Cover
Mulai sekarang gratis 2024 PRINT nieuw complex kind LD 1 (5).pdf
Summary
# Algemeen beleid en systematische patiëntenzorg
Dit onderwerp omvat het algemene beleid binnen de kinderintensieve geneeskunde, met specifieke aandacht voor monitoring, vasculair access en vochtbeleid, alsook de systematische aanpak van de individuele patiënt.
### 1.1 Introductie tot complexiteit en beleid in de kinderintensieve geneeskunde
Het uitgangspunt van deze cursus is het concept van complexiteit in zijn vele aspecten, zowel in de status praesens als in de toekomstige zorg voor het kind. Het algemene beleid omvat essentiële componenten zoals monitoring en vasculair access, en vochtbeleid. De structuur van de les zal bestaan uit introductievoorbeelden, het herkennen van symptoomclusters als presentatie, en een overzicht van pathologie met aanvullende therapie, evolutie en bijzondere uitdagingen [10](#page=10) [6](#page=6) [8](#page=8).
#### 1.1.1 Context en doelstellingen van volwassenenonderwijs
Deze cursus is opgezet als volwassenenonderwijs, met als doel de link te leggen tussen theorie en praktijk aan bed in de gezondheidszorg. Interactie en het stellen van vragen worden aangemoedigd, waarbij de cursist verantwoordelijkheid neemt voor aanwezigheid en aandacht. Online deelnemers kunnen vragen laten beantwoorden in georganiseerde terugkomlessen [11](#page=11).
#### 1.1.2 Toepassingsgebieden van de kinderintensieve geneeskunde
De principes van de kinderintensieve geneeskunde vinden toepassing in diverse settings, waaronder pre-hospitaal (spoedgevallendienst), operatiezaal, intensieve geneeskunde afdelingen (PICU/NICU), medium care, klassieke kinderafdelingen, revalidatiecentra en thuiszorg voor ernstig chronisch zieken [13](#page=13).
#### 1.1.3 Spectrum van ziektebeelden en urgentie
De ziektebeelden variëren van hyperacuut (onmiddellijke actie vereist) tot acuut, chronisch, acute opstoten bij chronische problemen, en end-of-life situaties. Een belangrijk aspect is het onderscheid tussen een enkele klacht en meerdere medische problemen, of een syndroom dat gekenmerkt wordt door een vaste cluster van afwijkingen in meerdere orgaansystemen [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 1.1.4 Multidisciplinariteit en triage
Multidisciplinariteit, waarbij artsen van verschillende disciplines hun expertise combineren voor één kind, is essentieel. Prioritering van patiënten is cruciaal, met name triage op spoedgevallen waar het meest ernstig zieke kind voorrang krijgt. Ook op de hospitalisatieafdeling is triage belangrijk voor de dagelijkse organisatie op basis van klinische urgentie en praktische noden [15](#page=15) [16](#page=16).
### 1.2 Systematische aanpak van de individuele patiënt
Een systematische aanpak helpt bij de evaluatie en triage van de individuele patiënt. Drie kernvragen, zoals voorgesteld door Systeem Devlieger, helpen bij de initiële beoordeling: is het kind acuut, chronisch of niet ziek? Is het bleek, rood, blauw of geel? En is het eutroof, dystroof of overvoed?. In acute situaties wordt de ABCDE-aanpak gehanteerd, een gestructureerde methodiek die prioriteiten stelt binnen potentieel bedreigde orgaansystemen [17](#page=17) [18](#page=18).
#### 1.2.1 Beoordeling en werkdiagnose
Bij de systematische aanpak wordt gestart met de reden van opname en de werkdiagnose, samen met de meest prominente symptomen en tekens waar specifiek op gelet moet worden [19](#page=19).
#### 1.2.2 Monitoring en vasculaire toegang
De behoefte aan extra monitoring en de geschiktheid van vasculair access worden beoordeeld, rekening houdend met zowel acute als langdurige behoeften. Een voorbeeld hiervan is Jef, 4 jaar, die vanwege een nieuwe diagnose leukemie mogelijk monitoring en specifiek vasculair access nodig heeft [19](#page=19) [27](#page=27).
#### 1.2.3 Plaats van behandeling en procedures
De optimale afdeling voor behandeling wordt bepaald, of dit nu een klassieke zaal, OK, PICU, of een andere gespecialiseerde eenheid is. Ook geplande onderzoeken of procedures worden meegenomen in de overweging [19](#page=19).
#### 1.2.4 Medicatie en verwachte evolutie
De voorgeschreven medicatie, de effecten, neveneffecten, interacties en mogelijke toedieningsproblemen (zoals non-absorptie of incompatibiliteit) worden geëvalueerd. Daarnaast wordt de verwachte positieve en negatieve evolutie van het ziektebeeld, inclusief mogelijke complicaties, in kaart gebracht [20](#page=20).
