Cover
Mulai sekarang gratis Helping people to act on their intentions.pdf
Summary
# De intentie-gedragsleegte en strategieën om deze te overbruggen
Hieronder volgt een gedetailleerd studieoverzicht van "De intentie-gedragsleegte en strategieën om deze te overbruggen", opgesteld volgens de gestelde richtlijnen.
## 1. De intentie-gedragsleegte en strategieën om deze te overbruggen
Dit onderwerp verkent de kloof tussen de intentie om gedrag te veranderen en het daadwerkelijk uitvoeren van dat gedrag, en bespreekt strategieën om deze kloof te overbruggen.
### 1.1 De intentie-gedragsleegte
De intentie-gedragsleegte (intention–behaviour gap) verwijst naar de discrepantie waarbij individuen falen om hun voornemens tot gedragsverandering om te zetten in concrete actie. Onderzoek naar de relatie tussen motivatie/intentie en gedrag, specifiek naar deelname aan baarmoederhalskankerscreening, identificeerde vier patronen [1](#page=1):
* **Geïnclineerde actoren:** individuen die de intentie hebben en vervolgens handelen [1](#page=1).
* **Geïnclineerde abstineerders:** individuen die de intentie hebben, maar niet handelen [1](#page=1).
* **Gedesinclîneerde actoren:** individuen die geen intentie hebben, maar wel handelen [1](#page=1).
* **Gedesinclîneerde abstineerders:** individuen die geen intentie hebben en niet handelen [1](#page=1).
Uit een studie bleek dat 57% van de vrouwen die van plan waren om baarmoederhalskankerscreening te ondergaan, hun intentie niet hadden omgezet in actie binnen een jaar. Vergelijkbare bevindingen zijn gedaan voor diverse andere gezondheidsgedragingen, zoals lichaamsbeweging en condoomgebruik [1](#page=1).
### 1.2 Strategieën om de intentie-gedragsleegte te overbruggen
Om de kloof tussen intentie en gedrag te dichten, zijn er verschillende strategieën die individuen kunnen toepassen. Belangrijke strategieën die binnen het Health Action Process Approach (HAPA) model worden beschreven, zijn zelfeffectiviteit, planning en actiecontrole [1](#page=1).
#### 1.2.1 Zelfeffectiviteit
Zelfeffectiviteit wordt gedefinieerd als iemands waargenomen bekwaamheid om nieuw gedrag aan te nemen en te onderhouden, en om terugval te managen. Zelfeffectiviteit is cruciaal gedurende het gehele gedragsveranderingsproces. Het HAPA model onderscheidt drie typen zelfeffectiviteit: taak-zelfeffectiviteit, onderhoud-zelfeffectiviteit en herstel-zelfeffectiviteit, die de zelfregulerende uitdagingen in verschillende stadia van verandering weerspiegelen. De waargenomen zelfeffectiviteit beïnvloedt de keuze van taken, de inspanning en volharding, de doelen die men stelt, en de reactie op stressoren en tegenslagen [1](#page=1).
Er zijn vier hoofdmethoden om iemands zelfeffectiviteit te verhogen [1](#page=1):
* **Meesterervaringen:** directe ervaring met het succesvol uitvoeren van de taak [1](#page=1).
* **Vicariërende ervaringen:** het observeren van rolmodellen die succesvol zijn in een bepaalde taak, wat de overtuiging kan vergroten dat men zelf ook over de benodigde capaciteiten beschikt [1](#page=1).
* **Verbale overreding:** aanmoediging van invloedrijke personen (ouders, partners, vrienden, autoriteitsfiguren zoals artsen of managers) om overtuigingen over initiële bekwaamheid te versterken en volharding te stimuleren. Artsen zijn in een unieke positie om patiënten te overtuigen van gedragsverandering vanwege hun geloofwaardigheid en communicatietraining [1](#page=1).
* **Fysiologische toestanden:** positieve emoties kunnen de zelfeffectiviteit verhogen, terwijl neerslachtigheid of angst deze kan verminderen [1](#page=1).
