Cover
Mulai sekarang gratis vital schools cursus.docx
Summary
# De relatie tussen beweging, fitheid en gezondheid
Dit onderwerp verkent de complexe verbanden tussen fysieke activiteit, fysieke fitheid en de algemene gezondheid, met aandacht voor de wederzijdse beïnvloeding en de invloed van externe factoren.
## 1. Begripsverklaringen en hun onderlinge relaties
### 1.1 Gezondheid
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) definieert gezondheid als "een staat van fysiek, psychisch en sociaal welbevinden en niet enkel de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken". Deze definitie is echter breed en niet erg operationeel. Een meer recente opvatting definieert gezondheid als "een menselijke toestand met fysieke, sociale en psychologische dimensies, die elk op een continuüm met positieve en negatieve polen gekarakteriseerd worden". Positieve gezondheid wordt geassocieerd met het genieten van het leven en het aangaan van uitdagingen, terwijl negatieve gezondheid verband houdt met morbiditeit en vroegtijdige mortaliteit.
* **Morbiditeit:** Elke afwijking, subjectief of objectief, van een toestand van fysiek of psychisch welbevinden.
* **Mortaliteit:** Sterfte of overlijden.
Gezondheid omvat dus de afwezigheid van ziekte, de aanwezigheid van positieve kenmerken (waaronder fitheid) en is multidimensionaal. Traditionele ziekte- en mortaliteitsstatistieken geven meestal geen volledig beeld van gezondheid.
**Wellness** is een recentere term, een samenvoeging van 'wellbeing' en 'fitness', wat neerkomt op 'je goed voelen' en 'actief bezig zijn met je lichaam'. Het staat voor een holistische levensstijl die fysiek, sociaal, emotioneel, intellectueel en spiritueel welzijn omvat. In Europa focust wellness echter vaak primair op lichamelijk welzijn, inclusief preventieve gezondheidszorg zoals fitness, voeding, ontspanning en stressmanagement.
### 1.2 Fysieke activiteit
Fysieke activiteit wordt gedefinieerd als "Alle lichaamsactiviteiten waarbij, door het leveren van spierarbeid, het lichaam bewogen wordt wat gepaard gaat met energieverbruik". Hoe groter de betrokken spiermassa, hoe groter het energieverbruik.
**Exercise** (training) is een specifiekere term: "Fysieke activiteit die gepland, gestructureerd en repetitief is met als expliciet doel de fysieke fitheid of gezondheid te behouden of te verbeteren."
Naast fitheid en gezondheid zijn er diverse andere redenen voor fysieke activiteit, zoals een mooi lichaam, persoonlijke uitdaging, kick, competitie, sociaal contact, plezier, ontspanning en zelfs verslaving.
### 1.3 Fysieke fitheid
Fysieke fitheid is eveneens een breed en multidimensionaal concept. De WHO definieert fitheid als "het vermogen om op een bevredigende wijze spierarbeid te verrichten". Een veel geciteerde definitie stelt dat fysieke fitheid "de mogelijkheid is om de taken van het dagelijkse leven energiek en alert uit te voeren, zonder buitensporige vermoeidheid en met voldoende overblijvende energie om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten en eventuele onverwachte situaties het hoofd te kunnen bieden".
Fitheid omvat kenmerken die verband houden met de mogelijkheid om fysieke activiteit te verrichten. Het wordt opgedeeld in verschillende componenten die onderliggende basiseigenschappen meten (bv. musculair, cardiorespiratoir). In de Westerse samenleving focust fysieke fitheid vaak op prestatie en gezondheid, met een onderscheid tussen prestatiegerelateerde en gezondheidsgerelateerde fitheid. De componenten overlappen gedeeltelijk; lenigheid is bijvoorbeeld belangrijk voor topprestaties en voor ouderen om mobiel te blijven. Tegenwoordig ligt de nadruk steeds meer op gezondheidsgerelateerde fitheid.
### 1.4 Onderlinge relaties tussen fysieke activiteit, fysieke fitheid en gezondheid
De relatie tussen deze drie begrippen is complex en wederkerig:
1. **Directe relatie tussen fysieke activiteit en gezondheid:** Fysieke activiteit heeft een positief effect op de gezondheid, met veel gezondheidsvoordelen. Een laag activiteitsniveau verhoogt het risico op gezondheidsproblemen.
2. **Gemedieerde relatie via fysieke fitheid:** Regelmatige fysieke activiteit verhoogt gemiddeld genomen de gezondheidsgerelateerde fitheid (bv. cardiovasculaire uithouding, insulinegevoeligheid, HDL-cholesterol, lagere bloeddruk en vetpercentage). Verbeteringen in fysieke fitheid hebben op hun beurt een positieve invloed op de algemene gezondheid.
3. **Direct effect van fysieke activiteit op gezondheid, onafhankelijk van fitheid:** Fysieke activiteit kan ook rechtstreeks een positief effect hebben op de gezondheid, zelfs als er weinig tot geen verbetering in fysieke fitheid optreedt.
