Cover
Mulai sekarang gratis InlPW_Les8_Parlementen+en+regeringen_2526_Canvas.pptx
Summary
# Stemgedrag en verkiezingsfuncties
Dit onderwerp analyseert democratische verkiezingen, de functies die ze vervullen, de voorwaarden voor stemmen, de classificatie van kiessystemen, de identificatie van gekozen kandidaten, de gevolgen van kiessystemen en de verklaringen voor stemgedrag.
### 1.1 Functies van democratische verkiezingen
Democratische verkiezingen vervullen meerdere cruciale functies binnen een politiek systeem:
* **Representatie:** Verkiezingen stellen burgers in staat om vertegenwoordigers aan te duiden die hun belangen behartigen in het parlement of andere politieke organen. Dit draagt bij aan de legitimiteit van het bestuur.
* **Legitimatie:** Door middel van verkiezingen verkrijgt het politieke systeem de goedkeuring en het mandaat van het volk, wat essentieel is voor de stabiliteit en de acceptatie van overheidsbeslissingen.
* **Participatie:** Verkiezingen bieden burgers de mogelijkheid om deel te nemen aan het politieke proces, niet alleen door te stemmen, maar ook door zich kandidaat te stellen of campagne te voeren.
* **Selectie:** Verkiezingen bepalen welke kandidaten en partijen de macht zullen uitoefenen.
* **Controle:** Burgers kunnen via verkiezingen de prestaties van de zittende macht beoordelen en, indien ontevreden, deze vervangen.
### 1.2 Voorwaarden voor stemmen
Niet iedereen die mag stemmen, gaat ook effectief stemmen. Verschillende factoren bepalen de stemintentie en -opkomst:
* **Kiesrecht:** In de meeste democratieën is stemrecht gebonden aan leeftijd (meestal 18 jaar) en nationaliteit. Soms gelden ook woonplaatsvereisten.
* **Motivatie:** De bereidheid om te gaan stemmen hangt af van factoren zoals politiek bewustzijn, de waargenomen impact van de verkiezingen, en het geloof dat de eigen stem er toe doet.
* **Toegankelijkheid:** Het stemproces moet toegankelijk zijn. Dit omvat zaken als de beschikbaarheid van stemlokalen, de procedure voor het uitbrengen van een stem, en de mogelijkheid tot vervroegd of per post stemmen.
* **Sociale normen:** In samenlevingen waar stemmen sterk wordt aangemoedigd, is de opkomst doorgaans hoger.
### 1.3 Classificatie van kiessystemen
Kiessystemen kunnen op verschillende manieren worden geclassificeerd, wat significante gevolgen heeft voor de verkiezingsuitslag en de politieke partijstructuur. De belangrijkste onderscheiden zijn:
#### 1.3.1 Districtenstelsels versus proportionele vertegenwoordiging
* **Districtenstelsels (meerderheidsstelsels):**
* Het grondgebied is opgedeeld in kiesdistricten.
* In elk district wordt één of meerdere vertegenwoordiger(s) verkozen.
* De kandidaat of partij die de meeste stemmen behaalt in een district, wint de zetel. Dit kan via een 'first-past-the-post'-systeem (de meeste stemmen, ongeacht meerderheid) of een meerderheidsstelsel (absolute meerderheid vereist, vaak met een tweede stemronde).
* **Gevolgen:** Vaak leiden deze systemen tot een tweepartijenstelsel, sterke regionale vertegenwoordiging, en soms tot een disproportionele uitslag waarbij de zetelverdeling niet overeenkomt met het nationale stempercentage van de partijen.
* **Proportionele vertegenwoordiging (PR):**
* Zetels worden verdeeld over partijen in verhouding tot het aantal behaalde stemmen, vaak op nationaal niveau of in grotere kiesdistricten.
* Er wordt gebruik gemaakt van stemformules om het aantal zetels per partij te berekenen. Veelgebruikte methoden zijn de D'Hondt-methode, de Sainte-Laguë-methode, of de Hare-quotum methode.
* **Gevolgen:** Deze systemen bevorderen doorgaans een meerpartijenstelsel, een betere weerspiegeling van de politieke diversiteit in het parlement, en grotere kansen voor kleinere partijen.
#### 1.3.2 Formules voor proportionele vertegenwoordiging
Verschillende wiskundige formules bepalen hoe de stemmen worden omgezet in zetels binnen een proportioneel systeem:
* **D'Hondt-methode:** Een methode die de grotere partijen bevoordeelt. De stemmen van elke partij worden herhaaldelijk gedeeld door opeenvolgende gehele getallen (1, 2, 3, ...). De zetels worden toegekend aan de partijen met de hoogste resultaten in deze reeks.
* $$ \text{Deelgetal} = \frac{\text{Aantal stemmen voor de partij}}{n} $$
waar $n = 1, 2, 3, \dots$
* **Sainte-Laguë-methode (ongewogen of gewogen):** Deze methode verdeelt zetels evenrediger. Bij de gewogen variant worden de deelgetallen bepaald door een reeks die begint met 1 en vervolgens steeds met 2 wordt vermenigvuldigd ($1, 2, 4, 8, \dots$) of door een reeks die begint met $1.4$ en vervolgens steeds met 2 wordt vermenigvuldigd ($1.4, 2.8, 5.6, \dots$). Bij de ongewogen variant worden de deelgetallen bepaald door $1, 3, 5, \dots$.
