Cover
Inizia ora gratuitamente ORTHO2025-2026 (1).pdf
Summary
# Begrippenkader rond orthopedagogie
Orthopedagogisch begeleiden is het ondersteunen van mensen in hun dagelijkse leven om zoveel mogelijk zelf vorm te geven aan het leven dat zij wensen, door methodisch te handelen in bijzondere opvoedings- of leefsituaties [5](#page=5).
### 1.1. Wat is orthopedagogisch begeleiden?
Orthopedagogisch begeleiden is het samen zinvol handelen van begeleiders, personen, gezinnen en hun omgeving, in bijzondere levens- of opvoedingssituaties, om zoveel mogelijk zelf vorm te geven aan het gewone leven dat zij wensen, op een planmatige en methodische manier. Oorspronkelijk verwees de term naar het op een goede manier begeleiden van kinderen met een bijzondere opvoedingsnood. De moderne opvatting beschouwt het echter als de wetenschap van het handelen in bijzondere opvoedings- of leefsituaties, waarbij niet alleen kinderen en jongeren, maar ook volwassenen in bijzondere leefsituaties centraal staan, en waarbij methodisch handelen op basis van beeldvorming, interpretatie, planning, handeling en evaluatie essentieel is. Volgens de UGent is orthopedagogiek de studie van methodische, integratieve, ethische en betekenisvolle sociale interacties en ondersteuning in opvoedkundige situaties die als problematisch ervaren worden, met als doel de leefsituaties, de kwaliteit van leven en de participatie in de maatschappij te verbeteren [5](#page=5).
### 1.2. Wat is opvoeden? Wat is begeleiden?
De termen 'opvoeden' en 'begeleiden' worden vaak door elkaar gebruikt, maar kennen nuances. In deze cursus wordt 'begeleiden' gebruikt voor het (samen)werken met volwassenen en ouderen, en 'opvoeden' voor het (samen)werken met kinderen en jongeren. Opvoeders en begeleiders kunnen zowel ouders, leerkrachten, jeugdwerkers als hulpverleners zijn [6](#page=6).
#### 1.2.1. Opvoeden is met elkaar in relatie gaan
Opvoeden is een complex proces dat verweven is met alle aspecten van het gezinsleven, waarbij de kern bestaat uit de veelvuldige interacties tussen een kind en een opvoeder. Deze interacties kunnen worden onderverdeeld in vier categorieën [7](#page=7):
* **Verzorgen:** Gaat om de zorg die van bij de geboorte tot de zelfstandigheid van het kind centraal staat [7](#page=7).
* **Leren en werken:** Omvat het leren van diverse vaardigheden (van eten tot schoolse taken) en het uitvoeren van huishoudelijke taken [7](#page=7).
* **Spelen en ontspanning:** Betreft gezamenlijke activiteiten gericht op plezier, zoals uitstapjes, sporten en vakanties [8](#page=8).
* **Spreken en met elkaar omgaan:** Omvat overgangsmomenten waarin interacties ontstaan door simpelweg samen te zijn [8](#page=8).
#### 1.2.2. Opvoeden is elkaar wederzijds beïnvloeden
Opvoeden is een voortdurend veranderend proces waarbij zowel het kind als de ouders veranderen en elkaar wederzijds beïnvloeden. Dit circulaire proces maakt opvoeden complex [8](#page=8).
#### 1.2.3. Opvoeden heeft een doel
Opvoeden en begeleiden zijn doelgericht, ook al zijn de doelen niet altijd expliciet of bewust. De doelen worden mede vormgegeven door alle betrokkenen. Een belangrijk hedendaags doel is het "zelf vorm (kunnen) geven" aan het eigen leven, waarbij ondersteuning, bijsturing en stimulering worden aangepast aan de mogelijkheden van het kind of de volwassene. Er worden drie hoofdgroepen van opvoedings- of begeleidingsdoelen onderscheiden [8](#page=8) [9](#page=9):
* **Zelfontplooiing en zelfbepaling op eigen maat:** Gaat over het ontwikkelen van eigen mogelijkheden, zelfredzaamheid en het zelf vorm kunnen geven aan het eigen leven door keuzes te maken en verantwoordelijkheid te nemen [9](#page=9).
* **Sociaal verbonden zijn en deelnemen aan de samenleving:** Omvat het aangaan, ontwikkelen en behouden van relaties, en het hebben van een rol in sociale groepen [9](#page=9).
* **Geluk en welbevinden:** Betekent tevredenheid met het leven op fysiek, materieel en emotioneel vlak [10](#page=10).
#### Opvoedingsmiddelen
Opvoedingsmiddelen zijn werkwijzen die worden ingezet om een bepaald doel te bereiken. Voorbeelden hiervan zijn vriendelijk vragen, uitleg geven, stimuleren, afkeuren, straffen en belonen, voordoen, preventief optreden, regels stellen, onderhandelen, en gedrag negeren [10](#page=10) [11](#page=11).
