Cover
Inizia ora gratuitamente Ademhalingsstelsel.pptx
Summary
# Opbouw van het ademhalingsstelsel
Dit onderwerp beschrijft de anatomische structuur van het ademhalingsstelsel, van de neus tot aan de alveoli, en de bijbehorende functies.
## 1. Opbouw van het ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsel (AH stelsel) bestaat uit de luchtwegen, die de lucht verplaatsen, en de longen, waar de gasuitwisseling plaatsvindt. De functies omvatten gasuitwisseling, luchtverplaatsing, bescherming van het gasuitwisselingsoppervlak, geluidsvorming en reukperceptie.
### 1.1 De luchtwegen
De luchtwegen worden onderverdeeld in de bovenste en onderste luchtwegen.
#### 1.1.1 Bovenste luchtwegen
* **De neus:**
* **Benige deel:** Ossa nasalia, conchae, os vomer.
* **Kraakbenig deel:** Inclusief het septum nasi.
* **Mucosa:** Bekleed met trilhaar- en slijmbekercellen.
* **Functies:** Lucht bevochtigen, verwarmen, stofdeeltjes tegenhouden en ruiken. Het vestibulum nasi in het beweegbare deel van de neus filtert grof vuil. De neusholte is via de meatus nasi (boven, midden, onder) verbonden met de neusbijholten (sinussen). Het traankanaal mondt uit achter de concha inferior. De neusholte is bekleed met respiratoir epitheel (pseudo-gelaagd cilinderepitheel met trilharen en slijmbekercellen).
* **De pharynx (keelholte):**
* Dient als verbinding tussen de neus- en mondholte en de trachea en oesofagus. Het is een deel van zowel het AH- als het spijsverteringsstelsel.
* **Delen:**
* Nasopharynx: Bekleed met trilhaarepitheel.
* Oropharynx en Laryngopharynx: Bekleed met meerlagig plaveiselepitheel.
* **De larynx (strottenhoofd):**
* Bestaat uit botten (os hyoideum) en kraakbeen (cartilago thyroidea, cartilago cricoidea, epiglottis).
* **Stemapparaat:**
* Valse stembanden (lig. vestibulares): hogere positie.
* Ware stembanden (lig. vocalis + m. vocalis): verantwoordelijk voor stemvorming.
* De kanteling van de cartilago thyroidea beïnvloedt de toonhoogte, terwijl de draaiing van de cartilago arytenoidea de sterkte bepaalt. Bij diepe ademhaling zijn de stembanden in respiratiestand, bij spreken in fonatiestand (bijna dicht). Fluisteren opent het intercartilagineuze deel van de stemspleet.
#### 1.1.2 Onderste luchtwegen
* **De trachea (luchtpijp):**
* Diameter: 2,5 cm, lengte: 11 cm (C6 tot T5).
* Bestaat uit 15-tal hoefijzervormige kraakbeenringen (cartilagines trachealis) die de doorgang openhouden.
* Ligt anterieur van de oesofagus.
* Splitsing in bronchiën: de carina.
* Bekleed met trilhaarepitheel met slijmbekercellen en bindweefsel met slijmklieren.
* Dorsaal bevindt zich de musculus trachealis, die contractie bij sympathische stimulatie toelaat voor dilatatie.
* **De bronchiën:**
* De trachea splitst zich in twee primaire bronchi, die verder vertakken tot de bronchiale boom.
* **Primaire bronchi:** Intrapulmonaal vanaf de carina (thv Th5). De rechter hoofdbronchus maakt een scherpere hoek dan de linker.
* **Secundaire bronchi:** Loodrecht op primaire, corresponderen met longkwabben.
* **Tertiaire bronchi (lobulaire bronchiën).**
* **De bronchiolen:**
* Vervolg op de tertiaire bronchi, hierin verdwijnt het kraakbeen.
* **Terminale bronchiolen:** Leiden naar longlobjes.
* **Bronchioli respiratorii:** Leiden naar longtrechtertjes.