#### 1.3.3 Andere classificaties
* **Unicameraal versus bicameraal parlement:** Dit verwijst naar of het parlement uit één of twee kamers bestaat, wat invloed heeft op het wetgevingsproces en de machtsverdeling.
* **Mandaat:** Of de gekozen vertegenwoordigers strikt gebonden zijn aan de instructies van hun kiezers of partij (mandat impératif) of meer vrijheid hebben om te beslissen (vrij mandaat).
### 1.4 Identificatie van gekozen kandidaten
De manier waarop kandidaten worden verkozen, hangt sterk af van het kiessysteem:
* **Districtenstelsel:** De winnende kandidaat in een district wordt gekozen. Dit kan leiden tot 'gerrymandering', waarbij kiesdistricten zo worden hertekend dat ze de politieke ambities van een bepaalde partij dienen.
* **Proportionele vertegenwoordiging:**
* **Lijststemmen:** Kiezers stemmen op een partijlijst. De partij bepaalt de volgorde van de kandidaten op de lijst, maar kiezers kunnen soms voorkeurstemmen uitbrengen.
* **Voorkeurstemmen:** Kiezers kunnen op individuele kandidaten binnen een partijlijst stemmen. Kandidaten die boven een bepaalde drempel van voorkeurstemmen uitkomen, kunnen zo een zetel bemachtigen, zelfs als ze lager op de officiële lijst staan.
* **Open lijsten versus gesloten lijsten:** Bij gesloten lijsten is de volgorde van kandidaten vastgelegd door de partij. Bij open lijsten kan de kiezer de volgorde beïnvloeden door voorkeurstemmen.
### 1.5 Gevolgen van kiessystemen
Kiessystemen hebben verreikende gevolgen voor de politieke structuur en het functioneren van een democratie:
* **Partijstructuur:** Meerderheidsstelsels neigen naar een tweepartijenstelsel, terwijl proportionele systemen een meerpartijenstelsel stimuleren.
* **Regeringsvorming:**
* Meerderheidsstelsels leiden vaak tot éénpartijregeringen, wat stabiliteit kan bieden maar ook minder inclusief kan zijn.
* Proportionele systemen resulteren vaker in coalitieregeringen, wat kan leiden tot meer compromissen maar ook tot instabiliteit als coalities moeilijk te vormen of te handhaven zijn.
* **Ideologische afstand:** Coalitieregeringen in proportionele systemen kunnen streven naar 'minimal winning' (kleinst mogelijke meerderheid), 'minimal distance' (kleinst mogelijke ideologische afstand tussen coalitiepartners), of 'minimal number' (kleinst mogelijk aantal partijen).
* **Representativiteit:** Proportionele systemen weerspiegelen de politieke diversiteit van de samenleving doorgaans beter dan meerderheidsstelsels.
### 1.6 Verklaringen voor stemgedrag
Stemgedrag is een complex fenomeen dat wordt beïnvloed door verschillende factoren:
#### 1.6.1 Structurele theorieën (sociologische benadering)
Deze theorieën benadrukken de invloed van de sociale omgeving en groepslidmaatschap op stemkeuze en partijtrouw.
* **Groepslidmaatschap:** Identificatie met specifieke sociale groepen (klasse, religie, etniciteit, beroep) bepaalt de politieke voorkeuren. Partijen worden gezien als vertegenwoordigers van de belangen van deze groepen.
* **Tip:** Hoewel deze benadering sterk was in de 20e eeuw, is de invloed van traditioneel groepslidmaatschap op stemgedrag in veel Westerse democratieën afgenomen, wat leidt tot meer individuele stemkeuzes.
#### 1.6.2 Attituden en emoties
Individuele attitudes, opinies, waarden en emoties spelen een belangrijke rol bij de stemkeuze.
* **Attituden en waarden:** Persoonlijke overtuigingen over maatschappelijke thema's (economie, milieu, sociale rechtvaardigheid) vormen de basis voor partijkeuze.
* **Emoties:** Gevoelens zoals woede, angst, hoop of onzekerheid kunnen de stemkeuze sterk beïnvloeden, soms zelfs rationele overwegingen overstemmen.
#### 1.6.3 Rational-choice theorieën
Deze theorieën stellen dat kiezers rationele beslissingen nemen op basis van de calculatie van hun eigen belangen en de verwachte uitkomsten van verschillende opties.
* **Eigenbelang:** Kiezers stemmen op de partij die hun individuele belangen het beste dient.
* **Informatieverwerving:** Kiesgedrag is gebaseerd op de beschikbare informatie over partijen, kandidaten en hun beleidsvoorstellen.
* **Strategisch stemmen:** Kiezers kunnen stemmen op een partij waarvan ze denken dat deze de grootste kans maakt om te winnen, zelfs als dit niet hun eerste voorkeur is, om zo een ongewenste uitkomst te voorkomen.
* **Issue voting:** Kiezers concentreren zich op specifieke beleidskwesties (issues) die voor hen belangrijk zijn en stemmen op de partij die hier de meest aantrekkelijke standpunten over inneemt.
#### 1.6.4 Korte-termijnfactoren
Naast structurele en individuele factoren, beïnvloeden ook kortetermijnontwikkelingen stemgedrag:
* **Kandidaten:** De mediapopulariteit, charisma en waargenomen competentie van individuele politici kunnen de stemkeuze beïnvloeden.