> **Tip:** Denk na over hoe je deze principes van het verhogen van zelfeffectiviteit kunt toepassen bij patiënten die baat hebben bij het verbeteren van hun gezondheidsgedrag, zoals het verminderen van suiker- of alcoholconsumptie. Welke communicatietechnieken heb je geleerd om gedragsverandering te stimuleren [1](#page=1)?
#### 1.2.2 Planning
Planning kent twee vormen: actieplanning en copingplanning, beide gericht op het verbeteren van de frequentie en/of intensiteit van gedragsverandering [1](#page=1).
* **Actieplanning:** Dit zijn intentionele, prospectieve, doelgerichte reacties die worden geactiveerd wanneer relevante kansen zich voordoen; iemand plant om X te doen wanneer situatie Y zich voordoet. Individuen die actieplannen opstellen, inclusief hoe, wanneer en waar ze een gezondheidsgedrag zullen uitvoeren, handelen significant vaker in lijn met hun intenties dan degenen die dit niet doen. Het opstellen van eenvoudige actieplannen, zelfs van één minuut, is effectief gebleken. Een patiënt kan bijvoorbeeld een actieplan opstellen om medicatie in te nemen (hoe) thuis (waar) 's ochtends tijdens het ontbijt (wanneer). Dit helpt de patiënt om in deze specifieke contexten te handelen, omdat omgevingsfactoren bedoelde acties triggeren die anders vergeten of uitgesteld zouden kunnen worden [1](#page=1).
* **Copingplanning:** Specifieke plannen om nieuw gedrag te beschermen tegen afleidingen, barrières of risicovolle situaties waar terugval waarschijnlijk is. Actieplannen zijn vooral nuttig voor het initiëren van gedragsverandering, terwijl copingplannen nodig kunnen zijn om gedragsverandering te handhaven [1](#page=1).
Het combineren van actie- en copingplannen is het meest effectief gebleken voor gedragsverandering [1](#page=1).
**Volitionele hulpbladen** zijn op planning gebaseerde hulpmiddelen die individuen kunnen helpen bij het plannen. Ze koppelen problematische situaties (bijvoorbeeld binge drinking) aan geschikte gedragsmatige of cognitieve reacties (bijvoorbeeld het vermijden van alcohol) [2](#page=2).
> **Example:** Een patiënt kan een actieplan maken om elke ochtend, direct na het tandenpoetsen (wanneer), een glas water te drinken (hoe) in de keuken (waar). Daarnaast kan een copingplan worden opgesteld voor situaties waarin de patiënt veel stress ervaart: "Als ik me gestrest voel na het werk, zal ik 10 minuten mediteren in plaats van direct naar de koelkast te grijpen" [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.2.3 Actiecontrole
Actiecontrole omvat de zelfregulerende strategieën die nodig zijn wanneer men van plan is nieuw gedrag aan te nemen of te handhaven. Zelfregulerende processen houden in dat men het eigen gedrag monitort om te bepalen of het huidige gedrag overeenkomt met een eerder gesteld gedragsdoel. Bij een discrepantie is inspanning nodig om verandering te initiëren. Actiecontrole is dus essentieel gedurende het gehele gedragsveranderingsproces [2](#page=2).
Zelfregulatie kan falen in sociale of emotionele situaties, wanneer hulpbronnen verzwakt zijn (zoals bij stress), wanneer situationele eisen hoog zijn, of wanneer concurrerende gedragingen gewoonte zijn. Het vragen van individuen om hun gedrag zelf te monitoren is effectief gebleken voor diverse gezondheidsgerelateerde gedragingen en kan eenvoudig worden gefaciliteerd met zelfmonitoringdagboeken, apps of apparaten. Zelfs het simpelweg bijhouden van gezondheidsgerelateerd gedrag met dagboeken of telefoonlijsten kan leiden tot belangrijke gezondheidsverbeteringen [2](#page=2).