* **De ductuli alveolares en de alveoli:**
* Vormen het gasuitwisselingsoppervlak (ongeveer 140 vierkante meter).
* **Ductus alveolaris:** Voert lucht naar een longtrechtertje, een gezamenlijk compartiment van vele alveoli.
* **Alveoli:** Bekleed met eenlagig plaveiselepitheel en pneumocyten, die surfactant produceren. Macrophagen circuleren erin.
### 1.2 De alveolaire membraan
Dit is de structuur waar gasuitwisseling plaatsvindt. Het bestaat uit:
1. Eenlagig plaveiselepitheel van de alveoli.
2. Endotheelcellen van de aangrenzende capillairen.
3. Een versmolten basaalmembraan tussen de twee.
De dunne structuur faciliteert snelle diffusie van zuurstof ($O_2$) en koolstofdioxide ($CO_2$).
#### 1.2.1 Surfactant
* Geproduceerd door pneumocyten.
* Verlaagt de oppervlaktespanning van de vochtfilm in de alveoli, waardoor deze gemakkelijker openvouwen tijdens inspiratie.
* Kan ook bacteriedodend werken en gasuitwisseling bevorderen.
* **Klinische aantekening:** Infant respiratory distress syndrome (IRDS) bij prematuren door onvoldoende surfactantproductie.
### 1.3 De longen
* **Anatomie:** Hebben een apex, lobben (lobus superior, medius, inferior), fissuren (fissura horizontalis, fissura obliqua) en een basis.
* **Ligging:** De longgrenzen worden door een volle lijn aangegeven, de pleuragrenzen door een stippellijn.
### 1.4 De pleuraholten
* Bestaat uit de pleura visceralis (vergroeid met de longen) en de pleura parietalis (vast aan de thoraxwand).
* De pleuraholte is een virtuele ruimte met een klein beetje pleuravocht, die luchtdicht is. Dit zorgt voor een vacuüm dat de longen aan de thoraxwand bindt, waardoor ze mee bewegen tijdens de ademhaling. Een perforatie van de pleura leidt tot een klaplong (pneumothorax).
---
### 2. Ademhalingsfysiologie (in relatie tot de opbouw)
De opbouw van het ademhalingsstelsel maakt de volgende fysiologische processen mogelijk:
#### 2.1 Longventilatie (ademhaling)
Dit is de fysieke verplaatsing van lucht in en uit de longen.
* **Inademing:** Volume van de thorax neemt toe, wat leidt tot een toename van het longvolume en een daling van de druk in de longen ($P_i$) ten opzichte van de externe druk ($P_o$). Dit veroorzaakt instroom van lucht.
* **Uitademing:** Volume van de thorax neemt af, waardoor het longvolume en de druk in de longen toenemen, wat leidt tot uitstroom van lucht.
* **Mechanisme:** Gereguleerd door de samenwerking van het diafragma, de uitwendige en inwendige tussenribspieren en hulpademhalingsspieren.
* **Compliance:** De mate waarin het longvolume verandert per eenheid drukverandering ($ \Delta V / \Delta P $). Emfyseem verhoogt de compliance (rekt makkelijk uit, komt moeilijk terug), terwijl longfibrose of IRDS de compliance verlaagt.
#### 2.2 Gaswisseling
Diffusie van gassen volgens hun concentratiegradiënt:
* **Externe respiratie:** T.h.v. de longen, door de alveolaire membraan. $O_2$: alveoli naar bloed. $CO_2$: bloed naar alveoli.
* **Interne respiratie:** T.h.v. de perifere weefsels, door de capillaire membraan. $O_2$: bloed naar interstitium en cel. $CO_2$: cel via interstitium naar bloed.
##### 2.2.1 Partiële druk en gasuitwisseling
* **Partiële druk:** De bijdrage van een individueel gas aan de totale druk van een gasmengsel.