4. **Wederkerige relaties:** Mensen die zich gezond voelen, gaan vaak meer aan fysieke activiteit doen en zijn fysiek fitter. Dit suggereert dat de verbanden niet strikt oorzakelijk zijn, maar ook in de omgekeerde richting kunnen werken.
Het **Toronto consensus model** (1994) beschrijft de samenhang als volgt: er is een wederzijdse beïnvloeding tussen fysieke activiteit, fysieke fitheid en gezondheid. Bovendien worden deze drie beïnvloed door externe factoren zoals levensstijl, persoonskenmerken, de fysieke en sociale omgeving, en overerving.
> **Tip:** Begrijp dat de relatie tussen beweging, fitheid en gezondheid een dynamisch en wederzijds proces is, geen lineair causaal verband.
## 2. Beweging en ontwikkeling bij kinderen
### 2.1 Beweging als natuurlijke drijfveer bij kleuters
Kinderen, met name kleuters, hebben een inherente bewegingsdrang. Bewegen is voor hen een manier om de wereld te verkennen en te ontdekken. Dit gebeurt vaak spelenderwijs en vereist ruimte, een veilige omgeving en een vertrouwde volwassene. Bewegingsspel bevordert de motorische ontwikkeling en kan, door het aanbieden van uitdagende situaties, leiden tot incidenteel leren.
Beweging beïnvloedt ook de cognitieve ontwikkeling: door spel leren kinderen begrippen als 'ver' en 'dichtbij' en ontwikkelen ze ruimtelijke oriëntatie. Daarnaast is beweging een katalysator voor sociaal-emotionele ontwikkeling, aangezien kinderen leren delen, plannen maken en elkaar helpen. Een positief zelfbeeld wordt gestimuleerd door succeservaringen met bewegen.
### 2.2 De afname van beweging na de kleuterfase
Na de kleuterfase, met name vanaf het eerste leerjaar, nemen leerlingen steeds meer tijd zittend door. Studies tonen aan dat leerlingen met het ouder worden minder bewegen en langer stilzitten. De overgang van basis- naar middelbaar onderwijs resulteert in een significante daling van fysieke activiteit.
> **Tip:** Het is cruciaal om deze trend te keren en bewegingskansen te blijven bieden gedurende de hele schoolloopbaan, niet enkel in de turnles.
## 3. Richtlijnen en voordelen van bewegen
### 3.1 WHO-richtlijnen voor lichaamsbeweging en sedentair gedrag
De WHO stelt feitelijk onderbouwde aanbevelingen op voor verschillende leeftijdsgroepen om significante gezondheidsvoordelen te behalen en gezondheidsrisico's te beperken. Voor het eerst worden aanbevelingen gedaan voor de verbanden tussen sedentair gedrag en gezondheidsresultaten, en voor specifieke subpopulaties.
### 3.2 De bewegingsdriehoek van Gezond Leven
Het Vlaams Instituut Gezond Leven heeft de WHO-richtlijnen vertaald in de bewegingsdriehoek. Deze driehoek visualiseert de aanbevelingen en benadrukt de noodzaak van een gezonde mix van zitten, staan en bewegen.
* **Beperk stilzitten en beweeg:** Een gezonde bewegingsmix wisselt zitten, staan en bewegen af.
### 3.3 Voordelen van bewegen
* **Gezondheidsvoordelen:** Regelmatige lichaamsbeweging draagt bij aan een betere fysieke en mentale gezondheid.
* **Academische voordelen:** Fysieke activiteit kan aandacht, geheugen en academische prestaties verbeteren. Een actieve levensstijl is gekoppeld aan betere leerresultaten.
### 3.4 Gezondheidsrisico's van lang stilzitten
Langdurig stilzitten brengt diverse gezondheidsrisico's met zich mee, waaronder een verhoogd risico op obesitas, cardiovasculaire aandoeningen en een slechtere motorische ontwikkeling.
## 4. Het belang van een beweegbeleid op school
### 4.1 Een "gezonde school"
Een gezonde school creëert een omgeving die de gezondheid en het welzijn van leerlingen en personeel bevordert. Dit omvat een focus op beweging, gezonde voeding, psychisch en sociaal welzijn, en een veilige leefomgeving.
### 4.2 Waarom een gezondheidsbeleid nodig is
Een gezonde, actieve en fitte levensstijl is cruciaal voor de ontwikkeling van schoolgaande jeugd. Scholen zijn de ideale omgeving om hieraan te werken, aangezien leerlingen een groot deel van hun tijd op school doorbrengen. Een gezondheidsbeleid is niet enkel een individuele keuze, maar wordt sterk beïnvloed door de fysieke en sociale omgeving op school. Bovendien zijn gezonde leerlingen doorgaans betere leerlingen.