#### 1.2.5 Behandelend arts, consultaties en prognose
Het identificeren van de hoofdbehandelaar ('treating physician') die de voorschriften maakt, is belangrijk. Ook wordt nagegaan welke artsen reeds in consult zijn geweest en of verdere specialistische consultaties nodig zijn. De prognose en ethische overwegingen bepalen de verdere koers [21](#page=21).
#### 1.2.6 Aanvullende aspecten: voeding, comfort, familie en communicatie
Naast het ziektebeeld an sich, worden aspecten zoals voeding, het comfort van het kind, de familie en de sociale omgeving meegenomen in de zorg. Cruciaal is ook wie, wanneer en hoe communiceert met het kind, de ouders en eventuele derden [22](#page=22).
### 1.3 Vochtbeleid
Vochtbeleid is een cruciaal onderdeel van de zorg, met specifieke aandacht voor onderhoudsvocht en de behoefte aan extra vocht [36](#page=36).
#### 1.3.1 Onderhoudsvocht
Onderhoudsvocht kan oraal of intraveneus worden toegediend. De benodigde hoeveelheid voor intraveneus vocht is afhankelijk van het gewicht: 100 ml/kg/dag voor 0-10 kg, 50 ml/kg/dag voor 10-20 kg, en 20 ml/kg/dag voor patiënten > 20 kg. Vochtrestrictie kan noodzakelijk zijn bij specifieke aandoeningen zoals cardiale problemen, nierfalen of SIADH [37](#page=37).
#### 1.3.2 Extra vochtbehoefte
Meer vocht dan onderhoudsvocht kan nodig zijn om verliezen in te halen, bij aanhoudende verliezen ('ongoing losses'), of in geval van hyperhydratie. Het onderscheid tussen onderhoud en 'vulling' is belangrijk, vooral in situaties van shock [38](#page=38).
#### 1.3.3 Componenten van vocht en vulling
Onderhoudsvocht kan bestaan uit H2O, glucose, zouten zoals NaCl, K, P, Mg, en soms parenterale nutritie. Vulling kan gerealiseerd worden met crystalloïden of colloïden, en indien nodig met bloedproducten en transfusie [39](#page=39).
### 1.4 Monitoring en vasculair access
#### 1.4.1 Principes van monitoring
Monitoring is essentieel voor het vervolledigen van het klinisch beeld, het vroegtijdig detecteren van alarmtekens, het volgen van de evolutie van therapie-effecten, en het garanderen van veiligheid [28](#page=28) [29](#page=29).
- **Waarom?** Om evolutie van het ziektebeeld te volgen, vroegtijdige alarmtekens te detecteren, therapie-effecten te evalueren, en veiligheid te garanderen [29](#page=29).
- **Van wat?** Meerdere klinische tekens, afhankelijk van het ziektebeeld: hemodynamiek, respiratoir, neurologisch, renaal, pijnscore, temperatuur, etc. Ook therapie-effecten zoals glycemie [30](#page=30).
- **Hoe?** Herhaalde klinische evaluatie (arts/verpleegkundige), gebruik van toestellen, bloednames (bloedgas, glycemie) met documentatie (schriftelijk of digitaal) [30](#page=30).
- **Continu of interval?** De frequentie van monitoring wordt bepaald door de klinische nood [30](#page=30).
- **Bijzondere groepen?** (Ex-)prematuren, zuigelingen, en patiënten herstellende van acute episodes (postoperatief, post-procedureel, post-PICU, na reanimatie) vereisen specifieke aandacht [31](#page=31).
#### 1.4.2 Data overload en selectieve monitoring
Monitoring genereert veel data, en het is belangrijk enkel de noodzakelijke monitoring te voorzien. De vraag of extra monitoring de prognose of het beleid verandert, is hierbij cruciaal. Ook de impact op de ongerustheid van ouders en de werkbelasting van personeel speelt een rol [32](#page=32).
#### 1.4.3 Vormen van vasculair access
De vorm van vasculair access varieert afhankelijk van de noden: geen toegang, perifere lijn(en), klassieke diep veneuze catheter (of PICC), langdurig diep veneus access (Port-a-Cath, Hickmann catheter), arteriële lijn, en eventueel dialysecatheter, Swan-Ganz of RIS-catheter [33](#page=33).
#### 1.4.4 Uitdagingen en complicaties van vasculair access
Moeilijkheden kunnen optreden bij het verkrijgen van vascular access (bv. bij goed gevoede zuigelingen, reeds 'kapotgeprikt' patiënten, anatomische uitdagingen, of slechte circulatie). Complicaties omvatten infectie, trombose (veneus, arterieel), luchtembolieën, en paraveneuze medicatietoediening [34](#page=34).