#### Pedagogisch besef
Pedagogisch besef verwijst naar hoe opvoeders betekenis geven aan het gedrag van hun kind of cliënt en hoe zij hun eigen handelen hiernaar richten. Dit houdt in dat opvoeders het belang van het kind erkennen en bereid zijn dit belang te dienen, zelfs als dit hun eigen belang tijdelijk opzijschuift [12](#page=12).
#### 1.2.4. Opvoeden is een positief klimaat scheppen
Het algemene leefklimaat speelt een grote rol in het slagen van opvoeding en begeleiding. Een goed pedagogisch klimaat wordt gekenmerkt door betrokkenheid en geborgenheid, veiligheid, rust en regelmaat, ruimte en uitdaging, en positieve ondersteuning [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Betrokken relatie en geborgenheid:** Zonder een relatie kan een kind zich niet ontwikkelen; een primitief gevoel van erbij te horen en waardevol te zijn is essentieel [13](#page=13).
* **Veiligheid, rust en regelmaat:** Kinderen, jongeren en volwassenen moeten erop kunnen rekenen dat opvoeders hen accepteren en steunen, waarbij het stellen van regels en grenzen ook bijdraagt aan veiligheid [14](#page=14).
* **Ruimte en uitdaging:** Naast veiligheid is er ruimte nodig om risico's te nemen en ervaringen op te doen, ook negatieve [14](#page=14).
* **Positieve ondersteuning:** Aanmoediging en positieve feedback stimuleren leren, zelfredzaamheid, creativiteit en initiatief [14](#page=14).
#### 1.2.5. Opvoeden wordt beïnvloed door de context
Opvoeding vindt altijd plaats binnen een specifieke omgeving of context, die zowel sociaal-economische, organisatorische, historische als maatschappelijke factoren kan omvatten. Factoren zoals woonomstandigheden, inkomen, de organisatie van het gezin of een voorziening, de tijdsgeest en maatschappelijke ontwikkelingen kunnen de omgang en het leren beïnvloeden. Het is belangrijk om oog te hebben voor de context om de invloed ervan op opvoeden en begeleiden te begrijpen. Het sociale netwerk van een gezin, de culturele context en de maatschappelijke context spelen hierbij een rol [15](#page=15) [16](#page=16).
> **Tip:** Het belang van de genoemde aspecten (geborgenheid, veiligheid, rust, regelmaat, ruimte, uitdaging, positieve ondersteuning) wordt vooral duidelijk wanneer ze (tijdelijk) ontbreken of onder druk komen te staan, wat de opvoeding negatief kan beïnvloeden [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** De vijf basisprincipes van Triple P voor een gunstig klimaat in het gezin zijn: een veilige en stimulerende omgeving bieden, leren door positieve ondersteuning, aansprekende discipline hanteren, realistische verwachtingen hebben, en als ouder goed voor jezelf zorgen [15](#page=15).
---
# Orthopedagogische modellen en hulp aan kwetsbare gezinnen
Hier volgt een gedetailleerde samenvatting van de sectie "Orthopedagogische modellen en hulp aan kwetsbare gezinnen", opgesteld als een examenklare studiehandleiding.
## 2. Orthopedagogische modellen en hulp aan kwetsbare gezinnen
Dit deel verkent verschillende modellen en benaderingen binnen de orthopedagogiek die gericht zijn op het begrijpen en ondersteunen van kwetsbare gezinnen en jongeren, met specifieke aandacht voor concepten zoals 'levend verlies' en het belang van een ecologisch perspectief.
### 2.1. Visie op personen met een handicap
#### 2.1.1. Levend verlies
'Levend verlies' is een term van Manu Keirse die verwijst naar het chronische rouwproces dat ontstaat wanneer vanzelfsprekendheden wegvallen of nooit binnen bereik zullen zijn, wat vergelijkbaar is met het verlies van een dierbare door overlijden. In tegenstelling tot traditionele rouw, waarbij de intensiteit van verdriet na verloop van tijd afneemt, kan bij levend verlies de intensiteit juist toenemen naarmate men meer geconfronteerd wordt met de beperkingen. Dit proces wordt niet 'gewoon', omdat men dagelijks opnieuw geconfronteerd wordt met grenzen. Verdriet bij levend verlies is fundamenteel verbonden met liefde en verbondenheid en kan leiden tot een demping van gevoelens als beschermingsmechanisme tegen onbegrip en nieuwe ontgoochelingen [20](#page=20) [21](#page=21).
> **Tip:** Het is cruciaal voor orthopedagogisch begeleiders om oog te hebben voor levend verlies, aangezien dit inzicht kan helpen bij het plaatsen van bepaald gedrag in een ander perspectief, zoals de 'vervelende moeder' die het beste voor haar kind wil, of een cliënt die 10 jaar na een ongeval nog steeds neerslachtig is rond die datum [21](#page=21).
