Cover
Inizia ora gratuitamente Meetkunde.docx
Summary
# Basisbegrippen en vlakke figuren
Dit onderwerp behandelt de fundamentele bouwstenen van meetkunde: punten, lijnen, hoeken en vlakke figuren, met een focus op de definities en classificatie van veelhoeken en niet-veelhoeken.
## 1\. Basisbegrippen en vlakke figuren
### 1.1 Punten, lijnen en oppervlakken
* **Punt:** Een punt is een exacte locatie in de ruimte, zonder afmeting.
* **Lijn:** Een lijn is een oneindig lange, rechte reeks punten die in twee richtingen doorloopt.
* **Lijnstuk:** Een deel van een lijn met twee eindpunten.
* **Oppervlakte:** Een tweedimensionaal gebied dat lengte en breedte heeft.
### 1.2 Hoeken
Een hoek wordt gevormd door twee stralen die vanuit een gemeenschappelijk punt (het hoekpunt) vertrekken. De grootte van een hoek wordt gemeten in graden.
#### 1.2.1 Classificatie van hoeken
* **Rechte hoek:** Een hoek van precies $90^\\circ$.
* **Stompe hoek:** Een hoek groter dan $90^\\circ$ en kleiner dan $180^\\circ$.
* **Scherpe hoek:** Een hoek kleiner dan $90^\\circ$ en groter dan $0^\\circ$.
* **Gestrekte hoek:** Een hoek van precies $180^\\circ$.
### 1.3 Lijnen en hun relaties
#### 1.3.1 Middelloodlijn
De middelloodlijn van een lijnstuk is een lijn die loodrecht op het lijnstuk staat en door het middelpunt van dat lijnstuk gaat. Elk punt op de middelloodlijn is even ver verwijderd van de twee eindpunten van het lijnstuk.
> **Tip:** Een middelloodlijn kan geconstrueerd worden door twee cirkels te tekenen met de eindpunten van het lijnstuk als middelpunt en een straal die groter is dan de helft van de lengte van het lijnstuk. De snijpunten van deze cirkels liggen op de middelloodlijn.
#### 1.3.2 Loodrechte stand
Twee lijnen staan loodrecht op elkaar als ze elkaar snijden en een rechte hoek vormen.
#### 1.3.3 Evenwijdigheid
Twee lijnen zijn evenwijdig als ze in hetzelfde vlak liggen en elkaar nooit snijden, ongeacht hoe ver ze worden doorgetrokken.
#### 1.3.4 Snijdende en kruisende lijnen
* **Snijdende lijnen:** Twee lijnen die elkaar in één punt snijden. Ze liggen in hetzelfde vlak.
* **Kruisende lijnen:** Twee lijnen die elkaar niet snijden en niet evenwijdig zijn. Dit is alleen mogelijk in drie dimensies (ruimte); kruisende lijnen liggen niet in hetzelfde vlak.
### 1.4 Vlakke figuren
Vlakke figuren zijn tweedimensionale vormen die binnen een plat vlak liggen. Ze kunnen worden geclassificeerd op basis van hun eigenschappen.
#### 1.4.1 Veelhoeken
Een veelhoek is een gesloten vlakke figuur die uitsluitend begrensd wordt door rechte lijnstukken. Een veelhoek heeft minimaal drie zijden en drie hoeken.
* **Classificatie van veelhoeken:** Veelhoeken kunnen worden ingedeeld op basis van het aantal zijden en hoeken:
* **Driehoek:** Een veelhoek met 3 zijden en 3 hoeken.
* **Vierhoek:** Een veelhoek met 4 zijden en 4 hoeken.
* **Vierkant:** Een vierhoek met 4 gelijke zijden en 4 rechte hoeken.
* **Rechthoek:** Een vierhoek met 4 rechte hoeken en tegenoverliggende zijden die gelijk zijn.
* **Ruit:** Een vierhoek met 4 gelijke zijden (hoeken hoeven niet recht te zijn).
* **Vijfhoek:** Een veelhoek met 5 zijden.
* **Zeshoek:** Een veelhoek met 6 zijden.
* **Achthoek:** Een veelhoek met 8 zijden.
* **Regelmatige veelhoek:** Een veelhoek waarbij alle zijden even lang zijn en alle hoeken even groot zijn.
> **Voorbeeld:** Een gelijkzijdige driehoek is een regelmatige driehook. Een vierkant is een regelmatige vierhoek.
