Cover
Mulai sekarang gratis 2025 CL14 Bradyaritmie en geleidingsstoornissen [Automatisch opgeslagen].pdf
Summary
# Bradycardie en sinusritmestoornissen
Dit onderwerp behandelt de verschillende oorzaken en manifestaties van een te trage hartslag (bradycardie), inclusief specifieke sinusritmestoornissen zoals sinusaritmie en sinusbradycardie, evenals het sick sinus syndroom en de bijbehorende behandelingsopties, met nadruk op pacemakers [2](#page=2) [3](#page=3).
### 1.1 Definitie van bradycardie
Bradycardie wordt gedefinieerd als een hartritme lager dan 60 slagen per minuut (bpm) gedurende de dag, of lager dan 50 bpm gedurende de nacht. Het is belangrijk op te merken dat een lage hartslag, met name bij goed getrainde sporters, een normaal fenomeen kan zijn vanwege een verhoogde vagale tonus door training. Bij sporters kan de hartslag in rust zelfs rond de 40 bpm liggen, mede door een groter slagvolume [2](#page=2) [8](#page=8).
### 1.2 Sinusritmestoornissen
#### 1.2.1 Sinusaritmie
Sinusaritmie is een fenomeen waarbij de hartslag wisselend is door veranderingen in de autonome tonus, met name de balans tussen de parasympathische (PS) en sympathische (OS) innervatie van de sinusknoop. Tijdens inspiratie daalt de parasympathische tonus en neemt de sympathische tonus toe, wat leidt tot een versnelling van de hartslag. Omgekeerd, tijdens expiratie, neemt de parasympathische tonus toe en vertraagt de hartslag. Dit is een volledig normaal verschijnsel, met name bij jonge personen, en wordt gekenmerkt door ademhalingsgebonden veranderingen in de hartfrequentie [7](#page=7).
#### 1.2.2 Sinusbradycardie
Sinusbradycardie is een specifieke vorm van bradycardie waarbij de frequentie onder de 60 bpm in rust ligt (of onder de 50 bpm 's nachts) . De oorzaken van sinusbradycardie kunnen worden onderverdeeld in extrinsieke en intrinsieke factoren [8](#page=8).
* **Extrinsieke oorzaken** omvatten onder andere hypothermie, hypothyreoïdie, cholestase, verhoogde intracraniële druk, en medicatie zoals bètablokkers, digitalis en anti-aritmica. Neurale oorzaken zoals vagale stimulatie of het carotis sinus syndroom (waarbij masseren van de carotis sinus tot ernstige bradycardie of AV-blok kan leiden) vallen hier ook onder [8](#page=8).
* **Intrinsieke oorzaken** zijn gerelateerd aan problemen met de sinusknoop zelf. Dit omvat acute ischemie of infarcering van de sinusknoop, en degeneratief lijden met fibrose in de sinusknoop en het atrium, wat leidt tot het sick sinus syndroom. In dergelijke gevallen contraheert de sinusknoop minder snel dan normaal [8](#page=8).
Het is belangrijk te beseffen dat sinusbradycardie niet altijd pathologisch is en vaak aangepast moet worden bij sporters [8](#page=8).
#### 1.2.3 Sick sinus disease (sinoatriale ziekte / bradytachy-syndroom)
Sick sinus disease, ook wel bekend als sinoatriale ziekte of bradytachy-syndroom, wordt veroorzaakt door idiopathische fibrose in de sinusknoop en het atrium, vaak geassocieerd met leeftijd, ischemisch hartlijden, cardiomyopathie, of myocarditis [9](#page=9).
* **Klinische presentatie:** Patiënten met sick sinus disease kunnen zowel periodes van sinusbradycardie of sinusarrest ervaren, als afwisselende periodes van atriale tachyaritmieën, zoals boezemflutter of atriumfibrilleren (AF) . Dit samenspel van te trage en te snelle ritmes staat bekend als het bradytachy-syndroom [9](#page=9).
