voor een resistentere etiologie (CAP I vs. CAP II) en risicofactoren voor een slechtere uitkomst (CAP I-II vs. CAP III vs. CAP IV). Er wordt geen strikt onderscheid meer gemaakt tussen 'typische' en 'atypische' pneumonie, maar het begrip 'atypische verwekkers' blijft relevant. De antibioticumduur is doorgaans 5 dagen, mits de patiënt na 48 uur klinisch stabiel is (koortsvrij) op dag 5. De empirische keuze dient altijd actief te zijn tegen _Streptococcus pneumoniae_ [35](#page=35).
#### 1.3.2 Antibiotica keuzes
**β-lactamantibiotica** vormen de hoeksteen van empirische therapie [37](#page=37).
* **Amoxicilline** (CAP I): Zeer goede activiteit tegen _S. pneumoniae_, goede orale resorptie, smal spectrum. Hoge dosering: 1 gram 3 maal daags oraal gedurende 5 dagen [37](#page=37).
* **Amoxicilline-clavulaanzuur** (CAP II): Geïndiceerd bij een hogere kans op β-lactamase/penicillinase producerende bacteriën (_H. influenzae_, _M. catarrhalis_, _S. aureus_), of bij comorbiditeit zoals COPD, hartfalen, chronische nierinsufficiëntie, of leeftijd >65 jaar. Hoge dosering: 1000 mg amoxicilline + 125 mg clavulaanzuur 3 maal daags oraal gedurende 5 dagen. Een praktische formulering is (amoxicilline 500 mg 3 dd PO plus amoxicilline/clavulaanzuur 500/125 mg) 3 dd PO gedurende 5 dagen. Ziekenhuisdoseringen kunnen tot 1 gram 4 maal daags intraveneus zijn [37](#page=37).
> **Blinde vlek:** β-lactamantibiotica dekken geen atypische bacteriën [37](#page=37).
**Neomacroliden** worden niet als empirische monotherapie bij CAP gebruikt, maar worden geassocieerd met β-lactams om atypische kiemen te dekken. Ze worden toegevoegd indien er geen verbetering is na 48-72 uur behandeling met β-lactamantibiotica (CAP I-II-III). Combinatietherapie vanaf het begin is geïndiceerd bij CAP IV en sommige ernstige gevallen van CAP III [38](#page=38).
* **Dosering:** Azithromycine 500 mg 1 maal daags oraal gedurende 3 dagen. Voor intraveneuze toediening (bv. bij getubeerde patiënten) kan clarithromycine 500 mg 2 maal daags intraveneus worden gebruikt [38](#page=38).
**Fluoroquinolones**
* **Moxifloxacine** is het meest geschikt als empirische therapie bij CAP vanwege de activiteit tegen _S. pneumoniae_. Levofloxacine is minder optimaal, en ciprofloxacine wordt enkel aanbevolen bij _Pseudomonas_. Fluoroquinolones hebben een breed spectrum, ook naar gram-negatieven, maar worden gereserveerd vanwege ecologische druk en kosten (o.a. TBC-behandeling). Ze zijn een alternatief voor β-lactams bij IgE-gemedieerde penicilline-allergie. Bij ernstige pneumonie met respiratoir falen (zoals _Legionella_) kan toevoeging aan een β-lactam overwogen worden als alternatief voor een macrolide [39](#page=39).
* **Dosering:** Moxifloxacine 400 mg 1 maal daags oraal gedurende 5 dagen [39](#page=39).
#### 1.3.3 Praktische benaderingen per CAP-categorie
* **CAP I (ambulante behandeling, geen comorbiditeit, leeftijd ≤65 jaar):**
* Verwekkers: _S. pneumoniae_, _M. pneumoniae_, _C. pneumoniae_, virussen [41](#page=41).
* Keuze: Amoxicilline 1 g 3 dd PO gedurende 5 dagen [41](#page=41).
* Alternatief bij penicilline-allergie: Moxifloxacine 400 mg 1 dd PO gedurende 5 dagen [41](#page=41).
* Bij geen verbetering na 72 uur: associatie met macrolide (azithromycine 500 mg 1 dd PO gedurende 3 dagen) [41](#page=41).
* **CAP II (ambulante behandeling, leeftijd >65 jaar of comorbiditeit, laag risico):**
* Verwekkers: _S. pneumoniae_, _H. influenzae_, _M. catarrhalis_, _S. aureus_, Enterobacteriaceae, _M. pneumoniae_, _C. pneumoniae_, virussen [42](#page=42).
* Keuze: (Amoxicilline 500 mg 3 dd PO plus amoxicilline/clavulaanzuur 500/125 mg) 3 dd PO gedurende 5 dagen [42](#page=42).
* Alternatief bij penicilline-allergie: Moxifloxacine 400 mg 1 dd PO gedurende 5 dagen [42](#page=42).
* Bij geen verbetering na 72 uur: associatie met macrolide (azithromycine 500 mg 1 dd PO gedurende 3 dagen) [42](#page=42).
* **CAP III (hospitalisatie, hoger risico):**
* Verwekkers: _S. pneumoniae_, _H. influenzae_, _M. catarrhalis_, _S. aureus_, Enterobacteriaceae, _M. pneumoniae_, _C. pneumoniae_, virussen [43](#page=43).
* Keuze: Amoxicilline-clavulaanzuur 1 g 4 dd IV gedurende 5 dagen (met IV-PO switch na 48 uur) OF Cefuroxim 1500 mg 3 dd IV gedurende 5 dagen [43](#page=43).
* Alternatief bij penicilline-allergie: Moxifloxacine 400 mg 1 dd PO (of IV) gedurende 5 dagen [43](#page=43).
* Bij geen verbetering na 72 uur: associatie met macrolide (azithromycine 500 mg 1 dd PO gedurende 3 dagen) [43](#page=43).
* Alternatief: Clarithromycine 500 mg 2 dd IV gedurende 5 dagen [43](#page=43).
