Cover
Mulai sekarang gratis 25 Infectiepreventie
Summary
# Infectiepreventie en -bestrijding: doorbreken van de infectieketen
Hier volgt een gedetailleerde studiegids over infectiepreventie en -bestrijding, gericht op het doorbreken van de infectieketen.
## 1. Infectiepreventie en -bestrijding: doorbreken van de infectieketen
Infectiepreventie en -bestrijding heeft als hoofddoel het doorbreken van de infectiecyclus door de overdracht van micro-organismen te voorkomen, en zo kolonisatie en zorginfecties te vermijden [4](#page=4).
### 1.1 Algemene principes van infectiepreventie en -bestrijding
* **Terminologie:** De Angelsaksische term ‘infection prevention and control’ (IPC) wordt wereldwijd gehanteerd. In de Belgische wetgeving wordt nog vaak de verouderde term ‘ziekenhuishygiëne’ gebruikt [4](#page=4).
* **Toepassingsgebied:** De principes van infectiepreventie zijn niet beperkt tot ziekenhuizen, maar gelden ook voor andere zorginstellingen en voor elk contact tussen patiënt en zorgverstrekker [4](#page=4).
* **Relevantie:** Het vormt een cruciaal onderdeel van programma's voor patiëntveiligheid en zorgkwaliteit [4](#page=4).
* **Doelstelling:** Het voornaamste doel is het doorbreken van de infectiecyclus. Daarnaast is het essentieel om de overdracht van micro-organismen te voorkomen om zo kolonisatie en zorginfecties te vermijden [4](#page=4).
### 1.2 Overdracht van micro-organismen
Micro-organismen (MO) kunnen op verschillende manieren worden overgedragen [4](#page=4):
* **Via contact:**
* **Direct:** Dit gebeurt via handen van zorgverstrekkers [4](#page=4).
* **Indirect:** Dit gebeurt via de omgeving, zoals zorgmateriaal, speelgoed of oppervlakken [4](#page=4).
* **Via druppels:** Deze worden geproduceerd tijdens activiteiten zoals hoesten, niezen en spreken. Druppels zijn doorgaans groter dan 5 micrometer ($\mu$m) en verspreiden zich maximaal 1,5 meter, waarna ze door de zwaartekracht neerslaan. Ze leiden tot rechtstreeks contact met de slijmvliezen van het gezicht (spray, direct droplet deposition) [4](#page=4) [5](#page=5).
* **Via de lucht (aerogeen):** Dit betreft kleine partikels kleiner dan 5 micrometer ($\mu$m) die zich over grotere afstanden (>1 meter) kunnen verspreiden. Deze respiratoire partikels kunnen leiden tot contact met slijmvliezen en inhalatie [4](#page=4) [5](#page=5).
> **Tip:** De dichotomie tussen druppels en lucht is verlaten na de COVID-19 pandemie ten gunste van een continuüm van respiratoire partikels [4](#page=4) [5](#page=5).
### 1.3 Besmetting, kolonisatie en infectie
Indien overdracht van micro-organismen plaatsvindt, kan dit leiden tot verschillende uitkomsten [4](#page=4):
* **Besmetting:** De aanwezigheid van micro-organismen zonder vermenigvuldiging en zonder ziektetekenen [4](#page=4).
* **Kolonisatie:** De vermenigvuldiging van micro-organismen zonder ziektetekenen [4](#page=4).
* **Infectie:** De vermenigvuldiging van micro-organismen met ziektetekenen, zoals dolor (pijn), tumor (zwelling), rubor (roodheid), calor (warmte) en functio laesa (functieverlies) [4](#page=4).
> **Tip:** Kennis van de specifieke overdrachtsweg(en) van een micro-organisme is cruciaal voor het selecteren van de juiste preventieve maatregelen [4](#page=4).
### 1.4 Factoren die besmettelijkheid bepalen
Verschillende factoren beïnvloeden de mate van besmettelijkheid [5](#page=5):
* Afstand [5](#page=5).
* Ventilatie [5](#page=5).
* Duur van blootstelling [5](#page=5).
* Broncontrole (bv. het dragen van een masker) [5](#page=5).
* Fysicochemische eigenschappen van de micro-organismen [5](#page=5).
### 1.5 De infectieketen doorbreken
Infectiepreventie draait om het doorbreken van de infectieketen door middel van diverse maatregelen. Deze keten kan op verschillende punten worden onderbroken [6](#page=6):
* **Snelle identificatie en behandeling van infecties/besmettingen:** Dit is een sleutelstap in het voorkomen van verdere verspreiding. Het herkennen van hoogrisicopatiënten is hierbij van belang [6](#page=6).
* **Decontaminatie:** Maatregelen die gericht zijn op het verwijderen of neutraliseren van micro-organismen [6](#page=6).
* **Reiniging, desinfectie en sterilisatie:** Essentieel voor het beheersen van micro-organismen op materialen en oppervlakken [6](#page=6).
* **Sanitatie:** Algemene hygiënemaatregelen [6](#page=6).
* **Goede gezondheid en hygiëne:** Bevordering van de algemene weerstand en persoonlijke hygiëne [6](#page=6).
* **Minimaliseren van overdracht:**
* **Handhygiëne:** Een van de meest effectieve methoden om de overdracht van MO te voorkomen [6](#page=6).
* **Beschermende kledij:** Gebruik van handschoenen, maskers, jassen etc. [6](#page=6).
* **Aseptische techniek:** Werkwijzen die bedoeld zijn om contaminatie te voorkomen, bijvoorbeeld bij wondzorg en katheterzorg [6](#page=6).
* **Isolatiemaatregelen:** Specifieke voorzorgen gebaseerd op de transmissiewijze van het micro-organisme [6](#page=6).
* **Beperken van secreties en excreties:** Veilige omgang met lichaamsvloeistoffen en uitscheidingen [6](#page=6).
* **Afval veilig afvoeren:** Correcte procedures voor het omgaan met medisch afval [6](#page=6).
* **Behandelen van de primaire ziekte:** Een adequate behandeling van de oorspronkelijke aandoening kan de vatbaarheid voor secundaire infecties verminderen [6](#page=6).
> **Example:** Goede handhygiëne voorafgaand aan en na patiëntcontact, na contact met lichaamsvloeistoffen, na het verwijderen van handschoenen, en na contact met de patiëntomgeving is een fundamenteel onderdeel van infectiepreventie [6](#page=6).
> **Tip:** De principes van reiniging, desinfectie, sterilisatie, isolatiemaatregelen en handhygiëne zijn fundamentele pijlers die continu worden toegepast in de praktijk [6](#page=6).
---
# Zorginfecties en de verwekkers ervan
Dit deel behandelt zorginfecties (HAI), hun definities, vermijdbare proporties, bevorderende factoren en de diverse micro-organismen die als verwekkers optreden.
### 2.1 Definitie en kenmerken van zorginfecties
Een zorginfectie, ook wel bekend onder de Angelsaksische term *healthcare associated infection (HAI)*, is een infectie die wordt opgelopen tijdens de zorgverlening in een ziekenhuis of andere zorginstelling. Infecties die reeds voor opname in de incubatiefase waren en pas tijdens de ziekenhuisopname tot uiting komen, worden niet als zorginfecties beschouwd. Het is ook mogelijk dat een zorginfectie pas optreedt nadat een patiënt uit het ziekenhuis is ontslagen, bijvoorbeeld bij infecties van lichaamsvreemd materiaal zoals een heupprothese. De term 'zorginfectie' vervangt steeds vaker de oudere termen 'nosocomiale infectie' of 'ziekenhuisinfectie' [8](#page=8).