> **Case study:** Patiënten die cardio revalidatie ondergingen en geadviseerd waren hun fysieke activiteit te verhogen, werden ingedeeld in groepen die standaardzorg kregen, actie- en copingplanning, of actie-/copingplanning plus zelfmonitoring. Twee maanden na ontslag rapporteerde de planningsgroep meer fysieke activiteit dan de controlegroep, maar verschilde niet van de zelfmonitoringgroep. Nog eens twee maanden later rapporteerde de zelfmonitoringgroep hogere activiteitsniveaus dan zowel de standaardzorgcontrolegroep als de planningsgroep. Dit suggereert dat planning effectiever kan zijn voor het initiëren van veranderingen, terwijl zelfmonitoring nodig is om deze veranderingen te handhaven [2](#page=2).
> **Tip:** Voor zorgverleners is het aanmoedigen van zelfmonitoring een onderschatte techniek om gedragsverandering te stimuleren [2](#page=2).
#### 1.2.4 Goal hierarchies
Gebrek aan tijd is een veelgehoorde reden voor het niet uitvoeren van voorgenomen acties. Dit kan erop wijzen dat er dringendere intenties waren die prioriteit kregen. De intentie-gedragsleegte kan dus worden beïnvloed door de aanwezigheid van concurrerende doelen. Het is belangrijk om te erkennen dat individuen specifieke doelhiërarchieën kunnen hebben die conflicteren met of juist faciliteren bij het nastreven van een gezondheidsgedoel. Vaak vertonen individuen die ongezond gedrag vertonen, meerdere ongezonde gedragingen, wat het belang benadrukt van het overwegen van de onderlinge relatie tussen deze gedragsdoelen (bijvoorbeeld, stoppen met roken kan leiden tot gewichtstoename) [2](#page=2).
---
# Zelfeffectiviteit en methoden om deze te verhogen
Dit onderwerp behandelt het concept van zelfeffectiviteit, gedefinieerd als het waargenomen vermogen om nieuw gedrag aan te nemen en te handhaven, en terugval te beheersen, en verkent vier methoden om deze te verhogen [1](#page=1).
### 2.1 Het concept van zelfeffectiviteit
Zelfeffectiviteit wordt gedefinieerd als het waargenomen vermogen van een individu om nieuw gedrag aan te nemen en te handhaven, en om terugval te beheersen. Dit concept is cruciaal gedurende het gehele proces van gedragsverandering en beïnvloedt de moeilijkheid van de taken die een individu selecteert, de hoeveelheid inspanning en doorzettingsvermogen die wordt geleverd, de doelen die worden gevormd, en de reactie op stressoren en tegenslagen [1](#page=1).
Binnen het Health Action Process Approach (HAPA)-model worden drie typen zelfeffectiviteit onderscheiden die de zelfregulerende uitdagingen in verschillende stadia van verandering weerspiegelen [1](#page=1):
* **Taakzelfeffectiviteit:** Het waargenomen vermogen om een specifieke taak uit te voeren [1](#page=1).
* **Onderhoudszelfeffectiviteit:** Het waargenomen vermogen om nieuw gedrag te handhaven op de lange termijn [1](#page=1).
* **Herstelzelfeffectiviteit:** Het waargenomen vermogen om terugval te beheersen en het gewenste gedrag te hervatten na een tegenslag [1](#page=1).
> **Tip:** Individuen kunnen op verschillende momenten in het veranderingsproces verschillende fasespecifieke zelfeffectiviteit nodig hebben om vooruitgang te boeken [1](#page=1).
### 2.2 Methodes om zelfeffectiviteit te verhogen
Er zijn vier belangrijke methoden die gebruikt kunnen worden om de zelfeffectiviteit van een individu te verhogen [1](#page=1).
#### 2.2.1 Meesterschapservaring (Mastery experience)
Zelfeffectiviteit kan worden vergroot door directe, succesvolle ervaringen met de betreffende taak. Het succesvol volbrengen van een gedrag of taak versterkt het geloof in de eigen capaciteiten [1](#page=1).
#### 2.2.2 Plaatsvervangende ervaring (Vicarious experience)
Deze methode houdt in dat een individu observeert hoe anderen, die als rolmodel worden beschouwd, succesvol zijn in een bepaalde taak. Dit kan het geloof van het individu in hun eigen capaciteiten versterken om de taak ook te beheersen [1](#page=1).