* **CAP IV (hospitalisatie op Intensieve Zorg, hoogste risico):**
* Verwekkers: _S. pneumoniae_, _H. influenzae_, _M. catarrhalis_, _S. aureus_, Enterobacteriaceae, _M. pneumoniae_, _C. pneumoniae_, _Legionella_ [44](#page=44).
* Keuze: Amoxicilline-clavulaanzuur 1 g 4 dd IV gedurende 5-7 dagen OF Cefuroxim 1500 mg 3 dd IV gedurende 5-7 dagen, PLUS Clarithromycine 500 mg 2 dd IV gedurende 5 dagen OF Moxifloxacine 400 mg 1 dd IV gedurende 5 dagen OF Levofloxacine 500 mg 2 dd IV gedurende 5 dagen [44](#page=44).
* Dit is de enige groep waarbij atypische pathogenen vanaf de start worden ingedekt, mede vanwege de anti-inflammatoire werking van macroliden [44](#page=44).
#### 1.3.4 Antimicrobial Stewardship
De antibiotische behandeling van CAP kan empirisch of gericht zijn, binnen het kader van antimicrobial stewardship [45](#page=45).
---
# Complicaties van pneumonie
Pneumonie kan leiden tot diverse complicaties, die zowel systemisch als lokaal in de longen kunnen optreden, variërend van pleurale effusies tot ernstige longnecrose en abcessen [62](#page=62).
### 2.1 Algemene systemische complicaties
Systemische complicaties van pneumonie kunnen levensbedreigend zijn en omvatten diverse ernstige aandoeningen:
* **ARDS en respiratoir falen**: Acute Respiratory Distress Syndrome (ARDS) kan zich ontwikkelen, wat leidt tot ernstig ademhalingsfalen [62](#page=62) [63](#page=63).
* **Diffuse intravasculaire coagulatie (DIC)**: Een ernstige verstoring van de bloedstolling waarbij zowel stolling als bloedingen kunnen optreden [62](#page=62).
* **Septische shock**: Een levensbedreigende aandoening veroorzaakt door een wijdverspreide infectie die leidt tot een gevaarlijke daling van de bloeddruk [62](#page=62) [63](#page=63).
* **Multiorgaanfalen**: Het falen van meerdere vitale organen, zoals de lever, nieren, en het stollingssysteem [62](#page=62).
### 2.2 Lokale pulmonale complicaties
Lokale complicaties manifesteren zich direct in het longweefsel of de pleuraholte.
#### 2.2.1 Parapneumonische effusie en empyeem
* **Parapneumonische effusie**: Dit is de ophoping van vocht in de pleuraholte, een complicatie die bij een aanzienlijk deel van de gemeenschap-verworven pneumonie (CAP) gevallen voorkomt, variërend van een derde tot de helft. Meestal is deze effusie ongecompliceerd [64](#page=64).
* **Empyeem**: Dit is een meer gevreesde vorm van parapneumonische effusie waarbij het pleuravocht purulent (etterig) wordt. Empyeem is geassocieerd met een verhoogde mortaliteit en potentieel voor longdestructie [63](#page=63) [64](#page=64).
##### 2.2.1.1 Alarmtekens en diagnose van empyeem
Alarmtekens voor empyeem zijn onder andere:
* Aanhoudende koorts of toenemende koorts ondanks adequate antibiotische behandeling [65](#page=65).
* Een toenemend of aanhoudend fors inflammatoir bloedbeeld [65](#page=65).
De diagnose wordt gesteld middels:
* **Pleurapunctie onder echogeleide**: Dit onderzoek omvat Gramkleuring, kweken en biochemische analyse van het vocht (eiwit, glucose en LDH ten opzichte van serumconcentraties) [65](#page=65).
* **Light criteria**: Een exudaat met een pH lager dan 7,2 is een sterke indicator voor empyeem [65](#page=65).
##### 2.2.1.2 Behandeling van empyeem
De behandeling van empyeem is urgent en vereist:
* **Urgente drainage**: Dit kan middels plaatsing van een thoraxdrain en/of chirurgische uitruiming van het purulente materiaal. Een pleurale zwoerd kan de drainage bemoeilijken [65](#page=65).
* **Verlengde antibiotische therapie**: Meestal gedurende 6 tot 12 weken [65](#page=65).
> **Tip:** Denk aan empyeem wanneer een patiënt, ondanks strikte naleving van de richtlijnen en adequate antibiotica, toch koorts en een verslechterd inflammatoir bloedbeeld vertoont.
#### 2.2.2 Necrotiserende pneumonie
Necrotiserende pneumonie bevindt zich tussen een klassieke pneumonie en een longabces en wordt gekenmerkt door tekenen van necrose in het longweefsel. Dit kan optreden bij infecties met gasvormende bacteriën, wat leidt tot necrotisch letsel gevuld met etter [66](#page=66).
#### 2.2.3 Longabces
* **Definitie**: Een longabces is een necrotisch letsel in de long dat gevuld is met etter [67](#page=67).
* **Symptomen**: Deze kunnen acuut zijn met koorts, algemene malaise, hoest met grote hoeveelheden purulente en slechtruikende sputum (kenmerkend voor anaërobe bacteriën) en pleurale pijn. Soms presenteert een longabces zich sluipend met alleen malaise en gewichtsverlies. Dit laatste is met name het geval bij infecties met mondkiemen bij patiënten met slechte mondhygiëne [67](#page=67).
* **Diagnose**: Op beeldvorming (röntgenfoto of CT-scan) wordt een verdichtingsbeeld met een caviteit gezien, soms met een lucht-/vochtniveau [67](#page=67).
##### 2.2.3.1 Differentiaaldiagnose van longabces
De differentiaaldiagnose van een longabces is breed en omvat onder andere:
* Tuberculose [68](#page=68).
* Longcarcinoom [68](#page=68).
