Cover
Mulai sekarang gratis H6: Kephart en J Ayres
Summary
# Fasen van sensomotorisch leren volgens Kephart
Fasen van sensomotorisch leren volgens Kephart
Dit document beschrijft de opeenvolgende fasen in de ontwikkeling van informatieverwerkingsprocessen bij kinderen, zoals voorgesteld door Kephart, beginnend bij puur motorische handelingen tot het bereiken van conceptueel begrip.
## 1. Fasen van sensomotorisch leren volgens Kephart
Het leerproces verloopt in verschillende, op elkaar voortbouwende fasen. Deze fasen zijn niet strikt afgebakend in tijd, maar vertegenwoordigen een kwantitatieve en kwalitatieve uitbreiding van gedrag en een toenemend probleemoplossend vermogen, wat leidt tot adaptief gedrag.
### 1.1 De verschillende leerfasen
Kephart onderscheidt de volgende fasen in het leerproces:
* **Motorische fase**
* **Motorisch-zintuiglijke fase**
* **Perceptueel-motorische fase**
* **Perceptuele fase**
* **Perceptueel-conceptuele fase**
* **Conceptueel leren**
### 1.2 Motorische fase (babyfase)
Dit is de allereerste fase van leren, waarin het kind primair leert via motorische activiteit en waarneming.
* **Kenmerken:**
* Reflexbewegingen domineren deze fase.
* Leren vindt toevallig en onbewust plaats.
* Er ontstaat een pril lichaamsbesef, waarbij het lichaam als centrum en referentiepunt fungeert voor bewegen en waarnemen.
* Beweging is de basis voor latere waarneming.
### 1.3 Motorisch-zintuiglijke fase (baby-peuterfase)
In deze fase blijft de relatie tussen beweging en waarneming centraal, maar worden ook andere zintuigen, met name het tactiele, intensiever betrokken.
* **Kenmerken:**
* Tactiel contact is cruciaal; alle zintuigen komen aan bod (sensomotorisch en sensopathisch).
* Spelen is spontaan, onbewust en verloopt via 'trial and error', waarbij het kind zoekt naar relaties en bewuster omgaat met zijn omgeving.
* Er ontstaat een rudimentair lichaamsplan, een besef van tijd en ruimte.
* De taalontwikkeling begint, waarbij verbale begeleiding door ouders (nurture) belangrijk is om relaties te benoemen en associaties te leggen tussen woorden en situaties.
### 1.4 Perceptueel-motorische fase (peuters en jonge kleuters, 2,5 tot 4 jaar)
In deze fase leert het kind verbanden leggen tussen zijn eigen bewegingen (acties) en de reacties die daaruit voortvloeien. Visuele en auditieve perceptie worden belangrijker dan tactiele waarneming.
* **Kenmerken:**
* Het kind hoeft een voorwerp niet meer tactiel waar te nemen om de vorm te kennen.
* Zintuiglijke waarneming en motorische waarneming worden identiek, elkaar bevestigend en versterkend.
* Leren gebeurt door te proberen en te missen.
* Voorbeelden van activiteiten: blokkentorens bouwen, vormenstoof, kribbeltekeningen maken.
### 1.5 Perceptuele fase (kleuterleeftijd, 4 tot 6 jaar)
De waarneming wordt meer gestructureerd en het kind neemt steeds meer waar. Het 'Gestaltprinzip' treedt op de voorgrond, waarbij de waarneming van het geheel voorrang krijgt op details.
* **Kenmerken:**
* Motoriek is in deze fase voornamelijk nog nodig tijdens de aanleerfase.
* Het kind gaat van abstract waarnemen naar concreet waarnemen (bijvoorbeeld puzzelen door vanuit de opening te kijken en de juiste vorm te zoeken).
* Het kind leert onderscheiden: kleuren, adjectieven, ruimtelijke begrippen (in, op, naast, tussen).
* Dit is een periode van dominante visuele en auditieve perceptie.
* Voorbeelden van activiteiten: puzzels, constructiespel.
* Er is ontwikkeling van spatialiteit, tijd, taal en het lichaamsplan.
* Het kind begint met het eerste tellen (aanwijzend tellen), classificeren, rangschikken en ordenen. Dit vormt de basis voor verdere cognitieve ontwikkeling.
* Leren gebeurt voornamelijk 'al doende'.
### 1.6 Perceptueel-conceptuele fase (vanaf 6/7 jaar, 1e leerjaar)
In deze fase wordt de koppeling gelegd tussen de werkelijkheid en abstracte concepten. Er ontstaat een verband tussen formules, bewerkingen en handelingen.
* **Kenmerken:**
* Men heeft nog steeds concreet materiaal nodig om te rekenen, en de link tussen klank en letterteken is cruciaal voor lezen en schrijven.
* Werken met concreet materiaal is een essentiële stap bij rekenen. Als dit materiaal te snel wordt weggenomen, kan het leren plaatsvinden zonder diepgaand inzicht, louter op basis van geheugen.
