Cover
Inizia ora gratuitamente zintuigen
Summary
# Algemene zintuiglijke gewaarwording en kenmerken van sensoriële informatie
Dit onderwerp introduceert de classificatie van zintuiglijke gewaarwordingen en beschrijft de fundamentele kenmerken die sensorische informatie kenmerken.
### 1.1 Classificatie van zintuiglijke gewaarwordingen
Zintuiglijke gewaarwordingen kunnen worden onderverdeeld in somatische en gespecialiseerde zintuigen [3](#page=3).
#### 1.1.1 Somatische gewaarwordingen (somatosensorieel systeem)
Dit systeem omvat een breed scala aan sensaties die afkomstig zijn van het lichaamsoppervlak en interne structuren [3](#page=3).
* **Tastzin**: Dit omvat de perceptie van aanraking, druk en vibratie [3](#page=3).
* **Temperatuurszin**: De mogelijkheid om temperatuurverschillen waar te nemen [3](#page=3).
* **Proprioceptie**: Het vermogen om de positie en beweging van lichaamsdelen in de ruimte waar te nemen [3](#page=3).
* **Pijnzin (nociceptie)**: De waarneming van schadelijke stimuli die weefselschade kunnen veroorzaken of veroorzaken [3](#page=3).
* **Viscerale gewaarwording (viscerosensorieel systeem)**: Sensaties afkomstig van inwendige organen, vaak verweven met het autonome zenuwstelsel (ANS) [3](#page=3).
Binnen de somatische gewaarwordingen worden ook de volgende receptortypes onderscheiden:
* **Exteroceptie**: Waarneming van externe stimuli [3](#page=3).
* **Thermoceptie**: Waarneming van warmte en kou [3](#page=3).
* **Nociceptie**: Waarneming van pijn [3](#page=3).
* **Visceroceptie**: Waarneming van stimuli vanuit de ingewanden [3](#page=3).
#### 1.1.2 Gespecialiseerde zintuigen
Deze zintuigen zijn geconcentreerd in specifieke organen en verantwoordelijk voor meer complexe zintuiglijke modaliteiten [3](#page=3).
* **Reuk (olfactorisch systeem)**: Het waarnemen van geuren [3](#page=3).
* **Smaak (gustatoir systeem)**: Het waarnemen van smaken [3](#page=3).
* **Visus (visueel systeem)**: Het zien [3](#page=3).
* **Gehoor (auditief systeem)**: Het horen [3](#page=3).
* **Evenwicht (vestibulair systeem)**: Het waarnemen van balans en ruimtelijke oriëntatie [3](#page=3).
### 1.2 Kenmerken van sensoriële informatie
Sensorische informatie wordt gekenmerkt door vier fundamentele eigenschappen: modaliteit, intensiteit, locatie en tijdsverloop [4](#page=4).
* **Modaliteit**: Verwijst naar de aard van de stimulus en de specifieke energie die wordt waargenomen, vaak aangeduid als de 'adequate stimulus'. Dit betekent dat elk zintuig is afgestemd op een specifiek type stimulus (bijvoorbeeld licht voor het oog, geluid voor het oor) [4](#page=4).
* **Intensiteit**: De kracht of magnitude van de stimulus, gerelateerd aan de sensorische drempel. Dit bepaalt hoe sterk een waarneming wordt gevoeld [4](#page=4).
* **Locatie**: De plaats waar de stimulus wordt ontvangen, wat wordt bepaald door het receptieve veld van een sensorieel neuron. Het vermogen om twee afzonderlijke stimuli te onderscheiden, zelfs als ze dicht bij elkaar liggen, staat bekend als twee-punts discriminatie [4](#page=4).
* **Somatotopie**: Een belangrijk concept gerelateerd aan locatie is somatotopie, wat een punt-voor-punt correspondentie betekent tussen een lichaamsgebied en een specifiek punt in de centrale zenuwbaan (CNS). Dit is met name relevant voor de tastzin [5](#page=5).