* Schimmelinfecties (zoals aspergillose) [68](#page=68).
* Afgekapseld pleura-empyeem met bronchopleurale fistel [68](#page=68).
* Geïnfecteerde longcyste [68](#page=68).
* Hydatide cyste [68](#page=68).
* Silicose [68](#page=68).
* Hernia diafragmatica [68](#page=68).
##### 2.2.3.2 Verwekkers van longabces
De verwekkers van een longabces kunnen zowel aëroob als anaëroob zijn:
* **Aëroben**: *S. aureus*, *K. pneumoniae*, *Enterobacter*, *Serratia*, *P. aeruginosa* [69](#page=69).
* **Anaëroben**: *Bacteroides* en *Peptostreptococcus* [69](#page=69).
##### 2.2.3.3 Behandeling van longabces
De behandeling van een longabces is analoog aan die van pneumonie, maar vereist een langere duur (4-6 weken). Vaak wordt gekozen voor een combinatie van antibiotica om menginfecties van aërobe en anaërobe bacteriën te bestrijden. Chirurgische drainage kan worden overwogen [69](#page=69).
### 2.3 Redenen voor therapieresistentie bij pneumonie
Wanneer een patiënt niet adequaat reageert op de behandeling van pneumonie, kunnen diverse factoren een rol spelen [70](#page=70):
* Resistent micro-organisme [70](#page=70).
* Niet-bacterieel agens (bv. viraal of fungaal) [70](#page=70).
* Ongewone pathogenen [70](#page=70).
* Niet-infectieuze oorzaak van het infiltraat [70](#page=70).
* Een gecompliceerde infectie [70](#page=70).
* Niet herkende immuunstoornis [70](#page=70).
---
# Hospital-acquired pneumonie (HAP)
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over Hospital-acquired pneumonie (HAP).
## 3 Hospital-acquired pneumonie (hap)
Hospital-acquired pneumonie (HAP) is een specifieke vorm van pneumonie die ontstaat tijdens een ziekenhuisopname, met unieke kenmerken en risicofactoren vergeleken met community-acquired pneumonie (CAP).
### 3.1 Vergelijking met community-acquired pneumonie (cap)
Community-acquired pneumonie (CAP) wordt gekenmerkt door intacte barrières en een functionerend immuunsysteem bij de patiënt, met relatief voorspelbare verwekkers zoals bacteriën en virussen. Hospital-acquired pneumonie (HAP), daarentegen, treedt op wanneer deze barrières zijn doorbroken en het immuunsysteem is aangetast, vaak als gevolg van factoren zoals antibioticagebruik dat leidt tot selectiedruk en de opkomst van opportunistische pathogenen [53](#page=53).
### 3.2 Definitie van hospital-acquired pneumonie (hap)
Hospital-acquired pneumonie (HAP), ook wel nosocomiale pneumonie genoemd, wordt gedefinieerd als een longontsteking die ontstaat meer dan 48 tot 72 uur na ziekenhuisopname, waarbij de infectie op het moment van opname nog niet aanwezig was. De diagnose vereist een afwijkend klinisch onderzoek met crepitaties of demping van de longen, of een nieuw infiltraat op een röntgenfoto van de thorax. Daarnaast moet minstens één van de volgende criteria aanwezig zijn: purulent sputum, isolatie van een micro-organisme uit de luchtwegen, of positieve histopathologie voor pneumonie [54](#page=54).
### 3.3 Epidemiologie van hap
HAP is de op één na belangrijkste nosocomiale infectie, verantwoordelijk voor 15-18% van alle ziekenhuisinfecties. Bij patiënten op de intensive care unit (ICU) wordt het bij 7-20% van hen vastgesteld. HAP is een belangrijke oorzaak van morbiditeit en mortaliteit, met sterftecijfers variërend van 20-50%. De aanwezigheid van HAP verlengt de ziekenhuisopnameduur gemiddeld met 7 tot 9 dagen [55](#page=55).
### 3.4 Predisponerende factoren voor hap
Verschillende factoren verhogen het risico op het ontwikkelen van HAP:
* **Antibiotica:** Gebruik van antibiotica kan leiden tot surinfectie met geselecteerde resistente bacteriën [56](#page=56).
* **Heelkunde:** Postoperatief ontwikkelt 18-50% van de patiënten een pneumonie. Dit risico is nog hoger bij obesitas, hoge leeftijd, ernstige onderliggende pathologie en immuunsuppressie. Patiënten met COPD die heelkunde moeten ondergaan, hebben vaker ventilatie nodig [56](#page=56).
* **Intubatie en mechanische ventilatie:** Dit creëert een directe toegangsweg voor pathogenen en leidt specifiek tot ventilator-geassocieerde pneumonie (VAP) [58](#page=58).
* **Onderliggende aandoeningen:** Nierfalen, diabetes en malnutritie verhogen het risico op kolonisatie [58](#page=58).
* **Voorafbestaand longlijden:** Bestaande longziekten verzwakken de luchtwegen [58](#page=58).
* **Medicatie:** Gebruik van antacida kan de natuurlijke afweer in de maag verminderen, wat de kans op micro-aspiratie vergroot [58](#page=58).
> **Tip:** Houd rekening met de interactie tussen verschillende risicofactoren, aangezien deze elkaar kunnen versterken.
### 3.5 Pathogenese van hap
De belangrijkste pathogenetische route voor HAP is **aspiratie**. Dit kan op twee manieren gebeuren [57](#page=57):
1. **Micro-aspiratie:** Dit is de meest voorkomende oorzaak en vindt plaats na kolonisatie van de bovenste luchtwegen met pathogenen [57](#page=57).
2. **Macro-aspiratie:** Grotere hoeveelheden materiaal worden ingeademd [57](#page=57).
Minder vaak kan HAP ontstaan door een metastatische pneumonie als gevolg van:
* Septische thromboflebitis [57](#page=57).