* **Campagnes:** Zichtbaarheid, communicatie en de effectiviteit van politieke campagnes kunnen kiezers overtuigen.
* **Economische factoren:** Economische groei of recessie, werkloosheidscijfers en inflatie zijn belangrijke indicatoren die kiezers meenemen in hun beslissing.
* **Toeval en gebeurtenissen:** Onverwachte (inter)nationale gebeurtenissen, zoals crises, schandalen of belangrijke ontdekkingen, kunnen de publieke opinie en daarmee het stemgedrag op korte termijn beïnvloeden.
---
# De scheiding der machten en parlementaire organisatie
Dit onderwerp behandelt het fundamentele principe van de scheiding der machten, de structurele organisatie van parlementen, en de rol van partijfracties en commissies binnen deze instituties.
### 2.1 De scheiding der machten
#### 2.1.1 Het concept van Trias Politica
Het concept van de scheiding der machten, ook wel de Trias Politica genoemd, werd geïntroduceerd door Montesquieu in zijn werk "De l'esprit des lois" (1748). Het doel van deze machtenspreiding is het voorkomen van machtsconcentratie, machtsmisbruik en absolutisme. De theorie stelt dat politieke macht het best kan worden uitgeoefend door drie afzonderlijke en autonome instellingen: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht.
Hoewel de Trias Politica een ideaalmodel is, is de scheiding in de praktijk nooit waterdicht. Er is altijd enige mate van interactie en onderlinge afhankelijkheid tussen de machten. De mate waarin de scheiding tussen de wetgevende en uitvoerende macht strikt is, varieert echter sterk van land tot land.
### 2.2 Parlementaire organisatie
#### 2.2.1 Definitie en functies van het parlement
Een parlement is een politieke assemblee die doorgaans is belast met de wetgevende macht. In de meeste democratieën wordt het parlement verkozen door de bevolking, hoewel dit niet altijd het geval is.
Parlementen vervullen vier cruciale functies:
1. **Representatie**: Parlementen vertegenwoordigen het volk, de natie, of de kiezers. Parlementsleden behartigen de belangen van hun achterban, zoals lokale gemeenschappen, socio-economische groepen of leeftijdsgroepen. Hoewel parlementen een afspiegeling van de bevolking zouden moeten zijn, zijn ze in de praktijk vaak niet volledig representatief, met een oververtegenwoordiging van mannen, de hogere middenklasse, middelbare leeftijd, de etnische meerderheid en carrièrepolitici. Gerrymandering, het hertekenen van kiesdistricten om strategische redenen, kan gebruikt worden om vertegenwoordiging van minderheden te verzekeren, maar ook om minderheden te benadelen.
2. **Wetgevende functie**: Dit omvat het initiëren, amenderen, verwerpen en stemmen van wetgeving. De regering kan ook wetgevingsvoorstellen indienen. In een monocamerale procedure (zoals in België) verloopt wetgeving via indiening, behandeling in commissie (inclusief amendering en stemming) en behandeling in de plenaire vergadering (eveneens met amendering en stemming). Nadien volgt bekrachtiging en afkondiging door het staatshoofd, en publicatie in het staatsblad.
3. **Deliberatieve functie**: Het parlement fungeert als een forum waar openlijk en publiekelijk wordt gediscussieerd over het bestuur van het land. Het is een plaats om te zoeken naar goede argumenten en oplossingen voor problemen van algemeen belang. Oppositiepartijen kunnen gebruik maken van vertragingstechnieken, zoals het filibusteren, om stemmingen over voorstellen te voorkomen.
4. **Controlefunctie**: Het parlement controleert de uitvoerende macht (de regering). Dit gebeurt via institutionele mechanismen zoals schriftelijke en mondelinge vragen. Het parlement kan de regering ook "ontslaan" middels een motie van wantrouwen (in parlementaire systemen) of via impeachment (in presidentiële systemen). Daarnaast kan het parlement een onderzoeks- of enquêtebevoegdheid uitoefenen middels onderzoekscommissies.
#### 2.2.2 Unicameralisme versus Bicameralisme
Parlementen kunnen op twee manieren georganiseerd zijn:
* **Unicameralisme**: Het parlement bestaat uit slechts één kamer.
* **Bicameralisme**: Het parlement bestaat uit twee kamers.
Binnen het bicameralisme zijn er verschillende varianten:
* **Sterk bicameralisme**: Beide kamers beschikken over ongeveer gelijke macht. Voorbeelden hiervan zijn Argentinië, Brazilië, Italië, Mexico en de Verenigde Staten.
* **Zwak bicameralisme**: Eén kamer is constitutioneel en politiek ondergeschikt aan de andere kamer. Voorbeelden hiervan zijn België, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk en Spanje.
**Voordelen en nadelen van bicameralisme** worden vaak besproken. Positieve aspecten kunnen zijn: het bieden van een extra controle op wetgeving, het vertegenwoordigen van verschillende belangen (bv. regionale versus nationale), en het bevorderen van deliberatie. Nadelen kunnen zijn: vertraging van wetgevingsprocessen, potentiële conflicten tussen de kamers, en verhoogde kosten.