* Bij puzzelen zoekt het kind gericht op basis van visuele informatie.
* Bij tekenen beslist het kind eerst wat het wil tekenen.
### 1.7 Conceptueel leren (vanaf 6 à 7 jaar)
Dit is de fase waarin kinderen de leerstof en hun omgeving werkelijk beginnen te begrijpen en doorgronden. Abstract denken staat centraal en concreet materiaal is niet meer noodzakelijk.
* **Voorbeelden van conceptueel begrip:**
* Ideatorische praxis (het vermogen om in gedachten handelingen te plannen en uit te voeren).
* Hoofdrekenen.
* Tafels.
* Breuken.
* Begrijpend lezen.
### 1.8 Kritische noot bij de fasen
De leeftijden die aan de fasen worden gekoppeld, zijn richtinggevend. Kinderen doorlopen deze fasen in hun eigen tempo. Te snel overschakelen naar een volgende fase kan leiden tot leerproblemen.
---
# Sensorische integratie volgens Jean Ayres
Sensorische integratie beschrijft het proces waarbij het centrale zenuwstelsel sensorische informatie organiseert en gebruikt om een adaptieve respons te produceren.
## 2. Sensorische integratie volgens Jean Ayres
Sensorische integratie (SI) is het neurologische proces dat de organisatie van sensaties uit het eigen lichaam en uit de omgeving mogelijk maakt en de organisatie van antwoorden die hieruit voortkomen. Dit concept werd ontwikkeld door Jean Ayres. Het omvat het vermogen om sensorische prikkels op te vangen (sensorische registratie), betekenis te geven aan deze informatie, deze te integreren met andere informatie (zowel nieuwe als eerder opgedane motorische en sensorische informatie) en vervolgens een efficiënte adaptieve respons te produceren. Deze respons wordt vervolgens geregistreerd voor toekomstig gebruik. Fouten kunnen op elk niveau van dit proces optreden.
### 2.1 De verwerking van sensorische prikkels
Het proces van sensorische integratie verloopt als volgt:
1. **Sensorische prikkel:** Een prikkel uit het lichaam of de omgeving wordt ontvangen.
2. **Zintuigen:** De verschillende zintuigen vangen deze prikkels op.
3. **Centrale zenuwstelsel (CZS):** De prikkels worden naar het CZS gestuurd voor verwerking.
4. **Integratie en interpretatie:** In het CZS wordt de informatie geordend, geïnterpreteerd en geïntegreerd met andere sensorische en motorische informatie en eerdere ervaringen.
5. **Respons:** Op basis van deze verwerking wordt een efficiënte, adaptieve respons gegenereerd.
6. **Gedrag (Output):** De respons uit zich in gedrag.
Het proces omvat ook feed forward (een predictieve functie die de output van het CZS stuurt) en feedback (informatie over de uitkomst van een respons die terugkeert naar het CZS). Feedback kan productief zijn (uit het eigen lichaam) of uitkomstgericht (verandering in de omgeving).
> **Tip:** De output van een respons dient tevens als input voor toekomstige verwerking. Een juiste output leidt tot juiste input, terwijl een verkeerde output leidt tot verkeerde input, wat het belang van efficiënte sensorische integratie onderstreept.
### 2.2 De verschillende zintuiglijke systemen
Ayres identificeerde meerdere zintuiglijke systemen die een rol spelen bij sensorische integratie:
* **Auditief systeem:** Verwerkt geluiden, inclusief richting, beweging, sterkte, toonhoogte en klankkleur.
* **Tactiel systeem:** Omvat zowel de vitale sensibiliteit (pijn, temperatuur) als de gnostische sensibiliteit (vibratie, druk, textuur).
* **Visueel systeem:** Verwerkt licht/donker, kleuren, vormen en de waarneming van objecten op afstand.
* **Smaaksysteem:** Verwerkt smaakinformatie.
* **Vestibulair systeem (evenwichtsorgaan):** Verwerkt informatie over zwaartekracht, beweging, snelheid en balans. Dit systeem is cruciaal voor houding, evenwicht en oogbewegingen.
* **Reuk/Geursysteem:** Verwerkt geurprikkels.
* **Proprioceptief systeem:** Geeft informatie over de positie van lichaamsdelen en het spanningsgevoel of houdingsgevoel.
Deze systemen werken nauw samen om betekenis te geven aan prikkels, wat resulteert in cognitieve, motorische, sociale en emotionele reacties.
### 2.3 Integratieniveaus
Ayres onderscheidde vier integratieniveaus die de ontwikkeling van sensorische integratie beschrijven:
#### 2.3.1 Niveau 1: Vestibulair en proprioceptief
Dit is het meest basale niveau en is essentieel voor de ontwikkeling van:
* Oogbewegingen en controle van de oogspieren.
* Houding, evenwicht en spiertonus.
* Zekerheid ten opzichte van de zwaartekracht (houdingszekerheid).
* Reflexintegratie.