* Rechtszijdige endocarditis [57](#page=57).
* Urosepsis [57](#page=57).
* Bacteriëmie [57](#page=57).
### 3.6 Risicofactoren voor kolonisatie
Kolonisatie van de luchtwegen met pathogenen is een cruciale stap in de ontwikkeling van HAP. Risicofactoren hiervoor zijn:
* Hoge leeftijd [58](#page=58).
* Roken [58](#page=58).
* Gebruik van antacida [58](#page=58).
* Antibioticagebruik [58](#page=58).
* Nierfalen, diabetes, malnutritie [58](#page=58).
* Voorafbestaand longlijden [58](#page=58).
* Heelkunde [58](#page=58).
* Intubatie/ventilatie (specifiek voor VAP) [58](#page=58).
### 3.7 Verwekkers van hap
De meest voorkomende verwekkers van HAP zijn Gramnegatieve bacteriën. De belangrijkste zijn [59](#page=59):
* *Pseudomonas aeruginosa* (17%) [59](#page=59).
* *Klebsiella* spp. (12%) [59](#page=59).
* Enterobacteriaceae (9%) [59](#page=59).
* *Escherichia coli* (6%) [59](#page=59).
* *Serratia* spp. (5%) [59](#page=59).
* *Proteus* spp. (4%) [59](#page=59).
Grampositieve bacteriën komen ook voor, hoewel minder vaak. Andere minder frequente verwekkers omvatten anaëroben, *Moraxella catarrhalis*, influenza virus en *Haemophilus influenzae* [59](#page=59).
> **Example:** In een ziekenhuisomgeving met veel antibioticagebruik is de kans groter dat *Pseudomonas aeruginosa* een dominante verwekker van HAP wordt dan *Streptococcus pneumoniae*, de meest voorkomende verwekker van CAP.
### 3.8 Behandeling van hap
De behandeling van HAP is gericht op de lokale epidemiologie en microbiologie van het ziekenhuis. Behandeling begint vaak empirisch en wordt later aangepast op basis van kweekresultaten [60](#page=60).
* **Empirische therapie:** Moet Gramnegatieve bacteriën dekken [60](#page=60).
* **Kweekonderzoek:** Kolonisatiekweken en surveillantieculturen zijn belangrijk om de meest waarschijnlijke pathogenen te identificeren [60](#page=60).
* **Eerste keuze:** Piperacilline-tazobactam 4 gram viermaal daags intraveneus is een veelgebruikte eerste keuze behandeling [60](#page=60).
---
# Aspiratiepneumonie
Aspiratiepneumonie is geen aparte entiteit, maar maakt deel uit van het continuüm van community-acquired pneumonia (CAP) en hospital-acquired pneumonia (HAP) [47](#page=47).
### 4.1 Definitie en plaats in het spectrum van pneumonie
Aspiratiepneumonie wordt geclassificeerd op basis van het moment van ontstaan ten opzichte van ziekenhuisopname:
* **Community-acquired (CAP):** Ontstaat bij ambulante patiënten of binnen 48 uur na hospitalisatie [47](#page=47).
* **Hospital-acquired (HAP):** Ontstaat meer dan 48 uur na hospitalisatie [47](#page=47).
Het wordt geschat dat aspiratiepneumonie 5-15% van de CAP-gevallen uitmaakt, en vermoedelijk vaker voorkomt bij HAP. Het onderscheid tussen micro- en macro-aspiratie is belangrijk, hoewel klinisch en radiologisch het onderscheid tussen aspiratiepneumonie, chemische pneumonitis of atelectase niet eenvoudig te maken is. Vaak is er sprake van stille aspiratie, wat niet noodzakelijk gepaard gaat met spectaculair braken en macro-aspiratie [47](#page=47).
### 4.2 Pathogenese en risicofactoren
De pathogenese en risicofactoren voor macro-aspiratie worden verder uitgediept, hoewel de specifieke details hiervan buiten het bestek van de verstrekte pagina's vallen [48](#page=48).
### 4.3 Betrokken pathogenen
Aspiratiepneumonie is meestal een polymicrobiële infectie. De meest voorkomende betrokken pathogenen zijn [49](#page=49):
* Streptococcus pneumoniae [49](#page=49).
* Andere streptokokken [49](#page=49).
* Haemophilus influenzae [49](#page=49).
* Staphylococcus aureus [49](#page=49).
* Andere gramnegatieve bacillen [49](#page=49).
* Anaëroben [49](#page=49).
Bij near-drowning (bijna-verdrinking) kunnen Aeromonas spp. en fungi een rol spelen [49](#page=49).
**Identificatie en gevoeligheidsbepalingen:**
* Identificatie van pathogenen is noodzakelijk via kweek op sputum, aspiraat of bronchoalveolaire lavage (BAL) [49](#page=49).
* Gevoeligheidsbepalingen zijn essentieel [49](#page=49).
> **Tip:** Omdat aspiratiepneumonie vaak polymicrobieel is, dient de empirische behandeling breed te zijn en zowel aerobe als anaërobe bacteriën te dekken.
### 4.4 Beeldvorming
Beeldvorming, zoals röntgenfoto's, kan posterieure infiltraten tonen, die zowel rechts- als linkszijdig kunnen voorkomen. Het is belangrijk om de presentatie te onderscheiden van chemische pneumonitis [50](#page=50).
### 4.5 Behandeling
De behandeling van aspiratiepneumonie omvat de volgende opties:
* **Eerste keuze:** Amoxicilline-clavulaanzuur [51](#page=51).
* **Tweede keuze:** Cefuroxim plus metronidazol [51](#page=51).
* **Alternatief bij IgE-gemedieerde penicilline-allergie:** Moxifloxacine [51](#page=51).
