Cover
Inizia ora gratuitamente 5. De financiële crisis(sen) - les 2.pptx
Summary
# Effectisering en kredietderivaten
Dit onderwerp verklaart de mechanismen van effectisering en de rol van kredietderivaten, met name CDO's, in de financiële markten en crises, inclusief de context van funding en ratingbureaus.
## 1 Effectisering en kredietderivaten
### 1.1 Wat is een rating?
Een kredietrating is een beoordeling van het kredietrisico van een potentiële debiteur (een individu, bedrijf of overheid), die hun vermogen voorspelt om een schuld terug te betalen en de waarschijnlijkheid van wanbetaling inschat. Deze rating is gebaseerd op een evaluatie van kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de potentiële debiteur, zowel publieke als niet-publieke informatie verkregen door analisten van het ratingbureau.
#### 1.1.1 Kredietratingbureaus (CRA's)
Een kredietratingbureau (CRA) is een bedrijf dat kredietratings toekent. Deze ratings geven aan hoe goed een debiteur in staat is om tijdig aan zijn financiële verplichtingen te voldoen en hoe waarschijnlijk wanbetaling is. CRA's kunnen de kredietwaardigheid beoordelen van uitgevers van schulden, van schuldbewijzen zelf, en soms ook van de beheerders van onderliggende schulden.
**Historiek van CRA's:**
De eerste CRA's ontstonden begin 1900 in de Verenigde Staten. John Moody publiceerde in 1909 de eerste openbaar toegankelijke ratings. In 1913 ontwikkelde hij het 'lettersysteem'. Latere "Big Three" ratingbureaus zoals Poor’s Publishing Company, Standard Statistics Company en Fitch Publishing Company ontstonden in de jaren daarna. De "Big Three" zijn sindsdien Moody's, Standard & Poor's en Fitch.
**Rol van CRA's in de late 20e eeuw:**
De ontwikkeling van de obligatiemarkten leidde tot een grotere vraag naar ratings. Aandelen werden niet gerated. Complexe financiële producten zoals 'junk bonds', 'structured finance' met ABS, MBS, CDO's, CDO-squared en synthetische CDO's werden steeds moeilijker te begrijpen en te waarderen. De "Big Three" verzorgen in de VS 98% van de ratings en wereldwijd 95%.
**Rol in de kapitaalmarkt:**
CRA's beoordelen de kredietwaardigheid van obligaties van zowel particuliere ondernemingen als overheden, evenals gestructureerde financiële instrumenten en de emittenten daarvan. Hun ratings worden algemeen vertrouwd, of mechanisch gebruikt bij besluitvorming.
#### 1.1.2 Ratinggradaties
Fitch en S&P hanteren de volgende gradaties voor langlopend kredietrisico (van meest kredietwaardig tot minst): AAA, AA, A, en BBB voor 'investment grade', en BB, B, CCC, CC, C, en D voor 'speculatief'. Moody's gebruikt Aaa, Aa, A, en Baa voor 'investment grade', en Ba, B, Caa, Ca, en C voor 'speculatief'. Fitch en S&P gebruiken plus- en mintekens (bv. AA+ en AA-), terwijl Moody's cijfers gebruikt (bv. Aa1 en Aa3) voor verdere nuancering.
**Waarschijnlijkheid van wanbetaling (Probability of Default - PD):**
CRA's koppelen geen harde getallen aan PD aan elke gradatie, maar gebruiken beschrijvende definities. Bijvoorbeeld, S&P definieert een AAA-rating als "de capaciteit van de obligor om aan zijn financiële verplichtingen op de obligatie te voldoen is extreem sterk". Een BB-rating wordt omschreven als "minder kwetsbaar voor wanbetaling dan andere speculatieve leningen". Een studie van Moody's toonde aan dat over een periode van vijf jaar obligaties met de hoogste rating (Aaa) een cumulatieve wanbetalingsgraad van slechts 0,18% hadden, terwijl de laagste bestudeerde rating (B2) een graad van 31,24% had.
#### 1.1.3 Kritiek op ratingbureaus
* **Laattijdigheid:** Downgrades vinden vaak pas kort voor een daadwerkelijke wanbetaling plaats. Dit werd zichtbaar bij financiële schandalen en crises zoals die met Russische staatsobligaties, het LTCM hedge fund, Enron, en de subprime hypotheken crisis in 2007. De bureaus werden bekritiseerd omdat ze te traag reageerden op negatieve ontwikkelingen op de Amerikaanse woningmarkt, wat tot ratingverlagingen had moeten leiden.
* **Belangenverstrengeling:** Ratingbureaus zijn private ondernemingen die door de emittenten zelf worden betaald. Dit kan leiden tot een conflict of interest: enerzijds de wens om een betrouwbare rating af te geven, anderzijds het niet willen kwetsen van een klant. Ook afnemers van obligaties, met name institutionele beleggers zoals pensioenfondsen, streven naar zo hoog mogelijke ratings.
### 1.2 Het mechanisme van de financiële crisis
#### 1.2.1 De rol van effectisering
Effectisering is het proces waarbij illiquide activa, zoals hypotheken, worden gebundeld en omgezet in verhandelbare effecten. Dit proces, ook wel 'securitization' genoemd, creëert nieuwe financiële instrumenten die op de kapitaalmarkt kunnen worden verhandeld.
**Basisprincipe van effectisering (true sale):**
Bij 'true sale' worden activa uit de balans van een financiële instelling gehaald en verkocht aan een speciale entiteit (Special Purpose Vehicle - SPV). Deze SPV bundelt de activa en geeft effecten uit die door beleggers worden gekocht.