#### 2.1.2. Brussen
Brussen, oftewel broers en zussen van mensen met een ondersteuningsnood, spelen een belangrijke rol binnen het gezinsleven, maar worden vaak over het hoofd gezien. Zij ervaren al vroeg het dragen van zorg en stellen zich vragen over de toekomstige zorgregeling wanneer de ouders dit niet meer kunnen. Het is belangrijk om brussen, passend bij hun leeftijd, te betrekken bij discussies over medische of andere behandelingen om parentificatie te voorkomen [22](#page=22).
> **Voorbeeld:** Lies (10 jaar) deelt haar ervaring met een broer met een zware motorische beperking. Haar gezin kon jarenlang niet op vakantie gaan door zijn herhaaldelijke operaties. Een respijtvakantie in Villa Rozerood bood een gezinssamenkomst zonder de praktische zorgen, wat resulteerde in een uitgerust gezin dat kon genieten van het samenzijn [22](#page=22).
#### 2.1.3. Het ICF-model als hulpmiddel
Het ICF-model (International Classification of Functioning) van de Wereldgezondheidsorganisatie biedt een raamwerk voor het begrijpen van handicap, waarbij handicap gedefinieerd wordt als een participatieprobleem dat voortkomt uit het samenspel van functiestoornissen, beperkingen bij activiteiten, en persoonlijke en externe factoren (#page=22, 23). Dit model benadrukt dat interventies op één aspect veranderingen kunnen teweegbrengen in andere aspecten of factoren, wat de dynamische aard van de wisselwerking tussen fysieke en mentale mogelijkheden, menselijk handelen, participatie, gezondheidstoestand, en context (omgevingsfactoren en persoonlijke factoren) onderstreept [22](#page=22) [23](#page=23).
### 2.2. Hulp aan kwetsbare jongeren en gezinnen
#### 2.2.1. Ecologisch uitgangspunt
De moderne wetenschappelijke kijk op de ontwikkeling van kinderen en jongeren is omgevingsgericht geworden, waarbij men erkent dat meerdere factoren, zoals temperament, ouderlijke persoonlijkheid, stress en steun uit de omgeving, en hun interacties, de ontwikkeling beïnvloeden. Vastlopende ontwikkeling kan zelden aan één individuele risicofactor worden toegeschreven. Hulpverleners werken daarom zelden nog geïsoleerd met een jongere, maar betrekken de context en beschouwen ouders en omgeving als partners. De focus ligt op begeleiding van jongeren in hun relatie met hun omgeving, waarbij de context zowel deel van het probleem als van de oplossing is [24](#page=24).
### 2.3. Opvoeden en begeleiden in bijzondere situaties
#### 2.3.1. Opvoedingsspanning
Opvoedingsspanning is een normaal verschijnsel in elk gezin. Het wordt problematisch wanneer het opvoeden langdurig moeilijk verloopt en ouderlijk handelen niet direct tot resultaat leidt. Echter, zelfs in moeilijke situaties zoals armoede of chronische ziekte, kunnen ouders en kinderen plezier beleven aan het samenleven en kunnen ouders zich goed voelen in hun rol [24](#page=24).
#### 2.3.2. Bijzondere leef- of opvoedingssituaties als werkveld
In de orthopedagogiek vormt de moeilijke situatie juist het werkveld, in tegenstelling tot de normale opvoeding waar het problematische uitzonderlijk is. Een 'bijzondere opvoedings- of leefsituatie' kenmerkt zich door moeilijkheden die niet vanzelfsprekend zijn voor de betrokkenen, en waarbij professionele ondersteuning nodig is om het gewenste leven vorm te geven. Dit ontstaat door persoonlijke beperkingen of kenmerken in wisselwerking met omgevingskenmerken [25](#page=25).
**VERONTRUSTENDE OPVOEDINGSSITUATIE OF VOS:** Dit concept, nauw verbonden met de integrale jeugdhulp, duidt op situaties waarin de ontwikkeling en/of het welbevinden van een kind of ouders in gevaar is, en deskundige hulp noodzakelijk is, ook al wordt hier geen beroep op gedaan. Een VOS wordt gedefinieerd als een situatie waarin de ontwikkelingskansen van een minderjarige bedreigd worden en/of de integriteit van een minderjarige of gezinsleden wordt aangetast [25](#page=25) [26](#page=26).
**BETROKKENEN ALS PARTNERS:** Hedendaagse orthopedagogiek benadrukt samenwerking met de persoon en/of het gezin, waarbij alle betrokkenen als partners in het hulpverleningsproces worden beschouwd. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de kennis en vaardigheden van de betrokkenen zelf om problemen op te lossen [26](#page=26).
### 2.4. Vraag- en aanbodmodel van Kok
Jacobus F.W. Kok beschouwde het pedagogisch strategiemodel als cruciaal, met nadruk op het belang van opvoedend handelen in alledaagse leefsituaties. Hij maakte een onderscheid tussen 'gewoon' opvoeden (alledaagse gezinssituaties) en 'specifiek' opvoeden (bewust handelen gericht op doelen binnen een begeleidingsplan) [26](#page=26).