> **Tip:** Bij de keuze van antibiotica dient rekening gehouden te worden met de waarschijnlijke pathogenen, lokaal resistentiepatroon en patiëntfactoren zoals allergieën.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Longziekten | Een algemene term die verwijst naar aandoeningen die de longen aantasten, waaronder infecties zoals pneumonie. |
| Respiratoire infecties | Infecties die het ademhalingssysteem beïnvloeden, variërend van verkoudheid tot ernstige longontstekingen. |
| Farmacotherapie | De wetenschap en praktijk van het gebruik van medicijnen voor de behandeling van ziekten. |
| Acute respiratoire infecties | Infecties van de luchtwegen die plotseling ontstaan en vaak kortdurend zijn. |
| Tuberculose | Een infectieziekte die meestal wordt veroorzaakt door Mycobacterium tuberculosis en voornamelijk de longen aantast. |
| PGO | Probleemgestuurde Onderwijs, een onderwijsmethode waarbij studenten in kleine groepen complexe casussen analyseren. |
| Pneumonie | Een infectie van het longparenchym en/of de respiratoire bronchiolen, die kan leiden tot ontsteking en ophoping van vocht in de longen. |
| Community-acquired pneumonie (CAP) | Een pneumonie die buiten het ziekenhuis wordt opgelopen. |
| Hospital-acquired pneumonie (HAP) | Een pneumonie die wordt opgelopen tijdens een ziekenhuisopname, meer dan 48-72 uur na opname. |
| Ventilator-associated pneumonia (VAP) | Een specifieke vorm van HAP die zich ontwikkelt bij patiënten die kunstmatige beademing ontvangen via een beademingsapparaat. |
| Longparenchym | Het functionele weefsel van de longen, bestaande uit alveoli, bronchiolen en bloedvaten. |
| Respiratoire bronchiolen | Kleine luchtwegen in de longen die direct voorafgaan aan de alveoli, waar gasuitwisseling plaatsvindt. |
| Healthcare-associated pneumonia (HCAP) | Een pneumonie die is opgelopen bij patiënten die in de gezondheidszorg verblijven, zoals in verpleeghuizen of tijdens dialyse. Dit concept wordt soms als verouderd beschouwd en opgenomen in CAP of HAP. |
| Nosocomiale pneumonie | Een andere term voor hospital-acquired pneumonie (HAP), duidend op een infectie die in het ziekenhuis is opgelopen. |
| Epidemiologie | De studie van de distributie en de determinanten van gezondheidsgerelateerde toestanden in specifieke populaties, en de toepassing van deze studie om gezondheidsproblemen te beheersen. |
| Risicofactoren | Omstandigheden of kenmerken die de kans op het ontwikkelen van een ziekte of aandoening vergroten. |
| Kliniek | De studie van de symptomen en het verloop van ziekten bij patiënten. |
| Koorts | Een verhoogde lichaamstemperatuur, vaak een teken van infectie of ontsteking. |
| Hoest | Een plotselinge en krachtige uitademing om de luchtwegen te zuiveren. |
| Sputum | Slijm dat uit de luchtwegen wordt opgehoest. |
| Hemoptoe | Het ophoesten van bloed. |
| Pleurale prikkeling | Pijn in de borst die verergert bij diep ademhalen of hoesten, veroorzaakt door ontsteking van het longvlies. |
| Dyspnoe | Kortademigheid of ademnood. |
| Malaise | Een algemeen gevoel van onwelzijn, zwakte of lusteloosheid. |
| Verwardheid | Een staat van desoriëntatie, verminderd denkvermogen en vaak angst. |
| Radiologische afwijkingen | Afwijkingen die zichtbaar zijn op medische beeldvorming, zoals röntgenfoto’s van de borstkas. |
| Focale infiltraten | Gebieden in de longen waar de normale luchtzakjes gevuld zijn met vocht of pus, zichtbaar op een röntgenfoto. |
| Lobair | Betrekking hebbend op een kwab van de long. |
| Segmentair | Betrekking hebbend op een segment van de long. |
| Verspreide infiltraten | Infiltraten die wijd verspreid zijn over beide longen. |
| Interstitiële infiltraten | Infiltraten die zich voordoen in het steunweefsel (interstitium) van de longen. |
| Pleuravocht | Ophoping van vocht in de ruimte tussen de longen en de borstwand (pleurale ruimte). |
| Verwekkers | Micro-organismen (zoals bacteriën, virussen, schimmels) die ziekten veroorzaken. |
| Streptococcus pneumoniae | Een veelvoorkomende bacterie die vaak pneumonie veroorzaakt, ook wel pneumokok genoemd. |
| Haemophilus influenzae | Een bacterie die luchtweginfecties kan veroorzaken, waaronder pneumonie, vooral bij mensen met chronische longaandoeningen. |
| Moraxella catarrhalis | Een bacterie die luchtweginfecties kan veroorzaken, vaak geassocieerd met oor- en bijholteontstekingen, en soms pneumonie. |
| Chlamydophila pneumoniae | Een bacterie die een vorm van pneumonie kan veroorzaken, vaak met milde symptomen. |
| Mycoplasma pneumoniae | Een bacterie die atypische pneumonie kan veroorzaken, ook wel 'walking pneumonia' genoemd. |
| Legionella spp. | Een groep bacteriën die Legionella-ziekte (Legionellose) kan veroorzaken, een ernstige vorm van pneumonie. |
| Staphylococcus aureus | Een bacterie die diverse infecties kan veroorzaken, waaronder huidinfecties, bloedvergiftiging en pneumonie, vooral na griep. |
| Respiratoire virussen | Virussen die infecties van het ademhalingssysteem veroorzaken, zoals influenza en RSV. |
| Gram-positief | Een classificatie van bacteriën gebaseerd op hun reactie op de Gram-kleuring; deze bacteriën hebben een dikke celwand die de kleurstof vasthoudt. |