**Tranchering:**
De uitstaande effecten worden opgedeeld in verschillende 'tranches', elk met een verschillend risicoprofiel en rendement. Senior tranches hebben voorrang bij uitkering en dus een lager risico, terwijl junior tranches (equity tranches) de eerste verliezen dragen maar een potentieel hoger rendement bieden.
#### 1.2.2 Kredietderivaten en CDO's
Kredietderivaten zijn financiële contracten waarvan de waarde is afgeleid van de kredietrisicoperformance van een onderliggend actief of een mandje van activa.
**Collateralized Debt Obligations (CDO's):**
Een CDO is een complex gestructureerd financieel product dat verschillende soorten schulden, zoals hypotheken, bedrijfsobligaties of leningen, bundelt. De kasstromen uit deze onderliggende activa worden gebruikt om betalingen te doen aan houders van de CDO-effecten. CDO's worden, net als andere effecten, getrancheerd om verschillende risico- en rendementsprofielen te creëren.
**CDO-squared en synthetische CDO's:**
Dit zijn nog complexere varianten. CDO-squared bundelt effecten die zelf uit tranches van andere CDO's bestaan. Synthetische CDO's creëren kredietrisico via credit default swaps (CDS) in plaats van daadwerkelijke onderliggende activa.
#### 1.2.3 De crisis van 2007-2008: een samenvatting
1. **Groeiende huizenprijzen en hypotheekleningen:** De financiële crisis begon met een gestage groei van de huizenprijzen in de VS en een toenemend belang van hypotheekleningen.
2. **Ontstaan van het 'subprime' segment:** Er ontstond een 'subprime' segment, bestaande uit hypotheken verstrekt aan leners met een lagere kredietwaardigheid ('subprime' betekent letterlijk onder-prime). Deze leners hadden een slechte krediethistorie of geen inkomen. Vaak waren de leningen de eerste jaren aflossingsvrij, met de verwachting dat stijgende huizenprijzen winsten zouden genereren bij verkoop om de hypotheek af te lossen.
3. **Groei van Asset Backed Securities (ABS) en kredietderivaten:** Deze subprime hypotheken werden gebundeld en omgezet in ABS en CDO's. De complexiteit en het slechte onderliggende risico van deze producten werden vaak gemaskeerd.
4. **Leverage:** Banken en andere financiële instellingen gebruikten aanzienlijke leverage (schuld ten opzichte van eigen vermogen) om te investeren in deze activa. Met een leverage van bijvoorbeeld 25:1 kon met een klein bedrag aan eigen vermogen een groot bedrag aan investeringen worden gefinancierd, wat winsten (en verliezen) versterkte.
5. **Crisis in de funding van banken (9 augustus 2007):** Toen de huizenprijzen begonnen te dalen en wanbetalingen op subprime hypotheken toenamen, verloren de ABS en CDO's drastisch aan waarde. Dit leidde tot liquiditeitsproblemen bij financiële instellingen, omdat de financiering via kortlopende schulden (zoals via ABCP of repo's) wegviel. Dit markeerde het begin van de crisis.
### 1.3 Funding
Funding verwijst naar de manier waarop een financiële instelling zich financiert. Er zijn twee hoofdcategorieën:
#### 1.3.1 Depository funding
Dit omvat financiering via deposito's van klanten, zoals spaarrekeningen en zichtrekeningen. Banken met een groot aantal stabiele deposito's hebben een relatief veilige fundingbron.
#### 1.3.2 Non-depository funding
Dit omvat alle andere vormen van financiering, zoals:
* **Repo's (Repurchase Agreements):** Kortlopende transacties waarbij effecten worden verkocht met de afspraak ze op een later tijdstip terug te kopen tegen een hogere prijs. Dit is in feite een vorm van kortlopende lening met effecten als onderpand.
* **Commercial Paper (CP):** Kortlopende, ongedekte schuldbewijzen uitgegeven door grote bedrijven met een goede kredietwaardigheid.
* **Asset-Backed Commercial Paper (ABCP):** Commercieel papier dat wordt gedekt door een bundel van activa, vaak gecreëerd via effectisering. Dit was een belangrijke financieringsbron voor banken, vooral voor het financieren van gestructureerde producten.
* **Securities lending:** Het uitlenen van effecten in ruil voor een vergoeding, vaak gebruikt om short selling mogelijk te maken.
Tijdens de crisis van 2007-2008 bleek met name de non-depository funding extreem kwetsbaar en opgedroogd, wat leidde tot acute liquiditeitstekorten.
### 1.4 Reddingsoperaties
Vanwege de systeemkritische aard van banken en de omvang van de crisis waren overheidsingrijpen en reddingsoperaties noodzakelijk. Instrumenten omvatten leningen aan banken, herkapitalisering of nationalisering, het opkopen van activa, en garanties voor bankdeposito's en schulden.
**Voorbeelden van reddingsoperaties:**
* **Verenigde Staten:** Bear Stearns werd gekocht door JP Morgan, Fannie Mae en Freddy Mac werden genationaliseerd, Merrill Lynch werd gekocht door Bank of America, Lehman Brothers ging failliet, AIG werd deels genationaliseerd, en het Troubled Asset Relief Program (TARP) werd ingesteld met een omvang van 700 miljard dollars.
* **Europa:** Diverse landen moesten ingrijpen. Voorbeelden zijn de redding van Ierland en IJsland, de interventies in Zwitserland, en de aanzienlijke reddingsoperaties in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en België (zoals Dexia, KBC en Fortis). De redding van Dexia, KBC en Fortis betrof vaak complexe onderhandelingen, kapitaalinjecties en staatsgaranties.
### 1.5 Lessen geleerd (en niet geleerd)
De crisis heeft aangetoond dat de risico's in de financiële sector ernstig werden onderschat, zowel individuele risico's als correlatierisico's (banken als elkaars tegenpartijen) en macro-economische risico's. Er was een overmatig geloof in 'market discipline', terwijl private incentives sterker bleken dan marktdiscipline.