* In de alveoli is de partiële druk van zuurstof ($P_{A}O_2$) hoger dan in het veneuze bloed ($P_{v}O_2$), wat leidt tot diffusie van $O_2$ naar het bloed. De partiële druk van koolstofdioxide ($P_{A}CO_2$) in de alveoli is lager dan in het veneuze bloed ($P_{v}CO_2$), wat leidt tot diffusie van $CO_2$ naar de alveoli.
* In het arteriële bloed is de partiële druk van zuurstof ($P_{a}O_2$) ongeveer 96 mm Hg, en de partiële druk van koolstofdioxide ($P_{a}CO_2$) ongeveer 40 mm Hg.
#### 2.3 Gastransport
* $O_2$ en $CO_2$ worden voornamelijk getransporteerd gebonden aan hemoglobine (Hb) in de rode bloedcellen.
* **O$_2$-transport:** In arterieel bloed is 1,5% opgelost en 98,5% gebonden aan Hb ($HbO_2$). De HbO$_2$ dissociatiecurve beschrijft de binding en loslating van $O_2$. Factoren zoals $PO_2$, $PCO_2$, pH en temperatuur beïnvloeden deze curve (Bohr-effect).
* **CO$_2$-transport:** In veneus bloed wordt $CO_2$ getransporteerd als opgelost $CO_2$ (7%), gebonden aan Hb ($HbCO_2$, 23%) en als bicarbonaat ($HCO_3^-$, 70%) na vorming van koolzuur ($H_2CO_3$).
---
### 3. Regeling van de ademhaling
De ademhalingsfrequentie en -diepte worden geregeld om te voldoen aan de behoeften van het lichaam.
#### 3.1 Regeling door ademcentra in de hersenen
* De pons en medulla oblongata bevatten ademritmecentra die de automatische regeling van de ademhaling verzorgen.
#### 3.2 Reflectorische regulering
* **Mechanoreceptoren:** Detecteren veranderingen in longvolume. De inademingsreflex remt het inademingscentrum bij overmatige uitrekking van de longen. De uitademingsreflex stimuleert het inademingscentrum bij samendrukking van de longen. Veranderingen in arteriële bloeddruk beïnvloeden ook de ademhalingssnelheid.
* **Chemoreceptoren:**
* **Centrale chemoreceptoren:** Reageren op veranderingen in $CO_2$ en pH in het hersenvocht. Een verhoogd $CO_2$ of verlaagd pH leidt tot snellere en diepere ademhaling (hyperventilatie).
* **Perifere chemoreceptoren:** In de glomus aorticum en glomus caroticum meten $O_2$, $CO_2$ en pH in het bloed. $O_2$ wordt pas als stimulus waargenomen bij zware hypoxie.
#### 3.3 Regeling door hogere centra
Het bewustzijn kan de ademhaling beïnvloeden, maar dit is slechts tijdelijk mogelijk vanwege de drang om te ademen bij een stijgende $P_{a}CO_2$.
---
### 4. Speciale aspecten
#### 4.1 Verandering van de ademhaling bij de geboorte
Dit proces omvat de initiële ademhalingspogingen na de geboorte, waarbij de luchtwegen zich vullen met lucht.
#### 4.2 Veroudering en het ademhalingsstelsel
Met de leeftijd ondergaat het ademhalingsstelsel veranderingen die de efficiëntie van de ademhaling kunnen beïnvloeden.
#### 4.3 Integratie met andere stelsels
Het ademhalingsstelsel werkt nauw samen met het cardiovasculaire stelsel voor gasuitwisseling en -transport, en met andere stelsels voor onderhoud van homeostase.
---
# Ademhalingsfysiologie: longventilatie, gaswisseling en gastransport
Het onderwerp "Ademhalingsfysiologie: longventilatie, gaswisseling en gastransport" behandelt de mechanische, functionele en transportprocessen die essentieel zijn voor de ademhaling.
## 2 Ademhalingsfysiologie: longventilatie, gaswisseling en gastransport
De ademhalingsfysiologie omvat drie geïntegreerde stappen: longventilatie, gaswisseling en gastransport.