| Diplokok | Een ronde bacterie die voorkomt in paren. |
| Exotoxines | Toxines die door bacteriën worden uitgescheiden. |
| Sepsis | Een levensbedreigende toestand die ontstaat wanneer de reactie van het lichaam op een infectie schade toebrengt aan eigen weefsels en organen. |
| Septische shock | Een ernstige vorm van sepsis waarbij de bloeddruk gevaarlijk daalt en organen niet meer voldoende bloed krijgen. |
| Suppuratieve complicaties | Complicaties die gepaard gaan met de vorming van pus. |
| Abces | Een ophoping van pus in een met membraan omgeven holte in het lichaam. |
| Empyeem | Pusophoping in de pleurale ruimte, de ruimte tussen de long en de borstwand. |
| Gram-negatief | Een classificatie van bacteriën die de Gram-kleurstof niet vasthouden; deze bacteriën hebben een dunne celwand en een buitenmembraan. |
| Gram-negatieve bacillen | Staafvormige bacteriën die Gram-negatief kleuren. |
| Bronchiëctasieën | Permanente verwijding van de luchtwegen (bronchiën), wat leidt tot ophoping van slijm en verhoogd risico op infecties. |
| Cystic Fibrosis (CF) | Een erfelijke ziekte die voornamelijk de longen en het spijsverteringsstelsel aantast, gekenmerkt door taai slijm. |
| Kolonisatie | De aanwezigheid van micro-organismen op een oppervlak van het lichaam zonder dat dit ziekte veroorzaakt. |
| Atypische bacteriën | Bepaalde bacteriën die afwijken van de typische bacteriële kenmerken, zoals afwezigheid van een celwand, en vaak subtielere symptomen veroorzaken. |
| Coxiella burnetii | Een bacterie die Q-koorts kan veroorzaken, een ziekte die kan leiden tot pneumonie. |
| Legionella pneumophila | De belangrijkste verwekker van de veteranenziekte (Legionella pneumonie). |
| Indolent | Zonder duidelijke symptomen, langzaam verlopend. |
| Myalgieën | Spierpijn. |
| Focale consolidatie | Een gebied van verdichting in de long, wat wijst op vochtophoping of pus. |
| Fulminante pneumonie | Een zeer ernstige en snel ontwikkelende vorm van pneumonie. |
| Celwand | Een beschermende laag rond de bacterie. |
| Intracellulaire infectie/replicatie | Infectie en vermenigvuldiging van micro-organismen binnenin gastheercellen. |
| Antibioticumkeuze | De selectie van het meest geschikte antibioticum voor de behandeling van een bacteriële infectie. |
| Gastro-intestinale symptomen | Klachten met betrekking tot het maag-darmkanaal, zoals diarree of misselijkheid. |
| Neurologische symptomen | Klachten die het zenuwstelsel betreffen, zoals hoofdpijn of verwardheid. |
| Hyponatriëmie | Een lage concentratie natrium in het bloed. |
| Leverfunctiestoornissen | Afwijkingen in de werking van de lever. |
| Hematurie | Aanwezigheid van bloed in de urine. |
| Typische pneumonie | Een pneumonie die gekenmerkt wordt door abrupte aanvang, hoge koorts, rillingen en productieve hoest met purulent sputum. |
| Atypische pneumonie | Een pneumonie die gekenmerkt wordt door een sluipend begin, matige koorts, droge hoest en minder duidelijke focale consolidatie. |
| Rillingen | Het bibberen van het lichaam, vaak veroorzaakt door koorts. |
| Rhinitis | Een ontsteking van het neusslijmvlies, wat leidt tot symptomen als niezen en een verstopte neus. |
| Keelpijn | Pijn in de keel. |
| Productieve hoest | Hoest waarbij slijm wordt opgehoest. |
| Droge hoest | Hoest zonder productie van slijm. |
| Purulent sputa | Slijm uit de luchtwegen dat pus bevat. |
| Ademgeruis | Het geluid dat wordt geproduceerd door lucht die door de luchtwegen stroomt, te horen bij auscultatie van de longen. |
| Percussie | Het bekloppen van het lichaam om de resonantie te beoordelen, wat informatie kan geven over de toestand van de longen. |
| Stemfremitus | De trillingen die gevoeld kunnen worden op de borstkas tijdens het spreken, die kunnen veranderen bij longafwijkingen. |
| Auscultatie | Het luisteren naar de geluiden in het lichaam, met name met een stethoscoop. |
| Consolidatie | Een verdichting van het longweefsel, vaak door vocht of pus, wat leidt tot verminderde luchtdoorlaatbaarheid. |
| Ademhalingsinsufficiëntie | Het onvermogen van de longen om voldoende zuurstof op te nemen en kooldioxide uit te scheiden. |
| Cyanose | Een blauwachtige verkleuring van de huid en slijmvliezen door een tekort aan zuurstof in het bloed. |
| Sputumkweek | Een laboratoriumtest waarbij sputum wordt onderzocht op de aanwezigheid en gevoeligheid van bacteriën. |
| RO (Röntgenfoto) | Een röntgenfoto van de borstkas die gebruikt wordt om afwijkingen in de longen te visualiseren. |
| Mondflora | De verzameling micro-organismen die normaal in de mond leven. |
| Leukocytose | Een verhoogd aantal witte bloedcellen in het bloed, wat wijst op een infectie of ontsteking. |
| Diffuus | Verspreid over een groot gebied. |
| Ethylisme | Chronisch alcoholisme. |
| BWZ-daling | Lichaamsgewichtsdaling. |
| Klebsiella | Een geslacht van Gram-negatieve bacteriën die infecties kunnen veroorzaken, waaronder pneumonie. |
| Anaëroben | Micro-organismen die kunnen overleven en groeien in afwezigheid van zuurstof. |