**Kernpunten uit de lessen:**
* **Moral Hazard:** Het risico dat partijen die niet zelf de kosten van risico dragen (bv. door overheidsgaranties of bail-outs) geneigd zijn meer risico te nemen.
* **Vergoedingen van bankbestuurders:** Bonussen die sterk prestatie-gerelateerd zijn en kortetermijnwinsten stimuleren, dragen bij aan risicovol gedrag.
* **Solvabiliteit, liquiditeit en leverage:** De noodzaak voor strengere kapitaalvereisten, betere liquiditeitsnormen en beperkingen op excessieve leverage ('too big to fail').
* **Structurele hervormingen:** Maatregelen zoals 'ringfencing' (scheiding van bankactiviteiten) en afwikkelingsmechanismen ('recovery and resolution planning') om faillissementen beheersbaarder te maken.
* **Rechtshandhaving:** De rol van civiel, administratief en strafrechtelijk toezicht.
De Basel Committee heeft met 'Basel III' maatregelen geïntroduceerd om de weerbaarheid van banken en het mondiale banksysteem te versterken. Dit omvat hogere kapitaalkwaliteit en -niveaus, betere risicodekking, een leverage ratio, kapitaalbuffers, mondiale liquiditeitsnormen en strengere normen voor toezicht en openbaarmaking.
Europese overheden en toezichthouders hebben de bankregulering en het toezicht Europees gemaakt, met nadruk op kapitaalversterking, liquiditeitsvereisten, risico- en toezichtsfuncties en depositobescherming. Het principe van 'bail-in' (aandeelhouders en schuldeisers dragen mee de kosten bij een redding) is belangrijker geworden dan 'bail-out' (overheidsgeld). Desondanks blijven er vragen bestaan over de effectiviteit van de hervormingen en de beheersing van complexiteitsrisico's.
---
# Ratingbureaus en hun rol
Dit onderwerp behandelt de definitie, historische ontwikkeling, de rol van ratingbureaus (CRA's) in de kapitaalmarkt, en kritiek op deze bureaus, inclusief mogelijke belangenverstrengeling.
### 2.1 Wat is een rating?
Een kredietrating is een beoordeling van het kredietrisico van een potentiële debiteur, waarbij de kans op wanbetaling wordt ingeschat. De rating is gebaseerd op een analyse van kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de debiteur, zowel verstrekt door de debiteur zelf als verkregen door analisten van het ratingbureau.
#### 2.1.1 Kredietbeoordelingsbureau (CRA)
Een kredietbeoordelingsbureau (CRA, ook wel ratingbureau genoemd) is een bedrijf dat kredietratings toekent. Deze ratings geven de kredietwaardigheid van een debiteur weer, dat wil zeggen het vermogen om tijdig de hoofdsom en rente te betalen, en de waarschijnlijkheid van wanbetaling. Een bureau kan de kredietwaardigheid beoordelen van uitgevers van schulden, van schuldeninstrumenten, en soms ook van de dienstverleners van de onderliggende schuld.
### 2.2 Historische ontwikkeling van CRA's
De eerste CRA's ontstonden begin 1900 in de Verenigde Staten. In 1909 publiceerde John Moody de eerste ratings in publiek toegankelijke documenten en ontwikkelde in 1913 het 'lettersysteem'. In de daaropvolgende jaren ontstonden de latere 'Big Three': Poor’s Publishing Company, Standard Statistics Company en Fitch Publishing Company. Deze drie bureaus (Moody’s, Standard & Poor’s en Fitch) domineren sindsdien de markt.
In de late 20e eeuw leidde de ontwikkeling van de obligatiemarkten tot een verhoogde vraag naar ratings. Ratings werden essentieel voor onder andere junk bonds, gestructureerde financiering zoals ABS, MBS, CDO's en synthetische CDO's, producten die steeds minder transparant werden. De Big Three verzorgen momenteel ongeveer 98% van de ratings in de VS en 95% wereldwijd.
### 2.3 Rol van CRA's in de kapitaalmarkt
CRA's beoordelen de kredietwaardigheid van obligaties uitgegeven door zowel private ondernemingen als overheden, evenals gestructureerde financiële instrumenten. Ze beoordelen ook de kredietwaardigheid van de emittenten van deze obligaties en instrumenten. De ratings worden algemeen vertrouwd en op bijna mechanische wijze gebruikt bij diverse financiële beslissingen.
#### 2.3.1 Ratinggradaties
Fitch en S&P gebruiken de volgende gradaties voor langlopend kredietrisico van beleggingskwaliteit (van hoogste naar laagste): AAA, AA, A, en BBB. Voor speculatief langlopend kredietrisico worden gebruikt: BB, B, CCC, CC, C, en D. Moody's hanteert langlopende designators: Aaa, Aa, A, en Baa voor beleggingskwaliteit, en Ba, B, Caa, Ca, en C voor speculatieve kwaliteit. Fitch en S&P gebruiken plussen en minnen (bv. AA+ en AA-), terwijl Moody's cijfers gebruikt (bv. Aa1 en Aa3) voor verdere nuancering.
#### 2.3.2 Kans op wanbetaling
De bureaus verbinden geen harde kanspercentages (PD - Probability of Default) aan elke rating, maar geven voorkeur aan beschrijvende definities. Bijvoorbeeld, S&P definieert een AAA-rated obligatie als een met een 'extreem sterke capaciteit van de obligor om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen', en een BB-rated obligatie als 'minder kwetsbaar voor wanbetaling dan andere speculatieve uitgiften'. Onderzoek van Moody's toonde aan dat over een periode van vijf jaar de cumulatieve wanbetalingskans voor Aaa-rated obligaties slechts 0,18% was, oplopend tot 31,24% voor B2-rated obligaties.