### 1.5 Interactie en communicatie in het zorgproces
Het voorschrijven van medicatie vereist duidelijkheid over het medicijn, de toedieningsweg, de dosis per gewicht, en georganiseerde therapiegroepen. De vraag of orale toediening mogelijk is, of een medicijn geschrapt kan worden, en hoe thuismedicatie wordt voortgezet of onderbroken tijdens hospitalisatie, is relevant. De arts maakt en verifieert het voorschrift en communiceert veranderingen met de verpleegkundige, die op haar beurt het voorschrift controleert en uitvoert; ze fungeren als elkaars controle. De rol van voorschriften van consulenten wordt ook besproken [23](#page=23) [24](#page=24).
> **Tip:** Vergeet nooit de potentiële problemen bij medicatietoediening, zoals non-absorptie, niet-plettendheid, of incompatibiliteit in IV-lijnen [20](#page=20).
> **Example:** Jef, 4 jaar, met leukemie, kan baat hebben bij een centraal veneuze katheter voor langdurige therapie, terwijl voor acute medicatie mogelijk een perifere lijn volstaat. Anne, 10 maand, met gastro-enteritis, vereist waarschijnlijk initiële perifere lijnen voor vochttoediening [27](#page=27) [36](#page=36).
---
# Alarmtekens en symptomen bij orgaanbedreiging
Hier is een gedetailleerde samenvatting over alarmtekens en symptomen bij orgaanbedreiging bij kinderen, opgesteld als studiemateriaal voor examens.
## 2. Alarmtekens en symptomen bij orgaanbedreiging
Dit deel behandelt het herkennen van alarmsignalen en symptomen die wijzen op orgaanbedreiging bij kinderen, met een focus op cardiovasculaire, respiratoire en neurologische systemen, evenals de huid en temperatuur [45](#page=45).
### 2.1 Algemene principes voor herkenning
Het herkennen van orgaanbedreiging begint met het principe dat het vaak gaat om een combinatie van subtiele tot flagrante symptomen en tekenen, die relatief zijn en zelden een absoluut alarmteken vormen. Een belangrijke overweging op de spoedgevallendienst is de vraag of een kind prioriteit behoeft en hoe snel de behandeling moet plaatsvinden. Dit principe is ook toepasbaar in het beddenhuis voor het bepalen van een eventuele opschaling van zorg en voor het beslissen over transfers naar een tertiair centrum [46](#page=46) [47](#page=47).
#### 2.1.1 Belang van globale appreciatie en risicogroepen
Bij de beoordeling van een kind is er spontane aandacht voor drie orgaansystemen: cardiovasculair, respiratoir en neurologisch. Daarnaast kunnen ook de huid en de renale functie relevant zijn. Cruciaal is de globale appreciatie van het kind en het verhaal van de ouders. Speciale aandacht is vereist voor kinderen met een bijzondere voorgeschiedenis en risicogroepen, zoals chronisch zieke kinderen (met cardiale, respiratoire, neurologische of oncologische aandoeningen), jonge (ex-)prematuren en zuigelingen [48](#page=48).
### 2.2 Belangrijke orgaansystemen en bijbehorende alarmtekens
#### 2.2.1 Cardiocirculatoir systeem
* **Tachycardie:** De snelheid, de plotselinge aard of de progressie van de tachycardie is belangrijk. Mogelijke oorzaken zijn pijn, koorts, dehydratie of hartfalen [49](#page=49).
* **Bradycardie:** Een abnormaal lage hartslag [49](#page=49).
* **Arrest:** Een hartstilstand, met name tijdens reanimatie (CPR) [49](#page=49).
* **Aritmie:** Een onregelmatige hartslag [49](#page=49).
* **Hypotensie vs. Hypertensie:** Een te lage of te hoge bloeddruk [49](#page=49).
* **Perifere circulatie en capillaire refill:** De toestand van de bloedtoevoer naar de ledematen en de tijd die nodig is voor het herstel van de kleur na druk op de huid [49](#page=49).
* **Oligurie:** Een verminderde urineproductie [49](#page=49).
#### 2.2.2 Respiratoir systeem
* **Tachypnoe en dyspnoe:** Een versnelde ademhaling en kortademigheid [50](#page=50).
> **Tip:** Ademhalingsfrequenties bij kinderen variëren sterk met de leeftijd. Een referentietabel is te vinden op pagina 51 [51](#page=51).
* **Stridor:** Een hoge, raspende ademhaling, vaak veroorzaakt door obstructie in de bovenste luchtwegen [50](#page=50).
* **Kreunen:** Geluiden tijdens de uitademing, wat duidt op een poging om de luchtwegen open te houden [50](#page=50).
* **Apnoe, bradypnoe:** Ademhalingspauzes of een abnormaal langzame ademhaling [50](#page=50).
* **Cyanose, desaturatie:** Blauwverkleuring van de huid of een lage zuurstofverzadiging, wat aangeeft hoeveel extra zuurstof nodig is [50](#page=50).