* **Tijdsverloop**: Hoe de waarneming verandert over tijd als de stimulus aanhoudt. Dit wordt beïnvloed door receptoren die zich aanpassen, bekend als tonische (constant reagerende) en fasische (kortdurend reagerende) receptoren [4](#page=4).
> **Tip:** Begrijpen hoe deze vier kenmerken interactie hebben, is cruciaal voor het interpreteren van de sensorische input die ons brein continu ontvangt.
---
# Tastzin en mechanoreceptoren
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt de mechanoreceptoren die betrokken zijn bij tastzin, inclusief de generatie van receptorpotentialen en actiepotentialen, de rol van receptieve velden en de codering van prikkelintensiteit.
### 2.1 De somatotopic map en receptieve velden
De somatische sensorische informatie, net als andere sensorische inputsystemen, wordt meermaals gemapt in het centrale zenuwstelsel. Deze kaarten worden eerst in het ruggenmerg/hersenstam gemaakt, daarna in de thalamus, om uiteindelijk in de cortex te eindigen. Op elke map wordt de topografische orde van de lichaamsdelen bewaard. Bepaalde lichaamsdelen, zoals de vingertoppen en lippen, hebben een grotere map vanwege de hogere dichtheid aan sensorische neuronen. De primaire motorische en sensorische regio's van de hersenschors zijn verbonden en uitgelijnd, wat duidt op interactie tussen deze gebieden [5](#page=5) [6](#page=6).
Een belangrijk aspect van de tastzin is de twee-punts discriminatie, wat de minimale afstand is die nog onderscheiden kan worden [7](#page=7).
#### 2.1.1 Mechanoreceptoren
Tastreceptoren kunnen worden ingedeeld in gespecialiseerde zenuwuiteinden en vrije zenuwuiteinden, die laatstgenoemde betrokken zijn bij pijnsensaties, jeuk en temperatuur. Sensorische neuronen die betrokken zijn bij tast, worden vaak geclassificeerd als A-beta neuronen, en verder onderverdeeld in snel adaptieve (RA) en langzaam adaptieve (SA) receptoren [8](#page=8).
De generatie van receptorpotentialen is een passieve respons van het plasmamembraan, vergelijkbaar met een RC-circuit, wat resulteert in een 'graded' respons. Dit staat in contrast met actiepotentialen, die een 'alles-of-niets' fenomeen zijn zodra de drempelwaarde is bereikt, waarbij de amplitude altijd constant is [9](#page=9).
Het 'generator potentiaal', ook wel 'receptor potentiaal' genoemd, is een gegradeerde membraanpotentiaal die ontstaat door de opening van mechanosensitieve kanalen. Deze kanalen laten kationen door, wat leidt tot depolarisatie van het membraan. Voorbeelden van dergelijke kanalen zijn Piezo-kanalen en Transient Receptor Potential (TRP) kanalen, waarvan vrijwel alle mechanisch gevoelig zijn [10](#page=10) [13](#page=13).
Actiepotentialen ontstaan in de eerste knoop van Ranvier en worden gegenereerd bij veranderingen in druk, zoals bij vibraties [10](#page=10) [11](#page=11).
##### 2.1.1.1 Typen vuren en receptieve velden
Tastreceptoren kunnen tonisch (continue) of fasisch (afwisselend) vuren van actiepotentialen vertonen. Fasische tastreceptoren rapporteren niet alleen tastgevoel, maar ook vibratie, en reageren op veranderingen in stimulusintensiteit. Het onderscheid tussen receptieve velden kan klein of groot zijn [12](#page=12).
> **Tip:** Het onderscheid tussen RA- en SA-receptoren is cruciaal voor het begrijpen hoe verschillende aspecten van aanraking, zoals constante druk versus plotselinge veranderingen, worden waargenomen.
> **Tip:** Kleine receptieve velden zorgen voor een hogere resolutie en precisie bij het waarnemen van details, terwijl grote receptieve velden informatie over een breder gebied integreren.