### 2.1 Longventilatie (ademhaling)
Longventilatie is de fysieke verplaatsing van lucht van en naar de longen, met als doel een adequate alveolaire ventilatie te handhaven. Een ademhalingscyclus bestaat uit inademing en uitademing. De ademhalingssnelheid wordt uitgedrukt in het aantal ademhalingen per minuut.
#### 2.1.1 Instandhoudende factoren van longventilatie
* **Drukgradiënt:**
* **Inademing:** Het volume van de thorax neemt toe, wat leidt tot een toename van het longvolume. Hierdoor daalt de druk in de longen ($P_i$) onder de atmosferische druk ($P_o$), waardoor lucht naar binnen stroomt.
* **Uitademing:** Het volume van de thorax neemt af, wat leidt tot een afname van het longvolume. Hierdoor stijgt de druk in de longen ($P_i$) boven de atmosferische druk ($P_o$), waardoor lucht naar buiten stroomt.
* **Vacuüm tussen de pleura:** Het pleuravocht zorgt voor glijding, maar houdt de viscerale en pariëtale pleura bij elkaar. Dit vacuüm zorgt ervoor dat de longen de bewegingen van de thorax volgen, wat cruciaal is voor de ademhaling. Een perforatie van de pleura kan leiden tot een klaplong (pneumothorax).
* **Veranderingen in thoraxvolume:** Deze worden veroorzaakt door de samenwerking van de volgende spieren:
* Diafragma
* Ademhalingsspieren (intercostaalspieren)
* Hulpademhalingsspieren (bij geforceerde ademhaling, zoals de musculus sternocleidomastoideus, scalenii, pectoralis minor, serratus anterior, serratus posterior superior, rectus abdominis en serratus posterior inferior).
* **Compliance:** Dit is de mate waarin het longvolume verandert per eenheid drukverandering ($\Delta V / \Delta P$).
* **Verhoogde compliance:** Kenmerkend voor aandoeningen zoals emfyseem, waarbij de longen goed uitzetten maar moeilijk terugkeren naar hun oorspronkelijke vorm.
* **Verlaagde compliance:** Komt voor bij stijf longweefsel (longfibrose) of het ademnoodsyndroom (door verminderde surfactantproductie).
#### 2.1.2 Wijzen van ademhaling en betrokken spieren
* **Rustige ademhaling:**
* **Inademing:** Contractie van het middenrif (ongeveer 75%) en de uitwendige tussenribspieren (ongeveer 25%).
* **Uitademing:** Passief proces door spierontspanning.
* **Geforceerde ademhaling:**
* **Inademing:** Actieve contractie van het middenrif, uitwendige tussenribspieren, plus hulpademhalingsspieren.
* **Uitademing:** Actieve contractie van de inwendige tussenribspieren en buikspieren.
#### 2.1.3 Longvolume en -capaciteit
Het totale longvolume kan ongeveer 6 liter bedragen, maar varieert met leeftijd, geslacht, lengte, gewicht en training.
* **Ademvolume (VT - tidale volume):** Het volume lucht dat tijdens één ademhalingscyclus wordt verplaatst (ongeveer 500 ml). Hiervan gaat ongeveer 350 ml naar de alveoli en 150 ml blijft in de dode ruimte (luchtwegen).
* **Expiratoir reservevolume (ERV):** Het extra volume lucht dat na een normale uitademing nog kan worden uitgeblazen (ongeveer 1000 ml).
* **Inspiratoir reservevolume (IRV):** Het extra volume lucht dat bovenop het ademvolume in rust nog kan worden ingeademd (ongeveer 3300 ml bij mannen, 1900 ml bij vrouwen).
* **Vitale capaciteit (VC):** De som van het ademvolume, ERV en IRV.
* **Residuvolume (RV):** Het volume lucht dat in de longen achterblijft na maximale uitademing (ongeveer 1200 ml bij mannen, 1100 ml bij vrouwen).