### 2.4 Kritiek op ratingbureaus
Er is aanzienlijke kritiek op ratingbureaus, voornamelijk gericht op de timing van hun ratings en mogelijke belangenverstrengeling.
#### 2.4.1 Laattijdigheid van ratings
Een belangrijk punt van kritiek is de laattijdigheid van ratingaanpassingen, met name van downgrades. Deze vinden vaak pas kort voor een daadwerkelijke wanbetaling plaats. Dit fenomeen was zichtbaar bij diverse financiële schandalen en crises, zoals bij de Russische overheidsobligaties, het LTCM hedge fund, Enron, en de subprime hypotheken crisis van 2007. In het geval van de subprime crisis werden de bureaus bekritiseerd omdat ze niet snel genoeg reageerden op negatieve ontwikkelingen op de Amerikaanse woningmarkt, wat had moeten leiden tot ratingverlagingen van gerelateerde obligaties.
#### 2.4.2 Belangenverstrengeling
Ratingbureaus zijn private ondernemingen die worden betaald door de emittenten van de obligaties die zij beoordelen. Dit creëert een potentiële belangenverstrengeling: enerzijds willen de bureaus een betrouwbare rating afgeven, anderzijds willen ze hun klanten, de emittenten, niet voor het hoofd stoten. Ook de afnemers van obligaties, met name institutionele beleggers zoals pensioenfondsen, hebben belang bij zo hoog mogelijke ratings.
> **Tip:** Begrijp de kern van de kritiek: de insteek van het verdienmodel van ratingbureaus creëert een inherente spanning tussen het belang van accurate en tijdige ratings enerzijds, en het behouden van klanten anderzijds.
> **Voorbeeld:** Stel een bank vraagt een ratingbureau om een complexe gestructureerde financiële product te beoordelen. Als het bureau een lage rating toekent, kan de bank besluiten om naar een ander bureau te gaan dat mogelijk een hogere rating afgeeft. Dit zet druk op het eerste bureau om "constructiever" te zijn, zelfs als de risico's hoog zijn.
---
# De financiële crisis van 2007-2008
Dit onderwerp behandelt de oorzaken, het verloop en de nasleep van de financiële crisis van 2007-2008, inclusief de rol van ratingbureaus, banken, leverage, en de uitgevoerde reddingsoperaties in de VS en Europa.
## 3.1 Het mechanisme van de financiële crisis
De financiële crisis van 2007-2008 werd gekenmerkt door een reeks onderling verbonden factoren die leidden tot een wereldwijde economische recessie.
### 3.1.1 Oorzaken van de crisis
De crisis had diepe wortels in de Amerikaanse economie, met name op de woningmarkt en in de financiële sector.
#### 3.1.1.1 Groei van huizenprijzen en hypotheekleningen
Er was een gestage groei van de huizenprijzen in de Verenigde Staten. Dit leidde tot een toenemend belang van hypotheekleningen in het financiële systeem.
#### 3.1.1.2 Ontstaan van het 'subprime' segment
Een belangrijk fenomeen was de groei van het 'subprime' hypotheeksegment. 'Prime' hypotheken waren bestemd voor leners met een adequate kredietwaardigheid. 'Subprime' leners daarentegen hadden een slechtere krediethistorie of konden hun inkomen niet aantonen. Deze leningen werden initieel vaak verstrekt met een aflossingsvrije periode. De verwachting was dat stijgende huizenprijzen leners in staat zouden stellen hun huizen met winst te verkopen en zo de hypotheek af te lossen.
#### 3.1.1.3 Groei van Asset-Backed Securities (ABS) en kredietderivaten
De toegenomen hoeveelheid hypotheken, inclusief de subprime hypotheken, werd verpakt in Asset-Backed Securities (ABS). Deze effecten werden vervolgens doorverkocht aan beleggers. Dit proces staat bekend als effectisering. De complexiteit nam verder toe met de opkomst van kredietderivaten, zoals Collateralized Debt Obligations (CDO's) en Synthetic CDO's. CDO's verpakten verschillende soorten schulden, waaronder hypotheekobligaties, in nieuwe effecten met verschillende risicoprofielen (tranches).
#### 3.1.1.4 De rol van banken en leverage
Banken speelden een cruciale rol in deze ontwikkelingen. Ze verhoogden hun exposure door het gebruik van leverage. Leverage, of hefboomwerking, betekent dat banken met geleend geld beleggen om potentiële winsten te vergroten.
> **Voorbeeld:** Een bank met 1 miljard euro eigen vermogen leent 25 miljard euro tegen 4% rente. Met dit totaal van 26 miljard euro investeert de bank in bedrijfsobligaties met een rendement van 5,5%. De winst is dan 25 miljard euro maal (5,5% - 4%), wat neerkomt op 375 miljoen euro. Gedeeld door het eigen vermogen van 1 miljard euro, resulteert dit in een winstpercentage van 37,5%. Dit toont het potentieel van hoge rendementen bij leverage, maar ook het inherente risico.
Dit verhoogde leverage maakte banken echter extreem kwetsbaar voor schommelingen in de markt.
### 3.1.2 Het verloop van de crisis
De crisis manifesteerde zich aanvankelijk als een liquiditeitscrisis in de financiering van banken.
#### 3.1.2.1 Crisis in de funding van banken
De datum 9 augustus 2007 wordt beschouwd als een keerpunt, vergelijkbaar met het begin van de Eerste Wereldoorlog, vanwege de schok die het veroorzaakte in de interbancaire geldmarkten. Banken begonnen elkaar minder te vertrouwen, wat leidde tot een 'funding crisis', waarbij het moeilijk werd om kortlopende financiering te verkrijgen, bijvoorbeeld via ABCP (Asset-Backed Commercial Paper) of repo-transacties.