### 2.2 Codering van prikkelintensiteit
De intensiteit van een prikkel wordt voornamelijk gecodeerd door de frequentie van actiepotentialen die worden gegenereerd. Naast deze frequentiecodering bestaat er ook populatiecodering. Bij populatiecodering wordt bij toenemende prikkelintensiteit een groter gebied gestimuleerd, waardoor meer zenuwvezels actief worden en de totale activiteit van de neurale populatie toeneemt [14](#page=14).
---
# Reukzin: Olfactorische receptoren en transductie
Dit onderwerp beschrijft het mechanisme van geurdetectie, de structuur van olfactorische receptoren, en de moleculaire processen van olfactorische transductie met behulp van G-proteïnen en second messengers.
### 3.1 De olfactorische receptor cel
Olfactorische receptoren zijn gemodificeerde neuronen, vergelijkbaar met smaakcellen, die een cyclus van ongeveer 4 tot 8 weken doorlopen voor regeneratie en groei. Deze cellen staan in contact met de mondholte, wat verklaart waarom we geur waarnemen tijdens het eten of proeven. In tegenstelling tot andere neuronen hebben olfactorische receptoren geen synapsen; ze genereren rechtstreeks stimulatie en actiepotentialen. Basale en ondersteunende cellen (ook wel 'support cells' genoemd) vervullen een ondersteunende functie, analoog aan gliacellen [15](#page=15).
### 3.2 Olfactorische transductie: een G-proteïne gekoppeld mechanisme
De menselijke reukzin kan ongeveer 400.000 verschillende substanties detecteren, waarvan een aanzienlijk deel (ongeveer 80%) als onaangenaam wordt ervaren. Het mechanisme van olfactorische transductie is een single second messenger mechanisme dat gebruikmaakt van een G-proteïne gekoppeld receptor (GPCR). De olfactorische GPCRs vormen de grootste familie van receptoren, met meer dan 400 verschillende genen bij de mens [16](#page=16) [17](#page=17).
Een cruciaal aspect is dat elke individuele olfactorische receptorcel slechts één specifiek type olfactorische GPCR tot expressie brengt. Wanneer een geurstof bindt aan zijn specifieke GPCR, wordt het G-proteïne 'Golf' geactiveerd. De geactiveerde G-proteïne alfaketen (Golf α) activeert vervolgens het enzym adenylyl cyclase, wat leidt tot een verhoging van cyclisch adenosine monofosfaat (cAMP) [16](#page=16) [17](#page=17).
cAMP fungeert als een second messenger en opent cyclische nucleotide-gated (CNG) kationenkanalen. De opening van deze CNG kanalen veroorzaakt een instroom van kationen, wat resulteert in een membraandepolarisatie, oftewel een receptorpotentiaal. Deze depolarisatie wordt verder versterkt door de opening van calcium-geactiveerde chlooridrekanalen (Ca2+-activated Cl- channels). Wanneer het cytoplasmatische calciumgehalte ($[Ca]_{i}$) stijgt, openen deze kanalen, waardoor chlooridionen de cel uitstromen, wat bijdraagt aan een sterkere en aanhoudende depolarisatie [16](#page=16) [17](#page=17).
> **Tip:** De overweldigende meerderheid van detecteerbare geuren die onaangenaam zijn, suggereert dat de reukzin primair is geëvolueerd voor bescherming en het waarschuwen voor schadelijke stoffen [17](#page=17).
Als de membraandepolarisatie een bepaalde drempelwaarde overschrijdt, genereert de cel een actiepotentiaal (AP) die wordt doorgegeven aan het centrale zenuwstelsel (CNS) [17](#page=17).
### 3.3 Centrale connecties van olfactorische receptoren
Olfactorische receptoren maken verbinding via de olfactorische glomeruli met de eerste hersenzenuw (nervus olfactorius). Mitralcellen en tuftcellen in de bulbus olfactorius hebben verschillende gevoeligheden voor geuren, waarbij tuftcellen over het algemeen gevoeliger zijn dan mitralcellen [18](#page=18) [19](#page=19).