> **Tip:** Bij het klassificeren van veelhoeken is het belangrijk om te letten op zowel de zijden (lengte) als de hoeken (grootte).
#### 1.4.2 Niet-veelhoeken
Een niet-veelhoek is een vlakke figuur die begrensd wordt door minstens één gebogen lijn.
> **Voorbeeld:** Een cirkel, een ovaal, of een figuur met zowel rechte als gebogen lijnen.
#### 1.4.3 Cirkel en gerelateerde begrippen
* **Cirkel:** Een verzameling punten in een vlak die op gelijke afstand liggen van een centraal punt.
* **Middelpunt:** Het centrale punt van een cirkel.
* **Straal:** De afstand van het middelpunt tot elk punt op de omtrek van de cirkel.
* **Diameter:** Een lijnstuk dat twee punten op de omtrek van de cirkel verbindt en door het middelpunt gaat. De diameter is tweemaal de straal ($d = 2r$).
* **Koorde:** Een lijnstuk dat twee punten op de omtrek van de cirkel verbindt, maar niet noodzakelijk door het middelpunt gaat.
* **Concentrische cirkels:** Cirkels met hetzelfde middelpunt maar met verschillende stralen.
### 1.5 Gelijkvormigheid en congruentie
* **Gelijkvormigheid:** Twee figuren zijn gelijkvormig als ze dezelfde vorm hebben, maar mogelijk verschillende groottes. De overeenkomstige hoeken zijn gelijk en de verhouding van de overeenkomstige zijden is constant.
* Alle vierkanten zijn gelijkvormig.
* Alle gelijkzijdige driehoeken zijn gelijkvormig.
* Ruiten en rechthoeken zijn niet per definitie gelijkvormig (tenzij het speciale gevallen zijn, zoals een vierkant).
* **Congruentie:** Twee figuren zijn congruent als ze exact dezelfde vorm en grootte hebben. Een congruente figuur is een perfecte kopie van de ander, die erop gelegd kan worden.
> **Relatie:**
>
> * Als twee figuren congruent zijn, dan zijn ze ook gelijkvormig.
>
> * Als twee figuren gelijkvormig zijn, hoeven ze niet congruent te zijn (ze kunnen verschillende groottes hebben).
>
### 1.6 Spiegeling en symmetrie
* **Symmetrieas (of spiegelas):** Een rechte lijn die een figuur verdeelt in twee helften die elkaars spiegelbeeld zijn. Elk punt op de ene helft heeft een corresponderend punt op de andere helft, dat even ver van de symmetrieas ligt en loodrecht op de as door het punt op de eerste helft wordt geprojecteerd.
* In de praktijk is elke spiegelas ook een symmetrieas, en elke symmetrieas is ook een spiegelas.
> **Tip:** Een symmetrieas kan zowel horizontaal, verticaal als diagonaal lopen. Het is belangrijk om dit te oefenen met figuren waarbij de symmetrieas schuin staat.
* * *
# Ruimtefiguren en ruimtelijke oriëntatie
Dit onderdeel behandelt ruimtefiguren, met name de Platonische lichamen, en concepten van ruimtelijke oriëntatie zoals positie, richting, kijklijnen, schaduwen en aanzichten.
### 2.1 Ruimtefiguren
Ruimtefiguren zijn driedimensionale objecten. Binnen deze categorie bevinden zich de zogenaamde Platonische lichamen.
#### 2.1.1 De Platonische lichamen
Er zijn vijf Platonische lichamen, dit zijn convexe veelvlakken waarbij alle zijvlakken congruente regelmatige veelhoeken zijn en waarbij in elk hoekpunt evenveel zijvlakken samenkomen. Deze vijf lichamen zijn:
* Kubus
* Viervlak (tetraëder)
* Achtvlak (octaëder)
* Twaalfvlak (dodecaëder)
* Twintigvlak (icosaëder)
### 2.2 Ruimtelijke oriëntatie
Ruimtelijke oriëntatie omvat het vermogen om onze positie en die van objecten in de ruimte te bepalen, richtingen te onderscheiden en de omgeving vanuit verschillende perspectieven waar te nemen.
#### 2.2.1 Positie en richting
Termen die positie en richting aanduiden, kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën:
* **Topologische of statische begrippen:** Deze zijn onafhankelijk van de specifieke locatie van de waarnemer. Voorbeelden zijn "de poes zit in de doos" of "ga boven op je stoel staan".