#### 2.4.1. Pedagogische noden van het kind
Kinderen hebben drie grote ontwikkelingsdomeinen: sociaal-emotionele ontwikkeling (voelen), cognitieve ontwikkeling (denken), en persoonlijkheids- en morele ontwikkeling (willen). Binnen deze domeinen hebben kinderen basisbehoeften [27](#page=27):
* **Sociaal-emotionele noden:** behoefte aan geborgenheid, veiligheid, betrouwbare mensen, affectie, acceptatie, waardering, emotionele steun (nabijheid) en emotionele ruimte (afstand) [27](#page=27).
* **Cognitieve noden:** behoefte om de wereld te begrijpen en er grip op te krijgen door middel van structuur en variatie in structuur (in tijd, taal, lichaam, ruimte, sociale situaties, handelen) [28](#page=28).
* **Persoonlijkheids- en morele noden:** behoefte om de eigen aanleg te ontplooien, stimulering, erkenning, feedback, en bijsturing om rekening te houden met anderen [29](#page=29).
> **Tip:** Het gebrek aan affectie en veiligheid kan leiden tot hechtingsproblemen en gedragsproblemen, terwijl te weinig emotionele ruimte leidt tot minder zelfvertrouwen en scheidingsangst (#page=27, 28) [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 2.4.2. Pedagogische vraag van het kind
De pedagogische vraag van een kind is de specifieke mate van behoefte aan afstand, nabijheid, structuur, variatie, erkenning en bijsturing die uit het dagelijkse samenleven met het kind moet worden achterhaald. Gedrag is hierbij het topje van de ijsberg; het duidt op de onderliggende innerlijke wereld en de effectieve vraag van het kind [30](#page=30).
> **Voorbeeld:** Mark begint plotseling zijn kamer op te ruimen wanneer hij stress ervaart. Dit 'opruimen' is een signaal voor begeleiders om zijn weekprogramma te vereenvoudigen en meer in te zetten op rust [30](#page=30).
#### 2.4.3. Pedagogisch aanbod van de opvoeder en de omgeving
Het pedagogisch aanbod betreft het handelen van ouders, opvoeders en de omgeving die inspelen op de ontwikkelingsnoden van het kind. Een goede afstemming tussen vraag en aanbod verhoogt de kans op optimaal opvoeden en begeleiden. Dit model, voorgesteld als een vraag- en aanbodmodel, toont de wederzijdse beïnvloeding tussen gedrag, pedagogisch aanbod, en ontwikkeling, wat kan leiden tot positieve of negatieve spiralen (#page=31, 32) [31](#page=31) [32](#page=32).
#### 2.4.4. Specifiek opvoeden
Specifiek opvoeden wordt noodzakelijk wanneer de opvoedingsrelatie tussen opvoeder en kind vastloopt. Afwijkend gedrag van het kind wordt gezien als een signaal, een taal die iets zegt over zijn welbevinden, moeilijkheden of ontwikkeling, en als een vraag naar specifieke steun. De orthopedagogiek tracht hierop een aangepast antwoord te geven door het pedagogisch proces te optimaliseren rond de volgende aspecten [32](#page=32):
* **Afstand en nabijheid:** Aangaan van een veilige en geborgen relatie, met goed gedoseerde afstand en nabijheid, om hechting en zelfvertrouwen te bevorderen [33](#page=33).
* **Structuur en variatie:** Bieden van houvast (voorspelbaarheid in tijd, ruimte, activiteit, personen) en helpende grenzen, teneinde rust te creëren en destructieve patronen te voorkomen [33](#page=33).
* **Stimulering en bijsturing:** Ruimte laten voor eigenheid, stimuleren van kwaliteiten en zelfhelende capaciteiten, en bijsturen waar nodig om een evenwicht te vinden tussen gerichtheid op het zelf en harmoniseren aan anderen [34](#page=34).
### 2.5. Gezinspedagogisch kader van Hellinckx
Het gezinspedagogisch kader van Hellinckx biedt een raamwerk om het opvoedkundig handelen en de interacties tussen kind en opvoeder te analyseren, door vraag en aanbod te duiden binnen het gezinssysteem. Opvoeding wordt gezien als deel van het gezin als systeem, een georganiseerd geheel van elementen en hun samenhang [34](#page=34) [35](#page=35).
#### 2.5.1. Het gezinssysteem en interagerende factoren
Hellinckx onderscheidt vier groepen van interagerende factoren die de opvoeding beïnvloeden (van klein naar groot):
1. **Individuele systemen (persoonskenmerken):** Kenmerken van het kind (genetica, neurobiologie, temperament) en van de ouder (temperament, persoonlijkheid, psychische stoornissen, opvoedingsgeschiedenis) (#page=36, 37) [36](#page=36) [37](#page=37).
2. **Subsystemen:** Kenmerken van de onderlinge relaties, zoals de partnerrelatie en de siblinggroep (broers en zussen) (#page=37, 38) [37](#page=37) [38](#page=38).