De centrale connecties omvatten interbulbaire verbindingen (commissurale vezels) die bijdragen aan geuridentificatie en -onderscheid. Daarnaast is er integratie met de smaakzin. De olfactorische informatie wordt verder verwerkt nabij het chiasma opticum en de entorhinale cortex, waar het wordt geassocieerd met emotionele responsen en geheugen. Dit draagt bij aan de bewuste gewaarwording van geur. Olfactorische signalen spelen ook een rol in homeostatische functies, zoals honger, dorst, seksuele driften, slaap, thermoregulatie en hormonale responsen [20](#page=20) [21](#page=21).
---
# Smaakzin: Receptoren en transductie
Dit gedeelte behandelt de mechanismen van smaakperceptie, waarbij de vijf basissmaken, de betrokken receptoren (ionkanalen en GPCRs) en de transductieprocessen die leiden tot neurale signalering worden uitgelicht.
### 4.1 De vijf basissmaken en hun receptoren
De menselijke smaakzin is gevoelig voor vijf basissmaken: zout, zuur, zoet, bitter en umami. Meer recent onderzoek suggereert ook de detectie van lipiden. Smaakreceptorcellen, gemodificeerde endotheelcellen, genereren geen actiepotentialen maar reguleren de afgifte van neurotransmitters om sensorische afferente neuronen te stimuleren [22](#page=22) [23](#page=23) [24](#page=24) [25](#page=25) [27](#page=27).
#### 4.1.1 Zout
De perceptie van zout wordt gemedieerd door epitheliale Na$^+$ kanalen (ENaC). Dit zijn lekanalenen zorgen ervoor dat natriumionen de cel binnenstromen langs hun elektrochemische gradiënt [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 4.1.2 Zuur
Zure smaken worden gedetecteerd via acid-sensing ion channels (ASICs). Deze behoren tot de superfamilie van Na$^+$ kanalen. Ook de Otop1-proton-geactiveerde protonkanaal in smaakcellen type 3 speelt een rol [24](#page=24).
#### 4.1.3 Zoet, bitter en umami
Deze smaken worden waargenomen via G-proteïne gekoppelde receptoren (GPCRs) [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Zoet:** De zoete smaak wordt gedetecteerd door een dimeer van de T1R2 en T1R3 receptoren. Dit dimeer is een uitzondering, aangezien GPCRs normaal gesproken monomeer zijn. De activatie van dit receptordimeer leidt tot de activering van fosfolipase C (PLC), wat resulteert in een verhoogde intracellulaire calciumconcentratie ($[Ca^{2+}]_i$) [25](#page=25).
* **Bitter:** Er zijn ongeveer 25 verschillende T2R receptoren die verantwoordelijk zijn voor de detectie van bittere smaken. Het receptor- en second messenger cascade mechanisme is vergelijkbaar met dat van de zoete sensatie [25](#page=25) [26](#page=26).
* **Umami:** De umami smaak, geassocieerd met aminozuren zoals glutamaat, wordt waargenomen door een T1R1/T1R3 dimeer. Het werkingsmechanisme is vergelijkbaar met dat van de zoete smaaksensatie [25](#page=25).
#### 4.1.4 Lipiden
Recente gegevens duiden op de aanwezigheid van gustatoire receptoren voor lipiden, onder andere op de tong. De CD36 receptor wordt hierbij genoemd, en mogelijk ook de GPR120 receptor [27](#page=27).
### 4.2 Transductiepaden
De stimulatie van de verschillende smaakreceptoren leidt tot een cascade van intracellulaire gebeurtenissen die uiteindelijk resulteren in de vrijlating van neurotransmitters zoals glutamaat en ATP. Deze neurotransmitters activeren vervolgens de sensorische afferente neuronen die de smaakinformatie naar de hersenen geleiden [23](#page=23) [25](#page=25).