#### 3.1.2.2 Interventie van ratingbureaus
Ratingbureaus (CRA's) speelden een ambigue rol. Hoewel ze bedoeld zijn om kredietwaardigheid te beoordelen, werden ze bekritiseerd om hun trage reactie.
* **Historiek CRA's:** De eerste CRA's ontstonden begin 1900 in de VS, met figuren als John Moody. Later ontstonden de "Big Three": Moody's, Standard & Poor's (S&P) en Fitch.
* **Rol in kapitaalmarkt:** CRA's beoordelen de kredietwaardigheid van obligaties en emittenten, en hun ratings werden breed gebruikt door beleggers.
* **Ratinggraden:** Er bestaan verschillende gradaties, zoals AAA, AA, A, BBB voor investment grade en BB, B, CCC, CC, C, D voor speculatieve kredietrisico's.
* **Kritiek op CRA's:**
* **Laattijdigheid:** Downgrades gebeurden vaak pas kort voor een default. Dit was zichtbaar bij eerdere crises en ook bij de subprime crisis, waar ratingbureaus te laat reageerden op negatieve ontwikkelingen op de Amerikaanse woningmarkt.
* **Belangenverstrengeling:** CRA's worden betaald door de emittenten die ze beoordelen. Dit creëert een potentieel conflict tussen het afgeven van een betrouwbare rating en het behouden van klanten. Ook afnemers van obligaties, met name institutionele beleggers, streven naar zo hoog mogelijke ratings.
#### 3.1.2.3 Slachtoffers van de crisis
Verschillende financiële instellingen en markten werden slachtoffer van de crisis:
* **Hedge Funds:** Zoals LTCM (Long-Term Capital Management).
* **Bedrijven:** Zoals Enron.
* **Financiële instellingen:** De crisis leidde tot het faillissement van Lehman Brothers en de redding van AIG, Bear Stearns, Fannie Mae, Freddy Mac, Merrill Lynch, en in Europa tot de nationalisering of staatssteun voor onder andere Dexia, Belfius, KBC en Fortis.
### 3.1.3 Reddingsoperaties
De crisis dwong overheden wereldwijd tot ingrijpen.
#### 3.1.3.1 Reddingsoperaties in de VS
* **Maart 2008:** Reddingsoperatie van Bear Stearns door JP Morgan.
* **September 2008:** Nationalisering van Fannie Mae en Freddy Mac.
* **September 2008:** Bank of America koopt Merrill Lynch.
* **September 2008:** Faillissement van Lehman Brothers.
* **September 2008:** Overheid neemt 80% van de aandelen van AIG over.
* **Oktober 2008:** Implementatie van het Troubled Asset Relief Program (TARP) voor 700 miljard dollars.
#### 3.1.3.2 Europese reddingsoperaties
De aanpak in Europa was minder globaal en varieerde per land.
* **Ierland en IJsland:** werden zwaar getroffen en hadden specifieke reddingsplannen nodig.
* **Zwitserland, VK, Duitsland, Frankrijk, België, Nederland:** Deze landen moesten individuele banken ondersteunen.
* **Politieke discussies:** Er waren veel politieke discussies, en sommige banken weigerden aanvankelijk redding omwille van hun trots.
#### 3.1.3.3 Specifieke Europese banken
* **Dexia:** Ontstaan uit een fusie in 1996, kwam in moeilijkheden door haar Amerikaanse dochteronderneming FSA. Dit leidde tot opeenvolgende kapitaalverhogingen, staatsgaranties en uiteindelijk de nationalisering van Belfius. Dexia bleef bestaan als een af te bouwen entiteit.
* **KBC:** Kwam in de problemen na verliezen op een CDO-portefeuille. Redding volgde via kapitaalverhogingen door de Belgische en Vlaamse regering, gebruikmakend van preferente aandelen.
* **Fortis:** Ontstond in 1990 door een samengaan. Na een bod op ABN Amro en bijbehorende kapitaalverhogingen, kreeg Fortis het zwaar te verduren na de val van Lehman Brothers en de AIG-crisis. Dit leidde tot een "run on the bank". Een reddingsplan door België, Nederland en Luxemburg in het weekend van 27-28 september 2008 resulteerde in een opdeling van de activa en liabilities. Nederland nam de Nederlandse activa over, België de Belgische activa, waarvan 75% werd verkocht aan BNP Paribas.
## 3.2 Lessen geleerd (of niet)
De crisis heeft geleid tot discussies over de genomen risico's en de noodzaak van hervormingen.
### 3.2.1 Risico's en overtuigingen
* **Onderschatting van risico's:** De financiële sector onderschatte de risico's ernstig, zowel individueel (correlatierisico tussen banken) als macro-economisch.
* **Geloof in 'market discipline':** Er was een te groot geloof in de zelfregulerende kracht van de markt. Private prikkels bleken sterker dan marktdiscipline.
* **Depositogarantiemechanismen:** Deze mechanismen speelden een rol bij het voorkomen van bredere paniek.
### 3.2.2 Moral hazard en beloningen
* **Moral hazard:** Het risico dat partijen die niet zelf de kosten van risico dragen, eerder geneigd zijn risico's te nemen.
* **Vergoedingen van bankbestuurders:** Hoge bonussen, vaak prestatiegericht en gericht op de korte termijn, werden gezien als een stimulans voor risicovol gedrag.
* **Verschuiving van risico:** Een verschuiving van aandelenrisico naar schuldfinancieringsrisico.
