Cover
Inizia ora gratuitamente Thema 3 - doelstellingen - lesdoelen.pdf
Summary
# De relatie tussen doelstellingen, leerplannen en eindtermen
Dit thema onderzoekt hoe lesdoelstellingen voortkomen uit en aansluiten bij bredere leerplannen en overkoepelende eindtermen in het onderwijs [4](#page=4).
### 1.1 Wat en waarom: Doelstellingen
Een doelstelling is een streven naar een bepaald resultaat, waarbij de lesgever een visie heeft op wat hij wil bereiken met de deelnemers op een bepaalde termijn. Dit proces is gericht op het realiseren van een gedragsverandering bij de leerlingen, die wordt gekenmerkt door het begingedrag en het beoogde eindgedrag [5](#page=5).
#### 1.1.1 Doelstellingen in het didactisch model
De doelstellingen vormen het startpunt van het didactisch model en staan in directe wisselwerking met de beginsituatie, de lesactiviteiten en de evaluatie. Een grondige analyse van de beginsituatie maakt het mogelijk om gerichte en uitdagende leerinhouden te ontwikkelen. De evaluatie aan het einde van de les bepaalt of de gestelde lesdoelen zijn behaald en kan leiden tot aanpassing of bijstelling van de doelstellingen voor volgende lessen [5](#page=5) [7](#page=7).
#### 1.1.2 Wisselwerking tussen doelstelling en beginsituatie
Er is een nauwe samenhang tussen de beginsituatie en de doelstellingen; een diepgaande kennis van wat leerlingen al kunnen en kennen, maakt het mogelijk om gerichtere doelstellingen te formuleren. Vaak worden deze beide elementen simultaan toegepast [6](#page=6).
> **Tip:** Een observatie van de beginsituatie kan leiden tot specifieke doelstellingen. Bijvoorbeeld, het observeren dat kinderen moeite hebben met afwerken op de ring bij basketbal, kan leiden tot doelstellingen gericht op passing en schottechniek [7](#page=7).
#### 1.1.3 Invloed van doelstelling op de les
De lesdoelstelling dicteert de keuze van technieken, didactische werkvormen, organisatie en materialen [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Voor een sportinstuif met het doel dat leerlingen actief zijn en plezier beleven door vrije keuze, zal de lesgever een stimulerende en organiserende rol aannemen met open opdrachten en diverse bewegingsvormen [7](#page=7).
#### 1.1.4 Verband tussen doelstellingen en evaluatie
De evaluatie is cruciaal om het behalen van doelstellingen te meten en vormt de basis voor nieuwe, eventueel bijgestelde doelstellingen [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Als een doelstelling is om een tien slagen durende rally te spelen met aandacht voor de achterzwaai van het racket, en de evaluatie uitwijst dat de bal te laat wordt geraakt, kan een nieuwe doelstelling geformuleerd worden met focus op het tijdig raken van de bal [8](#page=8).
#### 1.1.5 Soorten doelstellingen
Doelstellingen worden ingedeeld op basis van gedragsaspecten, met name:
1. **Motorische doelstellingen:** Gericht op bewegen en motoriek, onderverdeeld in bewegingsvaardigheden en bewegingseigenschappen zoals kracht, lenigheid, uithoudingsvermogen, snelheid, coördinatie en evenwicht [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Voorbeelden:** Schoolslagbeweging uitvoeren, dribbelen bij basketbal, een correcte squat techniek demonstreren [9](#page=9).
2. **Cognitieve doelstellingen:** Gericht op kennis, zoals het begrijpen van de leerstof, achtergronden van technieken, tactieken of spelregels [10](#page=10).
> **Voorbeelden:** Fouten bij een handstand benoemen, de schoolslag techniek analyseren, de fases van verspringen uitleggen [10](#page=10).
3. **Sociaal-affectieve doelstellingen:** Gericht op onderlinge omgang, samenwerking, initiatiefname, zelfvertrouwen, omgaan met emoties en fair-play [10](#page=10).
> **Voorbeelden:** Plezier beleven aan een reactiespel, omgaan met winst en verlies, doorzettingsvermogen tonen [10](#page=10).
### 1.2 Lesdoelen
Lesdoelen zijn concrete, observeerbare gedragsdoelstellingen die de leraar formuleert om de leerlingen tijdens de les tot een bepaalde prestatie te brengen. Dit proces van vertalen naar concrete doelen wordt operationaliseren genoemd [11](#page=11).