3. **Het gezin als systeem:** Algemene gezinskenmerken zoals gezinsstructuur (hiërarchie, regels, grenzen), gezinscultuur (waarden, gemeenschappelijke interesses) en gezinsdynamiek (fase van de gezinscyclus) [38](#page=38).
4. **De context van het gezin:** Materiële omstandigheden (woonruimte, geografische omgeving) en beschikbare supportsystemen (familie, buurt, vrienden, professionele hulpverleners) [39](#page=39).
#### 2.5.2. Gezinsbegeleiding als antwoord op pedagogische problemen
Gezinsbegeleiding richt zich op de opvoeding binnen het gezinssysteem en analyseert pedagogische problemen op basis van de ontwikkelingsnoden van het kind, de opvoedingssituatie, en de beïnvloedende factoren in en rond het gezin. Behandelingsstrategieën omvatten het hulp bieden bij het herkennen en aanvaarden van de pedagogische vraagstelling, het normaliseren van het gezinsleven, het bijsturen van het opvoeden, het zoeken naar oplossingen voor belastende factoren, kindgerichte behandelingen, en evaluatieprocedures [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 2.5.3. Buffered system
Dit concept, beïnvloed door de systeemtheorie, stelt dat tekorten in één onderdeel van het systeem kunnen worden opgevangen door andere delen, waardoor het systeem veerkrachtiger wordt. Problemen en spanningen kunnen worden geïnventariseerd, evenals de krachten die binnen de context aanwezig zijn [40](#page=40).
#### 2.5.4. De kracht van dit model
Het model van Hellinckx benadrukt dat opvoeding multifactorieel, complex en steeds ontwikkelend is, wat snelle conclusies en schuldvragen voorkomt (#page=40, 41). Het model is herkenbaar voor hulpverleners die met kansarme gezinnen werken en illustreert dat hulpverlening zich niet alleen op ouderlijke vaardigheden moet richten, maar ook op aangrenzende velden van invloed en de sociale context [40](#page=40) [41](#page=41).
### 2.6. Bio-psychosociaal model
Het bio-psychosociaal model benadert 'goed voelen' holistisch, door een persoon of situatie in zijn geheel te bekijken vanuit biologische, psychologische en sociale domeinen (#page=43, 45) [43](#page=43) [45](#page=45).
* **Biologische factoren:** Lichamelijke symptomen, erfelijkheid, ziekte, behandeling, leeftijd, geslacht, fysieke situatie en hersenfunctie [45](#page=45).
* **Psychologische factoren:** Persoonlijkheid, stressgevoeligheid, omgang met emoties, zelfbeeld, emotionele problemen, interesse, zorgzaamheid, en vooruitgang in therapie [45](#page=45).
* **Sociale factoren:** Familie, vrienden, relaties, werk, hobby, financiën, wonen, zingeving, levensstijl, etniciteit, en de maatschappelijke situatie [45](#page=45).
Dit model integreert de inzichten van eerdere orthopedagogische kaders, zoals het belang van de wisselwerking tussen vraag en aanbod (Kok) en de analyse van het gezinssysteem en de context (Hellinckx), om een bredere en evenwichtige oplossing te vinden [45](#page=45).
---
# Pedagogische vaardigheden en begeleidingsstijlen
Dit deel focust op de praktische toepassing van pedagogische vaardigheden en de verschillende begeleidingsstijlen om een effectieve hulpverleningsrelatie op te bouwen en af te stemmen op de cliënt [47](#page=47).
### 3.1 Op zoek naar een gepast aanbod
Het bieden van een afgestemd aanbod aan de cliënt vertrekt vanuit diens wensen, noden en behoeften, en vereist een constante dialoog tussen intuïtie ("buik") en reflectie ("hoofd"). Dit aanbod is wederkerig, waarbij niet alleen de begeleider aan de cliënt, maar ook de cliënt aan de begeleider een aanbod doet. De gezamenlijke aanpak van het team en de context is eveneens van belang [47](#page=47).
#### 3.1.1 Een betrokken relatie aangaan
Een betrokken relatie aangaan betekent oprecht laten zien dat je er voor de cliënt bent, plezier met hem wilt delen en in hem blijft geloven, ongeacht zijn gedrag. Dit creëert een basis van veiligheid en vertrouwen. Cliënten hebben behoefte aan individuele aandacht, begrip en openheid van begeleiders [48](#page=48).
> **Tip:** Een vertrouwensband met de begeleider beschermt de cliënt tegen stress, vergroot het zelfvertrouwen en de veerkracht, en bevordert de ontwikkeling van competenties [48](#page=48).
**Hoe werk je eraan?**
Het accepteren van de cliënt als persoon is een voorwaarde. Aanwezig en bereikbaar zijn, met voldoende momenten van gedeeld plezier, is cruciaal. Regelmatige zelfreflectie op de eigen betrokkenheid is nuttig [49](#page=49).