* **Plaatsgebonden begrippen:** Deze zijn afhankelijk van de positie van de waarnemer. Een voorbeeld is "ga links van de juf staan".
Het beschrijven van posities en bewegingen evolueert in de klas:
1. Beschrijving vanuit het eigen standpunt.
2. Beschrijving ten opzichte van personen of voorwerpen, gezien vanuit het eigen standpunt.
3. Beschrijving van de positie van personen of voorwerpen vanuit het standpunt van een andere leerling.
**Pictogrammen** zijn niet-plaatsgebonden aanwijzingen voor een plaats of richting, vaak met een internationale betekenis.
**Coördinaten** bieden een nauwkeurige manier om wiskundige posities aan te duiden:
* **Puntcoördinaten:** Exacte locaties, bijvoorbeeld $(2,5)$.
* **Vakcoördinaten:** Grovere locaties in een raster, die een gebied aanduiden, zoals A1 of B5.
#### 2.2.2 Kijklijnen en schaduwen
**Kijklijnen** betreffen de zichtbaarheid van objecten vanuit een bepaald punt. Het visualiseren van wat men ziet vanuit verschillende standpunten is cruciaal.
**Schaduwen** zijn afhankelijk van de lichtbron:
* **Zonschaduwen:** Lichtstralen vertrekken vanuit de zon en zijn in de praktijk vrijwel evenwijdig.
* **Schaduwen van een lamp (nabije lichtbron):** Lichtstralen vertrekken vanuit één enkel punt.
#### 2.2.3 Aanzichten en plattegronden
Het werken met blokkenbouwsels helpt bij het oefenen van ruimtelijk denken. Leerlingen moeten veel manipuleren met materiaal en bouwsels nabouwen of zelf bouwen.
**Aanzichten** geven een 2D-weergave van een bouwsel vanuit een specifiek standpunt. Het is belangrijk om afspraken te maken, bijvoorbeeld door het vooraanzicht aan te duiden met een pijl.
**Plattegronden** (of grondplannen) tonen de opbouw van een bouwsel van bovenaf en kunnen ook verborgen blokken bevatten.
> **Tip:** Gebruik materialen zoals Duploblokken om lessen over bouwsels te starten.
### 2.3 Wiskundige relaties en eigenschappen (relevant voor ruimtelijk inzicht)
Hoewel niet direct behorend tot ruimtefiguren of oriëntatie, zijn bepaalde concepten rond vlakke figuren en hun eigenschappen van belang voor het ontwikkelen van ruimtelijk inzicht.
#### 2.3.1 Gelijkvormigheid en congruentie
* Alle vierkanten zijn gelijkvormig. Ruiten en rechthoeken zijn dit niet per se.
* Alle gelijkzijdige driehoeken zijn gelijkvormig aan elkaar.
* Niet alles wat gelijkvormig is, is ook congruent.
* Alles wat congruent is, is ook gelijkvormig.
#### 2.3.2 Spiegeling en symmetrie
* **Symmetrieas:** Een rechte die een figuur in twee delen verdeelt die elkaars spiegelbeeld zijn.
* **Spiegelas:** De lijn waarop de reflectie plaatsvindt.
Elke spiegelas is ook een symmetrieas. Elke symmetrieas is ook een spiegelas. Het is belangrijk het verschil tussen deze twee concepten te kunnen aantonen met tekeningen, ook met schuine spiegels om het begrip te versterken.
> **Tip:** Wanneer een figuur wordt gespiegeld, blijft de grootte van het spiegelbeeld gelijk, ongeacht de afstand tot de spiegel.
* * *
# Meetkundige relaties en toepassingen
Dit onderdeel behandelt fundamentele meetkundige relaties zoals evenwijdigheid, loodrechte stand, gelijkvormigheid en congruentie, en past deze toe in diverse contexten zoals classificatie en het beoordelen van wiskundige uitspraken.
### 3.1 Basisbegrippen
#### 3.1.1 Punten, lijnen, oppervlakken
De basis van meetkunde wordt gevormd door punten, lijnen en oppervlakken. Hoewel specifieke details hier niet worden uitgewerkt, zijn deze concepten fundamenteel voor de daaropvolgende definities.
#### 3.1.2 Hoeken
Hoeken zijn essentieel in de meetkunde en worden gevormd door twee elkaar snijdende lijnen. Hun eigenschappen zijn cruciaal voor het classificeren van figuren.