| Comorbiditeit | De aanwezigheid van een of meer andere ziekten of aandoeningen naast de primaire ziekte. |
| HIV | Humane immunodeficiëntie virus, dat AIDS veroorzaakt. |
| Arterieel bloedgas | Een bloedtest die de zuurstof- en kooldioxidegehaltes in het bloed meet, evenals de zuurgraad. |
| SpO2 | Saturatie van zuurstof in het bloed, gemeten met een pulsoximeter. |
| WBC-differentiatie | Een laboratoriumtest die de relatieve percentages van verschillende soorten witte bloedcellen in het bloed bepaalt. |
| Sedimentatie | De bezinkingssnelheid van rode bloedcellen in een bloedmonster, een indicator van ontsteking. |
| CRP (C-reactief proteïne) | Een eiwit dat in de lever wordt aangemaakt als reactie op ontsteking. |
| Elektrolyten | Mineralen in het bloed die essentieel zijn voor de lichaamsprocessen, zoals natrium, kalium en chloride. |
| Nierfunctie | De mate waarin de nieren hun werk van het filteren van afvalstoffen uit het bloed uitvoeren. |
| Serologie | Laboratoriumonderzoek van bloedserum om de aanwezigheid van antistoffen of antigenen te detecteren, vaak gebruikt om infectieziekten te diagnosticeren. |
| Hemoculturen | Bloedkweken die worden uitgevoerd om de aanwezigheid van bacteriën in het bloed op te sporen. |
| Nasofaryngeale wisser | Een wattenstaafje dat wordt gebruikt om een monster te nemen uit de neuskeelholte voor laboratoriumonderzoek. |
| PCR (Polymerase Chain Reaction) | Een moleculair-biologische techniek om specifieke stukken DNA te vermenigvuldigen, gebruikt voor de detectie van pathogenen. |
| SARS-CoV-2 | Het virus dat COVID-19 veroorzaakt. |
| Influenza | Griep, een virale infectie van de luchtwegen. |
| RSV (Respiratoir Syncytieel Virus) | Een veelvoorkomend virus dat infecties van de luchtwegen kan veroorzaken, met name bij jonge kinderen. |
| Multiplex PCR | Een PCR-test die tegelijkertijd kan zoeken naar meerdere pathogenen. |
| Antigentesten | Tests die specifieke eiwitten (antigenen) van micro-organismen detecteren. |
| Urine | Afvalproduct dat door de nieren wordt uitgescheiden. |
| Pneumokokken Ag | Antigeen van Streptococcus pneumoniae. |
| Legionella Ag | Antigeen van Legionella. |
| Bronchoscopie | Een medische procedure waarbij een flexibele buis met een camera wordt gebruikt om de luchtwegen te inspecteren. |
| Broncho-alveolaire lavage (BAL) | Een procedure waarbij vloeistof in de longen wordt gespoten en vervolgens weer wordt opgezogen om cellen en micro-organismen te verzamelen voor analyse. |
| Hospitaliseren | Opnemen in een ziekenhuis. |
| Toxisch aspect | Een zieke, verzwakte indruk die een patiënt maakt. |
| Hypoxemie | Een te lage zuurstofconcentratie in het bloed. |
| Tachypneu | Snelle ademhaling. |
| Hypotensie | Lage bloeddruk. |
| Tachycardie | Snelle hartslag. |
| Immuungedeprimeerden | Personen met een verzwakt immuunsysteem. |
| Compliance | De mate waarin een patiënt zich houdt aan de voorgeschreven medicatie of behandeling. |
| Leeftijdsextremen | Zeer jonge of zeer oude personen. |
| Leukopenie | Een lage concentratie witte bloedcellen in het bloed. |
| Ongunstige prognose | Een slechte vooruitzichten op herstel. |
| Mannelijk geslacht | Het mannelijke geslacht. |
| Hypothermie | Een gevaarlijk lage lichaamstemperatuur. |
| Systolische hypotensie | Een lage systolische bloeddruk (de bovendruk). |
| Bacteriëmie | De aanwezigheid van bacteriën in de bloedbaan. |
| Multilobaire infiltraten | Infiltraten die meerdere longkwabben aantasten. |
| Diabetes | Suikerziekte, een chronische aandoening waarbij het lichaam de bloedsuikerspiegel niet goed kan reguleren. |
| Maligniteit | Kanker. |
| Neurologische ziekte | Een aandoening van het zenuwstelsel. |
| Scoresysteem | Een methode om de ernst van een ziekte of de prognose te beoordelen aan de hand van punten die worden toegekend aan verschillende factoren. |
| CURB-65 | Een veelgebruikt scoresysteem om de ernst van community-acquired pneumonie (CAP) te beoordelen en te bepalen of hospitalisatie nodig is. |
| Confusion (Verwardheid) | Mentale desoriëntatie. |
| Uremia | Een teveel aan ureum en andere afvalstoffen in het bloed, wat wijst op nierfalen. |
| Respiratory Rate (Ademhalingsfrequentie) | Het aantal ademhalingen per minuut. |
| Blood pressure (Bloeddruk) | De druk die het bloed uitoefent op de wanden van de bloedvaten. |
| Age above 65 (Leeftijd boven 65) | Leeftijd boven 65 jaar. |
| Mortaliteit | Het aantal sterfgevallen in een bepaalde populatie of gedurende een bepaalde periode. |
| Intensieve zorgen | Een afdeling in een ziekenhuis die gespecialiseerde zorg biedt aan ernstig zieke patiënten. |
| Ambulante behandeling | Behandeling waarbij de patiënt thuis kan verblijven en niet wordt opgenomen in het ziekenhuis. |
| Empirische therapie | Behandeling die wordt gestart op basis van de meest waarschijnlijke diagnose, voordat definitieve testresultaten beschikbaar zijn. |
| Gericht | Behandeling gebaseerd op specifieke testresultaten, zoals de identificatie van de verwekker. |
| Antimicrobial Stewardship | Een gecoördineerde aanpak om het optimale gebruik van antimicrobiële middelen te bevorderen. |