### 4.3 Regelgeving en beleid
Vanaf 1 september 2018 is een gezondheidsbeleid een verplicht onderdeel van het beleid op leerlingenbegeleiding. Dit beleid omvat pijlers zoals onderwijsloopbaan, leren en studeren, psychisch en sociaal functioneren, en preventieve gezondheidszorg. Gezondheidsthema's moeten structureel verankerd zijn in de school en in de eindtermen.
## 5. Het in kaart brengen van de beginsituatie en het ontwikkelen van een beweegbeleid
### 5.1 De noodzaak van een gestructureerde aanpak
Het starten van beweeginitiatieven vanuit buikgevoel kan leiden tot initiatieven die niet duurzaam zijn. Daarom is het essentieel om de beginsituatie volledig in kaart te brengen om succesvolle, langdurige implementatie te waarborgen.
### 5.2 Hulpmiddelen voor analyse
* **De gezondheidsmatrix van Gezond Leven:** Een tool om de school door te lichten op het vlak van algemeen gezondheidsbeleid en specifiek beweegbeleid.
* **7-Stappen-model van Gezond Leven:** Biedt een leidraad voor het ontwikkelen van een duurzaam bewegingsbeleid op maat van de school.
* **Spinnenwebmodel van Gezond Leven:** Helpt bij het identificeren van succesfactoren voor een bewegingsbeleid.
* **Sport beweegt je school 2.0:** Een tool vergelijkbaar met die van Gezond Leven, met inspiratieboxen.
### 5.3 Succesfactoren voor een bewegingsbeleid
* **Draagvlak creëren:** Het schoolteam, directie, leerlingen en ouders betrekken.
* **Communicatie:** Transparant communiceren over keuzes en de noodzaak van het beleid.
* **Inclusiviteit:** Leerlingen vanaf het begin betrekken bij keuzes.
* **Ondersteuning:** Steun vanuit de directie en samenwerking met externe partners.
* **Visie:** Een duidelijke visie op gezondheid en beweegbeleid van de school.
## 6. Beweegvriendelijk lesgeven
### 6.1 De rol van de leerkracht
De leerkracht fysieke opvoeding (LO) kan fungeren als 'influencer' en ondersteuner voor andere leerkrachten bij het integreren van beweging in de klas. Dit vereist extra vaardigheden en aanpassingen in klasmanagement.
### 6.2 Een beweegvriendelijke klasomgeving
Dit omvat aanpassingen aan de ruimte en het meubilair om minder stilzitten en meer bewegen te stimuleren.
* **Meubilair:** Gebruik van statafels, dynamisch zitmeubilair en licht, verplaatsbaar meubilair.
* **Ruimte:** Creëren van open ruimte in of rond de klas (bv. gang, polyvalente ruimte, buitenklas).
* **Organisatie:** Geen vaste plaatsen per leerling, opbergruimte voor persoonlijke spullen, afspraken over PC-gebruik.
* **Doorschuifsysteem:** Een systeem om iedereen kansen te geven op bewegingsvriendelijke werkplekken.
* **Ergonomisch zitten en staan:** Aanleren van correcte houdingen.
### 6.3 Praktijkvoorbeelden van beweegvriendelijke ruimtes
* **Klasruimte:** Aanpassen van bestaand meubilair of nieuwe elementen toevoegen.
* **Klasgang:** Gebruikmaken van de gang, met duidelijke afspraken over geluid en ruimte.
* **Turnzaal/polyvalente ruimte:** Gebruiken van grotere ruimtes, met overleg over beschikbaarheid.
* **Speelplaats:** Integreren van tools die leren ondersteunen, natuurlijke omgevingen.
* **Buitenklas/moestuin:** Specifiek ontworpen ruimtes voor leren in de openlucht.
* **Schoolomgeving:** Nabijgelegen parken, bossen, openbare ruimtes.
### 6.4 Actief leren
Activerende werkvormen verhogen de betrokkenheid van leerlingen en bevorderen het leren en het aanleren van nieuwe vaardigheden.
* **Doel:** Het doorbreken van sedentair gedrag en het stimuleren van meer beweging in de klas.
* **Voorbeelden:** Brainstormcarrousel, wandel en wissel, kaartspelen verspreid in de ruimte.
### 6.5 Bewegend leren
Activiteiten die als doel hebben om leerinhoud op een bewegende manier aan te reiken. Dit stimuleert zowel cognitieve als motorische ontwikkeling.
* **Doelen:**
1. Cognitie beter laten verwerven door beweging.
2. Meer bewegingskansen creëren doorheen de dag.
3. Verfijnen van motorische vaardigheden.
* **Toepassing:** Vooral bij inoefenmomenten en automatisering, niet bij nieuwe leerstof.
### 6.6 Outdoor learning
Leren buiten de klasmuren, waarbij fysieke buitenactiviteiten, omgevingsonderwijs en sociale/persoonlijke ontwikkeling worden geïntegreerd.
* **Voordelen:** Stimuleert zintuigen, motorische vaardigheden, energieverlies, ruimtelijke oriëntatie, sociale vaardigheden en motivatie.