#### 1.2.1 Wat en waarom: Lesdoelen
Bij het opstellen van lesdoelen stelt de leraar vragen over zijn eigen visie, de belangen van de leerlingen, wat samen bereikt kan worden en wat het beleid voorschrijft. Lesdoelen worden gecommuniceerd aan de leerlingen om de oefeningen zinvol te maken [11](#page=11).
#### 1.2.2 Lesdoelen binnen de didactische cyclus
Lesdoelen maken deel uit van de didactische cyclus en zijn verbonden met leeractiviteiten en evaluatie via het principe van 'constructive alignment'. Dit is geen eenrichtingsverkeer; tussentijdse evaluaties kunnen leiden tot aanpassing van doelen of tempo, en differentiatie wordt aangewezen bij grote verschillen in beheersingsniveau [12](#page=12).
> **Tip:** Duidelijke lesdoelen bieden richting aan de leraar, helpen bij de invulling van leeractiviteiten en de selectie van technieken, en vormen een houvast [13](#page=13).
#### 1.2.3 Duidelijke lesdoelen en verwachtingen
Duidelijke lesdoelen leggen een link met het leerplan en de eindtermen, en faciliteren de invulling van leeractiviteiten en de keuze van onderwerpen en technieken [13](#page=13).
#### 1.2.4 Lesdoelen schrijven
Een lesdoel moet concreet, nauwkeurig en ondubbelzinnig geformuleerd zijn, zodat het voor iedereen duidelijk is. Belangrijke richtlijnen voor het formuleren van lesdoelen zijn [13](#page=13):
1. **Leerlinggericht:** Het doel beschrijft wat leerlingen aan het einde van de les moeten kennen, kunnen of inzien [13](#page=13).
2. **Waarneembaar gedrag:** Gebruik werkwoorden die observeerbaar gedrag beschrijven, vermijd vage termen als 'weten' of 'kunnen' [13](#page=13) [14](#page=14).
> **Voorbeelden:** Rollen, duikelen, balanceren, zwaaien, werpen, vangen, doelen, slaan, samenspelen, lopen, springen [14](#page=14).
3. **Wijze van uitvoering:** Specificeer hoe de beweging moet worden uitgevoerd [14](#page=14).
> **Voorbeelden:** Rollen voorwaarts, rugwaarts duikelen, spreidspringen, onderhands slaan, jumpshot [14](#page=14).
4. **Condities:** Beschrijf eventueel de omstandigheden waaronder het doel behaald wordt, zoals hulpmiddelen of restricties [14](#page=14).
> **Voorbeelden:** Rollen voorwaarts van een schuin vlak, rugwaarts duikelen om een rekstok op schouderhoogte, jumpshot vanaf de vrijworplijn [14](#page=14).
5. **Minimumprestatie:** Voeg dit criterium toe indien verschillende graden van prestatie mogelijk en verwacht worden, zoals een tijdslimiet of nauwkeurigheid [15](#page=15).
> **Voorbeelden:** Rollen voorwaarts op een mat tot strekstand, hoogspringen met een buikrol over 110 cm, 7 van de 10 jumpshots scoren vanaf de vrijworplijn [15](#page=15).
Per lesuur van 50 minuten worden doorgaans 2 bewegingsdoelen en 1 persoonsdoel nagestreefd. Persoonsdoelen, gericht op houding, gedrag of samenwerking, dienen expliciet benoemd te worden. Het spanningsveld tussen beginsituatie en lesdoelen bepaalt de inhoud van de les [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 1.2.5 Evaluatievormen
Lesdoelen worden apart geëvalueerd met diverse methoden, waaronder zelf- of peer-evaluatie met checklists, zelfevaluatie door middel van kegels, terugkoppeling door de leerkracht op basis van observatie, vraag-en-antwoord sessies, en toetsen met cijferbeoordeling [17](#page=17).
### 1.3 Leerplannen
Leerplannen bevatten de visie over een vak en vertalen de eindtermen/ontwikkelingsdoelen naar leerplandoelen die door de leerkracht worden omgezet naar lesdoelen. Verschillende onderwijsnetten hanteren eigen leerplannen (bv. OVSG, GO, ZILL) [17](#page=17) [18](#page=18) [22](#page=22) [23](#page=23).
#### 1.3.1 Structuur van leerplannen
Leerplannen zijn gestructureerd rond domeinen en thema's die de ontwikkeling van leerlingen bevorderen.