#### 2.2.3 Fracties en Commissies
* **Fracties**: Dit zijn groeperingen van parlementsleden die tot dezelfde politieke partij behoren. In de meeste Europese landen zijn parlementsleden gebonden door strikte partijdiscipline of partijtucht, wat betekent dat ze de partijlijn volgen bij stemmingen.
* **Parlementaire commissies**: Dit zijn thematische organisaties binnen het parlement. Hun taken omvatten het voorbereiden van wetgeving, het controleren van de uitvoerende macht en het onderzoeken van thema's die van publiek belang zijn.
### 2.3 Verhouding Parlement - Regering
Er zijn drie belangrijke systemen die de verhouding tussen parlement en regering definiëren:
1. **Parlementaire systemen**: In dit model, zoals het "Westminster style" model, wordt de regering niet rechtstreeks door de kiezers verkozen, maar wordt ze gekozen door en uit het parlement. De ministers leggen verantwoording af aan het parlement en zijn afhankelijk van diens vertrouwen. Het parlement kan een motie van wantrouwen indienen om de regering naar huis te sturen.
2. **Presidentiële systemen**: Kenmerkend voor dit systeem is de sterke scheiding der machten met "checks and balances". De president wordt rechtstreeks door de burgers verkozen en ontleent daar zijn autoriteit aan. Het parlement kan de president niet zomaar ontslaan, tenzij bij overtreding van de wet of wangedrag (impeachment). De president hoeft geen verantwoording af te leggen aan het parlement. De Verenigde Staten zijn hier een voorbeeld van.
3. **Semipresidentiële systemen**: Dit model, zoals het Franse model, combineert elementen van beide systemen. De president wordt rechtstreeks verkozen en opereert relatief autonoom ten opzichte van het parlement. De president kan het parlement ontbinden en nieuwe verkiezingen uitschrijven. De eerste minister staat aan het hoofd van de regering en moet verantwoording afleggen aan het parlement. Dit systeem kent de mogelijkheid van "cohabitation", waarbij de president en de eerste minister politiek van tegengestelde partijen zijn.
### 2.4 Regeringsvorming
De manier waarop regeringen worden gevormd, verschilt per systeem:
* **Presidentieel systeem**: De president, die rechtstreeks is verkozen, benoemt de ministers.
* **Parlementair systeem**: Het parlement beslist over de vorming van een nieuwe regering.
In een tweepartijensysteem leidt dit doorgaans tot een eenpartijregering. In een meerpartijensysteem is er vaker sprake van een coalitieregering, bestaande uit twee of meer partners.
Er wordt doorgaans gestreefd naar een meerderheidsregering, wat betekent dat de regering kan rekenen op ten minste 50% plus één van de zetels in het parlement. Verschillende strategieën voor het vormen van coalitieregeringen bestaan, zoals:
* **Minimal winning**: Een meerderheidscoalitie zonder overbodige partners.
* **Minimal number**: Een meerderheidscoalitie met het kleinst mogelijke aantal partners.
* **Minimal weight**: Een meerderheidscoalitie met de kleinst mogelijke meerderheid.
* **Minimal distance**: Een meerderheidscoalitie met de kleinst mogelijke ideologische afstand tussen de partners.
Daarnaast bestaan ook **minderheidsregeringen** (een regering die niet over een parlementaire meerderheid beschikt), **oversized coalities** (coalities die groter zijn dan strikt noodzakelijk, met "surplus" partners), en **grand coalitions** (coalities die vrijwel alle grootste partijen omvatten).
### 2.5 Vorm en functie van Staatshoofd en Regering
#### 2.5.1 Het staatshoofd
Het staatshoofd kan een constitutionele monarch zijn (zoals in België en Nederland) of een constitutionele president (zoals in Duitsland of Italië). Formeel heeft het staatshoofd autoriteit met symbolisch belang en vervult het vooral protocollaire en ceremoniële taken. In België speelt het staatshoofd echter ook een politieke rol bij de federale regeringsvorming.
#### 2.5.2 De regering
De regering wordt geleid door de regeringsleider, die het hoofd en de spreekbuis van de regering is en de belangrijkste uitvoerende macht uitoefent. Dit kan een eerste minister (België, Nederland), een bondskanselier (Duitsland) of een uitvoerende president (Verenigde Staten) zijn. In presidentiële systemen zijn het staatshoofd en de regeringsleider dezelfde persoon, terwijl dit in parlementaire systemen gescheiden is.
In een eenpartijregering leidt de premier doorgaans zijn eigen partij, terwijl dit in een coalitieregering niet altijd het geval is. De federale regering in België bestaat uit ministers en staatssecretarissen, waarbij het aantal ministers gelijk verdeeld is over de twee taalgroepen. De premier is hier niet het staatshoofd noch de partijvoorzitter.
Beslissingen binnen de regering kunnen worden genomen op basis van:
* Eigen bevoegdheden van de minister.
* Collegiale bevoegdheden waarover de hele regering moet beslissen.
Er worden twee soorten overlegvormen onderscheiden: de **Ministerraad**, een vergadering van alle ministers, en het **Kernkabinet**, een overleg tussen de premier en de vice-premiers.
De belangrijkste functies van de regering omvatten de besturende taak (regeren en besturen), de implementatie van beleid (overzien, managen en eindverantwoordelijkheid dragen), de coördinatie van staatsactiviteiten, en het hanteren van bijzondere volmachten in crisistijden.