* Een goede integratie van tactiele informatie, wat bijdraagt aan zuigen, eten, tactiel comfort en de moeder-kindbinding.
#### 2.3.2 Niveau 2: Het lichaamsschema
Dit niveau bouwt voort op niveau 1 en omvat:
* **Bilaterale integratie:** Het bewustzijn en de coördinatie van beide lichaamshelften, inclusief de samenwerking daartussen.
* **Motorplanning (praxis):** Het vermogen om handelingen te bedenken, te organiseren en uit te voeren.
* **Aandachtsspanning en activiteitsniveau:** Het reguleren van de alertheid, van rust bij slapen tot activiteit bij handelen, en het omgaan met hyper- of onderactiviteit.
* **Emotionele stabiliteit.**
#### 2.3.3 Niveau 3: Spraak en taal
Op dit niveau ontwikkelt zich verder:
* Spraak en taal.
* Oog-handcoördinatie.
* Visuele perceptie.
* Doelmatige en doelgerichte activiteiten.
#### 2.3.4 Niveau 4: Concentratie en organisatie
Dit hoogste niveau omvat:
* Het vermogen tot concentratie en organisatie, wat de basis vormt voor het opnemen van informatie.
* De ontwikkeling van zelfbeeld, zelfcontrole en zelfvertrouwen, de basis voor sociale vaardigheden.
* Schoolleervermogen, inclusief het opnemen en integreren van informatie.
* Abstract denken, de overgang van concreet naar abstract.
* Specialisatie van de hersenhelften (lateralisatie), waarbij de linkerhersenhelft voornamelijk taal verwerkt en de rechterhersenhelft ruimtelijke relaties.
> **Kritische noot:** De leeftijden die aan deze fasen worden gekoppeld, zijn richtinggevend. Kinderen doorlopen deze ontwikkeling in hun eigen tempo. Te snel overgaan naar een volgende fase kan leiden tot problemen in de sensorische integratie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Sensomotorisch leren | Een leerproces waarbij motorische activiteit en zintuiglijke waarneming nauw met elkaar verbonden zijn en elkaar beïnvloeden. |
| Adaptief gedrag | Gedrag dat effectief en doelgericht is in een bepaalde omgeving, waardoor een individu zich kan aanpassen aan nieuwe situaties of uitdagingen. |
| Lichaamsplan | Een interne representatie van het eigen lichaam, inclusief de relatie tussen de verschillende lichaamsdelen en hoe deze bewogen kunnen worden in de ruimte. |
| Associatief leren | Een vorm van leren waarbij een verband wordt gelegd tussen twee stimuli, of tussen een stimulus en een respons, waardoor de ene de andere oproept. |
| Gestaltvorming | Het waarnemen van een geheel (een 'gestalt') in plaats van losse onderdelen, waarbij de structuur en organisatie van de waarneming centraal staan. |
| Perceptie | Het proces waarbij zintuiglijke informatie wordt georganiseerd, geïnterpreteerd en betekenis krijgt, waardoor de omgeving wordt begrepen. |
| Sensorische integratie | Het vermogen van het centrale zenuwstelsel om sensorische prikkels van het lichaam en de omgeving op te vangen, te verwerken en te integreren tot een doelgerichte adaptieve respons. |
| CZS (Centraal Zenuwstelsel) | Het centrale deel van het zenuwstelsel, bestaande uit de hersenen en het ruggenmerg, dat verantwoordelijk is voor de verwerking van informatie en het aansturen van lichaamsfuncties. |
| Respons | De reactie van het lichaam of een individu op een bepaalde stimulus of prikkel. |
| Adaptieve respons | Een doelgerichte en effectieve reactie op sensorische informatie die leidt tot een succesvolle aanpassing aan de omgeving. |
| Tactiel systeem | Het zintuiglijke systeem dat informatie over aanraking, druk, temperatuur, pijn en textuur van objecten en de omgeving verwerkt. |
| Visueel systeem | Het zintuiglijke systeem dat informatie over licht, kleuren, vormen en diepte verwerkt, essentieel voor visuele waarneming. |
| Vestibulair systeem | Het evenwichtsorgaan in het binnenoor dat informatie over hoofdpositie, beweging en zwaartekracht verwerkt, cruciaal voor houding en balans. |
| Proprioceptief systeem | Het zintuiglijke systeem dat informatie levert over de positie en beweging van lichaamsdelen, spanning in spieren en gewrichten, belangrijk voor lichaamsbewustzijn en coördinatie. |
| Bilaterale integratie | De samenwerking en coördinatie tussen de linker- en rechterhelft van het lichaam, essentieel voor veel motorische taken en de ontwikkeling van het lichaamsschema. |
| Motorplanning | Het vermogen om een reeks motorische handelingen te bedenken, te organiseren en uit te voeren om een specifiek doel te bereiken. |
| Lateralisatie | De specialisatie van de linker- en rechterhersenhelft voor verschillende functies, zoals taal (meestal links) en ruimtelijke relaties (meestal rechts). |