* **Behandeling:** De behandeling is gericht op zowel de bradycarde als de tachycarde componenten. Medicatie kan worden ingezet om de tachy-component te beheersen, terwijl een pacemaker (PM) noodzakelijk is om de bradycarde episodes op te vangen. Wanneer de patiënt te trage polsen heeft, moet de oorzaak gevonden en aangepakt worden [10](#page=10) [9](#page=9).
### 1.3 Behandeling van bradycardie en ritmestoornissen
De behandeling van bradycardie en bijbehorende ritmestoornissen is multifactorieel en afhankelijk van de oorzaak en de symptomatologie van de patiënt [10](#page=10).
* **Identificeren en aanpakken van extrinsieke oorzaken:** Het opsporen van extrinsieke oorzaken van bradycardie is een eerste stap. Preventieve maatregelen kunnen ook worden genomen bij neurocardiogene syncope [10](#page=10).
* **Acute interventies:** Bij reversibele oorzaken of in afwachting van definitieve behandeling kunnen intraveneuze medicatie zoals atropine (een anticholinergicum) of isoproterenol (een bèta-1 stimulator), of een temporaire pacemaker (transveneus of extern) worden ingezet [10](#page=10).
* **Definitieve pacemaker (PM):** Een definitieve pacemaker wordt geïndiceerd bij symptomatische patiënten. Dit is met name het geval bij sick sinus syndroom, vooral wanneer dit gepaard gaat met anti-aritmica voor de tachy-aritmie, en bij carotis sinus overgevoeligheid met pauzes langer dan 3 seconden [10](#page=10).
Indien de kans klein is dat het ritme zich spontaan normaliseert, zal een andere behandelstrategie worden overwogen [10](#page=10).
---
# Geleidingsstoornissen: Atrioventriculair blok
Dit topic behandelt de verschillende gradaties van atrioventriculair blok (AV-blok), inclusief hun diagnostiek op ECG en behandelingsprincipes [5](#page=5).
### 2.1 Inleiding tot geleidingsstoornissen
Geleidingsstoornissen kunnen optreden in de sinusknoop, de AV-klep (atrioventriculair blok), of het His-Purkinje systeem (intraventriculaire geleidingsstoornissen). AV-geleidingsstoornissen zijn gekenmerkt door een progressieve vertraging van de elektrische geleiding door de AV-knoop. In tegenstelling hiermee is een blokkade in het His-Purkinje systeem een "on/off" fenomeen, wat plotselinger en potentieel gevaarlijker is [11](#page=11) [3](#page=3) [4](#page=4).
### 2.2 Atrioventriculair blok (AV-blok)
AV-blokken worden geclassificeerd op basis van de ernst van de geleidingsvertraging of -blokkade tussen de atria en de ventrikels. De diagnostiek steunt voornamelijk op de analyse van het elektrocardiogram (ECG) [14](#page=14).
#### 2.2.1 Eerste graads AV-blok
Bij een eerste graads AV-blok wordt elke P-top gevolgd door een QRS-complex, maar het PR-interval is verlengd tot meer dan 0.22 seconden. Deze vorm vereist doorgaans geen specifieke therapie en dient enkel opgevolgd te worden, tenzij er sprake is van de ziekte van Steinert, een neuromusculaire aandoening waarbij het een vroeg signaal kan zijn voor ernstigere geleidingsstoornissen [14](#page=14).
#### 2.2.2 Tweede graads AV-blok
Het tweede graads AV-blok kent twee belangrijke subtypes:
##### 2.2.2.1 Type Mobitz 1 (Wenckebach fenomeen)
Dit subtype wordt gekenmerkt door een progressieve verlenging van het PR-interval tot een P-top niet wordt gevolgd door een QRS-complex, wat resulteert in "group beating" (groepering van complexe en een daaropvolgende pauze). Het blok situeert zich meestal in de AV-knoop en vereist meestal geen therapie, enkel opvolging [15](#page=15).