#### 3.1.3 Diagonalen
Diagonalen zijn lijnstukken die twee niet-aangrenzende hoekpunten van een veelhoek verbinden.
#### 3.1.4 Hoogtelijn
Een hoogtelijn in een veelhoek is een lijnstuk dat vanuit een hoekpunt loodrecht staat op de tegenoverliggende zijde (of het verlengde daarvan).
#### 3.1.5 Middelloodlijn
De middelloodlijn van een lijnstuk staat loodrecht op dat lijnstuk en gaat door het middelpunt ervan.
#### 3.1.6 Zwaartelijn
Een zwaartelijn is een lijnstuk dat vanuit een hoekpunt van een driehoek naar het midden van de tegenoverliggende zijde loopt.
#### 3.1.7 Deellijn of bissectrice
Een bissectrice is een lijn die een hoek verdeelt in twee gelijke hoeken.
### 3.2 Vormleer
Vormleer richt zich op het begrijpen en classificeren van geometrische figuren, zowel in twee als in drie dimensies.
#### 3.2.1 Vlakke figuren
Vlakke figuren zijn tweedimensionale vormen. Een belangrijke indeling is die in veelhoeken en niet-veelhoeken.
* **Veelhoek:** Een vlakke figuur die uitsluitend begrensd wordt door rechte lijnstukken. Een veelhoek heeft minimaal drie hoeken en evenveel zijden. Een driehoek is dus ook een veelhoek.
* **Niet-veelhoek:** Een vlakke figuur die begrensd wordt door minstens één gebogen lijn.
* **Regelmatige veelhoek:** Een veelhoek waarbij alle zijden en alle hoeken gelijk zijn.
#### 3.2.2 Ruimtefiguren
Ruimtefiguren zijn driedimensionale objecten. De vijf Platonische lichamen zijn voorbeelden van convexe veelvlakken: de kubus, het viervlak, het achtvlak, het twaalfvlak en het twintigvlak.
### 3.3 Meetkundige relaties
Dit gedeelte behandelt de relaties tussen geometrische objecten.
#### 3.3.1 Evenwijdigheid en loodrechte stand
* **Evenwijdigheid:** Twee lijnen zijn evenwijdig als ze in hetzelfde vlak liggen en elkaar nooit snijden.
* **Loodrechte stand:** Twee lijnen staan loodrecht op elkaar als ze elkaar snijden onder een hoek van 90 graden. Dit kan worden gecontroleerd met een geodriehoek.
* **Concentrische cirkels:** Cirkels met hetzelfde middelpunt.
#### 3.3.2 Gelijkvormigheid en congruentie
* **Gelijkvormigheid:** Twee figuren zijn gelijkvormig als ze dezelfde vorm hebben, maar mogelijk verschillende grootte. Alle vierkanten zijn gelijkvormig. Alle gelijkzijdige driehoeken zijn gelijkvormig aan elkaar.
* **Congruentie:** Twee figuren zijn congruent als ze exact dezelfde vorm en grootte hebben. Alles wat congruent is, is ook gelijkvormig. Niet alles wat gelijkvormig is, is congruent.
#### 3.3.3 Spiegeling en symmetrie
* **Symmetrieas:** Een rechte die een figuur in twee spiegelbeelden verdeelt.
* **Spiegelas:** In de praktijk is elke spiegelas ook een symmetrieas. Dit betekent dat de figuur symmetrisch is ten opzichte van deze lijn.
> **Tip:** Het is belangrijk om een duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen een symmetrieas en een spiegelas, hoewel elke spiegelas ook een symmetrieas is, maar niet omgekeerd.
#### 3.3.4 Snijdende en kruisende rechten
* **Snijdende rechten:** Rechten die elkaar in één punt snijden.
* **Kruisende rechten:** Rechten die elkaar niet snijden en ook niet evenwijdig zijn; deze komen alleen voor in de driedimensionale ruimte (ze liggen niet in hetzelfde vlak).
### 3.4 Ruimtelijke oriëntatie
Dit onderwerp richt zich op hoe we objecten en hun posities in de ruimte beschrijven.
#### 3.4.1 Positie en richting
Termen die posities en richtingen aanduiden, kunnen plaatsgebonden of plaatsonafhankelijk zijn.
* **Topologische/statische begrippen:** Plaats- en richtingsbepalingen die niet afhankelijk zijn van de locatie van de waarnemer (bv. "de poes zit in de doos").