* **Auscultatie:** Luisteren naar de longen kan wijzen op asymmetrie, wheezing (fluitende ademhaling) of een 'silent chest' (geen ademgeluiden, wat ernstig kan zijn) [50](#page=50).
* **Astma-aanval:** Een indicator kan zijn hoeveel woorden een kind nog kan zeggen [50](#page=50).
**Tabel met normale ademhalingsfrequenties per leeftijd:**
| Leeftijd | Ademhalingen per minuut |
| :---------------- | :----------------------- |
| 0 – 1 maand | 30 – 60 | .
| 1 – 6 maanden | 42 ± 12 |
| 7 – 12 maanden | 31 ± 8 |
| 1 – 4 jaar | 24 ± 5 |
| 4 – 8 jaar | 21 ± 4 |
| 10 – 11 jaar | 19 ± 3 |
| 15 – 16 jaar | 17 ± 3 |
| Volwassenen | 12 – 15 |
#### 2.2.3 Neurologisch systeem
* **Sufheid:** Een verminderde alertheid [53](#page=53).
* **Bewustzijnsverlies:** Inclusief de Glasgow Coma Scale (GCS) als beoordelingsmaatstaf [53](#page=53).
* **Agitatie en oncontroleerbaar huilen:** Kan wijzen op discomfort of neurologische problematiek [53](#page=53).
* **Convulsies:** Epileptische aanvallen, waarbij duur, reactie op therapie en de interictale periode (tijd tussen aanvallen) belangrijk zijn [53](#page=53).
* **Hypotonie:** Verminderde spierspanning [53](#page=53).
* **Pupillen:** Anisocorie (ongelijke pupillen) of mydriase (verwijde pupillen) kunnen alarmsignalen zijn [53](#page=53).
#### 2.2.4 Huid
* **Huidturgor:** De elasticiteit van de huid, een indicator van hydratatie [54](#page=54).
* **Droge slijmvliezen:** Aspecifiek teken [54](#page=54).
* **Icterus en bleekheid:** Geelzucht en bleekheid zijn zeer aspecifieke tekenen [54](#page=54).
* **Roodheid:** Kan wijzen op vasodilatatie [54](#page=54).
* **Wegdrukbare rash:** Meestal viraal, maar belangrijk om te noteren [54](#page=54).
* **Petechiën en/of purpura:** Kleine puntvormige bloedingen of grotere bloeduitstortingen in de huid, die kunnen wijzen op ernstige pathologie [54](#page=54).
#### 2.2.5 Temperatuur
* **Hypothermie:** Een te lage lichaamstemperatuur is verdacht [55](#page=55).
* **Koorts:** Koorts is vaak weinig indicatief op zich [55](#page=55).
#### 2.2.6 Overige alarmtekens
* **Bloedverlies:** De plaats en hoeveelheid zijn belangrijk, hoewel de hoeveelheid vaak moeilijk te beoordelen is [55](#page=55).
* **ALTE (Apparent Life-Threatening Event):** Een schijnbaar levensbedreigende gebeurtenis [55](#page=55).
### 2.3 Klassieke combinaties van tekens en interpretatie
* Enkelvoudige tekens en symptomen zijn slechts zelden een alarmbel op zich [63](#page=63).
* Triage is noodzakelijk, behulpzaam en heeft altijd beperkingen [63](#page=63).
* De combinatie van tekens, hun tijdsverloop, de eventuele reactie op therapie en de globale appreciatie van het kind creëren veelal meer duidelijkheid [63](#page=63).
> **Voorbeeld:** Een kind van 14 jaar dat binnenwandelt op de polikliniek, waarbij vochttherapie een positief resultaat geeft [63](#page=63).
> **Voorbeeld:** Een evoluerende respiratoire insufficiëntie bij een recent gediagnosticeerde Acute Lymfatische Leukemie (ALL) [63](#page=63).
### 2.4 Pediatric Early Warning System (PEWS)
PEWS is een Pediatric Early Warning System dat kan helpen bij het vroegtijdig signaleren van verslechterende patiëntcondities. Er is een moeilijke balans tussen sensitiviteit en specificiteit, die omgevingsafhankelijk kan zijn. Een PEWS kan niet 100% sluitend zijn. Er bestaan verschillende versies voor lokaal gebruik. Het nut van een PEWS is evident, maar het bewijs dat de uitkomst verbetert, is een ander aspect [59](#page=59).
#### 2.4.1 Voorbeelden van situaties die een alarmsysteem kunnen activeren
* Een kind dat tachycard is, randnormotensief, met een lage huidturgor en beperkte diurese [62](#page=62).
* Koorts en tachycardie: de vraag wanneer de tachycardie buiten proportie is [62](#page=62).
* Een kind dat hypertensief, bradycard en bradypneuïsch is [62](#page=62).