> **Tip:** Begrijp de specifieke ionkanalen en GPCRs die betrokken zijn bij elke basissmaak en het verschil in hun signaleringsmechanismen (ionkanalen versus GPCR-gemedieerde intracellulaire cascades).
> **Tip:** Let op de uitzondering van het T1R2/T1R3 dimeer voor zoete smaak, aangezien de meeste GPCRs monomeer functioneren.
> **Tip:** De rol van intracellulaire calcium ($[Ca^{2+}]_i$) is een veelvoorkomend element in de transductie van zoete, bittere en umami smaken na GPCR-activering.
De CALHM1/3 kanalen zijn geïdentificeerd als calciumhomeostase modulatoren, wat kan bijdragen aan de transductieprocessen [26](#page=26).
---
# Thermoreceptie en TRP-kanalen
Dit onderwerp behandelt de sensatie van temperatuur door middel van thermoreceptoren en de cruciale rol van transient receptor potential (TRP) kanalen in zowel temperatuur als smaaksensaties, inclusief hun structuur en activatiemechanismen.
### 5.1 De basis van temperatuursensatie
Alle neuronen en cellen zijn in zekere mate temperatuurgevoelig vanwege veranderingen in de kinetiek van ionenkanalen als gevolg van temperatuurschommelingen. De huid bevat echter gespecialiseerde neuronen, thermoreceptoren genaamd, die aangepast zijn om temperatuursignalen te detecteren en om te zetten in elektrische signalen in de vorm van actiepotentialen. De activatie van deze thermoreceptoren is grotendeels gebaseerd op de werking van "transient receptor potential" (TRP) kanalen. De activatie van TRP-kanalen resulteert in een receptorpotentiaal, wat vervolgens de vuurfrequentie van actiepotentialen beïnvloedt [28](#page=28).
### 5.2 Transient Receptor Potential (TRP) kanalen
TRP-kanalen spelen een fundamentele rol als sensoren voor zowel temperatuur als bepaalde smaakcomponenten [29](#page=29) [32](#page=32).
#### 5.2.1 Structuur en eigenschappen van TRP-kanalen
TRP-kanalen worden gekenmerkt door verschillende belangrijke eigenschappen die hun functie in temperatuursensatie verklaren:
* **Voltage-afhankelijke activatie:** Ze vertonen gevoeligheid voor veranderingen in het membraanpotentiaal [29](#page=29).
* **Hoge QT10 waarde:** Dit duidt op een aanzienlijke temperatuursafhankelijke verandering in de kanaalkinetiek, wat betekent dat kleine temperatuurvariaties een grote impact hebben op de kanaalactiviteit [29](#page=29).
* **Ligand-gevoeligheid:** Ze kunnen worden gemoduleerd door binding van specifieke moleculen (liganden), wat de openwaarschijnlijkheid van het kanaal beïnvloedt [29](#page=29).
* **Niet-selectieve kationkanalen:** De meeste TRP-kanalen zijn niet selectief voor specifieke kationen; een breed scala aan positief geladen ionen kan door het kanaal stromen [29](#page=29).
* **Cationstroom en depolarisatie:** Wanneer TRP-kanalen openen, leidt de instroom van kationen tot een depolarisatie van het celmembraan [29](#page=29) [34](#page=34).
> **Tip:** De niet-selectieve aard van de meeste TRP-kanalen resulteert in een omkeerpotentiaal (Nernst-potentiaal) die dicht bij 0 millivolt ligt. Dit betekent dat elke activatie van deze kanalen, zolang het membraanpotentiaal negatiever is dan 0 mV, zal leiden tot een depolarisatie en potentieel tot het vuren van een actiepotentiaal [34](#page=34).
#### 5.2.2 Temperatuursensoren
Verschillende TRP-kanaalfamilies zijn gespecialiseerd in het detecteren van specifieke temperatuurbereiken:
* **Koude sensoren:** Bepaalde TRP-kanalen zijn gevoelig voor lage temperaturen. Voorbeelden hiervan zijn TRPM8, dat wordt geactiveerd door menthol en koude en TRPA1, dat reageert op extreem koude temperaturen en prikkelende stoffen [31](#page=31).