##### 2.2.2.2 Type Mobitz 2
Bij Mobitz 2 wordt een QRS-complex weggelaten in een verder regelmatig ritme, zonder voorafgaande PR-verlenging. Vaak is er een discrete verbreding van het QRS-complex (> 0.12s). Dit type blok bevindt zich meestal infranodaal (His-Purkinje systeem) en heeft een hogere kans op progressie naar een totaal AV-blok zonder adequaat escape ritme. Dit vormt een indicatie voor het plaatsen van een pacemaker [16](#page=16).
##### 2.2.2.3 Tweede graads AV-blok met 2:1 of 3:1 blok
Bij een 2:1 of 3:1 blok wordt respectievelijk elke tweede of derde P-top gevolgd door een QRS-complex. Dit kan berusten op een Mobitz 1 (met verlengd PR-interval, intranodaal) of een Mobitz 2 (met normaal PR-interval, infranodaal). Een verlengde PR-interval wijst meer op Mobitz 1, terwijl een normaal PR-interval eerder duidt op Mobitz 2 en een hogere indicatie voor een pacemaker inhoudt [17](#page=17).
#### 2.2.3 Derde graads AV-blok (totaal AV-blok)
Bij een derde graads AV-blok geleiden de P-toppen niet door naar de ventrikels. De ventriculaire activiteit is gebaseerd op een spontaan escape ritme, wat resulteert in AV-dissociatie (geen relatie tussen P-toppen en QRS-complexen). De oorzaak van de geleidingsvertraging dient te worden opgespoord (bv. medicatie, ischemie) [18](#page=18) [19](#page=19).
Het totaal AV-blok kan zich manifesteren met:
* **Smal QRS-complex:** Het escape QRS-complex is kleiner dan 0.12 seconden, wat duidt op een blok hoog in de AV-knoop of de Hisbundel. Het escape ritme is doorgaans 40-50 slagen per minuut en relatief betrouwbaar. Klachten kunnen duizeligheid en syncope omvatten. Behandeling kan bestaan uit tijdelijke opvang met medicatie (atropine, isoproterenol) of een tijdelijke pacemaker bij een transiënte oorzaak. Bij een permanente oorzaak, symptomatische patiënten, onderliggend lijden of congenitaal AV-blok is een definitieve pacemaker geïndiceerd [18](#page=18) [21](#page=21).
* **Breed QRS-complex:** Het escape QRS-complex is groter dan 0.12 seconden, wat aangeeft dat het escape ritme onder de Hisbundel ontstaat, dus meer distaal in het His-Purkinje systeem. Het escape ritme is hierbij traag (15-40 slagen per minuut) en minder stabiel. Etiologieën omvatten fibrose, inflammatie, ischemisch hartlijden en cardiomyopathie. Klachten kunnen duizeligheid en brutale syncope (Adams-Stokes aanval) zijn. Behandeling bestaat uit een definitieve pacemaker. Er is een risico op ventriculaire ritmestoornissen, wat een noodzaak tot ICD-implantatie kan rechtvaardigen [18](#page=18) [22](#page=22).
**Voorbeelden van totaal AV-blok:**
Twee voorbeelden tonen een totaal AV-blok met respectievelijk smalle en brede QRS-complexen, waarbij de AV-dissociatie duidelijk zichtbaar is. Dit kan leiden tot symptomen zoals hypoperfusie van de hersenen, wat resulteert in vallen en stuipen. In dergelijke gevallen is pacemakerimplantatie geïndiceerd [20](#page=20) [24](#page=24) [25](#page=25).
> **Tip:** Bij verdenking op een AV-blok, vooral bij de 2e en 3e graads vormen, is een langdurige monitoring (bv. via Holter) essentieel om de aard en de ernst van de geleidingsstoornis volledig te documenteren, met name als de initiële ECG-opnames niets significant aantonen [15](#page=15) [24](#page=24) [25](#page=25).
> **Voorbeeld:** Een patiënt met een totale AV-blok kan plotseling bewustzijn verliezen (syncope) door een gebrek aan adequate perfusie van de hersenen als gevolg van de zeer trage hartslag. Dit is een klassieke presentatie die onmiddellijke interventie vereist [22](#page=22) [25](#page=25).