Voor surveillancedoeleinden wordt een operationele definitie gehanteerd: elke infectie die optreedt bij een gehospitaliseerde patiënt, minstens 48 uur na opname [8](#page=8).
### 2.2 Vermijdbare proportie en bevorderende factoren
Naar schatting is ongeveer 30% van de zorginfecties vermijdbaar door het consequent toepassen van preventieve maatregelen. Bepaalde factoren in ziekenhuizen dragen bij aan het ontstaan van zorginfecties [8](#page=8):
* **Kwetsbare patiënten**: Patiënten zijn kwetsbaarder door hun ziekteproces, wat leidt tot een verminderde algemene weerstand, en door medische handelingen die de lokale weerstand kunnen verminderen, zoals wonden of het gebruik van invasieve devices zoals katheters [8](#page=8).
* **Virulente micro-organismen**: De aanwezigheid van zeer ziekmakende micro-organismen, zoals toxineproducerende *Clostridioides difficile*, draagt bij aan het risico [8](#page=8).
* **Resistente micro-organismen**: De hoge antibioticadruk in ziekenhuizen kan leiden tot het wegvallen van de natuurlijke kolonisatieresistentie, waardoor resistente micro-organismen, zoals Methiciline-resistente *Staphylococcus aureus* (MRSA) en multiresistente gramnegatieve staven (MRGN), zich makkelijker kunnen vestigen [8](#page=8).
* **Zorgcontacten en -handelingen**: De interactie tussen zorgverleners, patiënten en de omgeving, evenals de uitgevoerde zorg handelingen, vormen een belangrijke factor [8](#page=8).
### 2.3 De verwekkers van zorginfecties
De verwekkers van zorginfecties zijn zeer variabel en kunnen bestaan uit bacteriën, fungi, virussen (zoals influenza, RSV, SARS-CoV-2, norovirus) en parasieten [9](#page=9).
Het spectrum van bacteriën die zorginfecties veroorzaken is breed:
* Stafylokokken en *E. coli* zijn de meest frequente verwekkers [9](#page=9).
* Een deel van deze bacteriën betreft zeer resistente stammen, ook wel 'ziekenhuisbacteriën' genoemd. Hieronder vallen:
* Methiciline-resistente *S. aureus* (MRSA) [9](#page=9).
* Vancomycine-resistente enterokokken (VRE) [9](#page=9).
* Multiresistente gramnegatieve staven (MRGN), zoals *extended-spectrum beta-lactamase* (ESBL) producerende *Enterobacterales* en carbapenemase producerende *Enterobacterales* (CPE) [9](#page=9).
### 2.4 Infectiebronnen
Infectiebronnen voor zorginfecties kunnen zowel exogeen als endogeen van aard zijn [9](#page=9).
* **Exogene infectiebronnen** zijn afkomstig uit de ziekenhuis- of zorgomgeving. Voorbeelden hiervan zijn [9](#page=9):
* Handen van zorgverstrekkers [10](#page=10).
* Zorgmateriaal, zoals stethoscopen, bedpannen en echoprobes [9](#page=9).
* Linnen [9](#page=9).
* Voeding [9](#page=9).
* Oppervlakken [9](#page=9).
* Gecontamineerde infuusvloeistoffen [9](#page=9).
* Lucht, bijvoorbeeld door patiënten met open longtuberculose of *Aspergillus* sporen tijdens bouwwerkzaamheden [9](#page=9).
* Water, zoals besmettingen met *Legionella pneumophila* of *Pseudomonas aeruginosa* [9](#page=9).
* **Endogene infectiebronnen** worden veroorzaakt door de eigen microflora van de patiënt, die zowel pathogenen als commensalen kunnen zijn. Een voorbeeld hiervan is een postoperatieve wondinfectie veroorzaakt door *Staphylococcus aureus* [9](#page=9).
### 2.5 Impact van zorginfecties
Zorginfecties hebben een aanzienlijke impact op de gezondheidszorg. Uit Belgische data uit 2007-2008 blijkt dat 5 tot 10% van de gehospitaliseerde patiënten een zorginfectie ontwikkelt, wat neerkomt op naar schatting 125.000 patiënten per jaar. Hoewel 18.000 patiënten per jaar overlijden mét een infectie ('crude mortality'), wordt de attribueerbare mortaliteit (sterfte ten gevolge van de infectie) geschat op 2.600 per jaar. Zorginfecties leiden ook tot een significant aantal extra hospitalisatiedagen, namelijk 835.000 dagen per jaar, met een bijkomende kost van 384 miljoen euro [9](#page=9).
### 2.6 Belangrijkste types zorginfecties en hun risicofactoren
De meest frequente types zorginfecties en enkele risicofactoren voor het optreden hiervan zijn onder andere:
* **Onderste luchtweginfecties (VAP: *ventilator associated pneumonia*)**:
Risicofactoren zijn onder meer mechanische ventilatie, aspiratie, nasogastrische sondes, onderdrukking van het centraal zenuwstelsel, antibioticagebruik, zuurremmers, verlengd ziekenhuisverblijf, malnutritie, hoge leeftijd en immuundeficiëntie [11](#page=11).
> **Tip:** Risicofactoren die vetgedrukt staan, zijn degene waar preventief op kan worden ingegrepen als onderdeel van een infectiepreventiebeleid [11](#page=11).
* **Bloedbaaninfecties (CLABSI: *central line associated bloodstream infection*)**:
Risicofactoren zijn vasculaire katheters, kritische zorg, ernstige onderliggende ziekte, neutropenie, immuundeficiëntie, nieuwe invasieve technieken, en gebrek aan training en supervisie [11](#page=11).
* **Postoperatieve wondinfecties (SSI: *surgical site infection*)**:
Risicofactoren omvatten inadequate antibiotica profylaxie, onjuiste huidvoorbereiding, duur van de chirurgische interventie, type wonde, diabetes, malnutritie, immuundeficiëntie, en gebrek aan training en supervisie [11](#page=11).
* **Urineweginfecties ((CA)UTI: *(catheter-associated) urinary tract infection*)**:
Risicofactoren zijn onder meer urinaire katheters, invasieve urologische procedures, hoge leeftijd, ernstige onderliggende ziekte, urolithiasis, zwangerschap en diabetes [11](#page=11).
De cijfers 1, 2, 3, 4 in de documentatie verwijzen naar de frequentie van voorkomen van deze infectietypes, welke afhankelijk kan zijn van de gehanteerde definities. Termen die in het cursieve schrift staan, zijn de gebruikelijke termen in de literatuur [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** Een patiënt met een verblijfskatheter (*urinary catheter*) die langer dan 48 uur in het ziekenhuis verblijft, loopt een verhoogd risico op het ontwikkelen van een *catheter-associated urinary tract infection* (CAUTI) [11](#page=11).