* **Minimumvolume (MV):** Het minimale luchtvolume dat in de longen aanwezig blijft, bijvoorbeeld bij een pneumothorax.
Deze volumes en capaciteiten kunnen worden gemeten met spirometrie.
### 2.2 Gaswisseling
Gaswisseling is de diffusie van gassen volgens hun concentratiegradiënt.
#### 2.2.1 Externe respiratie
Dit vindt plaats ter hoogte van de longen, door de alveolaire membraan:
* **Zuurstof ($O_2$):** Diffundeert van de alveoli naar het bloed.
* **Kooldioxide ($CO_2$):** Diffundeert van het bloed naar de alveoli.
De doorbloeding van de longen is sterk verweven met het cardiovasculaire systeem, waarbij de arteria pulmonalis zuurstofarm bloed aanvoert naar de alveolaire capillairen, en de vena pulmonalis zuurstofrijk bloed afvoert.
#### 2.2.2 Interne respiratie
Dit vindt plaats ter hoogte van de perifere weefsels, door de capillaire membraan naar de cellen:
* **Zuurstof ($O_2$):** Diffundeert van het bloed naar het interstitium en de cel.
* **Kooldioxide ($CO_2$):** Diffundeert van de cel via het interstitium naar het bloed.
#### 2.2.3 Gasmengsels en partiële druk
Inademende lucht is een mengsel van stikstof ($N_2$), zuurstof ($O_2$), waterdamp ($H_2O$) en kooldioxide ($CO_2$). De atmosferische druk ($P_{atm}$) is ongeveer 760 mm Hg. De partiële druk van een gas is de bijdrage van dat gas aan de totale druk en is een indicatie van de concentratie.
De samenstelling van de alveolaire lucht verschilt van de ingeademde lucht door bevochtiging, verwarming en vermenging met reeds aanwezige lucht. Uitgeademde lucht is weer anders door vermenging met de lucht in de dode ruimte.
#### 2.2.4 Partiële drukken in het bloedvatenstelsel
* **Thv de alveoli (externe respiratie):**
* Partiële druk kooldioxide in de alveoli ($P_{A_{CO_2}}$) is een belangrijke biologische parameter en is ongeveer gelijk aan de partiële druk kooldioxide in het arteriële bloed ($P_{a_{CO_2}}$), rond de 40 mm Hg. De partiële druk kooldioxide in het veneuze bloed ($P_{v_{CO_2}}$) is hoger dan in de alveoli, wat de diffusie van $CO_2$ bevordert.
* Partiële druk zuurstof in de alveoli ($P_{A_{O_2}}$) is hoger dan in het veneuze bloed ($P_{v_{O_2}}$), wat de diffusie van $O_2$ bevordert. De partiële druk zuurstof in het arteriële bloed ($P_{a_{O_2}}$) is ongeveer 96 mm Hg. $O_2$ diffundeert langzamer dan $CO_2$.
### 2.3 Gastransport
Zuurstof en kooldioxide worden door het bloed getransporteerd. Omdat deze gassen slecht oplosbaar zijn in water, binden ze aan hemoglobine (Hb) in de rode bloedcellen. Dit proces is tijdelijk en volledig omkeerbaar.
#### 2.3.1 Zuurstoftransport
* **In arterieel bloed:** Opgeloste $O_2$ (ongeveer 1,5%) en gebonden aan hemoglobine als oxyhemoglobine ($HbO_2$) (ongeveer 98,5%). De binding is een evenwichtsreactie: $Hb + O_2 \leftrightarrow HbO_2$.
* **Factoren die de evenwichtsreactie beïnvloeden (en dus $O_2$ afgifte bevorderen):**
* **$P_{O_2}$:** Een daling van de partiële druk zuurstof bevordert dissociatie.
* **$P_{CO_2}$:** Een stijging van de partiële druk kooldioxide bevordert dissociatie.