* **OVSG:** Hanteert thema's zoals motorische competenties, gezonde en veilige levensstijl, en mentaal welbevinden. Binnen motorische competenties zijn er verschillende onderdelen, zoals klein-motorische en groot-motorische competenties, die verder onderverdeeld zijn in leerlijnen: basisleerlijn, ondersteuningsleerlijn en verdiepingsleerlijn [19](#page=19) [20](#page=20) [21](#page=21).
* **GO:** Richt zich op persoonsdoelen, gezonde en veilige levensstijl, en bewegingsdoelen (motorische competenties), met onderverdelingen zoals KLUS(CE), oplossen van bewegingsproblemen, psychomotoriek, en groot- en klein-motorische vaardigheden. Leerplandoelstellingen bevatten codes, specificeren of het om een eindterm of ontwikkelingsdoel gaat, en geven aan voor welk onderwijs niveau (KO/LO) ze bedoeld zijn. Codes zoals 'X', 'x', en '+' duiden de mate van inspanning van de leerkracht aan om het doel te bereiken [22](#page=22) [23](#page=23).
* **ZILL (Katholiek onderwijs):** Streeft naar persoonsgebonden en cultuurgebonden ontwikkeling, met 4 ontwikkelvelden binnen persoonsgebonden ontwikkeling. Elk ontwikkelveld bevat ontwikkelthema's die gekoppeld zijn aan ontwikkelingsdoelen (OD) of eindtermen (ET). Deze leerplannen bevatten ook codes, geven de leerlijn aan via pijlen, en bieden inspiratie via een lampje-icoon [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26).
#### 1.3.2 Leerplandoelen in de lesvoorbereiding
Leerplandoelen worden opgenomen in de lesvoorbereiding, vaak met hun specifieke code [27](#page=27).
### 1.4 Eindtermen
Eindtermen (ET) zijn minimumdoelen die alle leerlingen moeten bereiken en omvatten kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes. Voor kleuteronderwijs en buitengewoon onderwijs zijn er ontwikkelingsdoelen (OD) die nagestreefd moeten worden, maar niet noodzakelijk bereikt. Leerplannen vertalen deze eindtermen en ontwikkelingsdoelen naar concretere leerplandoelen [17](#page=17) [27](#page=27).
* * *
# Soorten doelstellingen en hun formulering
Dit onderdeel behandelt de verschillende categorieën van doelstellingen (motorisch, cognitief, sociaal-affectief) en de criteria voor het formuleren van concrete, leerlinggerichte lesdoelen [7](#page=7) [8](#page=8).
### 2.1 Invloed van doelstelling op de les
De lesdoelstelling is bepalend voor de keuze van technieken, didactische werkvormen, organisatie en materialen die in een les worden gebruikt. Een lesdoel voor een sportinstuif, zoals "De leerlingen moeten actief bezig zijn en plezier beleven aan de sportmiddag door te kiezen voor een aantal vrijetijdsactiviteiten," impliceert een lesgever die stimuleert en organiseert, open opdrachten gebruikt en kinderen veel vrijheid geeft om dingen uit te proberen [7](#page=7).
### 2.2 Verband tussen doelstellingen en evaluatie
Er bestaat een tweerichtingsverkeer tussen doelstellingen en evaluatie. Evaluatie stelt vast of doelstellingen zijn behaald, waarna nieuwe doelstellingen geformuleerd kunnen worden die verder uitgediept of bijgesteld worden op basis van het beheersingsniveau van de deelnemers. Bijvoorbeeld, als deelnemers een tien slagen durende rally niet halen omdat ze de bal te laat raken, kan de doelstelling worden aangepast van "aandacht voor het tijdig en ver genoeg naar achteren brengen van het racket" naar "aandacht voor het tijdig raken van de bal" [7](#page=7) [8](#page=8).
### 2.3 Soorten doelstellingen
Doelstellingen worden ingedeeld op basis van het menselijk gedrag, gericht op gedragsverandering bij deelnemers. Deze kunnen afzonderlijk of gecombineerd behandeld worden. Er worden drie soorten doelstellingen onderscheiden [8](#page=8):
#### 2.3.1 Motorische doelstellingen
Deze doelstellingen richten zich op bewegen en motoriek. Ze kunnen worden onderverdeeld in bewegingsvaardigheden en bewegingseigenschappen zoals kracht, lenigheid, uithoudingsvermogen, snelheid, coördinatie en evenwicht [8](#page=8) [9](#page=9). Voorbeelden hiervan zijn:
* Schoolslagbeweging in het zwemmen [9](#page=9).