### 3.2.3 Too big to fail en structurele hervormingen
Het fenomeen 'too big to fail' – banken zo groot dat hun faillissement onaanvaardbaar is voor de economie – werd een centraal thema. Er was discussie over structurele hervormingen zoals 'ringfencing' (het scheiden van bankactiviteiten) en het ontwikkelen van afwikkelingsmechanismen (recovery and resolution planning).
### 3.2.4 Reactie van het Basel Committee
Het Basel Committee stelde in 2010 een rapport voor aan de G20 met maatregelen om de veerkracht van banken en het mondiale banksysteem te versterken. Deze maatregelen, bekend als Basel III, omvatten:
* **Hogere kapitaalkwaliteit en -niveaus:** Focus op common equity om verliezen beter op te vangen.
* **Betere risicodekking:** Vooral voor kapitaalmarktactiviteiten.
* **Leverage ratio:** Een geharmoniseerde leverage ratio om excessieve risico's te beperken.
* **Kapitaalbuffers:** Opbouwen in goede tijden voor gebruik in stressperiodes.
* **Liquiditeitsstandaarden:** Verbetering van de veerkracht bij kortetermijnstress en langetermijnfinanciering.
* **Sterkere standaarden voor toezicht, publieke disclosures en risicomanagement.**
### 3.2.5 Europese overheids- en toezichthoudersaanpak
Europese overheden en toezichthouders hebben de bankregulering en het banktoezicht verder Europees geïntegreerd.
* **Kapitaalversterking en liquiditeitsvereisten:** Strakkere regels voor kapitaal en liquiditeit.
* **Uitbouw risico- en toezichtsfuncties:** Versterking van de rol van toezichthouders.
* **Depositogarantie:** Aanpassingen aan de depositogarantiestelsels.
* **Bank 'recovery and resolution':** Toekomstige reddingen moeten aandeelhouders en schuldeisers laten meedelen in de kosten (bail-in in plaats van bail-out).
* **Vergoedingen van bestuurders:** Discussie over de structuur van bonussen, met een verschuiving naar meer prestatiegericht en lange termijn.
* **Structurele hervormingen:** De vraag of banken kleiner gemaakt moeten worden en of er voldoende structurele hervormingen zijn doorgevoerd, blijft een punt van discussie.
* **Depositobescherming:** De effectiviteit van strengere kapitaalvereisten en depositobescherming om een volgende crisis te voorkomen, is een open vraag, met name gezien het complexiteitsrisico in de financiële sector.
---
# Bankregulering en toekomstige crises
Dit hoofdstuk behandelt de lessen die zijn geleerd uit de financiële crisis, met aandacht voor risico's, moral hazard, het 'too big to fail'-concept, en de hervormingen die zijn doorgevoerd, zoals Basel III, evenals de rol van Europese overheden en toezichthouders.
### 4.1 De financiële crisis: een terugblik
De financiële crisis, die zich in 2007-2008 manifesteerde, kende een complex mechanisme dat onder andere voortkwam uit de gestage groei van huizenprijzen in de VS, het toenemend belang van hypotheekleningen, en de opkomst van een 'subprime' segment. Dit segment omvatte leners met een slechte kredietgeschiedenis of zonder aantoonbaar inkomen, die oorspronkelijk niet in aanmerking kwamen voor een hypotheek. De eerste jaren kenmerkten zich vaak door aflossingsvrije hypotheken, waarbij de hoop gevestigd was op een stijgende huizenprijs om de schuld te kunnen aflossen door verkoop van de woning.
De groei van *asset-backed securities* en kredietderivaten, zoals CDO's (*Collateralized Debt Obligations*), versterkte de complexiteit en het risicoprofiel van de markt. Banken maakten hierbij veelvuldig gebruik van *leverage*, wat betekent dat zij veel geld leenden om te investeren.
> **Voorbeeld:** Een hefboomwerking van 25:1, waarbij 1 miljard euro eigen vermogen wordt ingezet om 25 miljard euro te lenen. Als deze 25 miljard euro wordt belegd met een rendement dat 1,5 procentpunt hoger ligt dan de rente op de lening, genereert dit een winst van 375 miljoen euro. Dit resulteert in een rendement van 37,5 procent op het eigen vermogen.
Een cruciaal moment was 9 augustus 2007, dat de start van de crisis in de *funding* van banken markeerde, vergelijkbaar met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De crisis legde de fragiele verbanden bloot tussen liquiditeit, waardering en financiering, met name via mechanismen als *ABCP* (*Asset-Backed Commercial Paper*) en *repo's*.
### 4.2 Reddingsoperaties
Aanvankelijk hoopte men op oplossingen vanuit de private sector, maar al snel werd overheidsingrijpen noodzakelijk. De belangrijkste instrumenten hierbij waren:
* Leningen aan banken.
* Herkapitalisering en nationalisering.
* Opkopen van activa.
* Overheidsgaranties voor bankdeposito's, bankschulden en zelfs gehele banken.
In de VS leidde dit in maart 2008 tot de overname van Bear Stearns door JP Morgan. In september 2008 volgden de nationalisering van Fannie Mae en Freddy Mac, de overname van Merrill Lynch door Bank of America, het faillissement van Lehman Brothers, en de redding van AIG door de overheid. Het *Troubled Asset Relief Program* (TARP) van 700 miljard dollar werd in oktober 2008 geïntroduceerd.
Europese reddingsoperaties kenden geen globale aanpak. Landen als Ierland en IJsland, en ook Zwitserland, namen eigen maatregelen. In Europa zelf waren er veel politieke discussies en weigerden sommige trotse banken een redding.
* **Dexia:** Ontstaan in 1996 uit een fusie, kampte de bank met problemen vanuit zijn Amerikaanse dochteronderneming. Na opeenvolgende kapitaalverhogingen en een staatswaarborg op de verbintenissen, volgde in 2011 een bankrun. De bank werd genationaliseerd als Belfius, terwijl Dexia als een af te bouwen entiteit bleef bestaan.