**Concrete werkvormen:**
* **De aandachtsaanval:** Een onvoorwaardelijke, aangename individuele activiteit plannen met een cliënt waarmee het moeilijk loopt, ongeacht diens gedrag. Dit vereist wederzijdse betrokkenheid en is geen kwestie van 'voor wat hoort wat' [49](#page=49).
* **Een schijnbaar nutteloos, maar o-zo-belangrijk weetje:** Het verzamelen van informatie over de voorkeuren, eigenschappen, vaardigheden en dienstbaarheid van de cliënt om aanknopingspunten te vinden voor positieve contacten (#page=49, 50) [49](#page=49) [50](#page=50).
#### 3.1.2 Gepaste nabijheid en gepaste afstand
Gepaste nabijheid en afstand zijn essentieel voor een veilige band met de cliënt en vereisen flexibiliteit in het variëren van de afstand-nabijheid naargelang de noden van de cliënt (#page=50, 51). Nabijheid omvat lichamelijke warmte, zorg en emotionele houvast, terwijl afstand nodig is voor rust, verwerking en ontdekking [50](#page=50) [51](#page=51).
> **Tip:** Mensen verschillen in hun behoefte aan nabijheid en afstand, en deze behoefte kan ook per situatie verschillen [51](#page=51).
**Hoe werk je eraan?**
Actief inschatten, observeren, gesprekken voeren en je eigen noden herkennen zijn belangrijk om de gepaste afstand en nabijheid te bepalen [51](#page=51).
**Concrete werkvormen:**
* **Activiteiten nabijheid en basale stimulatie:** Lichamelijke nabijheid bieden door middel van bijvoorbeeld handmassages, voetreflexologie of samen snoezelen [51](#page=51).
* **Samen doen en tussen-in aandacht:** Cliënten verbinden door samen activiteiten te ondernemen, waarbij de aandacht gericht is op een gedeeld voorwerp of activiteit [52](#page=52).
* **Zijdelings communiceren:** Gesprekken voeren terwijl je naast de cliënt zit of staat, wat vaak veiliger aanvoelt en tot diepgaander contact kan leiden [52](#page=52).
#### 3.1.3 Structureren
Structureren omvat zowel het bieden van voorspelbare houvast als het stellen van helpende grenzen (#page=52, 53). Structuur is een menselijke nood die helpt bij het organiseren van activiteiten, bijdraagt aan welbevinden, stress vermindert en zingeving kan bieden [52](#page=52) [53](#page=53).
> **Tip:** Structuur moet "op maat" worden aangeboden en afgestemd zijn op de cliënt, met aandacht voor diens reacties om weerstanden te begrijpen [53](#page=53).
Helpende grenzen worden gesteld in het belang van de cliënt en diens omgeving, om rust te creëren en destructieve patronen te voorkomen. Het stellen van grenzen kan weerstand oproepen, waarbij het belangrijk is om het belang van de cliënt voorop te stellen en stand te houden indien nodig [53](#page=53).
**Concrete werkvormen:**
* **Het belang van routines en rituelen:** Het creëren van een voorspelbare dagstructuur die rust, regelmaat, veiligheid en vertrouwdheid biedt, en tegelijkertijd mogelijkheden voor contact [54](#page=54).
* **De drie-mandjes techniek:** Een instrument om samen met een team te bepalen welk gedrag wordt genegeerd (groene mand, 60%), waarover onderhandeld wordt (gele mand, 30%) en wat niet getolereerd wordt (rode mand, 10%) (#page=54, 55) [54](#page=54) [55](#page=55).
* **Time-out en het gewone leven terug opnemen:** Een time-out zien als een steunmaatregel om tot rust te komen, gevolgd door het hervatten van de normale activiteit om de relatie te herstellen (#page=55, 56) [55](#page=55) [56](#page=56).
* **Visuele verduidelijking:** Het gebruik van pictogrammen, foto's of een pictogenda om boodschappen begrijpelijker te maken voor de cliënt [56](#page=56).
#### 3.1.4 Ruimte laten voor de eigenheid van de cliënt
Ruimte laten betekent de cliënt voldoende loslaten zodat hij zijn kwaliteiten, verlangens en oplossingsvaardigheden kan tonen, wat bijdraagt aan autonomie. Dit omvat het bieden van keuzevrijheid, initiatief nemen en fouten maken [57](#page=57).
> **Tip:** De realiteit is dat cliënten vaak sterker verbonden zijn met hun begeleiders dan anderen, en autonomie moet actief verkregen worden [57](#page=57).
Het structuuraanbod moet worden afgewisseld en aangevuld met het laten van ruimte, waarbij de persoon als uniek wordt ervaren en zijn kwaliteiten kan tonen [57](#page=57).
**Hoe werk je eraan?**
Situaties aanbieden die de cliënt uitdagen, vertrekkende vanuit diens interesses en aangepast aan diens niveau, is cruciaal. Ook het benutten van de zelfhelende capaciteiten en leidinggevende vermogens van cliënten is belangrijk. Emoties zoals kwaadheid en verdriet moeten worden toegelaten en begrepen [57](#page=57) [58](#page=58).