* Dribbel bij basketbal uitvoeren [9](#page=9).
* Een correcte squat techniek demonstreren [9](#page=9).
#### 2.3.2 Cognitieve doelstellingen
Hierbij gaat het om kennis op het gebied van de leerstof of achtergrond van een beweging, techniek, tactiek of spelregels [10](#page=10). Voorbeelden hiervan zijn:
* De voornaamste fouten benoemen bij een handstand [10](#page=10).
* Techniek van de schoolslag kunnen analyseren [10](#page=10).
* De verschillende fases van verspringen uitleggen [10](#page=10).
#### 2.3.3 Sociaal-affectieve doelstellingen
Deze doelstellingen richten zich op de omgang met elkaar, hoe leerlingen sociaal ageren, en op het reguleren van emoties. Dit omvat samenwerking, initiatief nemen, zelfvertrouwen, omgaan met angst, en het toepassen van fair-play regels [10](#page=10). Voorbeelden hiervan zijn:
* Plezier beleven aan een reactiespel [10](#page=10).
* Omgaan met winst en verlies tijdens een wedstrijdvorm [10](#page=10).
* Doorzettingsvermogen tonen bij een duurloop [10](#page=10).
### 2.4 Lesdoelen schrijven: operationalisering en criteria
Het opschrijven van bruikbare, concrete lesdoelen wordt operationaliseren genoemd. De keuze voor doelen wordt mede bepaald door wat de leraar belangrijk vindt, wat leerlingen belangrijk vinden, wat er bereikt kan worden, en wat het beleid voorschrijft. Leerlingen zijn gemotiveerd door plezier, het leren van vaardigheden, uitdaging en succesbeleving. Lesdoelen worden geformuleerd in observeerbaar gedrag en aan leerlingen gecommuniceerd om de oefeningen zinvol te maken [11](#page=11).
#### 2.4.1 Constructive alignment
Lesdoelen moeten inspelen op de leeractiviteiten en de evaluatie, een samenspel dat constructive alignment wordt genoemd. Dit is geen eenrichtingsverkeer; tussentijdse evaluaties kunnen leiden tot ambitieuzere doelen, snellere leeractiviteiten of de noodzaak tot differentiatie [12](#page=12).
#### 2.4.2 Richtlijnen voor lesdoelen
Een lesdoel moet concreet, nauwkeurig en ondubbelzinnig zijn, zodat het voor iedereen goed te begrijpen is. De volgende richtlijnen zijn hierbij essentieel [13](#page=13):
1. **Leerlinggericht:** Het lesdoel geeft aan wat leerlingen aan het einde van de les moeten kennen, kunnen of inzien, niet wat de lesgever moet doen of welke leerstof behandeld wordt. Het begint met "De leerlingen..." [13](#page=13).
2. **Observeerbaar gedrag:** Er worden werkwoorden gebruikt die het gewenste gedrag van de leerling beschrijven, waarbij woorden als 'weten', 'zien in', of 'kunnen' vermeden worden [13](#page=13).
* Voorbeelden: rollen, duikelen, balanceren, zwaaien, werpen, vangen, doelen, slaan, samenspelen, lopen, springen [13](#page=13).
3. **Specificatie van de uitvoering:** Het waarneembaar gedrag wordt specifieker omschreven om aan te geven hoe de beweging moet worden uitgevoerd [14](#page=14).
* Voorbeelden: rollen voorwaarts, rugwaarts duikelen, spreidspringen, onderhands slaan, jumpshot [14](#page=14).
4. **Condities:** Eventueel worden de omstandigheden waaronder het lesdoel behaald wordt vermeld. Dit kunnen hulpmiddelen of ondersteuning zijn, of restricties [14](#page=14).
* Voorbeelden: rollen voorwaarts van een schuin vlak, rugwaarts duikelen om een rekstok op schouderhoogte, spreidspringen over een bok in de breedte met één helper, jumpshot vanaf de vrijworplijn [14](#page=14).
> **Tip:** Het is niet altijd noodzakelijk om condities op te nemen, aangezien variatie in condities juist kan bijdragen aan het leren van bewegingsvaardigheden. "Rugwaarts duikelen om 5 verschillende materialen" is een goed lesdoel [14](#page=14).
5. **Minimumprestatie:** Dit criterium is alleen nodig als er verschillende graden van presteren mogelijk en verwacht worden, zoals een tijdslimiet, nauwkeurigheid, of volgorde. Dit maakt het mogelijk te controleren in welke mate leerlingen het doel hebben bereikt [15](#page=15).