* Een paucisymptomatisch verhaal waarbij men het gevoel heeft dat er iets niet klopt ("het ruikt onfraai") [62](#page=62).
### 2.5 Conclusie
Het herkennen van orgaanbedreiging bij kinderen vereist een systematische benadering waarbij niet alleen naar individuele symptomen gekeken wordt, maar vooral naar de combinatie ervan, de evolutie in de tijd en de globale toestand van het kind. Risicogroepen en specifieke orgaansystemen verdienen extra aandacht [45-64](#page=45-64). Systemen zoals PEWS kunnen hierbij ondersteunen [59](#page=59).
---
# Anaesthesie en algemene heelkunde
3. Anaesthesie en algemene heelkunde
Dit onderwerp behandelt de principes en praktijk van anaesthesie bij kinderen, inclusief de voorbereiding van de patiënt, het doel van anaesthesie, de risico's en mogelijke complicaties, en de perioperatieve en postoperatieve zorg.
### 3.1 Het doel en de mogelijkheden van anaesthesie
Het primaire doel van anaesthesie is het kunstmatig verlagen van het bewustzijn, tot een diepe slaap indien nodig, om medische interventies mogelijk te maken, zoals operaties, scopieën, plaatsingen van diepe katheters, of pijnlijke en angstige ervaringen. Anaesthesie kan variëren van een lichte roes tot een diepe narcose, waarbij de patiënt spontaan kan ademen of volledig beademd en medicamenteus verlamd kan zijn. De duur kan variëren van enkele minuten tot uren of zelfs dagen [68](#page=68).
#### 3.1.1 Complexiteit en locatie van anaesthesie
Anaesthesie is per definitie een complexe procedure omdat het kunstmatig manipuleert en overneemt van vitale functies. Dit vereist een gemonitorde omgeving met de nodige technische en personeelsmogelijkheden om vitale functies te volgen en te ondersteunen. Dit vindt plaats in operatiekamers, spoedeenheden, intensieve zorgafdelingen, en ook op transport en buiten de afdeling ("narcose op verplaatsing") [69](#page=69).
#### 3.1.2 De procedure van anaesthesie
Een gecontroleerde en veilige procedure is essentieel. Dit omvat uitgebreide monitoring van onder andere het ECG, bloeddruk (niet-invasief en invasief), en zuurstofsaturatie. De anesthesie wordt geïnduceerd en onderhouden met medicatie, waaronder pijnstillers (opiaten), sedativa/anaesthetica (inhalatie-anaesthetica, benzodiazepines, propofol, ketamine), en spierverslappers (curares). Essentieel is ook een intraveneuze toegang (IV access) [70](#page=70).
#### 3.1.3 Benodigdheden voor chirurgische ingrepen
Voor een chirurgische ingreep onder anaesthesie zijn diverse zaken noodzakelijk: nuchterheid van de patiënt, medicatie en monitoring, beademingsmogelijkheden en materiaal, vasculaire toegang (verschillende vormen afhankelijk van de patiënt), intraveneus vocht, een 'time out' procedure, en een inschatting van het risico middels de ASA-classificatie [71](#page=71).
#### 3.1.4 Mogelijke gevolgen en complicaties
Mogelijke gevolgen van anaesthesie zijn hypotensie (door medicatie en relatieve ondervulling), apneu, hypoxie, hypercapnie, aspiratie van maaginhoud (vooral bij niet-nuchtere patiënten, waarvoor een 'crush inductie' en 'Sellick manoeuvre' overwogen kunnen worden), maligne hyperthermie, en problemen met de vullingsstatus na de narcose. Beslissingen over het uitstellen van anaesthesie en chirurgie zijn cruciaal [73](#page=73).
### 3.2 De perioperatieve zorgcyclus
De zorg rondom anaesthesie en chirurgie kan worden onderverdeeld in verschillende fasen [75](#page=75):
1. De ambulante fase
2. Opname op zaal en voorbereiding
3. Preventieve en anticiperende maatregelen
4. Perioperatief beleid
5. Postoperatief beleid en aandachtspunten (inclusief pijn, infectie, vocht/voeding, en transfusie)
#### 3.2.1 Ambulante fase en voorbereiding
In de ambulante fase wordt de indicatie gesteld, de ingreep door de chirurg uitgelegd en toestemming verkregen. Vervolgens vindt een preoperatieve raadpleging bij de anesthesist plaats. Bij opname op de afdeling wordt het plan besproken, inclusief timing, type ingreep, en of de patiënt op een dagzaal verblijft. Bloednames, stollingsnazicht en eventueel bloedbestelling worden uitgevoerd. Patiënten moeten nuchter zijn vanaf een specifiek moment: 1 uur voor heldere vloeistoffen, 4 uur voor moedermelk of flesvoeding bij baby's, en minimaal 6 uur voor vaste voeding [77](#page=77).