| Aspiratiepneumonie | Een pneumonie die ontstaat door het inademen van lichaamsvloeistoffen (zoals maaginhoud) of vreemde deeltjes in de longen. |
| Micro-aspiratie | Kleine hoeveelheden aspiratie die niet altijd symptomatisch zijn. |
| Macro-aspiratie | Grote hoeveelheden aspiratie die vaak leiden tot ernstige longontsteking. |
| Chemische pneumonitis | Ontsteking van de longen veroorzaakt door het inademen van irriterende stoffen, zoals maagzuur. |
| Atelectase | Samengevallen deel van de long, vaak door obstructie van een luchtweg. |
| Posterieure infiltraten | Infiltraten die zich aan de achterkant van de long bevinden. |
| Amoxicilline | Een breed-spectrum penicilline antibioticum. |
| Amoxicilline-clavulaanzuur | Een combinatiepreparaat van amoxicilline en clavulaanzuur, effectief tegen bacteriën die bèt-lactamase produceren. |
| Clavulaanzuur | Een stof die de afbraak van amoxicilline door bèt-lactamase remt. |
| Bèt-lactamase | Een enzym geproduceerd door sommige bacteriën dat bèt-lactam antibiotica kan afbreken. |
| Penicillinase | Een type bèt-lactamase dat specifiek penicillines afbreekt. |
| Blinde vlek | Een tekortkoming of beperking in een behandeling of diagnose. |
| Atypische verwekkers | Zie Atypische bacteriën. |
| Neomacroliden | Een klasse van antibiotica die vaak wordt gebruikt voor luchtweginfecties, zoals azithromycine. |
| Associatie | Het combineren van twee of meer medicijnen. |
| Halfwaardetijd | De tijd die nodig is om de concentratie van een stof in het lichaam met de helft te verminderen. |
| Clarithromycine | Een macrolide antibioticum. |
| Fluoroquinolones | Een klasse van breedspectrum antibiotica. |
| Moxifloxacine | Een fluoroquinolone antibioticum. |
| Levofloxacine | Een fluoroquinolone antibioticum. |
| Ciprofloxacine | Een fluoroquinolone antibioticum, voornamelijk gebruikt tegen Gram-negatieve bacteriën. |
| Pseudomonas aeruginosa | Een Gram-negatieve bacterie die vaak moeilijk te behandelen is en voorkomt bij patiënten met verzwakte weerstand of structurele longaandoeningen. |
| MICS | Minimale Inhibitoire Concentratie, de laagste concentratie van een antibioticum die de groei van een bacterie remt. |
| Breekpunt | De concentratie van een antibioticum die vereist is om effectief te zijn tegen een bepaald micro-organisme. |
| Monotherapie | Behandeling met slechts één medicijn. |
| Ecologische druk | De impact van antimicrobieel gebruik op de samenstelling van bacteriële gemeenschappen, wat kan leiden tot resistentie. |
| IgE-gemedieerde penicilline-allergie | Een allergische reactie op penicilline die wordt gemedieerd door Immunoglobuline E (IgE) antistoffen. |
| Anti-inflammatoire werking | Het vermogen om ontsteking te verminderen. |
| Enterobacteriaceae | Een familie van Gram-negatieve bacteriën die vaak in de darmen leven, maar ook infecties kunnen veroorzaken. |
| Cefuroxime | Een tweede-generatie cefalosporine antibioticum. |
| Metronidazole | Een antibioticum dat effectief is tegen anaërobe bacteriën. |
| Parapneumonische effusie | Vochtophoping in de pleurale ruimte als gevolg van een naastgelegen pneumonie. |
| Empyeem | Zie Empyeem hierboven. |
| ARDS (Acute Respiratory Distress Syndrome) | Een ernstige vorm van acuut longletsel die leidt tot ademhalingsfalen. |
| Diffuse intravasculaire coagulatie (DIC) | Een ernstige stoornis waarbij de bloedstolling in het hele lichaam geactiveerd wordt, wat kan leiden tot zowel bloedingen als trombose. |
| Multipel orgaanfalen | Het falen van meerdere organen in het lichaam. |
| Longabces | Een met pus gevuld holte in de long. |
| Necrotiserend | Veroorzakend weefselafbraak. |
| Gasvormende bacteriën | Bacteriën die gassen produceren tijdens hun metabolisme. |
| Lucht-/vochtniveau | Een kenmerk op een röntgenfoto van een abces, waarbij lucht en vocht zichtbaar zijn in de holte. |
| Tuberculose (TB) | Zie Tuberculose hierboven. |
| Longcarcinoom | Longkanker. |
| Schimmelinfectie | Een infectie veroorzaakt door schimmels. |
| Aspergillose | Een infectie veroorzaakt door de schimmel Aspergillus. |
| Afgekapseld pleura-empyeem | Empyeem dat is afgesloten door littekenweefsel. |
| Bronchopleurale fistel | Een abnormale verbinding tussen een luchtweg (bronchus) en de pleurale ruimte. |
| Geïnfecteerde longcyste | Een met pus gevulde cyste in de long. |
| Hydatide cyste | Een cyste gevormd door de lintworm Echinococcus, die zich kan vormen in verschillende organen, waaronder de longen. |
| Silicose | Een longziekte veroorzaakt door het inademen van kristallijn silicapoeder. |
| Hernia diafragmatica | Een uitstulping van organen van de buikholte door een opening in het middenrif. |
| Aëroben | Micro-organismen die zuurstof nodig hebben om te overleven. |
| Anaëroben | Zie Anaëroben hierboven. |
| Bacteroides | Een geslacht van anaërobe bacteriën. |
| Peptostreptococcus | Een geslacht van anaërobe bacteriën. |
| Resistent micro-organisme | Een micro-organisme dat ongevoelig is voor antibiotica. |
| Niet-infectieuze oorzaak | Een oorzaak van ziekte die niet wordt veroorzaakt door micro-organismen. |
| Niet herkende immuunstoornis | Een probleem met het immuunsysteem dat niet is vastgesteld. |