---
# Functies van het parlement en de relatie met de regering
Dit onderdeel verkent de vier hoofdfuncties van parlementen en de verschillende systemen die de relatie tussen parlement en regering definiëren.
## 3 Functies van het parlement en de relatie met de regering
### 3.1 Scheiding der machten
De scheiding der machten, zoals uiteengezet door Montesquieu in "De l'esprit des lois" (1748), is een principe dat erop gericht is machtsconcentratie, machtsmisbruik en absolutisme te vermijden door politieke macht te verdelen over drie autonome instellingen: de wetgevende macht (parlement), de uitvoerende macht (regering) en de rechterlijke macht (rechtbanken). Deze trias politica is echter nooit strikt waterdicht en kan in de praktijk leiden tot inefficiëntie. De scheiding tussen de wetgevende en uitvoerende macht varieert in strengheid per land.
### 3.2 Organisatie van parlementen
Een parlement is een politieke assemblee met wetgevende macht, meestal verkozen door de bevolking. Parlementen kunnen unicameraal (één kamer) of bicameraal (twee kamers) zijn. Bicameralisme kent sterke vormen, waarbij beide kamers gelijke macht hebben (bv. Argentinië, VSA), en zwakke vormen, waarbij één kamer ondergeschikt is aan de andere (bv. België, Nederland).
* **Fracties:** Partijen organiseren zich binnen het parlement in fracties. In de meeste Europese landen heerst er een strikte partijdiscipline.
* **Parlementaire commissies:** Dit zijn thematische organisaties binnen het parlement die wetgeving voorbereiden, de uitvoerende macht controleren en maatschappelijke thema's onderzoeken.
### 3.3 Functies van parlementen
Parlementen vervullen vier kernfuncties:
#### 3.3.1 Representatie
Parlementen vertegenwoordigen het volk, de natie en de kiezers. Parlementsleden behartigen de belangen van hun achterban. Echter, parlementen zijn niet altijd een accurate "afspiegeling" van de bevolking, aangezien bepaalde groepen (bv. mannen, hogere middenklasse, middelbare leeftijd, etnische meerderheid, carrièrepolitici) vaak oververtegenwoordigd zijn. Gerrymandering, het hertekenen van kiesdistricten voor strategische doeleinden, kan de vertegenwoordiging beïnvloeden, zowel positief als negatief.
#### 3.3.2 Wetgevende functie
Deze functie omvat het initiëren, amenderen, verwerpen en stemmen van wetgeving. Hoewel de regering ook wetgeving kan initiëren, is het parlement de centrale actor in het wetgevingsproces.
* **Herkomst van wetgeving:** Wetgeving kan afkomstig zijn van de regering (wetsontwerp) of van parlementsleden (wetsvoorstel), zowel uit meerderheid- als oppositiepartijen.
* **Monocamerale wetgevingsprocedure in België (voorbeeld):**
1. Indiening en behandeling in commissie (bespreking, amendering, stemming).
2. Behandeling in plenaire vergadering (bespreking, amendering, stemming).
3. Bekrachtiging en afkondiging door de Koning (en minister).
4. Bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
#### 3.3.3 Deliberatieve functie
Het parlement dient als een platform waar openlijk en publiekelijk gediscussieerd wordt over het bestuur van het land, met als doel goede argumenten te vinden en oplossingen voor maatschappelijke problemen te formuleren. Oppositiepartijen kunnen hierbij vertragingstactieken toepassen, zoals de filibuster.
#### 3.3.4 Controlefunctie
Het parlement oefent controle uit op de uitvoerende macht (regering) via institutionele mechanismen. Dit omvat:
* Schriftelijke en mondelinge vragen.
* Het kunnen ontslaan van de regering middels een motie van wantrouwen (parlementaire systemen) of impeachment (presidentiële systemen).
* Onderzoeks- of enquêtebevoegdheid via onderzoekscommissies.
### 3.4 De relatie tussen parlement en regering
De relatie tussen parlement en regering kan worden geclassificeerd in drie systemen:
#### 3.4.1 Parlementaire systemen
In parlementaire systemen (bv. Westminster-model) wordt de regering niet rechtstreeks verkozen, maar gevormd door en uit het parlement. Ministers zijn verantwoording verschuldigd aan het parlement en de regering is afhankelijk van het vertrouwen ervan. Het parlement kan een motie van wantrouwen indienen om de regering naar huis te sturen.
* **Schema:** Kiezers $\rightarrow$ Parlement $\rightarrow$ Regering
#### 3.4.2 Presidentiële systemen
In presidentiële systemen (bv. VS-model) wordt de president rechtstreeks door de burgers verkozen en ontleent daar zijn autoriteit aan. De president benoemt de ministers. Het parlement (Congress) kan de president niet ontslaan, behalve bij wetsovertredingen of wangedrag (impeachment). Er is sprake van sterke "checks and balances", waarbij president en parlement elkaar controleren, maar de president is niet verantwoording verschuldigd aan het parlement.
* **Schema:** Kiezers $\rightarrow$ President $\leftrightarrow$ Congress
#### 3.4.3 Semipresidentiële systemen
In semipresidentiële systemen (bv. Frans model) wordt de president rechtstreeks verkozen en opereert relatief autonoom ten opzichte van het parlement. De president kan het parlement ontbinden en nieuwe verkiezingen uitschrijven. De eerste minister leidt de regering en moet vertrouwen genieten van het parlement. Dit systeem kent een verhoogd risico op "cohabitation", waarbij de president en eerste minister politiek tegengesteld zijn.