---
# Reiniging, desinfectie en sterilisatie van medisch materiaal
Micro-organismen kunnen overleven op inerte oppervlakken en medisch materiaal, wat een risico vormt voor infectieoverdracht. Voor herbruikbaar medisch materiaal is een goed beleid voor reiniging, desinfectie en sterilisatie essentieel [13](#page=13).
### 4.1 Spaulding classificatie
De Spaulding classificatie verdeelt medische instrumenten en zorgmaterialen in drie risicocategorieën, waarop een decontaminatieproces wordt gebaseerd [13](#page=13).
#### 4.1.1 Kritische voorwerpen
* Komen in contact met bloed of steriele lichaamsholten [13](#page=13).
* Moeten vrij zijn van elke contaminatie met micro-organismen, inclusief bacteriële sporen [13](#page=13).
* Voorbeelden: chirurgische instrumenten, implanteerbaar materiaal, invasieve devices (bv. intra-vasculaire katheter) [13](#page=13).
* Ondergaan sterilisatie indien herbruikbaar [13](#page=13).
#### 4.1.2 Semi-kritische voorwerpen
* Komen in contact met niet-intacte huid of mucosae [13](#page=13).
* Moeten vrij zijn van micro-organismen; kleine hoeveelheden sporen kunnen nog aanwezig zijn [13](#page=13).
* Voorbeelden: endoscopen, laryngoscoopbladen, anesthesiemateriaal [13](#page=13).
* Ondergaan high-level desinfectie [13](#page=13).
#### 4.1.3 Niet kritische voorwerpen
* Komen in contact met de intacte huid [13](#page=13).
* Voorbeelden: bloeddrukmanchet, axillaire thermometer [13](#page=13).
* Ondergaan reiniging of low-level desinfectie [13](#page=13).
### 4.2 Decontaminatiemethoden
#### 4.2.1 Reiniging
* Het verwijderen van organische bevuiling (bv. bloed, mucus) [14](#page=14).
* Een essentiële stap voorafgaand aan desinfectie en/of sterilisatie, omdat organisch materiaal de werking van desinfectantia kan belemmeren of neutraliseren [14](#page=14).
* Reiniging op zich kan al zorgen voor een 1-2 log reductie van het kiemaantal [18](#page=18).
#### 4.2.2 Desinfectie
* Een proces dat resulteert in een sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen (bv. sporen, sommige virussen, *M. tuberculosis*) [14](#page=14).
* **Thermische desinfectie:**
* Gebruikt hoge temperaturen (bv. 1 minuut op 90°C) [14](#page=14).
* Meest doeltreffend [14](#page=14).
* **Chemische desinfectie:**
* Gebruikt desinfectantia [14](#page=14).
* Enkel indien thermische desinfectie niet haalbaar of schadelijk is (bv. voor warmtegevoelig materiaal) [14](#page=14).
* Factoren die het resultaat beïnvloeden: mate van organische bevuiling, type en graad van microbiële contaminatie, temperatuur en blootstellingstijd, eigenschappen van het desinfectans (spectrum, concentratie, contacttijd), structuur van het voorwerp [14](#page=14).
* **Desinfectantia voorbeelden:** alcoholen, chloor- en joodderivaten, chloorhexidine, waterstofperoxide, perazijnzuur (HLD), glutaaraldehyde (HLD) [14](#page=14).
* Elk product heeft een eigen spectrum (bactericide, virucide, fungicide, mycobactericide, sporicide werking), contacttijd, kostprijs, voor- en nadelen [14](#page=14).
> **Tip:** Desinfectantia zijn antimicrobiële stoffen voor inert materiaal en water, terwijl antiseptica gebruikt worden op levende weefsels en niet toxisch mogen zijn [14](#page=14).
#### 4.2.3 Sterilisatie
* Het proces waarbij alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, worden geëlimineerd [16](#page=16).
* Grondige reiniging voorafgaand aan sterilisatie is essentieel [16](#page=16).
##### 4.2.3.1 Sterilisatiemethoden
* **Middels stoom (vochtige warmte):**
* Stoom heeft een zeer goed penetratievermogen [16](#page=16).
* Stoom onder druk wordt gegenereerd in een autoclaaf [16](#page=16).
* Vereist de juiste tijdsduur-temperatuur combinatie (bv. 3 minuten op 134°C, 15 minuten op 121°C) [16](#page=16).
* Meest gebruikte methode voor hittebestendig, kritisch instrumentarium zoals chirurgische sets [16](#page=16).
* **Middels warme droge lucht:**
* Vereist hogere temperaturen en langere blootstellingstijden dan stoom (bv. 2 uur op 160-180°C) [16](#page=16).
* Soms nog gebruikt voor laboratoriummateriaal (bv. glazen kolven) [16](#page=16).
* **Middels ethyleenoxide gas:**
* Doeltreffend, geen hoge temperatuur nodig, geschikt voor warmtegevoelig materiaal [16](#page=16).
* Langdurig proces en toxisch/carcinogeen, vereist een ‘aeratietijd’ van enkele weken [16](#page=16).
* Wordt niet vaak in ziekenhuizen toegepast, wel industrieel voor disposable materiaal (spuiten, naalden, katheters) [16](#page=16).
* **Middels gammastraling** [16](#page=16).
### 4.3 Gevoeligheid van micro-organismen
Er is een hiërarchie in gevoeligheid van micro-organismen voor desinfectie en sterilisatie. Cysten en sporen zijn moeilijker te doden dan levende (vegetatieve) bacteriën en virussen. Prionen, de verwekkers van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, zijn extreem weerstandig en moeilijk te elimineren. Indien mogelijk, wordt voor ingrepen bij risicopatiënten met prionen wegwerpmateriaal gebruikt of wordt het materiaal na gebruik vernietigd. Virussen zonder envelop (naakte virussen) zijn relatief weerstandig aan antiseptica [17](#page=17).
### 4.4 Principe van microbiële eliminatie
* Het decontaminatieproces verloopt logaritmisch (decimaal) [18](#page=18).
* Een 1 log reductie betekent 90% reductie van het kiemaantal; 2 log reductie is 99%, 3 log is 99,9%, enzovoort [18](#page=18).
* De reductie van meer dan 6-7 log wordt minder efficiënt. Dit kan gebeuren bij mengsels van micro-organismen met een resistent deel (bv. sporen), bij uitputting van het proces (chemische desinfectie) of wanneer micro-organismen afgeschermd zijn (bv. door mucus/bloed) [18](#page=18).
* Hoe groter het initiële inoculum, hoe kleiner de kans op een acceptabele reductie van de kiemen [18](#page=18).
* **Gevolg:** Desinfectie (5-6 log reductie) van ontschoond materiaal, bevuild met speeksel of feces (10^8 tot 10^10 bacteriën per gram), is niet voldoende effectief; reiniging is noodzakelijk. Sterilisatie wordt eveneens altijd voorafgegaan door reiniging [18](#page=18).
---
# Standaard en overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen
Dit onderwerp behandelt de standaard voorzorgsmaatregelen, zoals handhygiëne en persoonlijke beschermingsmiddelen, en de specifieke isolatiemaatregelen voor verschillende overdrachtswegen [23](#page=23).