---
# Geleidingsstoornissen: Bundeltakblokken
Dit onderwerp behandelt de classificatie, oorzaken, klinische presentatie en mogelijke behandelingen van bundeltakblokken.
### 3.1 Inleiding tot bundeltakblokken
Bundeltakblokken zijn geleidingsstoornissen die optreden in de bundeltakken van het hart, welke verantwoordelijk zijn voor de elektrische activatie van de ventrikels. Deze blokkades kunnen variëren van onvolledig tot volledig en hebben verschillende onderverdelingen afhankelijk van de locatie en ernst van de geleidingsvertraging [26](#page=26).
### 3.2 Classificatie van bundeltakblokken
De bundeltakken splitsen zich vanuit de bundel van His in een linker- en een rechtertak. De linker bundeltak vertakt zich verder in een anterieure en een posterieure fascikel. Op basis van deze anatomie worden bundeltakblokken geclassificeerd als [27](#page=27):
* **Onvolledig bundeltakblok:** Gekenmerkt door een verbreding van het QRS-complex tot maximaal 0,11 seconden. Dit kan voorkomen in de rechter bundeltak (ORBTB) of de linker bundeltak (OLBTB). Deze vorm heeft meestal geen klinische consequenties en wordt beschouwd als een constatering van geleidingsproblemen op ventrilair niveau [28](#page=28).
* **Volledig bundeltakblok:** Gedefinieerd door een verbreed QRS-complex van meer dan 0,12 seconden. De morfologie van het QRS-complex reflecteert een vertraging in de rechter (RBTB) of linker (LBTB) bundeltakconductie [28](#page=28).
* **Rechter bundeltakblok (RBTB):** Kenmerkt zich door een rsR' patroon in afleidingen V1-V3 en een brede S-golf in afleidende II, III, aVF en V5-V6. Het QRS-complex kan visueel worden vergeleken met een konijn met twee oren, waarbij één oor kleiner is [28](#page=28).
* **Linker bundeltakblok (LBTB):** Presenteert zich met een diepe S-golf in V1-V3 en een brede (gehaakte) R-golf in afleidende I, aVL en V6. Dit patroon kan worden beschouwd als omgekeerd ten opzichte van een rechter bundeltakblok [28](#page=28).
* **Hemiblok:** Een geleidingsvertraging of blok in een van de vertakkingen van de linker bundeltak [30](#page=30).
* **Linker anterior hemiblok (LAHB):** Resulteert in een linker asdeviatie [30](#page=30).
* **Linker posterior hemiblok (LPHB):** Veroorzaakt een rechter asdeviatie. Een combinatie van RBTB en LAHB wordt ook beschreven [30](#page=30).
* **Bifasciculair blok:** Een gecombineerde geleidingsvertraging in twee van de drie fascikels (rechter bundeltak, linker anterior fascikel, linker posterior fascikel). Typische combinaties zijn [31](#page=31):
* Rechter bundeltakblok (RBTB) plus linker anterior hemiblok (LAHB) [31](#page=31).
* Rechter bundeltakblok (RBTB) plus linker posterior hemiblok (LPHB) [31](#page=31).
* **Trifasciculair blok:** Omvat AV-geleidingsvertraging in combinatie met een bifasciculair blok. Dit type blok brengt een hoger risico op een totaal AV-blok met zich mee [31](#page=31).
### 3.3 Oorzaken van bundeltakblokken
De oorzaken van bundeltakblokken variëren afhankelijk van of het een rechter of linker bundeltak betreft [32](#page=32).
* **Oorzaken van rechter bundeltakblok (RBTB):**
* Komt voor bij ongeveer 1% van de jonge personen zonder onderliggende hartafwijking [32](#page=32).
* Longlijden, zoals pulmonale hypertensie, longembolie of cor pulmonale [32](#page=32).