* **Implementatie:** Vereist creativiteit en het aanmaken van eigen materiaal.
### 6.7 Actieve speelplaatswerking
Het inrichten van speelplaatsen op een manier die beweging en spel stimuleert.
* **Proces:** Betrekt directie, leraren, leerlingen, ouders en externe partners.
* **Kenmerken:** Een mix van veiligheid en uitdaging, ruimte voor beweging en rust.
### 6.8 Bewegingstussendoortjes (BTD)
Korte beweegmomenten tussen lesblokken, bedoeld om energie op te wekken, te ontspannen, houding te verbeteren of concentratie te verhogen.
* **Typen:** Energieopwekkend, relaxerend, houdingsvormend, concentratieverhogend.
* **Aandachtspunten:** Veiligheid, ruimte, klasgrootte, zichtbaarheid leerkracht, duidelijke instructies en afspraken, demo's, routine, leerkracht-leerling betrokkenheid.
## 7. Barrières en succesfactoren voor beweegvriendelijk lesgeven
### 7.1 Veelvoorkomende barrières
* **Te weinig ruimte:** Leslokalen zijn vaak ingericht voor zittend werken.
* **Geen goed klasmanagement:** Moeilijkheden met het beheersen van leerlingen in beweging.
* **Te grote groep:** Moeilijkheden bij het aanbieden van bewegingsactiviteiten aan grote groepen.
* **Attitude van de leerlingen:** Gebrek aan motivatie om te bewegen.
* **Geen goed timemanagement:** Lessen met beweging lopen soms langer uit.
* **Te weinig voorbereidingstijd/kennis bij de leerkracht:** Onzekerheid over organisatie en noodzaak van beweging.
* **Ongemotiveerde leerlingen:** Vooral in het secundair onderwijs.
### 7.2 Omzetting naar succesfactoren
* **Ruimte:** Creëer ruimte door meubilair te verwijderen of anders op te stellen, verplaats naar geschiktere ruimtes (gang, turnzaal, buitenklas).
* **Klasmanagement:** Werk aan duidelijke afspraken, start- en stopsignalen, routines, en betrek een LO-leerkracht als expert.
* **Groepsgrootte:** Gebruik BTD's of splits groepen.
* **Motivatie:** Informeer leerlingen, betrek hen bij keuzes, bied variatie en maak bewegen plezierig.
* **Timemanagement:** Overleg met experts, plan beweegmomenten in, pas activiteit aan aan omgeving.
* **Leerkrachtkennis:** Werk samen met bewegingsexperts, volg vormingen, focus op de positieve relatie tussen bewegen en leerprestaties.
## 8. De rol van de leerkracht LO en beleidsondersteuning
### 8.1 Rol van de leerkracht LO
De leerkracht LO kan fungeren als rolmodel, coach voor collega's, en ondersteuner bij het implementeren van beweegbeleid. Dit vereist een proactieve houding en deelname aan workshops.
### 8.2 Succesfactoren voor een schoolbreed beweegbeleid
* **Uitgeschreven visie:** Een duidelijke visie op gezondheid en beweegbeleid.
* **Draagvlak:** Noodzaak verduidelijken bij het hele schoolteam.
* **Communicatie:** Transparante communicatie met alle actoren.
* **Leerlingbetrokkenheid:** Leerlingen vanaf het begin betrekken.
* **Directiesteun:** Ondersteuning vanuit de directie.
* **Externe partners:** Samenwerking indien nodig.
* **Leerlijnen:** Gebruikmaken van de leerlijnen van Gezond Leven om inhoud en implementatie af te stemmen.
## 9. Gedragsverandering en het socio-ecologisch model
### 9.1 Focus op gedragsverandering
Het doel is niet primair het verbeteren van fysieke conditie of BMI, maar het stimuleren van minder stilzitten en meer bewegen, vooral bij inactieve leerlingen. Jong gedrag is beter te beïnvloeden en gewoontes uit de jeugd blijven vaak behouden.
### 9.2 Het socio-ecologisch model
Gedrag wordt beïnvloed door factoren op verschillende niveaus:
* **Individuele factoren:** Leeftijd, geslacht, SES, kennis, eigen-effectiviteit, attitude, voorkeuren.
* **Sociale omgeving:** Gezin, vrienden, klasgenoten, sociale steun, sociale norm, modeling.
* **Fysieke omgeving:** Woonomgeving, groenvoorzieningen, schoolomgeving, verkeersveiligheid, beschikbaarheid van voorzieningen.
* **Beleid:** Regels en afspraken op school en in de maatschappij.
### 9.3 Nudging
Nudging is een techniek die gebruikmaakt van subtiele aanpassingen in de 'keuzearchitectuur' om gewenst gedrag te stimuleren zonder keuzes te verbieden.
* **Stappen:**
1. Bepaal probleem- en doelgedrag.
2. Breng psychologische processen en de omgeving in kaart.
3. Ontwerp de nudge.
4. Test en evalueer de nudge.
## 10. Betrekken van leerlingen en ouders
### 10.1 Leerlingenparticipatie
Leerlingen betrekken bij beleidsvorming verhoogt hun motivatie, welbevinden en leerprestaties.