### 4.1 Standaard voorzorgsmaatregelen
Standaard voorzorgsmaatregelen zijn een reeks maatregelen die te allen tijde bij alle patiënten genomen moeten worden, ongeacht hun microbiologische status, ter bescherming van zowel de zorgverstrekker als de patiënt. Deze voorzorgsmaatregelen zijn essentieel omdat patiënten al besmettelijk kunnen zijn in de asymptomatische fase, asymptomatisch geïnfecteerd of gekoloniseerd kunnen zijn met micro-organismen, en laboratoriumresultaten niet altijd direct beschikbaar zijn [23](#page=23).
De standaard voorzorgen omvatten:
* Handhygiëne (wassen, ontsmetten van handen, dragen van handschoenen) [23](#page=23).
* Persoonlijke beschermingsmiddelen (bescherming van kledij en gelaatsslijmvliezen) [23](#page=23).
* Hoesthygiëne en respiratoire etiquette (inclusief griepvaccinatie) [23](#page=23).
* Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare virussen (HBV, HIV, HCV), onder andere door het voorkomen van prikongevallen [23](#page=23).
* Aandacht voor de omgeving [23](#page=23).
#### 4.1.1 Handhygiëne
Handhygiëne is het allerbelangrijkste middel tegen de overdracht van ziektekiemen. De handen van zorgverstrekkers komen voortdurend in contact met patiënten en hun omgeving, waardoor micro-organismen opgenomen kunnen worden en overgedragen naar andere patiënten, kritische plaatsen van dezelfde patiënt, of de omgeving. Handhygiëne omvat de momenten waarop het moet gebeuren, het type handhygiëne (wassen of ontsmetten), en de techniek ervan [24](#page=24).
##### 4.1.1.1 Samenstelling van de microflora van de handen
De handen hebben een residente en een transiënte microflora [25](#page=25).
* **Residente microflora:** Bestaat voornamelijk uit grampositieve bacteriën (zoals stafylokokken) en fungeert als een beschermende microflora. Deze micro-organismen bevinden zich in de huid en haarfollikels en hebben een blijvend karakter [25](#page=25).
* **Transiënte microflora:** Bestaat uit grampositieve en gramnegatieve bacteriën, virussen en gisten. Deze micro-organismen komen van de omgeving of van de residente flora van de huid. Ze vermenigvuldigen nauwelijks en hebben een tijdelijk karakter, vaak bepaald door het contact. De transiënte flora is voornamelijk verantwoordelijk voor kruisbesmettingen [25](#page=25).
Handen wassen heeft voornamelijk impact op de transiënte flora, terwijl handontsmetting ook impact heeft op de residente flora door remming, hoewel rekolonisatie vanuit diepere huidlagen plaatsvindt [25](#page=25).
##### 4.1.1.2 Wanneer handhygiëne toepassen (de 5 momenten)
Er zijn 5 cruciale momenten voor handhygiëne, gedefinieerd door de WHO. Twee momenten vinden plaats vóór contact en drie momenten na contact. De momenten na contact (met name moment 3 en 4) beschermen vooral de zorgverstrekker en worden over het algemeen beter nageleefd. Echter, om de patiënt te beschermen, zijn momenten 1 ('voor contact met de patiënt') en 2 ('voor een zuivere/aseptische handeling') van cruciaal belang [26](#page=26).
Een zuivere/aseptische handeling omvat bijvoorbeeld wondzorg, katheterzorg, luchtwegzorg, urinewegzorg en het voorbereiden van medicatie [26](#page=26).
##### 4.1.1.3 Welke handhygiëne toepassen: wassen versus ontsmetten
* **Handen wassen met water en zeep:**
* Heeft een mechanisch effect dat vuil en een groot deel van de transiënte huidflora verwijdert (1-2 log reductie) [27](#page=27).
* Wordt over het algemeen toegepast aan het begin van de werkdag, voor pauzes, na toiletbezoek, en na hoesten of niezen [27](#page=27).
* Specifieke indicaties tijdens zorgverlening: bij patiënten met *C. difficile* (sporen zijn alcoholresistent) en wanneer handen zichtbaar bevuild zijn (alcohol fixeert vuil) [27](#page=27).
* Nadelen zijn de tijdsduur (60 seconden), uitdrogend effect en de noodzaak van een wastafel [27](#page=27).
* **Hygiënische handontsmetting:**
* Beschouwd als de gouden standaard volgens de 5 momenten [27](#page=27).
* Gebruikt een alcoholische oplossing, vaak met een hydraterende substantie zoals glycerol om huiduitdroging te voorkomen [27](#page=27).
* Voordelen: snelwerkend, sterk kiemdodend effect (5-6 log reductie), snel drogen, gemakkelijk toepasbaar (geen wastafel nodig), en goede huidtolerantie [27](#page=27).
* Nadelen: alcohol is niet actief tegen sporen (handen wassen is dan nodig) en bij zichtbare bevuiling moet eerst gewassen worden [27](#page=27).
* **Chirurgische handontsmetting:**
* Toepasbaar vóór invasieve manipulaties (chirurgie, plaatsing centrale katheter) [27](#page=27).
* Bestaat uit grondig wassen of schrobben met een ontsmettende zeep (3 minuten), gevolgd door een langdurige (2 x 45 seconden) applicatie van een alcoholisch antisepticum [27](#page=27).
* Aansluitend worden steriele handschoenen aangetrokken [27](#page=27).
* In veel ziekenhuizen is het schrobben vervangen door alleen het rubben, met een eenmalige handwasbeurt bij aanvang van het operatieprogramma [27](#page=27).
##### 4.1.1.4 Hoe handhygiëne toepassen (techniek en basisvereisten)
De techniek van handen ontsmetten (of wassen) omvat specifieke stappen om alle delen van de handen te reinigen. Er zijn 7 basisvereisten waaraan voldaan moet worden tijdens contact met de patiënt of diens omgeving, met als doel compliance te verhogen [28](#page=28) [29](#page=29) [30](#page=30).
Basisvereisten voor handhygiëne:
1. Geen horloges [29](#page=29) [30](#page=30).
2. Geen armbanden [29](#page=29) [30](#page=30).
3. Geen ringen [29](#page=29) [30](#page=30).
4. Mouwen maximaal tot aan de ellebogen ('bare below the elbows' - BBE principe) [29](#page=29) [30](#page=30).
5. Korte, propere nagels [29](#page=29) [30](#page=30).
6. Geen gel- of kunstnagels [29](#page=29) [30](#page=30).
7. Minimaal 2x per jaar worden ziekenhuisbrede registraties uitgevoerd om de compliance te meten [30](#page=30).
* **Niet-steriele handschoenen:**
* Behoren tot de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en zijn een aanvulling op, geen vervanging van, handhygiëne. Dit komt door microperforaties en mogelijke contaminatie bij aan- en uittrekken [29](#page=29).
* Indicaties: kans op contact met bloed, lichaamsvochten, niet-intacte huid en slijmvliezen [29](#page=29).
* Geen indicaties: geven van injecties (IM/SC/ID), contact met intacte huid (bv. auscultatie, parameters nemen), contact met de omgeving van de patiënt [29](#page=29).
* Correct gebruik: handen ontsmetten, handschoenen aantrekken, handeling uitvoeren, handschoenen uittrekken, handen ontsmetten [29](#page=29).
* Handschoenen zijn voor eenmalig gebruik en mogen niet ontsmet worden [29](#page=29).