* Congenitale hartaandoeningen, waaronder atriumseptumdefect (ASD), pulmonalisklepstenose (P-stenose) en tetralogie van Fallot [32](#page=32).
* **Oorzaken van linker bundeltakblok (LBTB):**
* LBTB komt nooit voor bij een volledig normale persoon [32](#page=32).
* Ischemisch hartlijden [32](#page=32).
* Cardiomyopathie [32](#page=32).
* Aortaklepstenose [32](#page=32).
* Hypertensie [32](#page=32).
### 3.4 Klinische presentatie en consequenties
Bundeltakblokken kunnen geassocieerd zijn met diverse klinische consequenties, afhankelijk van de onderliggende oorzaak en de impact op de hartfunctie [26](#page=26).
* **Symptomen:**
* Meestal zijn patiënten met een bundeltakblok asymptomatisch [33](#page=33).
* Dyspneu kan optreden als gevolg van linkerventrikel disfunctie bij patiënten met een cardiomyopathie en een LBTB, veroorzaakt door asynchronie. Dit kan een indicatie zijn voor CRT (cardiac resynchronization therapy) of biventriculaire pacing [33](#page=33).
* Syncope kan voorkomen bij het optreden van een intermitterend totaal AV-blok, met name bij patiënten met een trifasciculair blok [33](#page=33).
* **Klinische bevindingen:**
* Het lichamelijk onderzoek kan normaal zijn [33](#page=33).
* Een ont,【dubbelde tweede harttoon kan aanwezig zijn, zowel bij RBTB als LBTB [33](#page=33).
* Tekenen van hartfalen kunnen optreden, vooral wanneer er sprake is van linkerventrikel disfunctie [33](#page=33).
> **Tip:** Een LBTB kan wijzen op een onderliggende structurele hartziekte, terwijl een RBTB vaker voorkomt bij longziekten of aangeboren hartafwijkingen.
> **Tip:** Bij patiënten met een bifasciculair of trifasciculair blok is er een verhoogd risico op progressie naar een totaal AV-blok, wat pacing noodzakelijk kan maken [26](#page=26) [31](#page=31).
---
# Behandeling van geleidingsstoornissen en pacemakers
Dit topic behandelt de algemene behandelingsstrategieën voor geleidingsstoornissen, met de nadruk op medicamenteuze opties en de inzet van tijdelijke en definitieve pacemakers.
### 4.1 Algemene behandelingsprincipes
De behandeling van geleidingsstoornissen richt zich op het identificeren en aanpakken van extrinsieke oorzaken van bradycardie. Preventieve maatregelen, zoals bij neurocardiogene syncope, kunnen worden overwogen [10](#page=10).
#### 4.1.1 Medicamenteuze behandeling
* **Atropine IV (anticholinergicum):** Wordt toegediend als een bolus van 0,25 tot 1 mg intraveneus en is bedoeld voor kortetermijngebruik. Het heeft voornamelijk effect op de sinusknoop en minder op de AV-knoop (tenzij vagale invloed aanwezig is) of het His-Purkinje systeem. Bijwerkingen zijn onder meer een droge mond, wazig zicht en een opgezet abdomen [34](#page=34).
* **Isoproterenol (β1-stimulator):** Wordt toegediend als een infuus met een dosering van 0,5-1,0 microgram per minuut en is eveneens voor kortetermijngebruik. Het verhoogt de automaticiteit van de sinusknoop, AV-knoop en het His-Purkinje systeem [34](#page=34).
#### 4.1.2 Pacemakertherapie
Een pacemaker (PM) kan geïndiceerd zijn bij symptomatische patiënten, zoals bij sick sinus syndroom in combinatie met anti-aritmica om tachy-aritmieën op te vangen, of bij carotis sinus overgevoeligheid met een pauze van meer dan 3 seconden. Indien de kans op herstel van een sinusaal ritme klein is, wordt sneller gedacht aan pacemakertherapie [10](#page=10).