**Concrete werkvormen:**
* **Probeerruimte creëren:** Situaties creëren waarin de cliënt zelf keuzes kan maken en dingen kan doen, ook al mag het fout lopen [58](#page=58).
* **Gezamenlijke probleemoplossing stap voor stap:** Een systematische methode bestaande uit probleemstelling, brainstorming, beslissing en evaluatie om cliënten te betrekken bij het oplossen van problemen (#page=58, 59) [58](#page=58) [59](#page=59).
* **Eigen initiatief model (EIM):** Een benadering gericht op het stimuleren van de eigen kracht en autonomie van de cliënt, waarbij de hulpverlener fungeert als facilitator en coach [59](#page=59).
* **Bekrachtigen dan bestraffen:** Dit komt aan bod in het OPO psychologie.
#### 3.1.5 Mildheid en herstel van de relatie
Mildheid als begeleider begint met mildheid voor jezelf, vooral wanneer situaties escaleren of cliënten gekwetst zijn in hun gehechtheid. Het herkennen en verwerken van negatieve gevoelens bij jezelf is essentieel om pedagogische vaardigheden opnieuw te kunnen inzetten en ruimte te maken voor herstel van de relatie [59](#page=59) [60](#page=60).
> **Tip:** Mildheid voor jezelf leidt tot mildheid voor de cliënt en jullie relatie [60](#page=60).
Het begrijpen waar probleemgedrag vandaan komt is belangrijk, maar de focus moet eerst liggen op de impact van dit gedrag op jou als begeleider [60](#page=60).
**Concrete werkvormen:**
* **Het ijzer smeden als het koud is:** Uitgesteld reageren om verdere escalatie te voorkomen, waarbij afspraken gemaakt worden om op een rustig moment op het gedrag terug te komen. Dit is relevant voor gedrag zonder acuut gevaar en linkt aan de drie-mandjes techniek [60](#page=60).
* **Verzoeningsgebaren:** De eerste stap zetten om de relatie te herstellen door middel van gebaren die waardering en respect tonen, ongeacht het gedrag van de ander (#page=60, 61). Deze gebaren zijn strategisch en systematisch in te zetten, zonder tegenprestatie te verwachten [60](#page=60) [61](#page=61).
* **Het belang van teamoverleg en intervisie:** Regelmatig overleg en uitwisseling van ervaringen met collega's om elkaar te steunen en te leren van dagelijkse werkpraktijken [61](#page=61).
### 3.2 Begeleidingsstijlen
De manier waarop een begeleider contact vormt met cliënten is van doorslaggevend belang. Het is belangrijk om zicht te hebben op zowel je eigen favoriete begeleidingsstijl als de stijl die de cliënt nodig heeft. Afhankelijk van de context, cliënt en relatie, kunnen bepaalde stijlen meer aangewezen zijn [62](#page=62).
* **De zorgende begeleider/opvoeder:** Organiseert de situatie zodat deze lukt en aangenaam verloopt, biedt praktische ondersteuning, veiligheid en voorspelbaarheid, en brengt ordening en structuur aan [62](#page=62).
* **De emotioneel nabije begeleider:** Biedt nabijheid, vertrouwen, bevestiging en emotionele steun. Voelt goed de grenzen van de cliënt aan en kan afstand en grenzen bieden indien nodig [62](#page=62).
* **De animerende groepsbegeleider:** Werkt vanuit de groep, brengt sfeer, regelt de omgang tussen cliënten, en kan leiding geven en meedoen als groepslid. Vaardig in regels, afspraken, consequenties en gezag, en behoudt rust bij uitdagend gedrag [62](#page=62).
* **De begeleider op afstand:** Laat de cliënt dingen uitproberen, maakt zichzelf overbodig waar mogelijk, maar blijft beschikbaar voor opvang en bijsturing. Sterk in het aanleren van vaardigheden, reflectie, mogelijkheden verkennen en verantwoordelijkheid normeren [62](#page=62).