* Voorbeelden: rollen voorwaarts op een mat tot strekstand; borstomtrek vanuit schredestand om de rekstok op schouderhoogte tot streksteun; hoogspringen met een buikrol over een hoogte van 110 cm; met bat de tennisbal met een zweepslag slaan over een afstand van 30 meters; 60 meters sprinten vanuit geknielde start binnen 12 seconden; 7 uit 10 jumpshots scoren vanaf de vrijworplijn in basketbaldoel [15](#page=15).
> **Tip:** Als de criteria expliciet in de lesvoorbereiding staan, volstaat een formulering als "De leerlingen rollen voorwaarts op een mat en voldoen aan alle criteria" [15](#page=15).
#### 2.4.3 Persoonsdoelen
Naast bewegingsdoelen zijn er ook persoonsdoelen die aandacht verdienen. Per lesuur van 50 minuten wordt gestreefd naar 2 bewegingsdoelen en 1 persoonsdoel, al kan dit per school verschillen [15](#page=15). Voorbeelden van persoonsdoelen:
* Leerlingen passen de spelregels toe bij verschillende tikspelen [15](#page=15).
* Leerlingen ontwikkelen vertrouwen in het eigen kunnen tijdens oefeningen op hoogte [15](#page=15).
* Leerlingen nemen leiding als scheidsrechter [15](#page=15).
* Leerlingen dragen zorg voor hun houding bij het tillen en dragen [15](#page=15).
> **Tip:** Persoonsdoelen worden vaak vergeten, maar moeten wel specifiek benoemd worden naar de leerlingen toe. Als leerlingen niet weten dat ze zorg moeten dragen voor hun houding, zullen ze er geen aandacht aan besteden [16](#page=16).
Het spanningsveld tussen de beginsituatie van de leerling (wat men al kan, wist of durfde) en de geformuleerde lesdoelen bepaalt grotendeels de inhoud van de les. Het beheersingsniveau van de leerlingen wordt later verder behandeld [16](#page=16).
* * *
# Didactisch model en wisselwerking tussen onderdelen
Dit onderdeel van de studiehandleiding focust op de rol van doelstellingen binnen het didactisch model, met nadruk op de dynamische wisselwerking tussen doelstelling, beginsituatie en evaluatie.
### 3.1 De rol van doelstellingen
Een doelstelling definieert een streven of een specifieke bedoeling die een lesgever of trainer wil bereiken met een bepaalde doelgroep binnen een bepaalde termijn. Het uiteindelijke doel is om een gedragsverandering te bewerkstelligen bij de deelnemers, zoals het aanleren van een specifieke vaardigheid. Hierbij worden twee kernfactoren onderscheiden [5](#page=5):
1. Het begingedrag van de deelnemer/leerling [5](#page=5).
2. Het eindgedrag van de deelnemer/leerling [5](#page=5).
#### 3.1.1 Doelstellingen binnen het didactisch model
Het formuleren van doelstellingen is een integraal onderdeel van de lesplanning en staat daarom aan het begin van het didactisch model. De doelstellingen hebben een wisselwerking met andere onderdelen van het model, met name de beginsituatie, de les/training zelf en de evaluatie. De feedback uit de evaluatie kan leiden tot aanpassingen en updates van de lesdoelen voor volgende sessies [5](#page=5).
### 3.2 Wisselwerking tussen doelstelling en beginsituatie
De beginsituatie van de leerlingen is cruciaal voor het formuleren van concrete en haalbare doelstellingen. Zonder inzicht in wat de doelgroep reeds kan en kent, is het moeilijk om gerichte doelen te stellen en passend lesmateriaal te ontwikkelen. Te gemakkelijke lesstof kan leiden tot onvoldoende uitdaging, terwijl te ambitieuze doelen onhaalbaar kunnen zijn wegens gebrek aan voorkennis [5](#page=5) [6](#page=6).
Een grondige observatie en analyse van de beginsituatie maakt het mogelijk om gerichte en motiverende leerinhoud te ontwikkelen. De beginsituatie en doelstellingen hangen nauw samen en worden vaak simultaan toegepast en geanalyseerd door de lesgever [5](#page=5) [6](#page=6).
> **Tip:** Hoe meer informatie je hebt over de beginsituatie, hoe gerichter je jouw lessen kunt plannen en doelstellingen kunt formuleren [6](#page=6).