* **Vormen:** Mee weten (geïnformeerd zijn), mee denken, mee beslissen, mee doen.
* **Belangrijk:** Terugkoppeling geven aan leerlingen over wat met hun input gebeurt.
### 10.2 Ouderbetrokkenheid
Ouders spelen een cruciale rol bij het versterken van kennis en vaardigheden die op school worden aangeleerd, met name op het gebied van gezondheid en fysieke activiteit.
* **Stimuleren:** Informeren over het belang van bewegen, communiceren via diverse kanalen, ouders betrekken bij schoolactiviteiten, samenwerkingsprojecten opzetten.
## 11. Bronnen en praktijkvoorbeelden
Diverse bronnen, zoals websites van Gezond Leven, MOEV, en onderzoekspublicaties, bieden praktische tools, cijfermateriaal en inspiratie voor het implementeren van een beweegbeleid op school. Voorbeelden uit landen als Finland, Engeland, Ierland, Nederland en Noorwegen tonen diverse benaderingen om beweging te integreren in het onderwijs.
---
# Integratie van beweging in het onderwijs
Dit thema verkent de integratie van beweging in de schoolcontext om langdurig stilzitten te verminderen en de algemene gezondheid en het welzijn van leerlingen te bevorderen.
### 2.1 Visie op beweging
#### 2.1.1 Beweging versus sport
* **Beweging:** Omvat alle activiteiten die spierarbeid en energieverbruik vereisen, zoals wandelen, tuinieren of spelen tijdens de pauze.
* **Sport:** Een specifiekere vorm van fysieke activiteit die gekenmerkt wordt door competitie of recreatie, met regels en fysieke krachtmeting of spel. De nadruk in het onderwijs ligt op het beperken van stilzitten en het bevorderen van algemene beweging, wat breder is dan enkel sport.
#### 2.1.2 Definities en onderlinge relaties
* **Gezondheid:** Geen loutere afwezigheid van ziekte, maar een staat van fysiek, psychisch en sociaal welbevinden. Dit omvat de capaciteit om van het leven te genieten en uitdagingen aan te gaan.
* **Morbiditeit:** Afwijking van fysiek of psychisch welbevinden, kwantificeerbaar via ziekte-incidentie, -prevalentie en -duur.
* **Mortaliteit:** Sterfte.
* **Wellness:** Een bredere term die welbevinden en een positieve, levenslustige levensstijl omvat, met aandacht voor lichaam en geest.
* **Fysieke activiteit:** Elke lichaamsactiviteit die spierarbeid en energieverbruik vereist.
* **Exercise (Training):** Geplande, gestructureerde en repetitieve fysieke activiteit met als doel fysieke fitheid of gezondheid te verbeteren.
* **Fysieke fitheid:** Het vermogen om spierarbeid op een bevredigende wijze te verrichten. Dit omvat componenten die verband houden met gezondheid (gezondheidsgerelateerde fitheid) en prestatie (prestatiegerelateerde fitheid).
**Onderlinge relaties:**
* Fysieke activiteit heeft een positief effect op de gezondheid, deels gemedieerd door verbeteringen in fysieke fitheid.
* Er is ook een directe impact van fysieke activiteit op de gezondheid, onafhankelijk van fitheidsverbeteringen.
* De relatie is wederkerig: een betere gezondheid en fitheid kunnen ook leiden tot meer fysieke activiteit.
* Het **Toronto consensusmodel** benadrukt de wederzijdse beïnvloeding tussen fysieke activiteit, fysieke fitheid en gezondheid, en erkent de invloed van omgevingsfactoren en overerving.
#### 2.1.3 Beweging en ontwikkeling bij jonge kinderen
* **Kleuters:** Bewegingsdrang is een interne drijfveer voor exploratie en ontwikkeling. Beweging stimuleert cognitieve ontwikkeling (ruimte, begrippen) en sociaal-emotionele ontwikkeling (delen, samenwerken, zelfbeeld).
* **Na de kleuterfase:** De overgang naar het eerste leerjaar en verdere leeftijdsfasen kenmerken zich door toenemend stilzitten en een afname in fysieke activiteit, wat het belang van continue stimulatie onderstreept.
#### 2.1.4 De noodzaak van bewegen en het doorbreken van stilzitten
* **WHO-richtlijnen:** Bieden aanbevelingen voor fysieke activiteit en sedentair gedrag, inclusief aandacht voor specifieke subpopulaties.
* **Bewegingsdriehoek:** Een visualisatie van de aanbevelingen voor beweging, waarbij zitten, staan en bewegen worden afgewisseld. Dit is de basis voor een beweegbeleid op school.
* **Voordelen van bewegen:** Verbeterde gezondheid, cognitieve functies, academische prestaties en welbevinden.