* **Plaatsgebonden begrippen:** Plaats- en richtingsbepalingen die wel afhankelijk zijn van de locatie van de waarnemer (bv. "ga links van de juf staan").
Leerlingen doorlopen verschillende fasen in het beschrijven van posities: vanuit hun eigen standpunt, vanuit hun eigen standpunt ten opzichte van anderen/voorwerpen, en ten slotte vanuit het standpunt van een ander.
* **Pictogrammen:** Niet-plaatsgebonden, internationale aanduidingen voor plaatsen of richtingen.
* **Coördinaten:**
* **Puntcoördinaten:** Preciese wiskundige aanduidingen van punten, bv. $(2,5)$.
* **Vakcoördinaten:** Grovere aanduidingen van gebieden, bv. $A1$, $B5$.
#### 3.4.2 Kijklijnen en schaduwen
* **Schaduwen:**
* Schaduwen gevormd door de zon: Lichtstralen vertrekken vanuit een verre, praktisch puntvormige lichtbron en zijn nagenoeg evenwijdig.
* Schaduwen gevormd door een lamp: Lichtstralen vertrekken vanuit een nabije lichtbron en vallen uiteen.
#### 3.4.3 Aanzichten en plattegronden
Bij het werken met bouwsels is manipulatie met materiaal essentieel. Het visualiseren vanuit verschillende standpunten is cruciaal.
* **Bovenaanzicht/Plattegrond:** Een tweedimensionale weergave van de basis van een bouwsel.
* **Aanzichten:** Weergaven van een bouwsel vanuit specifieke gezichtspunten (bv. vooraanzicht). Het is belangrijk om af te spreken welk aanzicht het vooraanzicht is, bv. met een pijl.
### 3.5 Toepassingen
De toepassing van meetkundige relaties is divers en komt terug in verschillende didactische contexten.
#### 3.5.1 Figuren in een schema plaatsen
Het organiseren van figuren in schema's helpt bij het classificeren en begrijpen van hun onderlinge relaties.
#### 3.5.2 Van een gegeven figuur de meest passende naam geven
Dit vereist het herkennen van de specifieke eigenschappen van een figuur en het toepassen van classificaties. De inclusierelaties tussen verzamelingen van figuren zijn hierbij van belang.
#### 3.5.3 Uitspraken beoordelen in verband met waar of niet waar zijn
Dit omvat het analyseren van geometrische beweringen en het vaststellen van hun geldigheid.
#### 3.5.4 Uitspraken beoordelen met altijd, soms, nooit en verwoorden waarom
Een diepere analyse van uitspraken, waarbij de universaliteit of specificiteit ervan wordt vastgesteld en gemotiveerd.
#### 3.5.5 Met zo weinig mogelijk vragen een figuur identificeren
Dit is een oefening in het bepalen van de meest efficiënte set eigenschappen om een specifieke figuur uniek te identificeren.
#### 3.5.6 Besluiten formuleren bij gedeeltelijk zichtbare figuren
Het deduceren van de volledige vorm en eigenschappen van een figuur op basis van beperkte visuele informatie.
#### 3.5.7 Elementen (hoeken, zijden, diagonalen) geven en hiermee veelhoeken vormen
Het actief construeren van veelhoeken door middel van het specificeren van hun basiscomponenten.
#### 3.5.8 Constructies
Het uitvoeren van meetkundige constructies, zoals het tekenen van specifieke figuren met de juiste eigenschappen.
> **Voorbeeld:** Het hoofddoel van meetkundeonderwijs is de ontwikkeling van ruimtelijk inzicht. Kinderen ontdekken meetkundige eigenschappen door ervaringen met materialen zoals bouwen, puzzelen en vouwen.
> **Voorbeeld:** Bij het classificeren van vlakke figuren kan men ze indelen in 'veelhoeken' en 'niet-veelhoeken'. Binnen de veelhoeken kan men verder classificeren op basis van het aantal zijden (driehoeken, vierhoeken, enz.) en specifieke eigenschappen (regelmatig, onregelmatig).