Patiënten worden aangemoedigd om erop toe te zien dat zorgverstrekkers goede handhygiëne toepassen (patient empowerment). Het concept 'Zorgzone' in UZ Gent kan hierbij een rol spelen [31](#page=31) [32](#page=32).
#### 4.1.2 Bescherming van de kledij
De bescherming van de kledij is een belangrijk onderdeel van de standaard voorzorgsmaatregelen [33](#page=33).
* **Werkkledij (witte schort of wit/groen broekpak):**
* Beschermt de zorgverstrekker tegen blootstelling aan bloed en lichaamsvochten [33](#page=33).
* Wordt periodiek vervangen (bv. dagelijks broekpak, wekelijks schort) of eerder indien visueel bevuild [33](#page=33).
* Alle werkkledij moet door een erkende wasserij gewassen worden en mag niet mee naar huis genomen worden [33](#page=33).
* Stagiairs brengen hun eigen witte jas mee en wassen deze op 60 graden [33](#page=33).
* **Ondoorlaatbare plastic spatschort ('apron'):**
* Beschermt de burger- of werkkledij bij risico op contact met bloed of lichaamsvochten, met name bij spatten [33](#page=33).
* Wordt gebruikt bij aspiratie, endoscopie, en klinisch onderzoek van hoestende of braakende patiënten [33](#page=33).
* Is single use [33](#page=33).
* **Overschort met lange mouwen ('gown'):**
* Biedt betere bescherming van de armen en kan gebruikt worden als alternatief voor de plastic spatschort [33](#page=33).
* Is ook onderdeel van isolatiemaatregelen (contactisolatie) [33](#page=33).
* Doel is preventie van overdracht van micro-organismen via de kledij [33](#page=33).
#### 4.1.3 Bescherming van de slijmvliezen van het gelaat
De slijmvliezen van het gelaat (ogen, neus, mond) moeten beschermd worden tegen micro-organismen [34](#page=34).
* **Spatbril:**
* Beschermt de ogen tegen druppels en spatten die micro-organismen kunnen bevatten. De eigen bril is vaak onvoldoende [34](#page=34).
* Een aangezichtsscherm (face shield) biedt nog betere veiligheid door een grotere afscherming [34](#page=34).
* **Maskers (proceduremasker, chirurgisch masker):**
* Beschermen de neus en mond tegen druppels bij hoesten, aspireren en bronchoscopie [34](#page=34).
* Zijn single use en worden maximaal 8 uur gedragen, of eerder indien vochtig [34](#page=34).
* **Gebruik bij standaard voorzorgen:**
* Bij patiëntencontact met risico op spatten [34](#page=34).
* Indien de zorgverstrekker een koortsblaasje (herpes labialis) of luchtweginfectie heeft [34](#page=34).
* Tijdens het respiratoir seizoen bij elk patiëntencontact (code oranje) [34](#page=34).
* **Extra indicaties bij specifieke isolatievormen (zie hoofdstuk 6):**
* Druppelisolatie: voor infecties die via druppels worden overgedragen (bv. bof, influenza, meningokokkenmeningitis) [34](#page=34).
* Aerogene isolatie: beschermt onvoldoende tegen via de lucht overgedragen infecties zoals open longtuberculose of mazelen. Hiervoor worden hoogfiltratiemaskers (FFP2 of hoger) gebruikt, ook wel 'eendebekmasker' genoemd [34](#page=34).
* Maskers voorkomen ook onbewust aanraken van de neus, wat de overdracht van *S. aureus*, met name MRSA, kan verminderen [34](#page=34).
* **Filtratie-efficiëntie van maskers:**
* Chirurgisch masker: $\geq 98\%$ voor deeltjes van 3 µm [35](#page=35).
* Hoogfiltratiemasker: $\geq 94\%$ voor deeltjes van 0,3 µm [35](#page=35).
#### 4.1.4 Hoestetiquette en respiratoire hygiëne
Hoestetiquette is toegevoegd aan de standaard voorzorgen sinds de SARS-CoV(-1) uitbraak. Het omvat adviezen voor zowel zorgverstrekkers als patiënten en bezoekers [37](#page=37).
Aanbevelingen:
* Bedek mond en neus met een papieren zakdoekje bij hoesten of niezen, gooi dit direct weg [37](#page=37).
* Indien geen zakdoekjes beschikbaar zijn, hoest/nies in de elleboog [37](#page=37).
* Ontsmet of was de handen na hoesten of niezen [37](#page=37).
* Voorzie voorzieningen (tissues, handalcohol, vuilnisbakje) in wachtzalen [37](#page=37).
* Patiënten met respiratoire klachten moeten indien mogelijk gescheiden worden of een proceduremasker dragen (broncontrole) [37](#page=37).
* Zorgverstrekkers met een respiratoire infectie of koortsblaasje dragen een proceduremasker, vooral bij contact met kwetsbare patiënten en neonaten [37](#page=37).
* Jaarlijkse griepvaccinatie van zorgverstrekkers is belangrijk voor hun eigen bescherming en die van patiënten, die vaak kwetsbaar zijn voor complicaties van influenza [37](#page=37).
#### 4.1.5 Preventie van overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen
De belangrijkste virussen zijn hepatitis B virus (HBV), hepatitis C virus (HCV) en humaan immunodeficiëntievirus (HIV). Vaccinatie is alleen mogelijk voor HBV en is verplicht voor alle gezondheidswerkers. In de medische praktijk kan overdracht plaatsvinden via contact met besmet bloed, mucosae, huidletsels en prikongevallen [38](#page=38).
Preventieve maatregelen voor alle patiënten:
* Veiligheid van bloedproducten (screening van donoren) [38](#page=38).
* Gebruik van bril, masker, aangezichtsscherm bij risico op (bloed)spatten (overdracht via slijmvliezen) [38](#page=38).
* Draag handschoenen bij risico op contact met bloed of lichaamsvochten [38](#page=38).
* Geen hergebruik van naalden en spuiten (single use) [38](#page=38).
* Verwijder elke naald of scherp voorwerp direct na gebruik in een naaldcontainer [38](#page=38).
* Gebruikte naald nooit recappen; naald en spuit nooit met de hand losmaken [38](#page=38).
* Naaldcontainer mag niet overvol zijn en men mag er niets uithalen of een container openen [38](#page=38).
* Gebruik monodose vials [38](#page=38).
##### 4.1.5.1 Bij een prikongeval
Bij een prikongeval dienen volgende stappen ondernomen te worden [39](#page=39):
1. Laten bloeden [39](#page=39).
2. Grondig wassen en ontsmetten [39](#page=39).
3. Aangifte als arbeidsongeval en contact opnemen met de bevoegde dienst (arbeidsgeneeskunde, spoedopname) [39](#page=39).
4. Serologie bepalen voor HBV, HCV, HIV van zowel de zorgverstrekker als de bronpatiënt (indien bekend) en opvragen van de HBV vaccinatiestatus [39](#page=39).
5. Risicoanalyse met evaluatie van de noodzaak van specifieke therapie [39](#page=39).
* Bij hoogrisico blootstelling voor HIV: 'occupational post-exposure' profylaxie (OPEP) starten binnen 24 uur [39](#page=39).
* Bij hoogrisico blootstelling voor HBV: vaccinatie en toediening van anti-HBV immuunglobulines [39](#page=39).