##### 4.1.2.1 Tijdelijke pacemakers
Tijdelijke pacemakers worden ingezet als een tijdelijke oplossing. Dit kan transveneus of transcutaan gebeuren. Ze kunnen ook overwogen worden bij een reversibele oorzaak van bradycardie in afwachting van een definitieve PM [10](#page=10) [35](#page=35).
##### 4.1.2.2 Definitieve pacemakers
Definitieve pacemakers worden chirurgisch geplaatst en bestaan uit een batterij en een of meerdere elektroden. De criteria voor de plaatsing van een definitieve PM worden bepaald door richtlijnen zoals die van de ESC of AHA [35](#page=35).
###### 4.1.2.2.1 Opbouw en plaatsing
De plaatsing van een definitieve pacemaker gebeurt onder lokale anesthesie. Een "pocket" wordt gecreëerd, meestal subclaviculair. Endocavitaire elektroden worden in het rechteratrium (RA), rechterventrikel (RV) en eventueel via de vena coronaria in het linkerventrikel (LV) geplaatst voor cardiale resynchronisatietherapie (CRT-P) of op het septum (LBBAP). De fixatie van de elektrode gebeurt met een werpanker ("tined lead") of door inschroeven ("screw-in") [36](#page=36).
###### 4.1.2.2.2 Weergave op thorax-RX
* **Eenkamersysteem:** Wordt weergegeven als een VVI- of VVIR-pacemaker [37](#page=37).
* **Tweekamersysteem:** Wordt weergegeven als een DDD- of DDDR-pacemaker [38](#page=38).
###### 4.1.2.2.3 Lettercode van pacemakers
De lettercode van een pacemaker beschrijft de functionaliteit op vier gebieden:
* **Categorie:** Geeft aan welk deel van het hart wordt gestimuleerd (O = geen, A = atrium, V = ventrikel, D = atrium en ventrikel).
* **Sensing:** Geeft aan welk deel van het hart wordt waargenomen (O = geen, A = atrium, V = ventrikel, D = atrium en ventrikel).
* **Response to sensing:** Beschrijft de reactie op waargenomen activiteit (O = geen, T = getriggerd, I = geïnhibeerd, D = dual: geïnhibeerd en getriggerd).
* **Frequentie modulering:** Geeft aan of de frequentie aangepast wordt aan de activiteit van de patiënt (O = geen, R = frequentie modulering).
Klassieke programmaties omvatten AAI, VVI, VVIR, DDD en DDDR [39](#page=39).
#### 4.1.3 Bundeltakblok
Bundeltakblokken vereisen zelden een specifieke behandeling, tenzij er sprake is van cardiomyopathie met een linker bundeltakblok (LBBB), waarbij CRT of een biventriculaire PM als therapie voor hartfalen kan worden overwogen om LBBB en asynchronie te corrigeren [34](#page=34).
### 4.2 Complicaties na pacemaker-implantatie
Acute complicaties na de implantatie van een pacemaker kunnen optreden [41](#page=41):
* Lead dislocatie
* Pneumothorax of hemothorax
* Hematoom in de pacemaker pocket
* Pericardvocht (mogelijk door perforatie van de lead)
* Spierstimulatie
* Diafragmastimulatie
* Infectie van de pocket
**Tip:** Na een pacemakerimplantatie is er een rijverbod gedurende één maand [41](#page=41).
### 4.3 Aandachtspunten bij patiënten met een pacemaker
Bij patiënten met een pacemaker is het belangrijk om het perioperatieve beleid te overwegen. Tevens moet worden vastgesteld of de patiënt pacemaker-afhankelijk is [42](#page=42).
#### 4.3.1 Interacties en interferentie
* **Elektrocoagulatie:** Het gebruik van electrocauter kan oversensing induceren [42](#page=42).
* **Elektromagnetische interferentie (EMI):** Verschillende bronnen van elektromagnetische golven kunnen interfereren met de pacemaker [42](#page=42).
* **In het ziekenhuis:** MRI, ESWL, radiotherapie, cardioversie, transcutane zenuwstimulatie [42](#page=42).