> **Voorbeeld:** Alvorens een les over soorten driehoeken te geven, moeten leerlingen basisbegrippen kennen zoals punt, rechte, lijnstuk, vlakke figuren, lijnen, hoeken, zijden en hoeken. Ze moeten ook het begrip 'som van hoeken in een driehoek' kennen. Driehoeken kunnen worden geclassificeerd op basis van hun zijden (gelijkzijdig, gelijkbenig, ongelijkzijdig) en hun hoeken (rechthoekig, stomphoekig, scherphoekig).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Middelloodlijn | Een middelloodlijn is een lijn die een lijnstuk loodrecht doorklieft in het midden, wat resulteert in twee gelijke helften. |
| Hoogtelijn | Een hoogtelijn in een driehoek is een lijnstuk dat vanuit een hoekpunt naar de overstaande zijde staat, en dat loodrecht op die zijde staat. |
| Zwaartelijn | Een zwaartelijn is een lijnstuk dat vanuit een hoekpunt van een veelhoek naar het midden van de tegenoverliggende zijde loopt. |
| Bissectrice (deellijn) | Een bissectrice of deellijn is een lijn die een hoek in twee gelijke helften verdeelt. |
| Veelhoek | Een veelhoek is een gesloten vlakke figuur die uitsluitend begrensd wordt door rechte lijnstukken. |
| Regelmatige veelhoek | Een regelmatige veelhoek is een veelhoek waarbij alle zijden even lang zijn en alle hoeken even groot zijn. |
| Straal | De straal is de afstand van het middelpunt van een cirkel tot elk punt op de omtrek van die cirkel. |
| Diameter | De diameter van een cirkel is de langste rechte lijn die door het middelpunt van de cirkel gaat en twee punten op de omtrek verbindt. |
| Koorde | Een koorde is een lijnstuk dat twee punten op de omtrek van een cirkel met elkaar verbindt, zonder noodzakelijkerwijs door het middelpunt te gaan. |
| Niet-veelhoek | Een niet-veelhoek is een vlakke figuur die ten minste één gebogen lijn als begrenzing heeft. |
| Platonische lichamen | De Platonische lichamen zijn vijf convexe regelmatige veelvlakken met congruente vlakke zijvlakken en met hetzelfde aantal vlakken dat in elk hoekpunt bijeenkomt. |
| Concentrische cirkels | Concentrische cirkels zijn cirkels die hetzelfde middelpunt delen, maar verschillende stralen hebben. |
| Gelijkvormigheid | Twee figuren zijn gelijkvormig als ze dezelfde vorm hebben, maar mogelijk verschillende groottes. Dit betekent dat de overeenkomstige hoeken gelijk zijn en de verhoudingen van de overeenkomstige zijden constant zijn. |
| Congruentie | Twee figuren zijn congruent als ze precies dezelfde vorm en grootte hebben; ze kunnen dus perfect op elkaar gelegd worden. |
| Symmetrieas | Een symmetrieas is een lijn die een figuur in twee spiegelbeeldige helften verdeelt; de figuur is identiek aan zichzelf wanneer deze rond die as wordt gespiegeld. |
| Spiegellijn | Een spiegellijn, ook wel symmetrieas genoemd, is een lijn die een figuur verdeelt in twee delen die elkaars spiegelbeeld zijn. |
| Topologische begrippen | Topologische begrippen beschrijven de relatieve posities en verbindingen van objecten, onafhankelijk van hun exacte vorm of afstand. |
| Pictogrammen | Pictogrammen zijn eenvoudige, gestileerde beelden die een plaats, richting of concept aanduiden, vaak met een internationale betekenis. |
| Puntcoördinaten | Puntcoördinaten zijn een set getallen die de exacte positie van een punt in een ruimte aangeven, zoals (x, y) in een 2D-vlak. |
| Vakcoördinaten | Vakcoördinaten geven een specifieke regio of gebied aan binnen een raster, vaak aangeduid met een letter en een nummer. |
| Kijklijnen | Kijklijnen zijn de zichtlijnen vanuit een bepaald punt, die bepalen welk deel van een object of scène zichtbaar is. |
| Aanzichten | Aanzichten zijn de tweedimensionale representaties van een driedimensionaal object gezien vanuit verschillende perspectieven (zoals vooraanzicht, zijaanzicht, bovenaanzicht). |
| Plattegrond | Een plattegrond is een tweedimensionale weergave van een gebouw of gebied, gezien van bovenaf, die de indeling van kamers, deuren en ramen toont. |
| Blokkenbouwsels | Blokkenbouwsels zijn constructies gemaakt van kubusvormige blokken, gebruikt om ruimtelijk inzicht te ontwikkelen. |