#### 2.2.3 Verbale overtuiging (Verbal persuasion)
Verbale overtuiging, uitgesproken door invloedrijke personen zoals familie, vrienden of autoriteitsfiguren (bijvoorbeeld artsen, managers of coaches), kan het geloof in de initiële bekwaamheid versterken en aanmoedigen tot aanhoudende inspanning en doorzettingsvermogen. Artsen bevinden zich in een unieke positie om patiënten te overtuigen tot gedragsverandering, gezien hun geloofwaardigheid en communicatieve vaardigheden [1](#page=1).
> **Tip:** Denk na over hoe je deze principes van het verhogen van zelfeffectiviteit kunt toepassen bij patiënten die baat zouden hebben bij het verbeteren van hun gezondheidsgedrag, zoals het verminderen van suiker- of alcoholconsumptie. Welke technieken uit communicatiestraining heb je geleerd om je pogingen tot het overtuigen tot gedragsverandering te versterken [1](#page=1)?
#### 2.2.4 Fysiologische toestanden (Physiological states)
Zelfeffectiviteit wordt ook beïnvloed door fysiologische en emotionele toestanden. Positieve emoties kunnen de zelfeffectiviteit verhogen, terwijl periodes van somberheid of angst het geloof in de eigen bekwaamheid kunnen verminderen [1](#page=1).
### 2.3 Het overbruggen van de intentie-gedrags-kloof
Zelfeffectiviteit is een van de sleutelstrategieën, naast planning en actiecontrole, om de intentie-gedrags-kloof te overbruggen, zoals beschreven in de Health Action Process Approach (HAPA) model. De intentie-gedrags-kloof verwijst naar het fenomeen waarbij individuen vaak falen om hun intenties om hun gedrag te veranderen om te zetten in daadwerkelijke actie. Een sleutelstudie identificeerde vier patronen van associatie tussen intentie en gedrag: 'inclined actors' (die intentie hebben en handelen), 'inclined abstainers' (die intentie hebben maar niet handelen), 'disinclined actors' (die geen intentie hebben maar wel handelen), en 'disinclined abstainers' (die geen intentie hebben en niet handelen) [1](#page=1).
> **Example:** Een studie naar het bijwonen van baarmoederhalskankerscreening toonde aan dat een jaar later 57% van de vrouwen die van plan waren deel te nemen, hun intentie niet had omgezet in actie. Vergelijkbare bevindingen zijn gedaan voor andere gezondheidsgedragingen zoals lichaamsbeweging en condoomgebruik [1](#page=1).
#### 2.3.1 Planning
Planning, in de vorm van actieplanning en copingplanning, is cruciaal voor het verbeteren van de frequentie en/of intensiteit van gedragsverandering [1](#page=1).
* **Actieplanning:** Dit zijn intentionele, prospectieve, doelgerichte reacties die in gang worden gezet wanneer zich relevante kansen voordoen. Het betreft het plannen om X te doen wanneer situatie Y zich voordoet. Individuen die worden aangemoedigd om actieplannen te vormen die specificeren hoe, wanneer en waar ze een gezondheidsgedrag zullen uitvoeren, handelen significant vaker in lijn met hun intenties dan degenen die dit niet doen. De effectiviteit van het vormen van actieplannen voor het omzetten van intenties in actie is sterk ondersteund [1](#page=1).
> **Example:** Een patiënt kan een actieplan vormen om zijn medicatie in te nemen zoals voorgeschreven (hoe) thuis (waar) 's ochtends tijdens het ontbijt (wanneer). Dit helpt de patiënt om in deze specifieke contexten te handelen, omdat omgevingsaspecten bedoelde acties triggeren die anders vergeten of uitgesteld zouden kunnen worden [1](#page=1).
* **Copingplanning:** Dit zijn specifieke plannen om nieuw gedrag te beschermen tegen afleidingen, barrières of risicovolle situaties waar terugval waarschijnlijk is. Het prompten van mensen om zowel actieplannen als copingplannen te maken, is het meest effectief gebleken bij gedragsverandering [1](#page=1).
---
# Planning als middel voor gedragsverandering
Planning, met name actieplanning en copingplanning, speelt een cruciale rol bij het overbruggen van de kloof tussen intentie en gedrag, wat resulteert in een verbeterde frequentie en intensiteit van gedragsverandering [1](#page=1) [2](#page=2).