* **KBC:** De bank kwam in de problemen na verliezen op een CDO-portefeuille. Redding kwam via kapitaalverhogingen door de Belgische en Vlaamse regeringen, gebruikmakend van de techniek van preferente aandelen, die enkel rendement opleverden indien dividend op aandelen werd uitgekeerd.
* **Fortis:** Gevormd in 1990 door de fusie van de Belgische verzekeraar AG en het Nederlandse Amev, breidde Fortis uit met de overname van ASLK in 1993 en Generale Bank in 1998. Na een biedingsstrijd om ABN Amro in 2007, waarbij Fortis samenwerkte met RBS en Santander, volgden in 2008 een geschrapte dividend, nieuwe kapitaalverhogingen, uitgifte van hybride instrumenten en verkoop van activa. Na het faillissement van Lehman Brothers en de redding van AIG stortte het aandeel Fortis in. In het weekend van 27-28 september 2008 werd een parallelle kapitaalinjectie door België, Nederland en Luxemburg uitgevoerd. In het weekend van 3-5 oktober 2008 werd de binasionale structuur afgewikkeld: Nederland nam de Nederlandse activa over, België de Belgische activa, en verkocht 75% aan BNP Paribas.
### 4.3 Lessen geleerd en hervormingen
De crisis heeft geleid tot de erkenning dat de risico's in de financiële sector ernstig werden onderschat, zowel individueel als op macro-economisch niveau, en dat het geloof in *market discipline* te groot was. Private prikkels bleken sterker dan marktdiscipline.
#### 4.3.1 Moral hazard
Een belangrijk gevolg van de crisis was de hernieuwde aandacht voor *moral hazard*, het verschijnsel waarbij partijen meer risico nemen omdat de kosten van een eventueel falen niet volledig door henzelf worden gedragen. Dit werd zichtbaar in:
* De beloningen van bankbestuurders.
* De verschuiving van aandelenrisico naar schuldfinancieringsrisico.
* Reddingen van banken met overheidsgeld.
#### 4.3.2 Solvabiliteit, liquiditeit en leverage
De crisis benadrukte de noodzaak voor striktere regels rondom solvabiliteit (het vermogen om aan langetermijnverplichtingen te voldoen), liquiditeit (het vermogen om aan kortetermijnverplichtingen te voldoen) en *leverage*.
#### 4.3.3 Too big to fail
Het concept *too big to fail* – banken die zo groot en onderling verbonden zijn dat hun faillissement het gehele financiële systeem in gevaar zou brengen – leidde tot structurele hervormingen, zoals *ringfencing* (het scheiden van bankactiviteiten) en de ontwikkeling van afwikkelingsmechanismen (*recovery and resolution planning*).
#### 4.3.4 Rechtshandhaving
De crisis onderstreepte ook de noodzaak voor een robuustere rechtshandhaving op civiel, administratief en strafrechtelijk vlak.
### 4.4 De Basel Committee en Basel III
De Basel Committee publiceerde in oktober 2010 een rapport met aanbevelingen aan de G20 om de veerkracht van banken en het mondiale banksysteem te versterken. De nieuwe mondiale normen werden verzameld onder de noemer "Basel III". De belangrijkste bouwstenen van Basel III zijn:
* **Hogere kwaliteit en niveaus van kapitaal:** Met een focus op gewoon eigen vermogen (*common equity*) om banken beter in staat te stellen verliezen op te vangen.
* **Betere risicobewaking:** Met name voor kapitaalmarktactiviteiten.
* **Internationale geharmoniseerde leverage ratio:** Om excessieve risico-neming te beperken en als vangnet voor de risicogewogen kapitaalmaatregel.
* **Kapitaalbuffers:** Deze moeten in goede tijden worden opgebouwd om in perioden van stress te kunnen worden aangesproken.
* **Minimale mondiale liquiditeitsnormen:** Ter verbetering van de veerkracht tegen acute kortetermijnstress en ter bevordering van langetermijnfinanciering.
* **Sterkere normen voor toezicht, publieke openbaarmaking en risicobeheer.**
### 4.5 Europese overheden en toezichthouders
In Europa werd bankregulering en banktoezicht meer Europees. Dit omvatte:
* Kapitaalversterking.
* Liquiditeitsvereisten.
* Uitbouw van risico- en toezichtsfuncties.
* Verbetering van depositogarantiemechanismen.
* Ontwikkeling van *bank recovery and resolution* procedures.
Toekomstige reddingen moeten aandeelhouders en schuldeisers "mee in het bad trekken" (*bail-in* in plaats van *bail-out*). De vergoedingen van bestuurders blijven een punt van zorg, hoewel er een verschuiving is naar meer prestatiegerelateerde en lange-termijn bonussen. Er zijn echter geen structurele hervormingen geweest om banken "kleiner" te maken. De vraag blijft of de aangescherpte kapitaalvereisten voldoende zijn om een volgende crisis te vermijden, gezien het aanhoudende complexiteitsrisico.
> **Tip:** Begrijp het verschil tussen *bail-in* en *bail-out* en hoe dit de rol van aandeelhouders en schuldeisers beïnvloedt bij banken in nood.