* **Warme sensoren:** Andere TRP-kanalen detecteren hogere temperaturen. TRPV1 is een bekend voorbeeld, dat wordt geactiveerd door hitte (boven ongeveer 43 graden Celsius) en capsaïcine, de stof die chilipepers heet maakt. TRPV1 kan ook worden geactiveerd door een lage pH en bepaalde endogene lipiden. TRPV2, TRPV3 en TRPV4 zijn ook betrokken bij de detectie van warmte, met variërende temperatuurdrempels [31](#page=31).
#### 5.2.3 Smaaksensoren
Naast hun rol in thermoreceptie, functioneren sommige TRP-kanalen ook als sensoren voor specifieke smaakcomponenten:
* **Capsaïcine en TRPV1:** Zoals eerder vermeld, is TRPV1 cruciaal voor de waarneming van pittigheid door het detecteren van capsaïcine. De interactie met capsaïcine kan de voltageafhankelijkheid van de activatie van TRPV1 verschuiven naar negatievere potentialen [32](#page=32) [34](#page=34).
* **Andere smaakprojecten:** TRP-kanalen zijn ook betrokken bij de detectie van andere smaakmodaliteiten, zoals menthol (via TRPM8) dat een verkoelend gevoel geeft, en bepaalde stoffen die een bittere of zoete smaak kunnen mediëren [32](#page=32) [33](#page=33).
#### 5.2.4 Activatiemechanismen en signaaltransductie
Het proces van TRP-kanaalactivatie en de daaruit voortvloeiende signaaltransductie omvat de volgende stappen:
1. **Temperatuur- of ligandbinding:** Een temperatuurverandering of de binding van een specifiek ligand aan het TRP-kanaal induceert een conformationele verandering in het kanaal [29](#page=29).
2. **Kanaalopening:** Deze conformationele verandering leidt tot de opening van de kanaalporie [29](#page=29).
3. **Cationinstroom:** Omdat de meeste TRP-kanalen niet-selectieve kationkanalen zijn, stromen positief geladen ionen (zoals natrium en calcium) de cel in [29](#page=29).
4. **Membraandepolarisatie:** De instroom van positieve ladingen veroorzaakt een depolarisatie van het neuronale membraan [29](#page=29) [34](#page=34).
5. **Generatie van receptorpotentiaal:** Deze depolarisatie is het receptorpotentiaal, een lokale verandering in het membraanpotentiaal [28](#page=28).
6. **Actiepotentiaal vuren:** Als de depolarisatie sterk genoeg is om de drempelwaarde te bereiken, genereert het neuron actiepotentialen. Deze actiepotentialen propageren langs de neuronale axonen naar het centrale zenuwstelsel, waar ze worden verwerkt tot de waargenomen sensatie van temperatuur of smaak [28](#page=28) [34](#page=34).
