Cover
Inizia ora gratuitamente Hoofdstuk 4. De vrijheden.docx
Summary
# HOOFDSTUK 4. De vier vrijheden
De kern van alle vrijverkeersbepalingen is een verbod op discriminatie op grond van nationaliteit, zoals vastgelegd in artikel 18 VWEU. Dit algemene beginsel wordt verder uitgewerkt in de specifieke bepalingen van het VWEU over de vier vrijheden, die beogen dat goederen, personen, diensten en kapitaal in principe gelijk worden behandeld, ongeacht hun herkomst.
## 4.1. DEFINITIES VAN DE VIER VRIJHEDEN
### A. De kern van de vier vrijheden: het discriminatieverbod
De kern van alle vrijheidsbepalingen in het EU-recht is het verbod op discriminatie op grond van nationaliteit, zoals vastgelegd in artikel 18 VWEU. Dit algemene gelijkheidsbeginsel wordt verder uitgewerkt in de specifieke bepalingen over de vier vrijheden, wat inhoudt dat personen, goederen, diensten en kapitaal in principe gelijk behandeld moeten worden, ongeacht hun nationaliteit of herkomst.
### B. De vier vrijheden in detail
Het onderscheid tussen de vier vrijheden is cruciaal, aangezien er specifieke wet- en regelgeving van toepassing is op elk van hen. Deze begrippen fungeren als sleutels die toegang geven tot de rechten en plichten voortvloeiend uit het VWEU.
#### i. Vrij verkeer van goederen
Het vrij verkeer van goederen is geregeld in artikelen 28 tot en met 37 VWEU, aangevuld met artikel 110 VWEU betreffende discriminerende binnenlandse belastingen. Het Hof van Justitie heeft bepaald dat dit vrij verkeer geldt voor alle producten die het voorwerp kunnen zijn van handelstransacties en die een 'op geld waardeerbare zaak' zijn. Dit omvat zowel grondstoffen als eindproducten, en zowel producten met een 'positieve' als een 'negatieve' waarde (zoals afval).
**Belangrijke uitzondering:** Het vrij verkeer van goederen is niet van toepassing op producten waarvan de verkoop illegaal is en die in alle lidstaten onder een invoer- en verhandelingsverbod vallen, zoals illegale wapens en drugs. In dergelijke gevallen kan geen beroep worden gedaan op Europees recht.
> **Tip:** Het onderscheid tussen goederen en diensten ligt primair in de tastbaarheid. Goederen zijn materiële, tastbare zaken, terwijl diensten immaterieel en niet-tastbaar zijn. Echter, de rechtspraak van het Hof maakt dit onderscheid niet altijd even scherp, zoals bij elektriciteit en films.
#### ii. Vrij verkeer van personen
Het vrij verkeer van personen valt onder Titel IV (artikelen 45-55 VWEU) en secundaire wetgeving zoals Richtlijn 2004/38. In beginsel geldt dit voornamelijk voor economisch actieve EU-burgers (Unieburgers), en in mindere mate voor niet-economisch actieve Unieburgers, gepensioneerden en studenten. Ook derdelanders hebben via secundaire wetgeving bepaalde rechten op dit vlak. Het vrij verkeer van personen kent twee hoofdcomponenten:
* **Vrij verkeer van werknemers (artikelen 45-48 VWEU):** Dit vereist een ondergeschiktheidsrelatie, het verrichten van reële en daadwerkelijke arbeid (niet louter marginaal of bijkomstig) en een beloning. Het is enkel van toepassing bij een grensoverschrijdend aspect.
> **Definitie werknemer:** Iemand die gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag werkzaamheden verricht en als tegenprestatie een beloning ontvangt, waarbij de arbeid reëel en daadwerkelijk is.
**Voorbeeld:** Aline, een Nederlandse, die in loondienst treedt bij een Frans bedrijf en daar salaris ontvangt, valt onder het vrij verkeer van werknemers.
* **Recht van vestiging (artikelen 49-55 VWEU):** Dit geldt voor zelfstandig ondernemers en ondernemingen die zich duurzaam in een andere lidstaat willen vestigen en economische activiteiten onder eigen gezag willen uitoefenen. Dit omvat zowel de oprichting van agentschappen, filialen, als dochterondernemingen.
**Voorbeeld:** Miriam en Ewoud, die een hotel beginnen in Frankrijk en de werkzaamheden onder eigen gezag uitvoeren, maken gebruik van het recht van vestiging.