* **Thuis:** Mobiele telefoons (GSM) - bij voorkeur aan de contralaterale zijde van de pacemaker plaatsen, winkel alarm detectie systemen, microgolfovens, lasapparaten, hoogspanningslijnen [42](#page=42).
**Tip:** Controleer de pacemaker na de ingreep, vóór het ontslag van de patiënt [42](#page=42).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bradycardie | Een te trage hartslag, gedefinieerd als een hartritme lager dan 60 slagen per minuut (bpm) gedurende de dag, of lager dan 50 bpm gedurende de nacht. |
| Tachycardie | Een te snelle hartslag, gedefinieerd als een hartritme hoger dan 100 slagen per minuut (bpm). |
| Sinusknoop | De natuurlijke pacemaker van het hart, gelegen in het rechteratrium, die de elektrische impuls genereert die de hartslag initieert. |
| AV-geleidingsstoornis | Een probleem in de geleiding van elektrische impulsen van de boezems (atria) naar de kamers (ventrikels) via de atrioventriculaire knoop (AV-knoop). |
| Intraventriculaire geleidingsstoornis | Een geleidingsprobleem binnenin de kamers van het hart, meestal in het His-Purkinjesysteem. |
| P-top | Het elektrische signaal op een elektrocardiogram (ECG) dat overeenkomt met de depolarisatie van de boezems. |
| QRS-complex | Het elektrische signaal op een ECG dat overeenkomt met de depolarisatie van de kamers. |
| PR-interval | De tijdsduur op een ECG tussen het begin van de P-top en het begin van het QRS-complex, wat de tijd weergeeft voor de geleiding van de AV-knoop. |
| Atrioventriculair blok (AV-blok) | Een vertraging of blokkering van de elektrische impulsgeleiding door de AV-knoop, waardoor de impuls niet of vertraagd de ventrikels bereikt. |
| Sick sinus syndrome | Een aandoening waarbij de sinusknoop niet goed functioneert, wat leidt tot afwisselende periodes van te trage hartslag (bradycardie) en te snelle hartslag (tachycardie). |
| Bundeltakblok | Een geleidingsstoornis in de bundeltakken die de elektrische impuls naar de ventrikels leiden, wat resulteert in een vertraagde ventriculaire activatie. |
| Mobitz 1 (Wenckebach fenomeen) | Een type 2e graads AV-blok gekenmerkt door een progressieve verlenging van het PR-interval totdat een P-top niet wordt gevolgd door een QRS-complex. |
| Mobitz 2 | Een type 2e graads AV-blok waarbij een P-top plotseling niet wordt gevolgd door een QRS-complex zonder voorafgaande verlenging van het PR-interval. |
| Totaal AV-blok (3e graads AV-blok) | Een volledige blokkering van de geleiding door de AV-knoop, waarbij de atria en ventrikels onafhankelijk van elkaar contraheren. |
| Pacemaker (PM) | Een medisch implantaat dat wordt gebruikt om de hartslag te reguleren wanneer het hart te langzaam klopt, door elektrische pulsen te sturen om de contractie van het hart te stimuleren. |
| Rechter bundeltakblok (RBTB) | Een geleidingsstoornis in de rechter bundeltak, vaak herkenbaar op een ECG door specifieke morfologie van het QRS-complex. |
| Linker bundeltakblok (LBTB) | Een geleidingsstoornis in de linker bundeltak, eveneens herkenbaar op een ECG door een karakteristieke QRS-morfologie. |
| Hemiblok | Een blokkade in een van de twee fascikels (anterior of posterior) van de linker bundeltak, wat leidt tot een asdeviatie van het hart. |
| Bifasciculair blok | Een gecombineerde geleidingsvertraging in twee van de drie hoofdbundels van het His-Purkinjesysteem (bv. RBTB + linker anterior hemiblok). |
| Trifasciculair blok | Een combinatie van AV-geleidingsvertraging en een bifasciculair blok, wat wijst op een verhoogd risico op totaal AV-blok. |