* **Gezondheidsrisico's van lang stilzitten:** Diverse negatieve effecten op het lichaam en de geest.
#### 2.1.5 De beweegnorm en cijfers
* **WHO-richtlijnen voor kinderen en jongeren (6-17 jaar):** Gemiddeld 60 minuten per dag matig tot hoog intensief bewegen. Flexibiliteit in de spreiding over de week is mogelijk.
* **Cijfers Vlaamse jeugd:**
* Kleuters bewegen te weinig (gemiddeld 2 uur en 14 minuten i.p.v. 3 uur).
* Leerlingen (6-12 jaar) zitten gemiddeld 7 uur per dag, middelbare scholieren 8 uur.
* Vlaamse leerlingen en jongeren bewegen minder dan de aanbevelingen, met name aan matige tot hoge intensiteit.
* Er zijn verschillen naar gelang leeftijd, geslacht en seizoen.
* **Zitgedrag:** Leerlingen besteden een aanzienlijk deel van hun dag zittend door, schoolleven, schermtijd en verplaatsingen.
### 2.2 Een bewegingsbeleid binnen een gezondheidsbeleid
#### 2.2.1 Gezonde school
Een "gezonde school" integreert gezondheid als een structureel onderdeel van het beleid, waarbij het team, de eindtermen en de leerlingenbegeleiding betrokken zijn. Dit omvat aandacht voor leren, studeren, psychisch en sociaal functioneren, en preventieve gezondheidszorg.
#### 2.2.2 Waarom een gezondheidsbeleid nodig is
* Een gezonde, actieve en fitte levensstijl is cruciaal voor de ontwikkeling van schoolgaande jeugd.
* Scholen bieden een ideale omgeving om aan gezondheid te werken.
* Gezondheidsgedrag wordt beïnvloed door de fysieke en sociale omgeving van de leerling.
* Gezonde leerlingen presteren doorgaans beter academisch.
* Een gezondheidsbeleid is verplicht vanaf 1 september 2018 als onderdeel van leerlingenbegeleiding.
#### 2.2.3 Beginsituatie in kaart brengen
Voordat initiatieven worden genomen, is het essentieel om de beginsituatie te analyseren met tools zoals:
* **Gezondheidsmatrix:** Een tool van Gezond Leven om het gezondheidsbeleid van een school door te lichten.
* **7-Stappen-model van Gezond Leven:** Biedt een gestructureerd proces voor het ontwikkelen van een bewegingsbeleid.
* **Spinnenwebmodel van Gezond Leven:** Identificeert succesfactoren voor een effectief bewegingsbeleid.
* **Raadpleeglijsten en tools van MOEV en Sport Beweegt Je School 2.0:** Bieden aanvullende middelen en inspiratie.
### 2.3 Beweegvriendelijk lesgeven
#### 2.3.1 Beweegvriendelijke klasomgeving
* **Definitie:** Aanpassingen aan de ruimte en het meubilair om stilzitten te verminderen en een gezonde mix van zitten, staan en bewegen te faciliteren.
* **Aanpassingen:**
* Gebruik van beweegvriendelijk meubilair (bv. statafels, dynamische zitoplossingen).
* Licht en makkelijk verplaatsbaar meubilair.
* Afschaffen van vaste zitplaatsen en geïndividualiseerde opbergruimte voor persoonlijke spullen.
* Creëren van open ruimte in en rond de klas (gangen, polyvalente ruimtes, buitenklassen).
* Gebruik van grote, verplaatsbare whiteboards.
* Duidelijke afspraken over het verplaatsen van meubilair.
* **Doorschuifsysteem:** Opties om statafels of andere materialen te laten rouleren.
* Aanleren van ergonomisch zitten en staan.
* **Praktijkvoorbeelden van zones:**
* **Klasruimte zelf:** Aanpassen of anders inrichten van bestaand meubilair.
* **Klasgang:** Benutten voor beweegactiviteiten (met duidelijke afspraken i.v.m. geluid en ruimte).
* **Turnzaal/polyvalente ruimte:** Gebruik van reeds aanwezige bewegingsmaterialen.
* **Buitenspeelplaats/tuin:** Creëren van een leeromgeving met tools (honderdveld, hinkelparcours).
* **Buitenklas/moestuin:** Specifiek ontworpen leeromgevingen.
* **Ruime schoolomgeving:** Nabijgelegen parken, bossen voor buitenonderwijs.
* **Ondersteunende materialen:** Whiteboards, clipboards, stoepkrijt, dobbelstenen, etc.
* **Beweegvriendelijk meubilair:** Onderzoek toont aan dat staande werkplekken acceptabel zijn en leiden tot meer staan en minder zitten, met flexibiliteit in het leren.
* **Beweeghoek:** Een specifieke hoek in de klas die beweegvriendelijk is ingericht met activiteiten.
* **Buitenklas:** Een klasopstelling met directe toegang tot de buitenruimte, met aanpassingen voor weer en gebruiksgemak.