#### iii. Vrij verkeer van diensten (artikelen 56-62 VWEU)
Dit is een 'restvrijheid' en is van toepassing op dienstverrichtingen die gewoonlijk tegen vergoeding geschieden en waarvoor de bepalingen inzake goederen, kapitaal en personen niet van toepassing zijn. Het kenmerkende onderscheid met vestiging is het **tijdelijke** karakter van de dienstverlening.
**Kenmerken van een dienst:**
* Gewoonlijk tegen vergoeding.
* Tijdelijke aard (in tegenstelling tot duurzame vestiging).
* Onderscheiden van goederen, kapitaal en personen.
**Criteria voor tijdelijkheid (Hof van Justitie):**
* Feitelijke duur van de dienstverlening.
* Frequentie en periodiciteit.
* Continuïteit.
**Voorbeeld:** De optredens van een Nederlandse band in Frankrijk, waarbij zij tijdelijk werkzaamheden verrichten tegen betaling, vallen onder het vrij verkeer van diensten.
#### iv. Vrij verkeer van kapitaal (artikelen 63-66 VWEU)
Dit verbiedt alle beperkingen van kapitaalverkeer en betalingsverkeer tussen lidstaten, en heeft ook betrekking op relaties met derde landen. Het omvat zowel investeringen als betalingen voor goederen en diensten. Een bijzonder kenmerk is dat het ook van toepassing is op financiële instrumenten zoals geld, waardepapieren en obligaties, die weliswaar het voorwerp van handelstransacties kunnen zijn, maar onder kapitaal vallen in plaats van goederen.
**Voorbeeld:** Aline die maandelijks geld overmaakt van haar Franse naar haar Nederlandse spaarrekening, of Miriam en Ewoud die investeren in een boerderij via een hypotheekakte, maken gebruik van het vrij verkeer van kapitaal.
## 4.2. ONDERSCHEID TUSSEN DE VIER VRIJHEDEN
Het onderscheid tussen de vier vrijheden is essentieel omdat nooit twee verschillende vrijheden tegelijkertijd op een situatie van toepassing kunnen zijn; de vrijheden sluiten elkaar uit. Er moet altijd gekeken worden naar de **belangrijkste hoedanigheid** van een persoon of product.
### A. Vrij verkeer van diensten vs. goederen
* **Goederen:** Materieel, tastbaar, 'uit je handen te laten vallen' objecten.
* **Diensten:** Immaterieel, niet-tastbaar.
Het onderscheid ligt in de tastbaarheid, maar alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen. Bij twijfel, zoals bij loterijbriefjes die zowel fysiek als voor een dienst kunnen gelden, oordeelt het Hof dat de **dienstverlening** het belangrijkste kenmerk is als de fysieke objecten zonder de dienst geen betekenis hebben.
### B. Vrij verkeer van diensten vs. recht op vestiging
* **Diensten:** Tijdelijke activiteiten.
* **Vestiging:** Duurzame activiteiten, waarbij de persoon zijn basis verplaatst en zich permanent in een andere lidstaat vestigt.
Het onderscheid wordt bepaald door de **duur, frequentie, periodiciteit en continuïteit** van de werkzaamheden. Het hebben van een zekere infrastructuur in de ontvangende lidstaat sluit tijdelijkheid niet uit, zolang de infrastructuur noodzakelijk is voor de tijdelijke dienstverlening.
### C. Vrij verkeer van werknemers vs. recht op vestiging
* **Werknemers:** Arbeid verrichten in loondienst onder het gezag van een ander (ondergeschiktheidsrelatie).
* **Vestiging:** Werkzaamheden onder eigen gezag en verantwoordelijkheid uitvoeren, eigen onderneming opzetten.
Het cruciale onderscheid is de **aanwezigheid of afwezigheid van een ondergeschiktheidsrelatie**. Zelfstandigheid is het kerncriterium voor vestiging.
### D. Vrij verkeer van goederen vs. kapitaal
* **Goederen:** Alle fysieke objecten die geen kapitaal zijn.
* **Kapitaal:** Omvat onder meer waardepapieren, valuta en financiële transacties.
Documenten die een financiële waarde vertegenwoordigen (bv. hypotheekakten) vallen onder kapitaal, ook al zijn het tastbare objecten.