#### 3.2.2 Preventieve en anticiperende maatregelen
Bij de voorbereiding worden thuismedicatie doorgenomen en eventuele aanvullende medicatie bepaald (bv. antiepileptica, steroïden, insuline). Anxiolytica kunnen worden overwogen. Voor de transfer naar de operatiezaal is een correcte overdracht en identificatie van de patiënt essentieel, wat ook een wisseling van verantwoordelijkheid inhoudt. In de operatiekamer wordt de 'time out' procedure gevolgd, de anaesthesie gestart, antibioticaprophylaxe toegediend, en de huid ontsmet en afgedekt [78](#page=78).
#### 3.2.3 Spoedingrepen
Bij urgente ingrepen verloopt de voorbereiding versneld door verpleegkundigen en kinderartsen. Communicatie met de familie, het verkrijgen van consent (indien mogelijk), en de rollen van de anesthesist en chirurg zijn cruciaal. Ook de postoperatieve locatie moet tijdig bepaald worden [79](#page=79).
#### 3.2.4 Perioperatief beleid
Tijdens de perioperatieve fase dient er rekening gehouden te worden met afkoeling bij jonge zuigelingen, bloedingsrisico, vochtverliezen naar de derde ruimte, en manipulaties van de hemodynamiek en gaswisseling door chirurg en anesthesist [80](#page=80).
#### 3.2.5 Postoperatief beleid
Na de operatie wordt bepaald waar de patiënt naartoe gaat; bij complexe heelkunde kan een bed op intensieve zorg anticiperend gepland worden. Aandachtspunten zijn postoperatieve bloedingen, vochtverliezen naar de derde ruimte, postoperatieve inflammatie (SIRS), postoperatieve misselijkheid en braken (PONV), en de gaswisseling en hemodynamiek [81](#page=81).
### 3.3 Specifieke postoperatieve aandachtspunten
#### 3.3.1 Pijnbeleid
Een systematisch pijnbeleid is essentieel. Dit omvat het inschatten van de pijn en het toepassen van een vast schema van behandeling, aangepast aan de patiëntenpopulatie en vaste afspraken met artsen [83](#page=83).
* **Basisbehandeling:** Paracetamol 60 mg/kg/dag in 3 of 4 giften (oraal, rectaal, of intraveneus). Bij neonaten gelden specifieke protocollen [83](#page=83).
* **Aanvullende pijnstilling:**
* Niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAIDs) zoals ibuprofen en ketorolac [84](#page=84).
* Opiaten:
* Tramadol (Contramal): 6-10 mg/kg/iv in continu infuus (soms in discontinue giften) [84](#page=84).
* Fentanyl, sufentanyl, piritramide intraveneus, enkel in gemonitorde omgeving (PICU, OK) [84](#page=84).
* Piritramide (Dipidolor) intramusculair mogelijk [84](#page=84).
* Morfine oraal of intraveneus in bijzondere omstandigheden [84](#page=84).
* Acuut pijnteam: Patient-Controlled Epidural Analgesia (PCEA), Patient-Controlled Intravenous Analgesia (PCIA), ketamine, lokale therapieën [84](#page=84).
Anticipatie is belangrijk voor onderhoudsbehandeling, behandeling van pijnopstoten, en extra pijnstilling voor manipulaties (draaien, wassen, kinesitherapie, mobilisatie). Onrust en angst in de perioperatieve periode kunnen geuit worden als pijn en kunnen baat hebben bij geruststelling, rust, en eventueel sedatieve medicatie zoals benzodiazepines [85](#page=85).
Mogelijke nevenwerkingen van analgetica bestaan voor paracetamol, NSAIDs en opiaten. Onvoldoende analgesie kan leiden tot discomfort, slechte herinneringen, hypoventilatie (of door te veel opiaten), en ontwenning [86](#page=86).
#### 3.3.2 Vochtbeleid
Het vochtbeleid omvat de hoeveelheid en samenstelling van het intraveneus toegediend vocht [87](#page=87).
* **Samenstelling:** Glucose 3.3% + NaCl 0.3% (2/3, 1/3) is enkel voor korte duur en gevaarlijk voor hyponatriëmie. Betere alternatieven zijn glucose in NaCl 0.45% of 0.9%. Jonge zuigelingen hebben soms een hogere glucosetoevoer nodig. Ziekenhuisspecifieke protocollen zijn hierin leidend [87](#page=87).
* **Intake:** Het tijdstip van de eerste orale intake wordt bepaald [87](#page=87).
#### 3.3.3 Voeding
De opbouw van enteraal voeding (oraal of via sonde) is belangrijk. Bij langdurige parenterale voeding (intraveneus), zoals bij postoperatieve patiënten, is er een noodzaak voor intraveneuze toegang. Overwogen wordt wanneer totaal parenterale nutritie (TPN) noodzakelijk is [88](#page=88).