#### 3.2.1 Voorbeeld van beginsituatieanalyse en doelformulering
Bij observatie van een U10 basketbalteam blijkt dat meerdere kinderen moeite hebben met afwerken op de ring, waarbij gericht en krachtig werpen nagenoeg afwezig is in wedstrijdvormen. Door gerichte observatie van individuele technieken rond passen en schieten, kan de trainer specifieke doelstellingen formuleren voor trainingen. Deze informatie vormt de basis voor een grondige voorbereiding van de les [7](#page=7).
### 3.3 Invloed van doelstellingen op de les
De geformuleerde lesdoelen bepalen direct de keuze van technieken, didactische werkvormen, organisatie en benodigde materialen [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Een doelstelling voor een sportinstuif voor basisschoolkinderen luidt: "De leerlingen moeten actief bezig zijn en plezier beleven aan de sportmiddag door te kiezen voor een aantal vrijetijdsactiviteiten" [7](#page=7).
>
> Dit doel impliceert een minder dominante rol voor de lesgever, die vooral zal stimuleren, organiseren en eventueel meedoen. De lesgever zal open opdrachten hanteren en kinderen de vrijheid geven om zelf activiteiten te kiezen en dingen uit te proberen [7](#page=7).
### 3.4 Verband tussen doelstellingen en evaluatie
De pijl tussen doelstellingen en evaluatie in het didactisch model wijst beide kanten op. Via evaluatie kan worden vastgesteld of de gestelde doelen zijn behaald. De resultaten van de evaluatie vormen de basis voor het bepalen van nieuwe doelstellingen voor een volgende les, die verder uitgediept kunnen worden of juist bijgesteld naar een lager beheersingsniveau, afhankelijk van de vaardigheid van de deelnemers [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Een doelstelling in tennis: "De deelnemers kunnen een tien slagen durende rally spelen met de forehand of de backhand vanaf de baseline in de dubbelspelsituatie. Daarbij hebben zij vooral aandacht voor het tijdig en ver genoeg naar achteren brengen van het racket" [7](#page=7).
### 3.5 Constructive alignment
Het uitschrijven van lesdoelen dient afgestemd te zijn op de leeractiviteiten van de leerlingen en de evaluatie die aan het einde van de lessenreeks plaatsvindt. Dit samenspel tussen doelen, leeractiviteiten en evaluatie wordt "constructive alignment" genoemd. Er is geen sprake van een eenrichtingsverkeer; tussentijdse evaluaties kunnen leiden tot ambitieuzere doelen of een versneld tempo. Verschillen in beheersingsniveau die uit evaluaties blijken, kunnen differentiatie noodzakelijk maken [12](#page=12).
Duidelijke lesdoelen faciliteren een goede koppeling met het leerplan en de Eindterm (ET), en helpen bij de invulling van leeractiviteiten en de selectie van relevante onderwerpen en technieken [12](#page=12).
> **Tip:** Zorg dat je lesdoelen niet alleen richting geven aan je eigen planning, maar ook duidelijkheid scheppen voor de leerlingen over wat er van hen verwacht wordt [12](#page=12).
* * *
# Structuur van leerplannen in Vlaanderen
Elk onderwijsnet in Vlaanderen hanteert eigen leerplannen waarin de visie op het vak lichamelijke opvoeding (LO) is verankerd, waarbij eindtermen of ontwikkelingsdoelen worden vertaald naar leerplandoelen die de leerkracht vervolgens omzet naar lesdoelen [17](#page=17).
### 4.1 Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG)
Het leerplan van OVSG is te raadplegen via hun website. Na inloggen op de website, dient men de rubriek 'Gezondheid' te selecteren [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 4.1.1 Structuur van het OVSG-leerplan
Binnen de rubriek 'Gezondheid' is het leergebied opgebouwd rond drie hoofdthema's [19](#page=19):
1. Motorische competenties.
2. Gezonde en veilige levensstijl.
3. Mentaal welbevinden.
Deze thema's komen overeen met de drie domeinen van de Vlaamse onderwijsvisie op lichamelijke opvoeding [19](#page=19).
**Motorische competenties** omvatten onder andere:
* Lichaams- en bewegingsperceptie [20](#page=20).
* Ontwikkelen van klein-motorische competenties [20](#page=20).
* Ontwikkelen van KLUSCE-bewegingscompetenties [20](#page=20).
* Lichaams- en bewegingsorganisatie [20](#page=20).
* Groot-motorische competenties (basisbewegingen, bewegingen bij sport en spel, zwemmen, ritmisch en expressief bewegen) [20](#page=20).