## 4.3. GRENSOVERSCHRIJDEND ASPECT
Om een beroep te kunnen doen op de vier vrijheden, moet er sprake zijn van een **grensoverschrijdend aspect**. Dit betekent dat de interne markt gericht is op het wegnemen van belemmeringen tussen lidstaten. Puur interne aangelegenheden, waarbij slechts één lidstaat betrokken is, vallen buiten de reikwijdte van Europees recht.
**Belangrijk:** Het Hof hanteert een ruime interpretatie van het grensoverschrijdend aspect. Zelfs situaties die slechts **indirect of potentieel** een grensoverschrijdend effect hebben, kunnen daaronder vallen. De ruimte voor zuiver interne aangelegenheden wordt steeds kleiner.
### A. De interne markt en zuiver interne aangelegenheden
Het Hof van Justitie van de EU (hierna: het Hof) omschrijft de interne markt als een markt die gericht is op het elimineren van alle belemmeringen voor het handelsverkeer tussen de lidstaten. Dit impliceert dat het Europees recht inzake vrij verkeer niet van toepassing is op situaties die zich volledig binnen één lidstaat afspelen. Dergelijke situaties worden aangeduid als 'zuiver interne aangelegenheden'.
> **Definitie:** Zuiver interne aangelegenheid: Een situatie waarbij slechts één lidstaat betrokken is, en er geen enkel verband is met de handel tussen lidstaten.
Wanneer een zaak wordt beschouwd als een zuiver interne aangelegenheid, kunnen de verdragsbepalingen betreffende de vier vrijheden niet worden ingeroepen. De lidstaten hebben dan de volledige vrijheid om dergelijke aangelegenheden naar eigen inzicht te regelen.
> **Voorbeeld:** Een geschil tussen twee Finse onderdanen over het recht om met een werphengel in elkaars wateren te vissen, waarbij de activiteit zich volledig binnen Finland afspeelt en geen handel tussen lidstaten betreft, werd door het Hof als een zuiver interne aangelegenheid beschouwd. De klager kon geen beroep doen op de vrijheden van goederen en diensten.
### B. De evolutie van het grensoverschrijdend aspect
De jurisprudentie van het Hof heeft de reikwijdte van het 'grensoverschrijdend aspect' geleidelijk uitgebreid. Tegenwoordig wordt er minder snel aangenomen dat een situatie een zuiver interne aangelegenheid is. Dit komt doordat nationale maatregelen, zelfs als ze op het eerste gezicht geen directe invloed hebben op de handel tussen lidstaten, toch indirect of potentieel een belemmerend effect kunnen hebben op het vrij verkeer.
> **Voorbeeld:** Een uitvoerverbod van aardappelen van Jersey (een eiland onder Britse kroon) naar Groot-Brittannië. Hoewel dit een handel binnen het Verenigd Koninkrijk betrof, oordeelde het Hof dat er sprake was van een grensoverschrijdend aspect. De redenering was dat een dergelijk verbod de beschikbaarheid van aardappelen op de Britse markt kon verminderen, wat op zijn beurt de export naar andere lidstaten zou kunnen beïnvloeden. De maatregel kon dus indirect de handel tussen lidstaten negatief beïnvloeden.
Dit voorbeeld illustreert dat zelfs indirecte of potentiële effecten op de handel tussen lidstaten voldoende zijn om een grensoverschrijdend aspect aan te nemen. Hierdoor wordt de ruimte voor 'zuiver interne aangelegenheden' steeds kleiner. Veel nationale rechters achten het daarom noodzakelijk om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof over de vraag of een ogenschijnlijk interne aangelegenheid daadwerkelijk als zodanig beschouwd mag worden.
### C. Conclusie over het grensoverschrijdend aspect
Om succesvol een beroep te kunnen doen op een van de vier vrijheden, moet er een duidelijk verband zijn met de internationale handel binnen de EU. Situaties die zich uitsluitend binnen één lidstaat afspelen, vallen hier in principe buiten. Echter, de rechtspraak van het Hof heeft de definitie van 'grensoverschrijdend' verruimd, zodat zelfs indirecte of potentiële gevolgen voor de handel tussen lidstaten relevant zijn. Dit betekent dat de categorie van 'zuiver interne aangelegenheden' steeds kleiner wordt.