> **Example:** De activatie van TRPV1-receptoren in de huid door een hete oppervlakte zorgt voor een instroom van kationen, wat leidt tot depolarisatie van de sensorische neuron en het vuren van actiepotentialen. Deze signalen worden naar de hersenen gestuurd, waardoor we de sensatie van pijn en hitte ervaren [34](#page=34).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Somatosensorisch systeem | Het zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor het verwerken van zintuiglijke informatie afkomstig van de huid, spieren, gewrichten en pezen, inclusief tastzin, temperatuurszin, proprioceptie en pijnzin. |
| Viscerosensorieel systeem | Het deel van het zenuwstelsel dat zintuiglijke informatie van de interne organen (viscera) verwerkt en vaak verweven is met het autonome zenuwstelsel (ANS). |
| Exteroceptie | Zintuiglijke waarneming van prikkels die van buiten het lichaam komen, zoals tast, temperatuur en pijn. |
| Thermoreceptie | De zintuiglijke waarneming van temperatuurveranderingen, mogelijk zowel warmte als koude. |
| Nociceptie | De sensorische neurale processen die geassocieerd zijn met weefselschade en potentieel weefselschade, leidend tot de waarneming van pijn. |
| Visceroceptie | Zintuiglijke waarneming van prikkels afkomstig van interne organen, zoals rek, druk of irritatie. |
| Adequate stimulus | Een specifieke vorm van energie die een bepaald type receptor het meest effectief kan stimuleren, waardoor een zintuiglijke gewaarwording ontstaat. |
| Sensoriële drempel | De minimale intensiteit van een stimulus die nodig is om een detecteerbare zintuiglijke gewaarwording te veroorzaken. |
| Receptief veld | Het specifieke gebied van de zintuiglijke receptor of het neuron dat, wanneer gestimuleerd, leidt tot een reactie. |
| Twee-punts discriminatie | De minimale afstand tussen twee te onderscheiden stimuli die nog als gescheiden waargenomen kunnen worden, een maat voor de gevoeligheid van tastzin. |
| Tonische receptoren | Receptoren die continu reageren op een aanhoudende stimulus door middel van het vuren van actiepotentialen, waarbij de vuurfrequentie de intensiteit van de stimulus kan weerspiegelen. |
| Fasische receptoren | Receptoren die voornamelijk reageren op veranderingen in een stimulus, zoals het begin of einde, of veranderingen in intensiteit, en vaak adaptief zijn. |
| Adaptatie | Het proces waarbij de gevoeligheid van een receptor afneemt bij een aanhoudende, onveranderlijke stimulus, wat resulteert in een verminderde reactie over tijd. |
| Somatotopie | De punt-tot-punt overeenkomst tussen een gebied van het lichaam en een specifiek punt in het centrale zenuwstelsel (CZS), zoals de hersenschors, waarbij de ruimtelijke organisatie van het lichaam behouden blijft. |
| Generator potentiaal | Een gegradeerde, lokale membraanpotentiaal die wordt gegenereerd in een sensorische receptor als reactie op een stimulus; het kan leiden tot het ontstaan van een actiepotentiaal als de drempel wordt bereikt. |
| Actiepotentiaal | Een snelle, tijdelijke verandering in de membraanpotentiaal van een prikkelbare cel, zoals een neuron, die zich voortplant langs het axon. Het is een alles-of-niets fenomeen. |
| Mechanosensitieve kanalen | Ionkanalen in het celmembraan die openen of sluiten als reactie op mechanische krachten, zoals druk, rek of vibratie, en daardoor de membraanpotentiaal beïnvloeden. |
| Populatiecodering | Een mechanisme waarbij de intensiteit van een stimulus wordt gecodeerd door het aantal actieve zenuwvezels dat wordt gestimuleerd; een sterkere stimulus activeert meer vezels. |
| Olfactorische transductie | Het proces waarbij chemische signalen van geurmoleculen (odoranten) worden omgezet in elektrische signalen in olfactorische receptorcellen, wat uiteindelijk leidt tot een signaal naar de hersenen. |
| GPCR (G-proteïne gekoppeld receptor) | Een familie van membraanreceptoren die een belangrijke rol spelen in celcommunicatie en reageren op een breed scala aan signalen, waaronder geurstoffen en smaakstoffen. |
| Adenylyl cyclase | Een enzym dat in de celmembraan aanwezig is en betrokken is bij de signaaltransductie door de synthese van cyclisch AMP (cAMP) te katalyseren. |