### 3.1 De intention-behaviour gap
Ondanks sterke intenties om hun gedrag aan te passen, slagen veel individuen er niet in deze intenties om te zetten in daadwerkelijke actie. Dit fenomeen staat bekend als de 'intention–behaviour gap'. Een studie naar het bijwonen van baarmoederhalskankerscreening identificeerde vier patronen van associatie: inclined actors (intentie en actie), inclined abstainers (intentie maar geen actie), disinclined actors (geen intentie maar wel actie), en disinclined abstainers (geen intentie en geen actie). Follow-upresultaten toonden aan dat een significant deel van de vrouwen die van plan waren deel te nemen, dit niet deed, wat vergelijkbaar is met bevindingen voor andere gezondheidsgedragingen [1](#page=1).
### 3.2 Strategieën om de intention-behaviour gap te overbruggen
Verschillende strategieën, waaronder zelfeffectiviteit, planning en actiecontrole, worden binnen het Health Action Process Approach (HAPA) model voorgesteld om de intention-behaviour gap te overbruggen. Deze volitionele processen zijn essentieel om intenties om te zetten in actie [1](#page=1).
#### 3.2.1 Zelfeffectiviteit
Zelfeffectiviteit verwijst naar het individuele geloof in het eigen vermogen om nieuw gedrag aan te nemen, te handhaven en terugval te managen. Het HAPA-model onderscheidt drie typen zelfeffectiviteit: taak-zelfeffectiviteit (voor het initiëren van gedrag), onderhouds-zelfeffectiviteit (voor het handhaven van gedrag) en herstel-zelfeffectiviteit (voor het omgaan met terugval). Zelfeffectiviteit beïnvloedt de keuze van taken, de inspanning en doorzettingsvermogen bij het nastreven van doelen, en de reactie op tegenslagen [1](#page=1).
Vijf sleutelmethoden kunnen zelfeffectiviteit verhogen:
* **Mastery experience**: Directe ervaring met het succesvol uitvoeren van de taak [1](#page=1).
* **Vicarious experience**: Het observeren van rolmodellen die succesvol zijn [1](#page=1).
* **Verbal persuasion**: Verbale overtuiging van invloedrijke personen zoals familie, vrienden of autoriteitsfiguren [1](#page=1).
* **Physiological states**: Positieve emoties kunnen zelfeffectiviteit versterken, terwijl angst of neerslachtigheid dit kan verminderen [1](#page=1).
> **Tip:** Denk na over hoe je als toekomstige zorgverlener de principes van zelfeffectiviteitsverhoging kunt toepassen bij patiënten die hun gezondheidsgedrag willen verbeteren, bijvoorbeeld door het verminderen van suiker- of alcoholconsumptie.
#### 3.2.2 Planning
Er worden twee hoofdtypen planning onderscheiden: actieplanning en copingplanning. Beide zijn gericht op het verbeteren van de frequentie en/of intensiteit van gedragsverandering [1](#page=1).
##### 3.2.2.1 Actieplanning
Actieplannen zijn intentionele, prospectieve, doelgerichte reacties die worden geactiveerd wanneer relevante kansen zich voordoen. Het formuleren van actieplannen, waarbij specificaties worden gemaakt over hoe, wanneer en waar een gezondheidsgedrag zal worden uitgevoerd, verhoogt de kans op het naleven van intenties aanzienlijk. Dit is effectiever dan enkel intenties vormen [1](#page=1).
> **Voorbeeld:** Een patiënt kan een actieplan maken om medicatie in te nemen (hoe) thuis (waar) in de ochtend tijdens het ontbijt (wanneer). Deze contextuele koppeling helpt bij het uitvoeren van de beoogde actie, zelfs als deze vergeten of uitgesteld zou kunnen worden [1](#page=1).
##### 3.2.2.2 Copingplanning
Copingplanning omvat specifieke plannen om nieuw gedrag te beschermen tegen afleidingen, barrières of risicovolle situaties waarin terugval waarschijnlijk is. Actieplannen zijn met name nuttig voor het initiëren van gedragsverandering, terwijl copingplannen nodig zijn voor het handhaven ervan. Het combineren van zowel actieplannen als copingplannen is het meest effectief gebleken voor gedragsverandering [1](#page=1).