## 4.4. VORMEN VAN BELEMMERINGEN VAN HET VRIJ VERKEER
Maatregelen die daadwerkelijk of potentieel het vrij verkeer kunnen beperken, worden als een inbreuk beschouwd. Er worden drie vormen onderscheiden:
1. **Directe discriminatie (maatregel met onderscheid):** Maatregelen die op zichzelf onderscheid maken op grond van nationaliteit. Voorbeelden zijn vacatures die enkel op nationaliteit gericht zijn, importbelastingen op producten uit specifieke lidstaten, of controles die enkel op geïmporteerde producten van toepassing zijn.
2. **Indirecte discriminatie (maatregel zonder onderscheid):** Maatregelen die op zichzelf neutraal zijn, maar in de praktijk een discriminerend effect hebben doordat ze personen of producten uit andere lidstaten benadelen. Voorbeelden zijn diplomavereisten die vooral buitenlandse diploma's uitsluiten, productvoorschriften (zoals etiketteringseisen), en gedifferentieerde belastingstelsels die buitenlandse producten raken.
3. **Belemmeringenverbod:** Maatregelen die geen onderscheid maken op grond van nationaliteit, maar desondanks een belemmerend effect hebben op het vrij verkeer.
> **Voorbeeld:** Een festival dat eist dat optredens in het Frans zijn, kan indirect discriminerend zijn als dit buitenlandse artiesten, die vaker in andere talen zingen, benadeelt. Hoewel de eis op zichzelf niet gericht is op nationaliteit, heeft het wel een discriminerend effect.
## 4.5. UITZONDERINGEN OP HET VRIJ VERKEER
De rechten uit het vrij verkeer zijn niet absoluut en kunnen in bepaalde gevallen beperkt worden. Dit kan via verdragsuitzonderingen of de 'rule of reason'.
### A. Verdragsuitzonderingen
Het VWEU biedt expliciete uitzonderingsmogelijkheden. Deze zijn limitatief en omvatten onder andere:
* **Vrij verkeer van goederen:** openbare orde, openbare veiligheid, bescherming van de volksgezondheid, bescherming van nationale artistieke, historische en archeologische bezittingen, industrieel en commercieel eigendom (art. 36 VWEU).
* **Vrij verkeer van personen (werknemers):** openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid, werkzaamheden ter uitoefening van het openbaar gezag (art. 45 lid 3 & 4 VWEU).
* **Vrij verkeer van personen (vestiging en diensten):** openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid, werkzaamheden ter uitoefening van het openbaar gezag (art. 51, 52 en 62 VWEU).
* **Vrij verkeer van kapitaal:** tegengaan van overtredingen van nationale wetten en voorschriften, met name op fiscaal gebied en met betrekking tot het bedrijfseconomisch toezicht op financiële instellingen (art. 65 VWEU).
> **Tip:** Verdragsuitzonderingen zijn niet van toepassing op situaties die al geharmoniseerd zijn door secundair Europees recht.
### C. Rule of reason
Deze doctrine, ontwikkeld door het Hof (vooral via het arrest \_Cassis de Dijon), erkent dat dwingende redenen van algemeen belang een inbreuk op het vrij verkeer kunnen rechtvaardigen, zelfs als deze niet expliciet in het verdrag zijn opgenomen. Dit geldt voor indirecte discriminatie en belemmeringen, niet voor directe discriminatie. De rule of reason is een niet-limitatieve opsomming van gronden, waaronder consumentenbescherming, bescherming van werknemers, milieu, fraude, oneerlijke concurrentie en culturele beleidsdoeleinden.
## 4.6. VOORWAARDEN VOOR HET TOEPASSEN VAN DE UITZONDERINGEN
## Een beroep op een uitzondering is alleen toegestaan indien aan aanvullende voorwaarden is voldaan:
1. **Niet in strijd met secundaire wetgeving:** Indien secundair Europees recht (richtlijnen, verordeningen) specifieke onderwerpen harmoniseert, kunnen verdrags- of rule of reason-uitzonderingen niet worden ingeroepen om deze harmonisatie terzijde te schuiven.
2. **Daadwerkelijke bescherming van publiek belang:** De maatregel moet daadwerkelijk een algemeen, openbaar belang dienen. Private belangen, zoals het voortbestaan van een onderneming, zijn geen geldige grondslag.
3. **Overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:** De maatregel moet geschikt en noodzakelijk zijn om het nagestreefde doel te bereiken. Maatregelen die verder gaan dan strikt noodzakelijk, of waarvoor een minder ingrijpende alternatieve maatregel bestaat, zijn onevenredig.