* **Ondersteunende materialen voor buitenklassen:** Whiteboards, clipboards, flexibel zitmeubilair, waterafstotende kussens.
#### 2.3.2 Actief leren
* **Definitie:** Werken met activerende werkvormen om de betrokkenheid van leerlingen te verhogen, de leerstof beter te verwerken en nieuwe vaardigheden aan te leren. Dit gaat hand in hand met meer beweging in de klas.
* **Praktijkvoorbeelden:** Websites zoals Activeerjeles.nl en boeken met activerende werkvormen bieden tal van ideeën.
* Suggesties omvatten het gebruik van schalen op de grond, stoelenstrategieën, kaartspellen verspreid in de ruimte, kleien, Pictionary, etc.
* **Belangrijk:** Actief leren vereist een overgang van passief luisteren naar actief participeren.
#### 2.3.3 Bewegend leren
* **Definitie:** Inoefenmomenten waarbij leerlingen reeds aangeleerde leerinhoud automatiseren door middel van beweging. Dit stimuleert zowel cognitieve als motorische ontwikkeling.
* **Doelen:**
1. Beweging als middel om cognitie beter te verwerven (bv. spiegelen van bewegingen bij wiskunde).
2. Meer bewegingskansen doorheen de dag creëren.
3. Verfijnen van vaardigheden (bv. coördinatie werpen).
* **Toepassing:** Geschikt voor inoefenmomenten en automatisering, niet voor nieuwe leerstof. Focus op functioneel bewegen, niet op sportspecifiek.
* **Praktijkvoorbeelden:**
* Rekenen en spellen via beweging.
* Lesinhouden aanbieden via beweging, wat leidt tot betere cognitieve testen, meer aandacht en betrokkenheid.
#### 2.3.4 Outdoor learning/Outdoor Education
* **Definitie:** Een integratie van fysieke buitenactiviteiten, omgevingsonderwijs en sociale/persoonlijke ontwikkeling. Dit omvat het verplaatsen van binnenactiviteiten naar buiten.
* **Wetenschappelijke evidentie:** Positieve impact op sociale vaardigheden, gezondheid, welbevinden, zelfvertrouwen, motivatie en leerresultaten.
* **Voordelen:** Stimulatie van zintuigen, holistische motorische ontwikkeling, energieverlies, verbeterde ruimtelijke oriëntatie, sociale vaardigheden en assertiviteit.
* **Tips:** Vereist inlooptijd en materiaalcreatie.
* **Praktijkvoorbeelden:** Buitenlesdagen, buitenroutes, buitenbakken.
#### 2.3.5 Actieve speelplaatswerking
* **Definitie:** Speeltijd en middagpauzes worden structureel benut voor bewegen door een ruimte en materiaal zo aan te bieden dat leerlingen uitgenodigd worden tot beweging.
* **Proces:** Vereist betrokkenheid van alle partijen: directie, leraren, leerlingen, ouders.
* **Praktijkvoorbeelden:**
* Aanleg van actieve, beweegvriendelijke speelplaatsen met diverse zones (groen, sportief, avontuurlijk).
* Gebruik van spelmaterialen en uitdagende speelelementen.
* Integrale aanpak waarbij veiligheid, uitdaging, beweging en rust worden gecombineerd.
* **Inspiratiebronnen:** Prentenboeken en gezelschapsspellen kunnen als inspiratie dienen voor bewegingsmomenten.
#### 2.3.6 Beweegvriendelijk lesgeven gelinkt aan prentenboeken
* **Interactief voorlezen:** Koppelen van beweging aan verhalen bevordert begrijpend luisteren, woordenschat en leesonderwijs.
* **Praktische toepassing:**
* **Introductie in de klas:** Vraag voorspellingen te doen, stel luistervragen.
* **Gezamenlijke activiteit:** Werk het prentenboek uit met beweging die een leergebied ondersteunt (taal, wiskunde).
* **Hoekenwerk:** Integreer het prentenboek in verschillende hoeken, inclusief een beweeghoek.
* **Les bewegingsopvoeding:** Gebruik het boek als basis voor bewegingsdoelen en taalvaardigheden (imiteren, gebaren, dramatiseren).
* **Stappenplan:** Kies een geschikt prentenboek (actief, groot-motorische bewegingen uitlokkend, herkenbare prenten en thema's) en vertaal personages en elementen naar spelvormen.
#### 2.3.7 Bewegingstussendoortjes
* **Definitie:** Korte beweegmomenten tussen lesblokken, los van de leerinhouden, om energie te ontladen, te ontspannen of de houding te verbeteren.
* **Soorten:**
* **Energieopwekkend:** Actief en activerend.
* **Relaxerend:** Rustgevend en concentratieverhogend (bv. kinderyoga).
* **Houdingsvormend:** Bewust maken van een goede houding.
* **Concentratieverhogend:** Zintuigspelen.
* **Voordelen:** Verbeteren van klasgedrag, aandacht en concentratie. Geen negatieve impact op academische prestaties.