**Volitional help sheets** zijn hulpmiddelen gebaseerd op planning, die individuen helpen bij het plannen door problematische situaties te koppelen aan passende gedragsmatige of cognitieve reacties [2](#page=2).
#### 3.2.3 Actiecontrole
Actiecontrole omvat de zelfregulerende strategieën die nodig zijn om een nieuw gedrag aan te nemen of te handhaven. Dit proces omvat het zelf monitoren van gedrag om te beoordelen of het overeenkomt met vooraf gestelde doelen. Bij discrepanties is inspanning vereist om verandering te bewerkstelligen [2](#page=2).
Actiecontroleprocessen zijn belangrijk gedurende het hele proces van gedragsverandering, met name wanneer individuen geconfronteerd worden met sociale of emotionele situaties, stress, hoge situationele eisen of concurrerende gewoontes [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Zelfmonitoring van gedrag, bijvoorbeeld via dagboeken, apps of apparaten, is effectief gebleken voor het veranderen van gezondheidsgerelateerd gedrag. Voor zorgverleners is dit een onderschatte techniek [2](#page=2).
> **Onderzoeksinzicht:** Een studie met hartrevalidatiepatiënten suggereert dat planning effectiever kan zijn voor het initiëren van veranderingen, terwijl zelfmonitoring cruciaal is voor het duurzaam maken van deze veranderingen [2](#page=2).
### 3.3 Doelhiërarchieën
De intention-behaviour gap kan worden beïnvloed door concurrerende doelen. Het is essentieel om te erkennen dat individuen verschillende doelhiërarchieën kunnen hebben, waarbij sommige doelen kunnen conflicteren met of juist faciliteren van gedragsverandering. Veel individuen die ongezond gedrag vertonen, doen dit op meerdere fronten, wat de noodzaak benadrukt om de onderlinge relaties tussen deze gedragsdoelen te overwegen (bijvoorbeeld, stoppen met roken kan leiden tot gewichtstoename) [2](#page=2).
---
# Actiecontrole en zelfbewaking voor gedragsverandering
Actiecontrole omvat de zelfregulerende strategieën die nodig zijn om nieuw gedrag aan te nemen of te handhaven, waarbij zelfbewaking van gedrag in relatie tot doelen centraal staat [2](#page=2).
### 4.1 Het belang van actiecontrole
Actiecontrole verwijst naar de zelfregulerende strategieën die mensen nodig hebben wanneer ze van plan zijn om nieuw gedrag aan te nemen of te behouden. Deze zelfregulerende processen houden in dat men het eigen gedrag monitort om vast te stellen of het huidige gedrag overeenkomt met een eerder gesteld gedragsdoel. Als er een discrepantie wordt geïdentificeerd, is inspanning nodig om verandering te initiëren en het gewenste gedrag te bereiken. Daarom zijn actiecontroleprocessen belangrijk gedurende het gehele gedragsveranderingsproces [2](#page=2).
#### 4.1.1 Factoren die zelfregulatie bemoeilijken
Zelfregulatie kan mislukken in sociale of emotionele situaties, wanneer de beschikbare middelen verzwakt zijn (bijvoorbeeld tijdens stress), wanneer de situationele eisen hoog zijn, of wanneer concurrerende gedragingen gewoonte zijn geworden [2](#page=2).
#### 4.1.2 Hulpmiddelen voor zelfbewaking
Het vragen aan individuen om hun gedrag zelf te monitoren, is effectief gebleken bij het veranderen van diverse gezondheidsgerelateerde gedragingen. In de praktijk kan dit eenvoudig worden gefaciliteerd met behulp van zelfbewakingsdagboeken, apps of apparaten (bijvoorbeeld om fysieke activiteit te monitoren). Voor zorgverleners is dit een ondergewaardeerde techniek om gedragsverandering aan te moedigen. Het louter catalogiseren van een gezondheidsgerelateerd gedrag met behulp van dagboeken (pen en papier) of checklists op mobiele telefoons met herinneringen kan al bijdragen aan belangrijke gezondheidsverbeteringen [2](#page=2).