### 4.2 Overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen (isolatiemaatregelen)
Overdrachtsgebonden voorzorgsmaatregelen, ook wel 'Transmission Based Precautions' genoemd, zijn altijd aanvullend op de standaard voorzorgen. Ze worden vaak toegepast na actieve detectie of screening en vormen een onderdeel van een verticale benadering van infectiepreventie. Bij bronisolatie wordt de patiënt, als bron van besmettelijke kiemen, geïsoleerd om de omgeving te beschermen. Beschermende isolatie (omgekeerde isolatie) daarentegen, isoleert patiënten met een sterk verminderde weerstand om hen te beschermen tegen micro-organismen van buitenaf [40](#page=40).
#### 4.2.1 Isolatievormen
De isolatievormen zijn afhankelijk van de overdrachtswijze van het infectieus agens. De dichotomie tussen druppel- en aerogene isolatie werd na COVID-19 verlaten, maar internationale richtlijnen zijn nog niet volledig aangepast. In UZ Gent zijn de benamingen recent aangepast naar 'Isolatie LUCHT' en 'Isolatie LUCHT PLUS' [40](#page=40) [41](#page=41).
Belangrijke isolatievormen zijn:
* **Contactisolatie:**
* Overdracht vindt plaats door direct of indirect contact met de patiënt en diens omgeving [41](#page=41).
* Voorbeelden: MRSA, VRE, MRGN, *C. difficile* [41](#page=41).
* Bij voorkeur een eenpersoonskamer, deur mag open [41](#page=41).
* Nadruk op handhygiëne en dragen van handschoenen bij elk contact [41](#page=41).
* Draag een isolatieschort bij kans op contaminatie van kledij [41](#page=41).
* Bij MRSA wordt een masker aanbevolen ter preventie van zelfbesmetting door hand-neuscontact [41](#page=41).
* Bij *C. difficile* wordt handen gewassen in plaats van ontsmet (sporen zijn alcoholresistent) [41](#page=41).
* **Druppelisolatie:**
* Overdracht via druppeltjes [41](#page=41).
* Voorbeelden: meningokokkenmeningitis, bof [41](#page=41).
* Bij voorkeur een eenpersoonskamer, deur mag open [41](#page=41).
* Nadruk op het dragen van een mond-neusmasker (proceduremasker) bij patiëntencontact [41](#page=41).
* Patiënten dragen een masker indien zij de kamer verlaten [41](#page=41).
* **Contact-druppelisolatie:**
* Een variant die van toepassing is op verwekkers die langer op oppervlakken kunnen overleven [41](#page=41).
* Voorbeelden: influenza, pertussis (kinkhoest), SARS-CoV-2 [41](#page=41).
* **Aerogene isolatie:**
* Overdracht vindt plaats via kleine deeltjes in de lucht die blijven zweven [42](#page=42).
* Voorbeeld: open longtuberculose [42](#page=42).
* Vereist een aparte, afgesloten kamer met negatieve druk (of gefilterde lucht) [42](#page=42).
* Draag een hoogfiltratiemasker ('eendenbekmasker') voordat de kamer wordt betreden [42](#page=42).
* **Contact-aerogene isolatie:**
* Een variant voor verwekkers die langer in de omgeving kunnen overleven [42](#page=42).
* Voorbeelden: mazelen, varicella [42](#page=42).
* **Strikte isolatie:**
* Wordt toegepast bij zeer ernstige infecties zoals virale hemorragische koorts (bv. Ebola) [40](#page=40).
* Alle barrièremaatregelen worden maximaal toegepast, inclusief het bedekken van het volledige lichaam, dubbele handschoenen en dubbele barrières voor de slijmvliezen van het gelaat [40](#page=40).
* **Beschermende isolatie ('omgekeerde' isolatie):**
* Een bijzondere vorm ter bescherming van uiterst vatbare patiënten (bv. na stamceltransplantatie, in diepe neutropenie, bij grote huiddefecten) [42](#page=42).
* De kamer is afgesloten en in overdruk met gefilterde (kiemvrije) lucht [42](#page=42).
* Standaard voorzorgsmaatregelen worden stringenter toegepast, met extra maatregelen voor reiniging, desinfectie en bezoekers [42](#page=42).
#### 4.2.2 Overzicht van isolatiemaatregelen per pathogeen (voorbeelden)
Verschillende pathogenen vereisen specifieke isolatiemaatregelen. Het beleid kan per ziekenhuis verschillen, afhankelijk van de eigen epidemiologie en setting [41](#page=41) [43](#page=43) [44](#page=44) [45](#page=45) [46](#page=46).
* **MRGN, VRE, MRSA, *C. difficile*, Norovirus, *Candida auris***: Vereisen producten voor hooggradige desinfectie. Voor *C. difficile* is handen wassen vereist in plaats van ontsmetten. Voor MRSA wordt een masker aanbevolen [41](#page=41) [44](#page=44).
* **Respiratoire virussen (bv. influenza, RSV, SARS-CoV-2), Meningokokken meningitis, Bof:** Vallen onder druppelisolatie of contact-druppelisolatie. Bij SARS-CoV-2 wordt dit vooral toegepast bij aerosolgenererende procedures [41](#page=41) [45](#page=45).
* **Open longtuberculose:** Vereist aerogene isolatie (LUCHT PLUS @UZG) met een hoogfiltratiemasker [42](#page=42) [48](#page=48).
* **Mazelen, Windpokken (Varicella):** Vereisen contact-aerogene isolatie [42](#page=42) [46](#page=46).
* **Virale hemorragische koorts (bv. Ebola):** Vereist strikte isolatie met maximale barrièremaatregelen [47](#page=47).
#### 4.2.3 Persoonlijke beschermingsmiddelen bij isolatiemaatregelen
De benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) variëren per isolatiemaatregel [48](#page=48).
* **Contactisolatie (bv. MRSA, CPE):** Handhygiëne, handschoenen, en een schort bij kans op contaminatie van de kleding [48](#page=48).
* **Druppelisolatie (bv. bof):** Proceduremasker bij contact op minder dan 1 meter afstand (LUCHT @UZG) [48](#page=48).
* **Aerogene isolatie (bv. longTB):** Hoogfiltratiemasker (LUCHT PLUS @UZG) [48](#page=48).
---
# Specifieke ziekenhuisbacteriën en organisatie van infectiepreventie
Dit deel behandelt specifieke multiresistente bacteriën (MRSA, VRE, MRGN) en de organisatie van infectiepreventie binnen Belgische ziekenhuizen.
### 5.1 Specifieke ‘ziekenhuisbacteriën’ (MDRO)
De term 'ziekenhuisbacteriën' wordt in de volksmond gebruikt voor bacteriën, meestal multiresistent, die men kan oplopen tijdens een ziekenhuisverblijf. Wetenschappelijk spreekt men van multidrugresistente microorganismen (MDRO). Het gevaar van deze bacteriën ligt doorgaans niet in een verhoogde virulentie, maar eerder in een combinatie van factoren: een verminderde weerstand van de patiënt, late documentatie van resistentie waardoor behandelingen reeds vergevorderd zijn, en het feit dat effectieve antibiotica duur, toxisch, moeilijk te doseren zijn of zelfs niet beschikbaar zijn [49](#page=49).