* **De contextuele begeleider:** Richt zich op hoe de cliënt zijn netwerk beleeft en bouwt mee aan het netwerk. Is aanspreekpunt voor mensen uit de context en ondersteunt deze. Sterk in het wisselen van perspectief [62](#page=62).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Orthopedagogische begeleiding | Het ondersteunen van mensen in hun dagelijkse leven om zoveel mogelijk zelf vorm te geven aan het leven dat zij wensen, met specifieke aandacht voor bijzondere leef- of opvoedingssituaties. |
| Opvoeden | (Samen)werken met kinderen en jongeren, gericht op het helpen mondig worden, groeien, ontplooien en verantwoordelijkheid opnemen. |
| Begeleiden | (Samen)werken met volwassenen en ouderen, met de nadruk op ondersteunen en/of bijsturen. |
| Pedagogisch besef | De manier waarop ouders of andere opvoeders betekenis geven aan het gedrag van een kind of cliënt en hoe zij hun eigen handelen hiernaar richten en vormgeven, rekening houdend met het belang van het kind. |
| Levend verlies | Een chronisch rouwproces dat mensen ervaren wanneer veel vanzelfsprekendheden wegvallen of nooit binnen handbereik zullen zijn, zoals bij een beperking, waarbij de intensiteit van het verdriet met de tijd kan toenemen. |
| Brussen | Broers en zussen van mensen met een ondersteuningsnood, die een belangrijke rol spelen in het leven van hun broer of zus en vaak al vroeg zorgtaken opnemen. |
| ICF-model | Een classificatiesysteem van de Wereldgezondheidsorganisatie dat de wisselwerking tussen menselijke functies, activiteiten, participatie en omgevingsfactoren in kaart brengt, met name relevant voor het begrijpen van handicap. |
| Ecologisch uitgangspunt | Een benadering in de opvoedkunde die stelt dat de ontwikkeling van kinderen en jongeren multifactorieel bepaald is door een complexe interactie tussen temperament, persoonlijkheid van ouders, stress of steun uit de omgeving, en de interactie tussen al deze factoren. |
| Bijzondere leef- of opvoedingssituatie | Een situatie die voor de betrokkenen moeilijk en niet vanzelfsprekend is, en waarvoor professionele ondersteuning nodig is om vorm te geven aan het gewenste leven. Dit is het werkveld van orthopedagogen. |
| Verontrustende opvoedingssituatie (VOS) | Een situatie waarin de ontwikkelingskansen van een minderjarige bedreigd worden en/of de integriteit van een minderjarige of gezinsleden wordt aangetast, waarbij deskundige hulp noodzakelijk is, ook als betrokkenen geen hulp vragen. |
| Vraag- en aanbodmodel van Kok | Een model dat pedagogisch handelen beschouwt als een antwoord op de pedagogische vraag van het kind. Hoe beter vraag en aanbod op elkaar zijn afgestemd, hoe meer ontwikkelingskansen er zijn. |
| Pedagogische noden van het kind | De basisbehoeften van een kind op sociaal-emotioneel, cognitief en persoonlijkheids-/moreel gebied die nodig zijn voor optimale ontwikkeling, zoals geborgenheid, veiligheid, structuur, variatie, stimulering en bijsturing. |
| Pedagogische vraag van het kind | De ontcijfering door de opvoeder van wat een kind nodig heeft aan afstand en nabijheid, structuur en variatie, erkenning en bijsturing, gebaseerd op observatie van gedrag en reacties. |
| Pedagogisch aanbod van de opvoeder en de omgeving | Het handelen van ouders, opvoeders en de omgeving dat inspeelt op de ontwikkelingsnoden van het kind. Een goede afstemming tussen aanbod en vraag verhoogt de kans op optimaal opvoeden en begeleiden. |
| Gezinspedagogisch kader van Hellinckx | Een raamwerk dat opvoedkundig handelen analyseert binnen het gezinssysteem, rekening houdend met individuele persoonskenmerken, subsystemen (bv. partnerrelatie), het gezin als geheel en de externe context. |
| Bio-psychosociaal model | Een holistische benadering die iemands welzijn bekijkt op het snijvlak van biologische (lichamelijke, erfelijke factoren), psychologische (persoonlijkheid, emoties, stress) en sociale (familie, vrienden, omgeving) domeinen, en hoe deze elkaar beïnvloeden. |
| Betrokken relatie aangaan | Oprecht laten zien dat je er voor de cliënt bent, hem steunt en in hem blijft geloven, ongeacht zijn gedrag, om een basis van veiligheid en vertrouwen te creëren. |
| Gepaste nabijheid en gepaste afstand | Het vermogen van een begeleider om te variëren in fysieke en emotionele afstand tot de cliënt, afgestemd op diens behoefte aan steun, veiligheid of ruimte voor zelfstandigheid en verwerking. |
| Structureren | Het bieden van voorspelbare houvast door middel van een aangepaste dagstructuur, activiteiten, rituelen en duidelijke informatie, en het stellen van helpende grenzen in het belang van de cliënt en zijn omgeving. |
| Ruimte laten voor de eigenheid van de cliënt | Het cliënt voldoende loslaten om zijn kwaliteiten, verlangens en oplossingsvaardigheden te tonen, wat autonomie bevordert en hem de kans geeft zelf beslissingen te nemen en verantwoordelijkheid te dragen. |
| Mildheid en herstel van de relatie | Mildheid voor jezelf en voor de cliënt, begrip voor problematisch gedrag vanuit het perspectief van de cliënt, en actief stappen ondernemen om de relatie te herstellen na conflicten of escalaties. |
| Begeleidingsstijlen | Verschillende manieren waarop een orthopedagogisch begeleider spontaan een relatie aangaat met cliënten, zoals de zorgende, emotioneel nabije, animerende groepsbegeleider, begeleider op afstand en contextuele begeleider. |