**Gezonde en veilige levensstijl** omvat:
* Bewegen [20](#page=20).
* Voeding [20](#page=20).
* Eerste Hulp Bij Ongevallen (EHBO) [20](#page=20).
* Gezondheidsbevorderend gedrag [20](#page=20).
* Seksuele ontwikkeling en integriteit [20](#page=20).
* Zintuiglijke ontwikkeling en rustervaring [20](#page=20).
**Mentaal Welzijn** omvat:
* Zelfconcept [20](#page=20).
* Inlevingsvermogen [20](#page=20).
* Omgaan met emoties – emotieregulatie [20](#page=20).
Een leerplandoel, zoals 'Groot-motorische basisbewegingen', kan verder worden uitgediept door in te zoomen op specifieke onderdelen. Uiteindelijk wordt men geleid naar drie leerlijnen waarin dit leerplandoel behandeld kan worden [20](#page=20) [21](#page=21):
* **De basisleerlijn:** Betreft de algemene vaardigheid die een leerling dient te beheersen [21](#page=21).
* **De ondersteuningsleerlijn:** Gaat over de verschillende deelstappen of categorieën waarin het ontwikkelingsdoel (OD) of eindterm (ET) aangeboden kan worden in de lessen [21](#page=21).
* **De verdiepingsleerlijn:** Spitst zich op een diepere beheersing van de eindterm/ontwikkelingsdoel. De leerkracht kan hierbij werken naar een specifieke techniek, uitvoermethode of kennis van de verschillende fases binnen de algemene motorische vaardigheid [21](#page=21).
### 4.2 Gemeenschapsonderwijs (GO)
Het leerplan van GO kan online geraadpleegd worden [22](#page=22).
#### 4.2.1 Structuur van het GO-leerplan
Het GO-leerplan is gestructureerd rond diverse persoonsdoelen, waaronder [22](#page=22):
* Zelfconcept en sociaal functioneren [22](#page=22).
* Gezonde en veilige levensstijl [22](#page=22).
* Bewegingsdoelen (motorische competenties) [22](#page=22).
* KLUS(CE) [22](#page=22).
* Oplossen van bewegingsproblemen [22](#page=22).
* Psychomotoriek [22](#page=22).
* Klein-motorische vaardigheden [22](#page=22).
* Groot-motorische vaardigheden [22](#page=22).
Leerplandoelstellingen, zoals die rond touwtjespringen, worden weergegeven met specifieke informatie [23](#page=23):
* **Code:** Elke doelstelling heeft een unieke code die gebruikt kan worden in een elektronische omgeving of voor lesvoorbereidingen [23](#page=23).
* **Ontwikkelingsdoel (OD) of Eindterm (ET):** Aanduiding of het een ontwikkelingsdoel of eindterm betreft [23](#page=23).
* **Beschrijving van het doel:** De formulering van de doelstelling zelf [23](#page=23).
* **Onderwijscontext:** Indicatie of het doel van toepassing is op kleuteronderwijs (KO) of lager onderwijs (LO) [23](#page=23).
* ♣ staat voor 'jongste kleuters', ♣♣ staat voor 'oudste kleuters' en de zes leerjaren van de lagere school [23](#page=23).
* **Niveau van inspanning/aanpak:**
* **X:** De leerkracht levert uitdrukkelijke inspanningen om dit doel bij alle leerlingen te helpen bereiken [23](#page=23).
* **x:** De leerkracht zet dit doel aan. Dit betekent dat er bewust aandacht voor is, bij alle of een deel van de leerlingen. Er is nog geen verplichting om het doel bij zo veel mogelijk leerlingen te bereiken [23](#page=23).
* **+:** De leerkracht neemt het doel bewust verder mee: vastzetten, herhalen, nastreven bij de leerlingen die het doel nog niet bereikt hebben. De afwezigheid van een plusteken impliceert dat het doel bereikt en vastgezet moet zijn of impliciet opgenomen is in een volgend doel van de leerlijn [23](#page=23).
### 4.3 Katholiek onderwijs (ZILL)
Het leerplan 'Zin in leren! Zin in leven!' (ZILL) van het katholiek onderwijs is raadpleegbaar via een online selector [23](#page=23).
#### 4.3.1 Structuur van het ZILL-leerplan
ZILL focust op de ontwikkeling van elke leerling vanuit twee met elkaar verbonden speerpunten [24](#page=24):
* De persoonsgebonden ontwikkeling.
* De cultuurgebonden ontwikkeling.