### 3.5 Regeringsvorming
De manier waarop regeringen worden gevormd, verschilt per systeem:
* **Presidentieel systeem:** De rechtstreeks verkozen president benoemt de ministers.
* **Parlementair systeem:** Het parlement beslist over de regeringsvorming.
* In een **twee-partijensysteem** leidt dit doorgaans tot een eenpartijregering.
* In een **meerpartijensysteem** ontstaat meestal een coalitieregering met meerdere partners.
#### 3.5.1 Coalitieregeringen
Bij de vorming van coalitieregeringen wordt gestreefd naar een parlementaire meerderheid. Diverse strategieën kunnen worden gehanteerd:
* **Minimal winning:** Een meerderheidscoalitie zonder overbodige partners.
* **Minimal number:** Een meerderheidscoalitie met het kleinst mogelijke aantal partners.
* **Minimal weight:** Een meerderheidscoalitie met de kleinst mogelijke meerderheid.
* **Minimal distance:** Een meerderheidscoalitie met de kleinst mogelijke ideologische afstand.
Andere vormen van regeringen zijn:
* **Minderheidsregering:** Een regering die niet beschikt over een meerderheid in het parlement.
* **Oversized coalitie:** Een coalitie die groter is dan een minimale coalitie.
* **Grand coalition:** Een coalitie die vrijwel alle (grootste) partijen omvat.
### 3.6 Vorm en functie van het staatshoofd en de regering
#### 3.6.1 Het staatshoofd
Het staatshoofd kan een constitutionele monarch (bv. België, Nederland) of een constitutionele president (bv. Duitsland, Italië) zijn. De rol is voornamelijk formeel en symbolisch, met protocollaire taken. In België speelt het staatshoofd echter een politieke rol bij de regeringsvorming.
#### 3.6.2 De regering
De regering wordt geleid door de regeringsleider (bv. premier, bondskanselier, uitvoerende president). In presidentiële systemen is het staatshoofd ook de regeringsleider, terwijl dit in parlementaire systemen gescheiden is.
* **Federale regering in België:** Bestaat uit ministers en staatssecretarissen, waarbij het aantal ministers gelijk verdeeld is over de taalgroepen. De premier is niet het staatshoofd en ook niet noodzakelijk partijvoorzitter. Beslissingen worden genomen door de ministerraad (alle ministers) of het kernkabinet (premier en vice-premiers).
**Functies van de regering:**
* **Besturende taak:** Regeert en bestuurt het land.
* **Implementatie van beleid:** Overziet, managet en draagt de eindverantwoordelijkheid voor beleid.
* **Coördinatie van staatsactiviteiten.**
* **Uitoefenen van bijzondere volmachten in crisistijden.**
> **Conclusie:** De scheiding der machten verdeelt de staatsmacht over de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, alhoewel deze scheiding nooit absoluut is. Parlementen, die unicameraal of bicameraal kunnen zijn, vervullen cruciale functies zoals representatie, wetgeving, deliberatie en controle. De relatie tussen parlement en regering definieert de politieke systemen (parlementair, presidentieel, semipresidentieel), waarbij de regering in parlementaire systemen afhankelijk is van het vertrouwen van het parlement, terwijl in presidentiële systemen de president en het parlement onafhankelijk opereren. Regeringsvorming, met name coalitievorming, is een complex proces dat streeft naar een parlementaire meerderheid. Het staatshoofd heeft meestal een protocollaire rol, terwijl de regering de uitvoerende macht uitoefent en het beleid implementeert.
---
# Regeringsvorming en de rol van staatshoofd en regering
Dit onderwerp verklaart hoe regeringen tot stand komen, focust op de principes van coalitievorming en beschrijft de functies en vormen van het staatshoofd en de regering, met specifieke aandacht voor de Belgische context.
### 4.1 Regeringsvorming
Regeringsvorming is het proces waarbij een uitvoerende macht wordt samengesteld die kan rekenen op de steun van de wetgevende macht. De manier waarop dit gebeurt, verschilt sterk naargelang het politieke systeem.
#### 4.1.1 Regeringsvorming in verschillende politieke systemen
* **Presidentieel systeem:** De president wordt rechtstreeks door de burgers verkozen en benoemt vervolgens de ministers. Het parlement en de regering zijn hierdoor grotendeels onafhankelijk van elkaar.
* **Parlementair systeem:** De regering wordt gevormd uit en door het parlement. De regering is afhankelijk van het vertrouwen van het parlement en kan door een motie van wantrouwen naar huis worden gestuurd. In het Verenigd Koninkrijk model (Westminster-stijl) is de regering niet rechtstreeks verkozen, maar wel verantwoording verschuldigd aan het parlement.
* **Semipresidentieel systeem:** Kenmerkend is een direct verkozen president die een relatief autonome positie inneemt ten opzichte van het parlement. De eerste minister, die aan het hoofd van de regering staat, moet wel het vertrouwen van het parlement behouden. Dit systeem kent een potentieel voor "cohabitation", waarbij de president en de eerste minister politiek van elkaar verschillen.