#### 5.1.1 Screening en decontaminatie
Screening naar MDRO is meestal gericht op specifieke risicopatiënten en gebeurt via monsters van specifieke lichaamssites (bv. keel, neus, rectum). In het laboratorium wordt gezocht naar multiresistente bacteriën op selectieve kweekbodems of via moleculaire detectie van resistentiegenen [49](#page=49).
Decontaminatie (dekolonisatie) is enkel mogelijk voor MRSA, en dan nog onder specifieke omstandigheden: een combinatie van neuszalf (mupirocine), keelspoeling (chloorhexidine) en huidwassen met antiseptische zeep (chloorhexidine of povidonjood). Voor darmbacteriën zoals VRE en CPE is decontaminatie niet mogelijk [49](#page=49).
#### 5.1.2 Ziekenhuisbacteriën en de community
Het wijdverbreide gebruik van antibiotica, ook in de diergeneeskunde, draagt bij aan de verspreiding van ziekenhuisbacteriën zoals ESBL en MRSA in de gemeenschap, wat de beheersing bemoeilijkt [49](#page=49).
#### 5.1.3 Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA)
MRSA is een huidbacterie waarbij de neus de voorkeurslocatie is, maar ook andere lichaamssites variabel kunnen zijn. MRSA kan zorginfecties veroorzaken zoals pneumonie, CLABSI en POWI. Naast hospital-acquired (HA) MRSA bestaan er ook community-acquired (CA) MRSA, die fulminante huidinfecties en pneumonie kunnen veroorzaken bij jonge, gezonde personen, en livestock-associated (LA) MRSA, die voorkomt bij veehouders en hun familieleden. Er is een internationale trend van dalende MRSA-incidentie, vermoedelijk mede door beleid in woon-zorgcentra (WZC) die een belangrijk reservoir vormden [50](#page=50).
#### 5.1.4 Vancomycine-resistente Enterokokken (VRE)
VRE zijn enterokokken die resistent zijn tegen glycopeptiden (vancomycine) en vaak ook tegen penicillines, waardoor slechts weinig antibiotica nog effectief zijn. Dragerschap van VRE, buiten infectiehaarden, bevindt zich in de darmen. VRE komt gelokaliseerd voor (epidemische verheffingen) in bepaalde ziekenhuizen en vormt in andere landen, zoals de USA en Frankrijk, een groter probleem [50](#page=50).
#### 5.1.5 Multiresistente Gramnegatieve Staven (MRGN)
MRGN omvatten bacteriën zoals *Enterobacterales* (*E. coli*, *Klebsiella pneumoniae*, *Klebsiella aerogenes*, *Enterobacter cloacae*) en non-fermenters (*Pseudomonas aeruginosa*, *Acinetobacter baumannii*) die resistent zijn tegen meerdere antibioticaklassen (co-resistentie). Dit komt door clustering van resistentiegenen, vaak op een plasmide. Er zijn nauwelijks klassieke antibiotica actief tegen deze kiemen; men moet terugvallen op reserve- of suboptimale antibiotica [51](#page=51).
De normale habitat van *Enterobacterales* is de darm, waar screening gebeurt met een rectale wisser. Bij kolonisatie of infectie met non-fermenters denkt men eerder aan omgevingsbronnen (bv. water bij *P. aeruginosa*). Screening kan dan respiratoir, darm, wonde, etc. gebeuren [51](#page=51).
Er worden specifieke categorieën onderscheiden:
* Zeer multidrugresistente of pandrugresistente gramnegatieve staven (algemeen) [51](#page=51).
* Bacteriën die ESBL (extended-spectrum beta-lactamase) produceren. Dit zijn enzymen die de meeste beta-lactams (inclusief 3e generatie cefalosporines), maar niet carbapenems, kunnen afbreken. ESBLs zijn al decennia aanwezig in ziekenhuizen en zijn nu ook sterk verspreid in de gemeenschap, wat screening en isolatie controversieel maakt [51](#page=51).
* CPE (carbapenemase producerende Enterobacterales): deze breken ook antibiotica van de carbapenemgroep af. Actieve surveillance, inclusief screening en isolatie, wordt aanbevolen om verdere uitbreiding in te dijken [51](#page=51).
Een nuttige website met Belgische richtlijnen en resultaten van nationale surveillance van MRSA, VRE en MRGN (incl. CPE) is www.nsih.be (Sciensano) [51](#page=51).
### 5.2 Organisatie van infectiepreventie (ziekenhuishygiëne) in België
In België is de organisatie van infectiepreventie beschreven in het Koninklijk Besluit (KB) van 26 april 2007. Elk ziekenhuis beschikt over een Team voor ziekenhuishygiëne (T ZHH), samengesteld uit een arts en een of meerdere verpleegkundigen met bijkomende bekwaamheid. Een Comité voor ziekenhuishygiëne, met vertegenwoordigers uit alle geledingen van het ziekenhuis, stuurt het T ZHH aan [53](#page=53).
#### 5.2.1 Surveillance
Elk ziekenhuis neemt verplicht deel aan drie surveillancemodules van het nationaal surveillanceprogramma van Sciensano (www.nsih.be): MRSA, MRGN en kathetergerelateerde bloedstroominfecties (CLABSI). Daarnaast neemt het ziekenhuis deel aan één optionele module, zoals VRE, *C. difficile*, surveillance van postoperatieve wondinfecties of infecties op intensieve zorgafdelingen [53](#page=53).
#### 5.2.2 Opdrachten van het Team Ziekenhuishygiëne
De opdrachten van het T ZHH omvatten:
1. Ontwikkeling, implementatie en opvolging van het beleid met betrekking tot standaard- en overdrachtsgebonden voorzorgen, en surveillance van ziekenhuisinfecties [53](#page=53).
2. Opzetten van een epidemiebeleid: opsporen en indijken van epidemische verheffingen door middel van omgevingskweken, typering, etc. [53](#page=53).
3. Opvolgen van hygiëneaspecten bij ziekenhuisactiviteiten zoals bouw- en verbouwprojecten, activiteiten in hoogrisico-afdelingen (operatie- en verloskwartier) en de aankoop van materialen [53](#page=53).
4. Implementatie van officiële aanbevelingen van bijvoorbeeld de Hoge Gezondheidsraad (HGR) [53](#page=53).
5. Uitwisseling van informatie en ervaring op het niveau van regionale werkgroepen (‘Provinciale platformen’) [53](#page=53).
6. Opstellen van een algemeen strategisch plan, een jaarlijks beleidsplan, een activiteitenverslag en een jaarlijks verslag over de werking van het team [53](#page=53).
#### 5.2.3 Infectiepreventie buiten de ziekenhuizen/zorginstellingen
Ook in de eerste lijn (huisartspraktijk, thuisconsultaties, thuisverpleging) gelden principes van infectiepreventie, met nadruk op standaardvoorzorgen (persoonlijke beschermingsmiddelen, handhygiëne, preventie van prikongevallen) en zorgmateriaal (desinfectie/sterilisatie). Echter, hier ontbreekt surveillance, ondersteuning door een infectiepreventieteam, en advies voor antibioticagebruik is moeilijker te verkrijgen, evenals nazicht van procedures [54](#page=54).