* **pH:** Een daling van de pH (stijging van $H^+$ ionen) bevordert dissociatie.
* **Temperatuur:** Een stijging van de temperatuur bevordert dissociatie.
* **HbO2 dissociatiecurve:** Deze curve toont de verzadiging van hemoglobine met zuurstof bij verschillende partiële drukken zuurstof.
* **Saturatie ↑ (meer binding):** Lagere $P_{CO_2}$, lagere temperatuur, hogere pH. Dit is gunstig thv de longen.
* **Saturatie ↓ (minder binding, meer afgifte):** Hogere $P_{CO_2}$, hogere temperatuur, lagere pH. Dit is gunstig thv de perifere weefsels.
* **Bohr-effect:** Hemoglobine geeft gemakkelijker $O_2$ af aan de perifere weefsels door het hogere $CO_2$-gehalte, hogere temperatuur en lagere pH in die weefsels.
#### 2.3.2 Kooldioxidetransport
In veneus bloed wordt $CO_2$ getransporteerd in de volgende vormen:
* Opgelost $CO_2$ (ongeveer 7%).
* Gebonden aan hemoglobine als carbaminohemoglobine ($HbCO_2$) (ongeveer 23%).
* Als bicarbonaat ($HCO_3^-$) na vorming van koolzuur ($H_2CO_3$) (ongeveer 70%). Dit vindt plaats via de volgende reactie in de rode bloedcel: $CO_2 + H_2O \leftrightarrow H_2CO_3 \leftrightarrow H^+ + HCO_3^-$.
> **Tip:** Begrijpen van de factoren die de $O_2$-dissociatiecurve verschuiven (Bohr-effect) is cruciaal voor het begrijpen van $O_2$-afgifte aan de weefsels. Denk aan de metabolisch actieve omstandigheden in de spieren die dit proces bevorderen.
> **Tip:** De alveolaire membraan is extreem dun (bestaande uit alveolair epitheel, interstitium en capillair endotheel) om een snelle diffusie van $O_2$ en $CO_2$ mogelijk te maken.
> **Tip:** Zorg ervoor dat je de verschillen tussen externe en interne respiratie en de bijbehorende partiële drukken goed kunt uitleggen. Let op de notatie van arteriële en veneuze partiële drukken.
---
# Regulatie van de ademhaling
De regulatie van de ademhaling zorgt voor een constante aanvoer van zuurstof en afvoer van koolstofdioxide, aangepast aan de behoeften van het lichaam, via een complex samenspel van zenuwcentra en reflexen.
### 3.1 Ademhalingscentra in de hersenen
De automatische, onbewuste regulatie van de ademhaling vindt plaats in de ademcentra in de hersenstam, specifiek in de pons en de medulla oblongata. Deze centra bepalen de ademfrequentie en -diepte.
#### 3.1.1 Medulla oblongata
De medulla oblongata bevat de belangrijkste ademhalingscentra die continu impulsen genereren om de ademhalingsspieren aan te sturen.
#### 3.1.2 Pons
De pons moduleert de activiteit van de centra in de medulla oblongata, wat leidt tot fijne afstemming van de ademhaling.
### 3.2 Reflexmatige regulering
Reflexen spelen een cruciale rol bij het aanpassen van de ademhaling aan specifieke prikkels en om schade aan de longen te voorkomen.
#### 3.2.1 Regeling door chemoreceptoren
Chemoreceptoren reageren op veranderingen in de chemische samenstelling van het bloed, met name de concentraties van koolstofdioxide ($CO_2$), zuurstof ($O_2$) en de pH.
##### 3.2.1.1 Centrale chemoreceptoren
* **Locatie:** In de medulla oblongata.
* **Gevoeligheid:** Voornamelijk voor veranderingen in de concentratie van koolstofdioxide en de pH van het hersenvocht.