| cAMP | Cyclisch adenosine monofosfaat, een belangrijk intracellulair second messenger-molecuul dat betrokken is bij diverse cellulaire processen, waaronder de activatie van kanalen. |
| CNG kanalen | Cyclic nucleotide-gated (cyclisch nucleotide-gated) ionkanalen die geopend worden door binding van cyclische nucleotiden zoals cAMP of cGMP, en die vaak betrokken zijn bij zintuiglijke transductie. |
| Olfactorische glomeruli | Structuren in de bulbus olfactorius (ruiktrijn) waar de axonen van olfactorische receptorcellen synapsen vormen met de dendrieten van mitral- en kuftcellen. |
| Mitral cellen | Neuronen in de bulbus olfactorius die sensorische informatie van de olfactorische receptoren ontvangen en doorgeven aan hogere hersencentra. |
| Tufted cellen | Neuronen in de bulbus olfactorius die vergelijkbaar zijn met mitral-cellen, maar mogelijk een andere gevoeligheid voor geuren hebben. |
| Interbulbaire connecties | Commissurale vezels die de twee bulbi olfactorii (ruiktrijnen) met elkaar verbinden, mogelijk betrokken bij het verwerken van geurinformatie tussen de hersenhelften. |
| Smaakcel (taste receptor cell) | Gespecialiseerde cellen in smaakknopjes die reageren op chemische stoffen in voedsel en de vijf basissmaken waarnemen. Ze genereren geen actiepotentialen maar reguleren neurotransmitterafgifte. |
| Smaakknopje (taste bud) | Een structuur op de tong en in de mondholte die smaakpapillen bevat en uit groepen van smaakcellen, ondersteunende cellen en basale cellen bestaat. |
| Glutamaat | Een excitatoire neurotransmitter die in de hersenen een belangrijke rol speelt bij leren en geheugen, en ook betrokken is bij de smaakperceptie (umami). |
| Serotonine | Een neurotransmitter die betrokken is bij stemming, slaap, eetlust en andere functies; kan ook als neurotransmitter fungeren in smaakreceptie. |
| ATP | Adenosinetrifosfaat, een molecuul dat als primaire energiedrager in cellen dient, maar ook als extracellulaire signaalstof en neurotransmitter kan fungeren. |
| Umami | Een van de vijf basissmaken, vaak beschreven als hartig of vlezig, geassocieerd met de aanwezigheid van glutamaat. |
| T1R2/T1R3 dimeer | Een receptoreiwitcomplex gevormd door de T1R2 en T1R3 receptoren, dat specifiek bindt aan suikers en zoetstoffen, wat leidt tot de waarneming van zoete smaak. |
| T2R | Receptoren die betrokken zijn bij de waarneming van bittere smaken; er zijn ongeveer 25 verschillende soorten T2R receptoren die een breed scala aan bittere stoffen kunnen detecteren. |
| T1R1/T1R3 dimeer | Een receptoreiwitcomplex gevormd door de T1R1 en T1R3 receptoren, dat specifiek bindt aan aminozuren zoals glutamaat, wat leidt tot de waarneming van umami smaak. |
| CALHM1/3 | Calcium homeostasis modulator ion channels (calciumhomeostase-modulator ionkanalen), die betrokken zijn bij het reguleren van calciumconcentraties in cellen en mogelijk een rol spelen in smaaksensatie. |
| CD36 receptor | Een eiwit op het celoppervlak dat betrokken is bij verschillende cellulaire functies, waaronder de herkenning van vetzuren en mogelijk de receptie van lipiden (vet) smaken. |
| GPR120 receptor | Een G-proteïne gekoppelde receptor die betrokken is bij de detectie van vetzuren en ontstekingsremmende effecten, en mogelijk een rol speelt in de waarneming van vet smaak. |
| Transient Receptor Potential (TRP) kanalen | Een grote familie van ionkanalen die betrokken zijn bij het detecteren van diverse stimuli, waaronder temperatuur, mechanische prikkels, chemische stoffen en pijn. |
| Voltage-dependent activation | De eigenschap van een ionkanaal om te openen of te sluiten als reactie op veranderingen in het elektrische potentiaalverschil over het celmembraan. |
| Ligand sensitivity | De mate waarin een receptor of kanaal reageert op de binding van een specifieke molecuul (ligand), wat leidt tot een cellulaire respons. |
| Nernst potentiaal | Het elektrische potentiaalverschil over een membraan dat de netto stroom van een specifiek ion zou opheffen, rekening houdend met de concentratieverschillen van dat ion aan weerszijden van de membraan. |