Artsen infectieziektenbestrijding van het Departement Zorg (Vlaamse Overheid) bieden hulp. Er is een verplichte aangifte van diverse infectieziekten (bv. HBV, HCV, HIV, syfilis, gonorree, open longtuberculose, legionellose, MDRO uitbraken) aan deze diensten voor epidemiologisch onderzoek en maatregelen. Bij vermoeden van een epidemische verheffing kan men op hun diensten beroep doen. Het Outbreak Support Team (OST) van Sciensano en Departement Zorg kan ter plaatse komen indien nodig. Meer informatie is te vinden op www.vlaanderen.be/departement-zorg/infectieziekten-en-vaccinaties [54](#page=54).
In woon- en zorgcentra (WZC) bestaat het artsenteam meestal uit onafhankelijk werkende huisartsen. Het besef groeit dat deze instellingen een hoge concentratie resistente bacteriën bevatten, waardoor principes van infectiepreventie steeds meer geïmplementeerd worden, inclusief een pril infectiebeheersingsteam. De COVID-19 pandemie heeft het belang van infectiepreventie in WZC aangetoond, met grote uitbraken die veel levens eisten. Coördinerende en raadgevende artsen (CRA) spelen vaak een sleutelrol bij het opzetten van beleid rond infectiepreventie en antimicrobial stewardship [54](#page=54).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Infectiepreventie en -bestrijding (IPC) | Een reeks maatregelen gericht op het voorkomen van de overdracht van micro-organismen om kolonisatie en zorginfecties te vermijden. Het doorbreken van de infectieketen is hierbij het centrale doel. |
| Zorginfectie (Healthcare Associated Infection, HAI) | Een infectie die wordt opgelopen tijdens zorgverlening in een ziekenhuis of andere zorginstelling, minstens 48 uur na opname. |
| Nosocomiale infectie | Een verouderde term voor zorginfectie, die specifiek verwijst naar infecties opgelopen in een ziekenhuisomgeving. |
| Multidrugresistente micro-organismen (MDRO) | Micro-organismen die resistent zijn tegen meerdere klassen van antibiotica, wat de behandeling van infecties aanzienlijk bemoeilijkt. |
| Overdrachtswegen | De manieren waarop micro-organismen zich kunnen verspreiden, zoals via direct of indirect contact, druppels of de lucht (aerogeen). |
| Besmetting | De aanwezigheid van micro-organismen op of in het lichaam zonder dat deze zich vermenigvuldigen of ziekteverschijnselen veroorzaken. |
| Kolonisatie | De aanwezigheid en vermenigvuldiging van micro-organismen op of in het lichaam, zonder dat dit leidt tot ziekteverschijnselen. |
| Infectie | De vermenigvuldiging van micro-organismen in het lichaam, gepaard gaande met ziekteverschijnselen (dolor, tumor, rubor, calor, functio laesa). |
| Reiniging | Het proces van het verwijderen van zichtbaar vuil, organisch materiaal en micro-organismen van oppervlakken of voorwerpen. Dit is een essentiële voorbereidende stap voor desinfectie en sterilisatie. |
| Desinfectie | Een proces dat een sterke, maar niet volledige eliminatie van micro-organismen bewerkstelligt. Het doodt de meeste bacteriën, virussen en schimmels, maar mogelijk niet alle sporen. |
| Sterilisatie | Het proces waarbij alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, worden geëlimineerd. Dit garandeert dat een voorwerp volledig vrij is van microbieel leven. |
| Spaulding classificatie | Een classificatiesysteem dat medische instrumenten en zorgmaterialen indeelt in drie risicocategorieën (kritisch, semi-kritisch, niet-kritisch) om het geschikte decontaminatieproces te bepalen. |
| Hoge niveau desinfectie (HLD) | Een desinfectieproces dat effectief is tegen de meeste micro-organismen, inclusief mycobacteriën, maar mogelijk niet tegen alle bacteriële sporen. |
| Standaard voorzorgsmaatregelen | Een reeks universele hygiënemaatregelen die te allen tijde bij alle patiënten worden toegepast om de overdracht van micro-organismen te voorkomen. |
| Handhygiëne | De reiniging en ontsmetting van de handen om de overdracht van micro-organismen te minimaliseren. Dit omvat handen wassen met water en zeep, en handen ontsmetten met een alcoholische oplossing. |
| Transiënte microflora | De tijdelijke micro-organismen op de huid die voornamelijk verantwoordelijk zijn voor kruisbesmettingen. Deze flora wordt beïnvloed door huidcontact. |
| Residente microflora | De permanente micro-organismen die dieper in de huidlagen leven en een beschermende functie hebben. Deze flora wordt minder beïnvloed door handen wassen. |
| Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) | Hulpmiddelen zoals handschoenen, mondmaskers, oogbescherming en schorten die worden gebruikt om zorgverstrekkers en patiënten te beschermen tegen blootstelling aan micro-organismen. |
| Overdrachtsgebonden voorzorgen (Transmission-based precautions) | Specifieke isolatiemaatregelen die worden toegepast naast de standaard voorzorgsmaatregelen, gebaseerd op de bekende of vermoedelijke overdrachtswijze van een infectieus agens (bv. contact-, druppel-, aerogene isolatie). |
| Isolatie | Het afzonderen van een patiënt om de verspreiding van infectieziekten te voorkomen. Dit kan bronisolatie (om de omgeving te beschermen) of beschermende isolatie (om de patiënt te beschermen) omvatten. |
| MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus) | Een bacterie die resistent is tegen methicilline en verwante antibiotica. Kan zowel zorginfecties veroorzaken als asymptomatisch dragerschap vertonen. |
| VRE (Vancomycine-resistente Enterokokken) | Enterokokken die resistent zijn tegen het antibioticum vancomycine, waardoor veel gebruikelijke behandelingsopties ontoereikend zijn. |
| MRGN (Multiresistente gramnegatieve staven) | Gramnegatieve bacteriën die resistent zijn tegen meerdere klassen van antibiotica, waaronder vaak geavanceerde antibiotica. Dit omvat onder andere ESBL-producerende bacteriën en CPE. |
| CPE (Carbapenemase-producerende Enterobacterales) | Een specifieke groep multiresistente gramnegatieve staven die enzymen (carbapenemases) produceren die zelfs de carbapenem-antibiotica afbreken. |
| Respiratoire hygiëne en hoestetiquette | Maatregelen gericht op het voorkomen van de verspreiding van respiratoire infecties, zoals het bedekken van mond en neus bij hoesten of niezen en het toepassen van handhygiëne. |
| Prikongevallen | Accidentele penetratie van de huid met een scherp medisch instrument (bv. naald), wat kan leiden tot overdracht van bloedoverdraagbare ziekten. |
| Aerogene isolatie | Een isolatievorm die wordt toegepast voor ziekteverwekkers die via de lucht worden overgedragen in de vorm van kleine aerosolen, zoals bij open longtuberculose. |
| Druppelisolatie | Een isolatievorm die wordt toegepast voor ziekteverwekkers die via grotere druppels worden overgedragen, bijvoorbeeld bij hoesten of niezen. |
| Contactisolatie | Een isolatievorm die wordt toegepast voor ziekteverwekkers die zich via direct of indirect contact verspreiden, zoals MRSA of C. difficile. |