* **Reactie:** Een verhoogde $CO_2$-concentratie (hypercapnie) of een daling van de pH (acidose) leidt tot een stimulatie van de ademhalingscentra, resulterend in een snellere en diepere ademhaling (hyperventilatie) om overtollige $CO_2$ af te voeren. Een verlaagde $CO_2$-concentratie leidt tot hypoventilatie.
##### 3.2.1.2 Perifere chemoreceptoren
* **Locatie:** In de glomus caroticum (nabij de splitsing van de halsslagader) en de glomus aorticum (in de aortaboog).
* **Gevoeligheid:** Meten voornamelijk de partiële druk van zuurstof ($P_{O_2}$) in het arteriële bloed, maar ook $CO_2$-concentratie en pH.
* **Reactie:** Een significante daling van de $P_{O_2}$ (hypoxie) stimuleert de perifere chemoreceptoren, wat leidt tot een verhoging van de ademhalingsfrequentie en -diepte. Deze reactie treedt pas op bij ernstige hypoxie, omdat de centrale chemoreceptoren veel gevoeliger zijn voor $CO_2$.
> **Tip:** De $CO_2$-concentratie is de belangrijkste drijfveer voor de regulatie van de ademhaling in rust. Zuurstof speelt voornamelijk een rol bij extreme omstandigheden.
#### 3.2.2 Regeling door mechanoreceptoren
Mechanoreceptoren reageren op mechanische prikkels, zoals rekking van de longen en veranderingen in de arteriële bloeddruk.
##### 3.2.2.1 Rekreceptoren in de longen (Inademingsreflex/uitademingsreflex)
* **Inademingsreflex (Hering-Breuer reflex):** Bij overmatige uitrekking van de longen tijdens de inademing worden rekreceptoren gestimuleerd. Deze remmen het inademingscentrum en stimuleren het uitademingscentrum, waardoor de inademing stopt en de uitademing wordt bevorderd. Dit voorkomt overrekking van de longen.
* **Uitademingsreflex:** Samendrukking van de longen stimuleert het inademingscentrum, wat de remming op de uitademing opheft en een nieuwe inademing initieert.
##### 3.2.2.2 Baroreceptoren (bloeddruk)
* **Reactie op bloeddrukverandering:** Een daling van de arteriële bloeddruk kan leiden tot een verhoging van de ademhalingssnelheid, terwijl een stijging van de bloeddruk de ademhalingssnelheid kan verlagen.
### 3.3 Bewuste controle
Naast de automatische regulatie is er ook een bewuste controle over de ademhaling mogelijk, voornamelijk vanuit de primaire motorische hersenschors.
* **Beïnvloeding:** Bewuste controle kan de ademhalingscentra en de ademhalingsspieren direct aansturen.
* **Beperkingen:** De bewuste controle is beperkt. Het is bijvoorbeeld mogelijk om de ademhaling kortstondig in te houden (maximaal 1-2 minuten), waarna de drang om te ademen weer overheerst vanwege de toenemende $CO_2$-concentratie in het bloed. Dit benadrukt de dominantie van de automatische regulatie.
* **Voorbeelden:** Zingen, spreken, schreeuwen, of expres diep inademen of uitademen zijn vormen van bewuste ademhalingscontrole.
> **Voorbeeld:** Je kunt bewust je adem inhouden tijdens het zwemmen, maar na enige tijd zal de automatische reflex je dwingen om weer te ademen, ongeacht je bewuste controle.
### 3.4 Verandering van de ademhaling bij de geboorte
Bij de geboorte ondergaat het ademhalingsstelsel een significante transformatie. Vóór de geboorte vullen de longen zich met vruchtwater en vindt gasuitwisseling plaats via de placenta. De eerste ademhaling, vaak getriggerd door koude, droogte en stimuli in de luchtwegen, leidt tot het ontplooien van de longen en het op gang komen van de longventilatie.