#### 4.1.2 Coalitievorming
In meerpartijensystemen is de vorming van coalitieregeringen (met twee of meer partners) de norm, aangezien één partij zelden de absolute meerderheid behaalt. Er wordt doorgaans gestreefd naar een meerderheidsregering, die kan rekenen op minstens 50% plus één van de zetels in het parlement.
##### 4.1.2.1 Principes van coalitievorming
Bij het vormen van coalities worden verschillende principes gehanteerd:
* **Minimal winning:** Een meerderheidscoalitie wordt gevormd zonder overbodige partners. Dit principe streeft naar de kleinst mogelijke coalitie die een meerderheid garandeert.
* **Minimal number:** Een meerderheidscoalitie wordt gevormd met het kleinst mogelijke aantal partners.
* **Minimal weight:** Een meerderheidscoalitie wordt gevormd met de kleinst mogelijke meerderheid. Dit impliceert dat de coalitie net voldoende zetels heeft om te regeren.
* **Minimal distance:** Een meerderheidscoalitie wordt gevormd met de kleinst mogelijke ideologische afstand tussen de partnerpartijen. Dit principe probeert beleidsverschillen te minimaliseren.
##### 4.1.2.2 Soorten coalitieregeringen
Naast de standaard meerderheidscoalitie bestaan er ook andere vormen:
* **Minderheidsregering:** Een regering die niet over een parlementaire meerderheid beschikt. Deze regeringen zijn vaak afhankelijk van gedoogsteun van andere partijen.
* **Oversized coalitie:** Een coalitieregering die groter is dan een minimale coalitie, met "surplus" partners. Dit kan wijzen op een consensusgerichte aanpak of politieke noodzaak.
* **Grand coalition:** Een coalitie die vrijwel alle (grootste) partijen omvat. Dit komt vaak voor in periodes van grote nationale crises of bij een sterk gepolariseerd politiek landschap.
### 4.2 De rol van het staatshoofd
Het staatshoofd is de formele autoriteit binnen een staat en kan een constitutionele monarch zijn (zoals in België en Nederland) of een constitutionele president (zoals in Duitsland en Italië). De formele bevoegdheden zijn vaak van symbolisch belang, met een nadruk op protocollaire en ceremoniële taken. In België speelt het staatshoofd echter wel een politieke rol bij de federale regeringsvorming.
### 4.3 De rol van de regering
De regering is de centrale uitvoerende macht binnen een staat.
#### 4.3.1 Regeringsleider
De regeringsleider is het hoofd en de spreekbuis van de regering en vormt de belangrijkste uitvoerende macht. Afhankelijk van het systeem kan dit een eerste minister (België, Nederland), een bondskanselier (Duitsland) of een uitvoerende president (Verenigde Staten) zijn. In presidentiële systemen vallen de functies van staatshoofd en regeringsleider samen, wat in parlementaire systemen niet het geval is. In een eenpartijregering staat de premier doorgaans aan het hoofd van zijn eigen partij, terwijl dit in coalitieregeringen complexer kan liggen.
#### 4.3.2 De federale regering in België
De federale regering in België bestaat uit ministers en staatssecretarissen. Het aantal ministers is gelijk verdeeld over de verschillende taalgroepen. De premier is hierbij niet het staatshoofd en ook niet noodzakelijk de partijvoorzitter.
##### 4.3.2.1 Besluitvorming binnen de regering
Er worden twee soorten beslissingen onderscheiden:
* **Eigen bevoegdheden van de minister:** Beslissingen die binnen de specifieke bevoegdheidssfeer van een individuele minister vallen.
* **Collegiale bevoegdheden:** Beslissingen waarover de gehele regering moet beslissen. De **ministerraad**, bestaande uit alle ministers (zonder staatssecretarissen), is de formele vergadering waar deze beslissingen worden genomen. Daarnaast is er het **kernkabinet**, een overlegorgaan van de premier en vice-premiers.
#### 4.3.3 Functies van de regering
De regering vervult diverse cruciale functies:
* **Besturende taak:** De regering is primair verantwoordelijk voor het besturen van het land.
* **Implementatie van het beleid:** De regering overziet, managet en draagt de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van het vastgestelde beleid.
* **Coördinatie van staatsactiviteiten:** De regering coördineert de activiteiten van de diverse overheidsinstanties.
* **Bijzondere (vol)machten in tijden van crisis:** In uitzonderlijke omstandigheden kan de regering beschikken over bijzondere bevoegdheden om de crisis te beheersen.
> **Tip:** Begrijp het onderscheid tussen het staatshoofd en de regeringsleider, aangezien dit de structuur en de machtsverhoudingen binnen een politiek systeem wezenlijk kan beïnvloeden. In het Belgische systeem is dit een belangrijk aandachtspunt voor het begrijpen van de regeringsvorming.