> **Tip:** Zelfbewaking is cruciaal voor het handhaven van gedragsverandering, terwijl planning mogelijk effectiever is om veranderingen te initiëren [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een onderzoek naar hartrevalidatiepatiënten liet zien dat patiënten die naast planning ook zelfbewaking toepasten, na langere tijd hogere activiteitsniveaus rapporteerden dan de groep die alleen planning gebruikte [2](#page=2).
### 4.2 Planningsinstrumenten
Volitional help sheets zijn planningsinstrumenten die individuen kunnen helpen bij het maken van concrete plannen. Deze vellen vragen individuen om problematische situaties (bijvoorbeeld binge drinking) te koppelen aan andere passende gedragsmatige of cognitieve reacties (bijvoorbeeld vermijding van alcohol). Een lijst met potentieel problematische situaties die betrekking hebben op het te veranderen gedrag wordt gevolgd door een andere lijst met passende gedragsmatige of cognitieve reacties op deze situaties. Deelnemers worden doorgaans gevraagd de situatie aan een reactie te koppelen. Volitional help sheets kunnen mensen helpen om zich te houden aan de opgestelde plannen voor verleidingen en gedragsreacties [2](#page=2).
### 4.3 De intention-behaviour gap
Ondanks goede intenties slagen mensen er vaak niet in om deze intenties om te zetten in daadwerkelijk gedrag. Deze intention-behaviour gap kan worden overbrugd door individuen aan te sporen specifieke plannen te maken, hen aan te moedigen hun gedrag zelf te monitoren en hun zelfeffectiviteit te vergroten [2](#page=2).
#### 4.3.1 Competitieve doelen
Gebrek aan tijd is een van de meest genoemde redenen die mensen geven om de dingen die ze van plan waren niet te doen. In sommige gevallen kan dit duiden op het feit dat de persoon meer dringende intenties had die prioriteit kregen. Als gevolg hiervan kan de intention-behaviour gap worden beïnvloed door de aanwezigheid van concurrerende doelen. Het is belangrijk te erkennen dat individuen specifieke doelhiërarchieën kunnen hebben en een aantal doelen nastreven die kunnen conflicteren met of faciliteren ten opzichte van het doel om een gezondheidsgedrag te veranderen. Veel individuen die ongezond gedrag vertonen, vertonen ook meerdere ongezonde gedragingen, wat de noodzaak benadrukt om te overwegen hoe deze gedragsdoelen met elkaar verband houden (bijvoorbeeld stoppen met roken kan leiden tot gewichtstoename) [2](#page=2).
---
# Doelhiërarchieën en conflicterende doelen
Dit onderwerp bespreekt hoe concurrerende doelen en specifieke doelhiërarchieën de intentie-gedragsleegte kunnen beïnvloeden door de relatie tussen verschillende gedragsdoelen te overwegen [2](#page=2).
### 5.1 Het concept van doelhiërarchieën
Mensen houden zich bezig met een veelvoud aan doelen, en deze doelen zijn niet altijd onafhankelijk van elkaar. Vaak bestaan er specifieke doelhiërarchieën waarbij sommige doelen prioriteit krijgen boven andere. De aanwezigheid van concurrerende doelen kan de kloof tussen intentie en gedrag significant beïnvloeden, met name wanneer deze doelen conflicteren met het nagestreefde gedragsveranderingsdoel [2](#page=2).
### 5.2 Conflicterende doelen en de intentie-gedragsleegte
Een veelgenoemde reden voor het niet uitvoeren van voorgenomen gedrag is een gebrek aan tijd. Dit kan erop duiden dat er andere, meer dringende intenties de prioriteit kregen. De intentie-gedragsleegte kan dus ontstaan doordat een persoon meerdere doelen nastreeft die mogelijk conflicteren met het gewenste gedragsdoel. Het is cruciaal om te erkennen dat individuen specifieke doelhiërarchieën kunnen hebben en meerdere doelen kunnen nastreven die óf conflicteren met, óf juist faciliteren van een doel tot gedragsverandering [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Veel individuen die ongezond gedrag vertonen, vertonen ook diverse andere ongezonde gedragingen. Dit benadrukt de noodzaak om de onderlinge relatie van deze gedragsdoelen te beschouwen. Bijvoorbeeld, stoppen met roken kan leiden tot gewichtstoename, wat een conflict kan creëren met een doel om ook gewicht te verliezen [2](#page=2).