### 3.5 Veroudering en het ademhalingsstelsel
Met het ouder worden kunnen veranderingen optreden in het ademhalingsstelsel, zoals een verminderde elasticiteit van de longen en borstwand, wat kan leiden tot een afname van de longcapaciteit en een minder efficiënte ademhalingsfunctie. De gevoeligheid van de chemoreceptoren kan ook afnemen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ademhalingsstelsel | Het systeem in het lichaam dat verantwoordelijk is voor de opname van zuurstof en de afgifte van kooldioxide. Het omvat de luchtwegen en de longen. |
| Luchtwegen | De paden waarlangs lucht het lichaam in en uit stroomt, van de neus tot de alveoli. |
| Longen | De belangrijkste organen van het ademhalingsstelsel, waar gasuitwisseling plaatsvindt. |
| Neus | Het eerste deel van de luchtwegen, dat dient voor het filteren, verwarmen en bevochtigen van ingeademde lucht, en voor reukzin. |
| Pharynx | De keelholte, een gemeenschappelijk kanaal voor zowel de ademhalings- als de spijsvertering, gelegen achter de neus- en mondholte. |
| Larynx | Het strottenhoofd, gelegen tussen de pharynx en de trachea, dat een rol speelt bij de ademhaling, bescherming van de luchtwegen en stemvorming. |
| Trachea | De luchtpijp, een buis van kraakbeen die lucht van de larynx naar de bronchiën transporteert. |
| Bronchiën | De twee hoofdvertakkingen van de trachea die naar de linker- en rechterlong leiden. |
| Bronchiolen | Kleine vertakkingen van de bronchiën binnenin de longen die leiden naar de alveoli. |
| Alveoli | Kleine luchtzakjes in de longen waar gasuitwisseling (zuurstof en kooldioxide) plaatsvindt tussen de lucht en het bloed. |
| Alveolaire membraan | De dunne wand die de alveoli scheidt van de capillairen, waardoor efficiënte diffusie van gassen mogelijk is. |
| Longventilatie | Het fysieke proces van het in- en uitademen van lucht, wat zorgt voor de verversing van lucht in de longen. |
| Gaswisseling | Het proces waarbij zuurstof uit de ingeademde lucht de bloedbaan binnenkomt en kooldioxide uit het bloed de longen verlaat. |
| Gastransport | Het transport van zuurstof van de longen naar de weefsels en van kooldioxide van de weefsels naar de longen via het bloed. |
| Ademhalingscentrum | Een gebied in de hersenstam (pons en medulla oblongata) dat de ademhalingsfrequentie en -diepte regelt. |
| Chemoreceptoren | Sensorische receptoren die reageren op veranderingen in de chemische samenstelling van het bloed, zoals de concentratie van CO2, O2 en de pH, en die de ademhaling beïnvloeden. |
| Mechanoreceptoren | Sensorische receptoren die reageren op mechanische prikkels, zoals rekking van de longen, en die de ademhalingsreflexen beïnvloeden. |
| Surfactant | Een stof die wordt geproduceerd door pneumocyten in de alveoli, die de oppervlaktespanning verlaagt en helpt voorkomen dat de alveoli inklappen. |
| Pleuraholte | De virtuele ruimte tussen de pariëtale en viscerale pleura, die een kleine hoeveelheid pleuravocht bevat om wrijving te verminderen en het meebewegen van de longen met de thoraxwand te faciliteren. |
| Spirometrie | Een medische test die de longfunctie meet door de hoeveelheid lucht te meten die een persoon kan in- en uitademen en de snelheid waarmee dit gebeurt. |
| Partiële druk | De druk die een individueel gas in een gasmengsel uitoefent, wat ongeveer overeenkomt met de concentratie van dat gas. |
| Oxyhemoglobine | Hemoglobine gebonden aan zuurstof, de vorm waarin het grootste deel van de zuurstof in het bloed wordt getransporteerd. |
| Bohr-effect | Het fenomeen waarbij de affiniteit van hemoglobine voor zuurstof afneemt bij een hogere concentratie kooldioxide, lagere pH of hogere temperatuur, wat de afgifte van zuurstof aan de weefsels bevordert. |