#### 3.3.4 Infectierisico en antibiotica
Antibioticaprophylaxe is een integraal onderdeel van het totale preventiebeleid, samen met ontsmetting en steriele werkwijzen door de chirurg. Het antibioticum dekt de meest voorkomende risicokiemen en dient van korte duur te zijn om resistentie te voorkomen. Een lange duur van profylaxe wordt als een contradictie beschouwd. Er is een specifiek ziekenhuisbreed beleid, vaak vastgelegd in een antibioticagids, met hoofdstukken per chirurgische discipline. De gebruikte producten komen idealiter niet voor in de standaard behandelingsschema's [89](#page=89).
**Wondinfectie:**
Lokale en algemene tekens/symptomen van wondinfectie moeten worden herkend. De diepte van de infectie bepaalt of deze zichtbaar is. Diagnostiek en therapie omvatten lokaal debridement en ontsmetting, en systemisch antibiotica indien geïndiceerd. Wondinfecties kunnen impact hebben op lokale heling, cicatrisatie, en leiden tot verlengd verblijf [90](#page=90).
#### 3.3.5 Transfusiebeleid
De definitie van anemie en de indicatie voor transfusie variëren afhankelijk van de locatie (operatiezaal, intensieve zorg, zaal), het ziekteproces (chirurgisch, medisch, hemato-onco patiënt, cyanogene cardiopathie), en de activiteit van de patiënt (stil in bed of revaliderend) [91](#page=91).
**Pro's en con's van transfusie:**
* **Pro:** Verbetering van het zuurstoftransport [92](#page=92).
* **Con:**
* Acute transfusiereacties (hemolyse, bacteriële infectie, toedieningsfouten, TRALI) [92](#page=92).
* Virale infecties [92](#page=92).
* Mogelijke lange termijn complicaties zoals immunomodulatie [92](#page=92).
* Vochtoverload (fluid overload) [92](#page=92).
* Kosten [92](#page=92).
**Procedure bij transfusie:**
Procedures die als 'COMPLEX' gelabeld zijn, vereisen precisie in opvolgende stappen [93](#page=93).
* **Voorbereiding:** Bloedgroepbepaling, kruisproef en bestelling van bloedproducten [93](#page=93).
* **Identificatie:** Correcte identificatie van patiënt, bloedzak, en vervaldatum [93](#page=93).
* **Toediening:** Aanprikken en aansluiten van leidingen, intraveneuze toegang, snelheid van infuus [93](#page=93).
* **Monitoring:** Bewaken op mogelijke koorts- en andere reacties [93](#page=93).
Transfusiedrempels voor elektrocardiogram (ECG) worden ondersteund door studies om de keuze te maken. De hoeveelheid transfusie voor ECG wordt bepaald per kilogram lichaamsgewicht. Andere bloedproducten zoals plaatjes en plasma worden ook overwogen [94](#page=94).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Algemeen beleid | Het overkoepelende plan en de richtlijnen die de zorg voor patiënten sturen, inclusief aspecten zoals monitoring en vasculair access. |
| Systematische patiëntenzorg | Een gestructureerde en methodische benadering van de individuele patiënt, waarbij aandacht wordt besteed aan symptomen, diagnose, monitoring, medicatie en communicatie om optimale zorg te garanderen. |
| Monitoring | Het continu of periodiek volgen van vitale functies en andere relevante parameters van een patiënt om de evolutie van de ziekte, de effectiviteit van de therapie en het optreden van alarmtekens te beoordelen. |
| Vasculair access | De methode om toegang te krijgen tot de bloedbaan van een patiënt, essentieel voor het toedienen van medicatie, vloeistoffen en voor het afnemen van bloed voor diagnostische doeleinden. |
| Vochtbeleid | Het strategisch beheer van de vochtinname en -afgifte van een patiënt, inclusief het bepalen van de benodigde hoeveelheid onderhoudsvocht, het inhalen van verliezen en het behandelen van overhydratie. |
| Symptoomclusters | Een groep van gelijktijdige symptomen of medische problemen die samen een specifiek syndroom vormen, vaak met betrokkenheid van meerdere orgaansystemen. |
| Multidisciplinariteit | De samenwerking tussen artsen uit verschillende specialismen die hun expertise bundelen om de zorg voor een individueel kind te optimaliseren. |
| Triage | Het proces van het prioriteren van patiënten op basis van de ernst van hun ziekte of letsel, om ervoor te zorgen dat de meest kritieke gevallen onmiddellijk de nodige aandacht krijgen. |
| ABCDE aanpak | Een gestandaardiseerde methode die gebruikt wordt in acute situaties om potentieel bedreigde orgaansystemen systematisch te evalueren en te prioriteren, gericht op luchtwegen (Airway), ademhaling (Breathing), circulatie (Circulation), neurologische status (Disability) en blootstelling (Exposure). |