De persoonsgebonden ontwikkeling omvat vier ontwikkelvelden, en de cultuurgebonden ontwikkeling zes. Voor LO wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de vier persoonsgebonden ontwikkelvelden, aangeduid als de binnenste cirkel in een bijbehorende afbeelding [24](#page=24).
Elk ontwikkelveld bevat **ontwikkelthema's**, die clusters van specifieke doelen vormen. Een voorbeeld is het ontwikkelveld 'motorische en zintuiglijke ontwikkeling' [25](#page=25).
Elk ontwikkelthema bevat **generieke doelen**, die gekoppeld zijn aan de ontwikkelingsdoelen (OD) of eindtermen (ET). Een voorbeeld hiervan is het ontwikkelthema 'omgaan met bewegingsruimte en -tijd' [26](#page=26).
Deze leerplannen kennen ook een **code** per leerplandoel (bijvoorbeeld MZgm1), die genoteerd dient te worden in de lesvoorbereiding [26](#page=26).
* Een specifiek **logo** kan extra onderveldelingen aanduiden. Bijvoorbeeld voor 'balanderen' zijn dit: stabiel vlak, onstabiel vlak, rijdend en glijdend materiaal [26](#page=26).
* Een **pijltje** geeft de leerlijn weer, oftewel wat er op welke leeftijd verwacht wordt [26](#page=26).
* Een **lampje** biedt inspiratie en voorbeelden [26](#page=26).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Doelstelling | Een uitspraak die aangeeft wat de lesgever wil bereiken met de deelnemers van een les of training, gericht op een gewenste gedragsverandering. |
| Eindterm | Een minimumdoel dat de overheid stelt en waarvan verwacht wordt dat alle leerlingen dit bereiken; dit omvat een minimum aan kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes. |
| Leerplandoel | Doelen die voortkomen uit leerplannen en die door de leerkracht worden omgezet naar concrete lesdoelen, specifiek voor een bepaald vak en onderwijsnet. |
| Lesdoel | Een concrete, bruikbare en ondubbelzinnige formulering van wat leerlingen aan het einde van een les zouden moeten kennen, kunnen of inzien, geformuleerd in observeerbaar gedrag. |
| Didactisch model | Een raamwerk dat het leerproces beschrijft en de relaties tussen verschillende onderdelen zoals doelstellingen, beginsituatie, lesinhoud en evaluatie weergeeft. |
| Beginsituatie | De huidige kennis, vaardigheden, attitudes en voorkennis van de deelnemers of leerlingen aan het begin van een les of leerproces. |
| Evaluatie | Het proces van het vaststellen of de geformuleerde doelstellingen zijn bereikt, vaak door middel van observatie, toetsing of zelfreflectie van de leerlingen. |
| Motorische doelstellingen | Doelstellingen die gericht zijn op beweging en fysieke vaardigheden, onderverdeeld in bewegingsvaardigheden (bv. dribbelen) en bewegingseigenschappen (bv. kracht, lenigheid). |
| Cognitieve doelstellingen | Doelstellingen die gericht zijn op kennis, inzicht en het begrijpen van concepten, zoals het analyseren van technieken of het uitleggen van spelregels. |
| Sociaal-affectieve doelstellingen | Doelstellingen die betrekking hebben op de omgang met anderen, emotiebeheersing, zelfvertrouwen en het toepassen van sociale normen zoals fair-play. |
| Operationaliseren | Het proces van het vertalen van abstracte doelen naar concrete, bruikbare en observeerbare lesdoelen die toepasbaar zijn in de praktijk. |
| Constructive alignment | Het principe waarbij lesdoelen, leeractiviteiten en evaluatie nauw op elkaar aansluiten om een effectief leerproces te garanderen. |
| Bewegingsvaardigheden | Specifieke handelingen die fysieke coördinatie en techniek vereisen, zoals het uitvoeren van een sprong of het gooien van een bal. |
| Bewegingseigenschappen | Fysieke capaciteiten die de uitvoering van bewegingsvaardigheden beïnvloeden, waaronder kracht, lenigheid, uithoudingsvermogen, snelheid, coördinatie en evenwicht. |
| Leerplan | Een document dat de visie op een vak weergeeft en eindtermen/ontwikkelingsdoelen vertaalt naar leerplandoelen, specifiek voor een onderwijsnet. |
| Ontwikkelingsdoelen | Doelen die scholen nastreven, met name voor kleuter- en buitengewoon onderwijs, maar die niet noodzakelijk door alle leerlingen bereikt hoeven te worden. |