> **Example:** De "minimal winning coalition" in een hypothetisch parlement met 150 zetels kan bestaan uit drie partijen die samen 76 zetels behalen. Het toevoegen van een vierde partij, zelfs met slechts één zetel, zou dit principe schenden omdat de meerderheid reeds verzekerd is.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Democratische verkiezingen | Processen waarbij burgers stemmen om vertegenwoordigers te kiezen, essentieel voor de legitimiteit en werking van democratische overheden. |
| Stemgedrag | De manier waarop individuen beslissen om te stemmen, beïnvloed door structurele, sociologische, attitudinale, emotionele en rationele factoren. |
| Structurele theorieën (stemgedrag) | Verklaringen voor stemgedrag die zich richten op bredere maatschappelijke structuren en de plaats van individuen daarin, zoals groepslidmaatschap. |
| Sociologische theorieën (stemgedrag) | Theorieën die stemgedrag verklaren vanuit groepslidmaatschap, waarbij partijen worden gezien als vertegenwoordigers van de belangen van specifieke sociale groepen. |
| Attituden en emoties (stemgedrag) | De invloed van individuele overtuigingen, meningen, waarden en emoties zoals angst, hoop of woede op de keuze van de kiezer. |
| Rational-choice theorieën | Verklaringen die stemgedrag baseren op rationele calculaties van individuele belangen, waarbij kiezers informatie gebruiken om hun meest voordelige optie te kiezen. |
| Strategisch stemmen | Een vorm van stemgedrag waarbij een kiezer stemt op een kandidaat of partij die niet de voorkeur heeft, maar die geacht wordt een beter resultaat te behalen in een meerderheidsstelsel. |
| Issue voting | Stemgedrag waarbij kiezers zich laten leiden door specifieke beleidskwesties en hun stem uitbrengen op basis van de standpunten van kandidaten of partijen over deze kwesties. |
| Scheiding der machten | Een politiek principe, voorgesteld door Montesquieu, dat de staatsmacht opdeelt in drie autonome takken: de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, om machtsmisbruik te voorkomen. |
| Trias politica | De concrete uitwerking van het principe van de scheiding der machten, waarbij de politieke macht wordt verdeeld over drie afzonderlijke instellingen: regering, parlement en rechtbanken. |
| Unicameralisme | Een parlementair systeem waarbij de wetgevende macht is geconcentreerd in één kamer of vergadering. |
| Bicameralisme | Een parlementair systeem dat bestaat uit twee kamers, die meestal wetgevende en controlerende bevoegdheden delen, zoals het hogerhuis en het lagerhuis. |
| Parlementaire commissies | Thematische werkgroepen binnen een parlement die wetgeving voorbereiden, de uitvoerende macht controleren en onderwerpen van publiek belang onderzoeken. |
| Representatie (parlementaire functie) | De functie van een parlement om de bevolking, de natie of de kiezers te vertegenwoordigen, waarbij parlementsleden de belangen van hun achterban behartigen. |
| Wetgevende functie (parlement) | De primaire taak van een parlement om wetten te initiëren, te amenderen, te verwerpen en te stemmen, wat de basis vormt voor het juridische kader van een land. |
| Deliberatieve functie (parlement) | De rol van het parlement als een forum waar open en publieke debatten plaatsvinden over het bestuur van het land, gericht op het vinden van goede argumenten en oplossingen voor algemeen belang. |
| Controlefunctie (parlement) | Het toezicht dat een parlement uitoefent op de uitvoerende macht (regering) via mechanismen zoals vragen, moties van wantrouwen en onderzoeksbevoegdheden. |
| Parlementaire systemen | Een bestuursvorm waarbij de regering verantwoording aflegt aan en afhankelijk is van het vertrouwen van het parlement, vaak gekenmerkt door een nauwe band tussen de uitvoerende en wetgevende macht. |
| Presidentiële systemen | Een bestuursvorm waarbij de president, die zowel staatshoofd als regeringsleider is, rechtstreeks wordt verkozen en onafhankelijk opereert van de wetgevende macht, met checks and balances als belangrijkste controlesysteem. |
| Semipresidentiële systemen | Een hybride bestuursvorm die elementen van zowel parlementaire als presidentiële systemen combineert, waarbij een rechtstreeks verkozen president naast een premier en regering opereert die verantwoording aflegt aan het parlement. |
| Coalitieregering | Een regering die wordt gevormd door twee of meer politieke partijen die samen een meerderheid vormen in het parlement om beleid te kunnen uitvoeren. |
| Meerderheidsregering | Een regering die kan rekenen op de steun van meer dan 50% van de zetels in het parlement, wat haar politieke stabiliteit en beleidsvermogen garandeert. |
| Minderheidsregering | Een regering die niet beschikt over een meerderheid van de zetels in het parlement en dus afhankelijk is van gedoogsteun van andere partijen om wetgeving aan te nemen. |
| Oversized coalitie | Een coalitieregering die meer partijen omvat dan strikt noodzakelijk is voor een parlementaire meerderheid, wat kan leiden tot complexiteit en minder efficiëntie. |
| Grand coalition | Een coalitie die de grootste politieke partijen van een land omvat, vaak gevormd in tijden van politieke instabiliteit of nationale crisis. |
| Staatshoofd | Het hoogste ceremoniële of symbolische orgaan van een staat, dat constitutioneel monarch of president kan zijn en voornamelijk protocolaire taken uitvoert. |
| Regeringsleider | Het hoofd van de regering, verantwoordelijk voor de uitvoerende macht en het dagelijks bestuur van het land; kan een premier of een president zijn, afhankelijk van het politieke systeem. |
| Ministerraad | De vergadering van alle ministers van een regering, waar collegiale beslissingen worden genomen die de hele uitvoerende macht aangaan. |
| Kernkabinet | Een kleinere groep ministers, vaak bestaande uit de premier en vice-premiers, die cruciale beleidsbeslissingen voorbereidt voordat ze aan de volledige ministerraad worden voorgelegd. |