### 5.3 Het belang van het overwegen van de relatie tussen doelen
Gezien het feit dat individuen vaak meerdere, soms conflicterende, doelen nastreven, is het van belang om deze relaties te onderzoeken. Het begrijpen van hoe verschillende gedragsdoelen zich tot elkaar verhouden, kan helpen bij het identificeren van potentiële obstakels voor gedragsverandering en bij het ontwikkelen van strategieën om deze obstakels te overwinnen. Dit omvat het beoordelen of doelen elkaar ondersteunen of juist tegenwerken [2](#page=2).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Intentie-gedragsleegte | De discrepantie tussen de intentie om gedrag te veranderen en het daadwerkelijk uitvoeren van dat gedrag. Dit treedt op wanneer mensen ondanks goede voornemens er niet in slagen hun gedrag aan te passen. |
| Zelfeffectiviteit | Het waargenomen vermogen van een individu om nieuw gedrag aan te nemen en te handhaven, en om terugval te beheersen. Het is cruciaal gedurende het gehele proces van gedragsverandering. |
| Taak-zelfeffectiviteit | De waargenomen competentie om een specifieke taak uit te voeren die verband houdt met gedragsverandering. |
| Onderhouds-zelfeffectiviteit | De waargenomen competentie om nieuw gedrag op de lange termijn te handhaven en te voorkomen dat men terugvalt in oude gewoonten. |
| Herstel-zelfeffectiviteit | De waargenomen competentie om terug te keren naar het gewenste gedrag na een terugval of tegenslag. |
| Meesterervaring | Een methode om zelfeffectiviteit te verhogen door directe ervaring met het succesvol uitvoeren van een taak. |
| Plaatsvervangende ervaring | Een methode om zelfeffectiviteit te verhogen door het observeren van anderen, met name rolmodellen, die een taak succesvol uitvoeren. |
| Verbale persuasie | Een methode om zelfeffectiviteit te verhogen door overtuigende communicatie van invloedrijke personen, zoals vrienden, familie of autoriteitsfiguren. |
| Fysiologische toestanden | De invloed van lichamelijke en emotionele toestand op zelfeffectiviteit; positieve emoties kunnen de zelfeffectiviteit verhogen, terwijl angst of somberheid deze kan verminderen. |
| Actieplanning | Het maken van specifieke, doelgerichte plannen over hoe, wanneer en waar een bepaald gedrag zal worden uitgevoerd wanneer relevante situaties zich voordoen. Dit verhoogt de kans op het uitvoeren van de intentie. |
| Copingplanning | Het maken van specifieke plannen om nieuw gedrag te beschermen tegen afleidingen, barrières of risicovolle situaties waar terugval waarschijnlijk is. Dit is essentieel voor het handhaven van gedragsverandering. |
| Volitionele hulpbladen | Planning-gebaseerde hulpmiddelen die individuen helpen bij het koppelen van problematische situaties aan passende gedragsmatige of cognitieve reacties om gedragsverandering te ondersteunen. |
| Actiecontrole | Het proces van zelfregulatie dat nodig is om geplande gedragsveranderingen te initiëren en te handhaven. Dit omvat het monitoren van gedrag en het aanpassen van inspanningen om gestelde doelen te bereiken. |
| Zelfbewaking | Het proces van het systematisch observeren en registreren van eigen gedrag, gedachten of gevoelens om inzicht te krijgen en gedragsverandering te sturen. Dit kan met behulp van dagboeken, apps of apparaten. |
| Doelhiërarchieën | De rangschikking van doelen op basis van prioriteit of belangrijkheid; wanneer er concurrerende doelen zijn, kan dit de uitvoering van een specifiek gedragsdoel beïnvloeden. |