>
> **Tip:** Wees kritisch op de effectiviteit van nieuwe regelgeving en blijf de relatie tussen regelgeving, bankgedrag en systeemrisico's analyseren.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Effectisering | Het proces waarbij activa, zoals hypotheken of leningen, worden gebundeld en getransformeerd tot verhandelbare effecten, ook wel bekend als asset-backed securities. Dit maakt het mogelijk om toekomstige kasstromen te securitiseren en te verkopen aan investeerders. |
| Kredietderivaten | Financiële instrumenten waarvan de waarde afhangt van de kredietwaardigheid van een onderliggende entiteit of obligatie. Voorbeelden zijn credit default swaps (CDS) en collateralized debt obligations (CDO's), die gebruikt worden om kredietrisico te beheren of te speculeren. |
| CDO’s | Een Collateralized Debt Obligation is een gestructureerd financieel product dat bestaat uit een bundel van leningen en andere activa, die vervolgens in verschillende risicoklassen, oftewel tranches, worden opgedeeld. Deze tranches hebben verschillende niveaus van risico en rendement. |
| Funding | Het proces waarbij een financiële instelling kapitaal verkrijgt om haar activiteiten te financieren. Dit kan op verschillende manieren gebeuren, zoals door het aantrekken van deposito’s, het uitgeven van obligaties of door kortetermijnfinanciering via de geldmarkt, bijvoorbeeld via repo-transacties. |
| Rating | Een beoordeling van de kredietwaardigheid van een partij, zoals een bedrijf of een overheid, door een ratingbureau. Deze rating voorspelt de waarschijnlijkheid dat de partij zijn financiële verplichtingen nakomt en geeft aan hoe waarschijnlijk wanbetaling is. |
| Credit rating | Een evaluatie van het kredietrisico van een potentiële schuldenaar, die de mogelijkheid van het terugbetalen van de schuld en de waarschijnlijkheid van wanbetaling voorspelt. Dit wordt bepaald op basis van kwalitatieve en kwantitatieve informatie. |
| Credit rating agency (CRA) | Een bedrijf dat kredietratings toekent aan uitgevende instanties van schulden, aan de schuldbewijzen zelf en soms aan de beheerder van de onderliggende schuld. Deze agentschappen spelen een cruciale rol in het beoordelen van financiële risico's. |
| Obligatiemarkten | Markten waar vastrentende effecten, zoals obligaties, worden verhandeld. Deze markten bieden investeerders de mogelijkheid om geld te lenen aan overheden en bedrijven in ruil voor periodieke rentebetalingen en de terugbetaling van de hoofdsom aan het einde van de looptijd. |
| Investment-grade | Een classificatie voor obligaties die worden beschouwd als relatief veilig en met een lage kans op wanbetaling. Deze obligaties worden uitgegeven door entiteiten met een sterke financiële positie en een stabiele kredietgeschiedenis. |
| Speculative | Een classificatie voor obligaties die een hoger risico op wanbetaling met zich meebrengen dan investment-grade obligaties. Deze "junk bonds" bieden doorgaans een hoger rendement om het verhoogde risico te compenseren. |
| Probability of default (PD) | De waarschijnlijkheid dat een schuldenaar zijn financiële verplichtingen niet nakomt binnen een bepaalde periode. Ratingbureaus gebruiken deze schattingen om hun ratings te onderbouwen en beleggers te informeren over het risico. |
| Subprime | Een segment van de hypotheekmarkt gericht op leners met een lagere kredietwaardigheid, vaak gekenmerkt door een slechte kredietgeschiedenis of onregelmatig inkomen. Deze leningen waren aanvankelijk aflossingsvrij en droegen een hoger risico. |
| Asset-backed securities (ABS) | Financiële instrumenten die gedekt zijn door een bundel van onderliggende activa, zoals leningen, creditcardvorderingen of huurinkomsten. De kasstromen van deze activa worden gebruikt om de effecten aan houders te betalen. |
| Leverage | Het gebruik van geleend geld om een investering te financieren met als doel het potentiële rendement te verhogen. Een hoge leverage kan zowel winsten als verliezen versterken, waardoor het risico aanzienlijk toeneemt. |
| Funding crisis | Een situatie waarin financiële instellingen moeite hebben om toegang te krijgen tot de benodigde financiering om hun dagelijkse operaties uit te voeren en hun verplichtingen na te komen. Dit kan leiden tot liquiditeitsproblemen en zelfs tot faillissement. |
| Reddingsoperaties | Interventies door overheden of centrale banken om financiële instellingen die in acute moeilijkheden verkeren, te ondersteunen. Dit kan variëren van leningen en kapitaalinjecties tot nationalisaties of het overnemen van activa. |
| Bail out | Een reddingsoperatie waarbij externe partijen, meestal de overheid, financiële steun verlenen aan een bank of bedrijf om een faillissement te voorkomen. Dit houdt vaak in dat de redders de verliezen dragen. |
| Bail in | Een mechanisme waarbij aandeelhouders en schuldeisers van een noodlijdende bank verplicht worden om deel te nemen aan de oplossing van de crisis door een deel van hun kapitaal in te brengen. Dit reduceert de noodzaak voor overheidssteun. |
| Basel III | Een internationale regelgevingskader dat is opgesteld door het Bazelcomité voor bankentoezicht om de veerkracht van banken en het mondiale banksysteem te versterken na de financiële crisis van 2007-2008. Het omvat strengere kapitaalvereisten, liquiditeitsnormen en leverage ratio’s. |
| Ringfencing | Een reguleringsmaatregel die vereist dat banken hun depositobanken scheiden van hun investeringsbankactiviteiten. Dit is bedoeld om de stabiliteit van het banksysteem te vergroten door het risico van investeringsbanken te isoleren van deposito's. |
| Recovery and resolution planning | Het proces waarbij banken verplichte plannen opstellen voor hoe zij efficiënt kunnen worden afgewikkeld in geval van financiële problemen, zonder een domino-effect te veroorzaken of een beroep te hoeven doen op overheidssteun. |
| Moral hazard | Een situatie waarin een partij die beschermd is tegen de gevolgen van risicovol gedrag, geneigd is meer risico te nemen dan wanneer zij volledig verantwoordelijk zou zijn voor de potentiële verliezen. |