| Werkdiagnose | De voorlopige diagnose die wordt gesteld bij opname, gebaseerd op de belangrijkste symptomen en tekens, die als leidraad dient voor verder onderzoek en behandeling. |
| Onderhoudsvocht | De minimale hoeveelheid vocht die een patiënt dagelijks nodig heeft om de basale lichaamsfuncties te ondersteunen, uitgedrukt in milliliters per kilogram lichaamsgewicht per dag. |
| Vulling | Het toedienen van grotere hoeveelheden vloeistoffen aan een patiënt, vaak in reactie op shock of andere situaties waarbij het circulerend volume moet worden aangevuld. |
| Alarmteken | Een symptoom of teken dat wijst op een potentieel ernstige medische aandoening die onmiddellijke aandacht vereist, waardoor een "belletje doet rinkelen" bij de zorgverlener. |
| Cardiocirculatoir systeem | Het systeem dat verantwoordelijk is voor de bloedsomloop, inclusief het hart en de bloedvaten. Alarmtekens hierbij zijn onder andere tachycardie, bradycardie, hypotensie en problemen met de perifere circulatie. |
| Respiratoir systeem | Het systeem dat verantwoordelijk is voor de ademhaling. Alarmtekens omvatten tachypnoe, dyspnoe, stridor, kreunen, apnoe, bradypnoe en cyanose. |
| Neurologisch systeem | Het systeem dat de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen omvat. Alarmtekens zijn onder andere sufheid, bewustzijnsverlies, agitatie, convulsies en afwijkingen in de pupillen. |
| Tachycardie | Een abnormaal snelle hartslag, waarbij de hartfrequentie hoger is dan normaal voor de leeftijd van het kind. Dit kan wijzen op pijn, koorts, dehydratie of hartfalen. |
| Hypotensie | Een abnormaal lage bloeddruk, wat kan duiden op shock of ernstige dehydratie. |
| Tachypnoe | Een abnormaal snelle ademhaling, waarbij de ademhalingsfrequentie hoger is dan normaal voor de leeftijd van het kind. |
| Dyspnoe | Ademhalingsmoeilijkheden of kortademigheid, wat kan wijzen op problemen in het respiratoire systeem. |
| Sufheid | Een staat van verminderd bewustzijn, waarbij de patiënt moeilijk wakker te houden is en traag reageert op prikkels. |
| Convulsies | Onwillekeurige spiersamentrekkingen, ook wel bekend als toevallen of epileptische aanvallen, die kunnen wijzen op neurologische problemen. |
| Huidturgor | De elasticiteit van de huid, die een indicatie kan geven van de hydratiestatus van het lichaam. Een verminderde huidturgor kan wijzen op dehydratie. |
| Oligurie | Een verminderde urineproductie, wat een teken kan zijn van verminderde nierfunctie of dehydratie. |
| Anaesthesie | Een kunstmatig geïnduceerde staat van bewustzijnsverlies, pijnstilling en spierverslapping, die wordt gebruikt om chirurgische of andere medische procedures mogelijk te maken op een veilige en gecontroleerde manier. |
| Perioperatief | De periode die de tijd direct vóór, tijdens en na een chirurgische ingreep omvat, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan de zorg en monitoring van de patiënt. |
| Postoperatief beleid | De reeks maatregelen en zorg die na een operatie worden toegepast om het herstel van de patiënt te bevorderen, complicaties te voorkomen en pijn te beheersen. |
| Medicamenteuze inductie | Het proces waarbij anesthesie wordt geïnitieerd door het toedienen van medicijnen, meestal intraveneus, om de patiënt snel in slaap te brengen voor de operatie. |
| Spierverslappers (curares) | Medicijnen die worden gebruikt om de spieren te ontspannen, wat essentieel is voor effectieve beademing en chirurgische manipulatie tijdens een operatie. |
| Apneu | Tijdelijke stopzetting van de ademhaling, een mogelijke complicatie tijdens anesthesie die nauwlettende monitoring vereist. |
| Hypoxie | Een tekort aan zuurstof in het bloed of weefsels, wat ernstige gevolgen kan hebben en nauwlettend moet worden bewaakt tijdens anesthesie. |
| Hypercapnie | Een te hoge concentratie koolstofdioxide in het bloed, vaak veroorzaakt door onvoldoende ventilatie tijdens anesthesie. |
| Maligne hyperthermie | Een zeldzame, potentieel levensbedreigende reactie op bepaalde anesthetica, gekenmerkt door een snelle stijging van de lichaamstemperatuur en spierstijfheid. |
| Ambulante faze | Het deel van het zorgtraject dat plaatsvindt vóór de opname, inclusief de indicatiestelling, uitleg aan de patiënt en de preoperatieve consultatie met de anesthesist. |