> **Voorbeeld:** Het verbod op het importeren van een alcoholhoudende drank omdat het alcoholpercentage lager was dan de Duitse norm, werd niet gerechtvaardigd omdat consumentenbescherming ook bereikt kon worden met een waarschuwing op het etiket. Dit illustreert het evenredigheidsbeginsel.
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vier vrijheden | De vier fundamentele vrijheden binnen de Europese Unie die het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal garanderen tussen de lidstaten, met als doel een geïntegreerde interne markt te creëren. |
| Vrij verkeer van goederen | De mogelijkheid voor alle producten en goederen die het voorwerp kunnen zijn van handelstransacties om vrij te worden verhandeld en getransporteerd tussen de lidstaten van de EU, zonder belemmeringen zoals douanerechten of kwantitatieve beperkingen. |
| Vrij verkeer van personen | Het recht van burgers van de EU om vrij te reizen, zich te vestigen en te werken in andere lidstaten, wat zowel het vrij verkeer van werknemers als het recht van vestiging omvat voor zelfstandigen en ondernemingen. |
| Vrij verkeer van diensten | Het recht voor dienstverleners om hun diensten tijdelijk aan te bieden in een andere lidstaat dan waar zij gevestigd zijn, mits deze dienstverlening gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt en de bepalingen over goederen, kapitaal en personen niet van toepassing zijn. |
| Vrij verkeer van kapitaal | Het recht om kapitaal en betalingen vrijelijk te laten circuleren tussen de lidstaten, wat investeringen, overmakingen en andere financiële transacties omvat, en ook van toepassing is in relaties met derde landen. |
| Discriminatie op grond van nationaliteit | Het verbod op het ongelijk behandelen van personen of producten op basis van hun nationaliteit, wat een kernbeginsel is van alle vier de vrijheden en beoogt gelijke kansen te creëren op de interne markt. |
| Grensoverschrijdend aspect | De vereiste dat een situatie een verband moet hebben met meer dan één lidstaat om onder het Europees recht inzake vrij verkeer te vallen; zuiver interne situaties vallen hierdoor buiten de scope van de vrijheden. |
| Directe discriminatie (maatregel met onderscheid) | Een maatregel die expliciet onderscheid maakt op basis van nationaliteit, waardoor personen of producten uit andere lidstaten direct worden benadeeld ten opzichte van nationale. |
| Indirecte discriminatie (maatregel zonder onderscheid) | Een maatregel die op zichzelf geen onderscheid maakt op basis van nationaliteit, maar die in de praktijk wel een discriminerend effect heeft doordat deze personen of producten uit andere lidstaten onevenredig benadeelt. |
| Rule of reason | Een door het Hof van Justitie van de EU ontwikkelde doctrine die het mogelijk maakt om beperkingen op het vrij verkeer te rechtvaardigen op basis van dwingende redenen van algemeen belang, zoals consumentenbescherming of bescherming van het milieu, mits de maatregelen evenredig zijn. |
| Evenredigheidsbeginsel | Een fundamenteel rechtsbeginsel dat vereist dat maatregelen proportioneel moeten zijn aan het te bereiken doel, wat inhoudt dat ze geschikt en noodzakelijk moeten zijn om het nagestreefde publieke belang te dienen zonder verder te gaan dan strikt noodzakelijk. |
| Publiek belang | Algemene, openbare belangen die gerechtvaardigd kunnen worden als grond voor beperkingen op het vrij verkeer, zoals de bescherming van de openbare orde, volksgezondheid, consumenten of het milieu; private belangen komen hiervoor niet in aanmerking. |
| Harmonisatie | Het proces waarbij nationale wetgevingen op een bepaald gebied op elkaar worden afgestemd door middel van EU-richtlijnen of -verordeningen, wat de toepassing van uitzonderingen op het vrij verkeer kan uitsluiten indien er harmoniserende secundaire wetgeving bestaat. |
| Werknemer | Een persoon die gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag werkzaamheden verricht en als tegenprestatie een beloning ontvangt, waarbij de arbeid reëel en daadwerkelijk moet zijn en niet van marginale of bijkomstige aard. |
| Recht van vestiging | Het recht voor zelfstandig ondernemers en ondernemingen om zich duurzaam te vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat en daar economische activiteiten uit te oefenen onder eigen gezag. |