* **Aandachtspunten:** Veiligheid, ruimte, routines, duidelijke instructies en stopsignalen, betrokkenheid van leerlingen bij de keuze, structurele inpassing in het lesrooster.
* **Praktijkvoorbeelden:** Moev, Vital Schools website, TikTok-kanaal met korte beweegmomenten.
### 2.4 Barrières en succesfactoren voor leerkrachten
#### 2.4.1 Barrières
* **Te weinig ruimte:** Klaslokalen zijn vaak ingericht voor zittend werk.
* **Geen goed klasmanagement:** Moeilijkheden met het controleren van leerlingen in beweging.
* **Te grote groep:** Beperkt de mogelijkheden voor individuele aandacht en beweging.
* **Attitude van de leerlingen:** Gebrek aan motivatie of weerstand tegen verandering.
* **Geen goed timemanagement:** Lessen met beweging lopen langer uit.
* **Te weinig voorbereidingstijd of kennis bij leerkrachten:** Onzekerheid over organisatie en noodzaak.
* **Angst dat leerproces belemmerd wordt:** Misvatting dat bewegen ten koste gaat van leren.
* **Ongemotiveerde leerlingen:** Vooral in het secundair onderwijs.
#### 2.4.2 Succesfactoren
* **Ruimte:** Creëren van extra ruimte door tafels en stoelen te herschikken of te verwijderen. Gebruik maken van gangen, grotere ruimtes (turnzaal, buitenklas). Afspraken maken over verplaatsingen en materialen.
* **Klasmanagement:** LO-leerkrachten kunnen ondersteuning bieden. Duidelijke afspraken, start- en stopsignalen, routines en vaste beweegmomenten. Negatieve ervaringen met stilzitten kunnen omgezet worden naar positieve ervaringen met bewegen.
* **Groep/Leerlingen:** Eenvoudige acties (beweegtussendoortjes), leerlingen informeren en betrekken bij de keuzes.
* **Timemanagement:** Overleg met experts, planning in het lesverloop, keuze van activiteit aangepast aan de klasomgeving en leerfase (verwerking/herhaling). Bewijs leveren dat bewegend leren leerinhouden beter onthoudt.
* **Leerkracht:** Kennis vergaren over de noodzaak van bewegen, samenwerken met bewegingsexperts, stap voor stap implementeren.
* **Motivatie leerlingen:** Kennisoverdracht, hen betrekken bij keuzes, positieve boodschap communiceren.
### 2.5 Nudging en participatie
#### 2.5.1 Nudging
* **Definitie:** Subtiele aanpassingen in de keuzecontext om gewenst gedrag te stimuleren zonder de keuzevrijheid te beperken.
* **4 stappen:**
1. **Probleem- en doelgedrag bepalen:** Identificeer het huidige gedrag en het gewenste gedrag.
2. **Psychologische processen en omgeving in kaart brengen:** Begrijp de motivaties, belemmeringen en omgevingsfactoren.
3. **Nudge ontwerpen:** Ontwikkel een passende interventie, rekening houdend met details.
4. **Testen en evalueren:** Meet het effect en pas de nudge indien nodig aan.
* **Toepassing in onderwijs:** Groene voetstappen naar de trap, standaardkeuzes (bv. salade bij de lunch), visuele hulpmiddelen.
#### 2.5.2 Betrek de leerlingen
* **Participatiemodel (VSK):**
1. **Mee weten:** Leerlingen informeren over het onderwerp.
2. **Mee denken:** Leerlingen ideeën laten ontwikkelen en delen.
3. **Mee beslissen:** Leerlingen betrekken bij het besluitvormingsproces.
4. **Mee doen:** Leerlingen helpen bij de implementatie van beslissingen.
* **Voordelen:** Ontwikkeling van vaardigheden, verhoogde motivatie en welbevinden, betere leerprestaties, verbeterde lespraktijk en een meer gedragen schoolbeleid.
* **Cruciaal:** Terugkoppeling en communicatie over wat met de ideeën gebeurt.
#### 2.5.3 Betrek de ouders
* **Voordelen:** Kinderen met betrokken ouders presteren beter, kiezen gezonder gedrag en ontwikkelen betere sociale vaardigheden.
* **Rol van ouders:** Ouders spelen een cruciale rol bij het thuis oefenen en versterken van kennis en vaardigheden uit lichamelijke opvoeding. Hun houding ten opzichte van fysieke activiteit en gezonde voeding heeft een levenslange impact.
* **Hoe ouders betrekken:**
* Informeren over het belang van beweging en minder stilzitten.
* Communiceren via verschillende kanalen.
* Betrekken bij schoolactiviteiten en besluitvorming rond gezondheid.
* Stimuleren van thuisactiviteiten die beweging bevorderen.
* **Voorbeelden:** Ouderavonden, nieuwsbrieven, gezamenlijke projecten, actieve pauzes.
#### 2.5.4 Wat kunnen we leren uit andere projecten/landen?
* **Finland (Schools on the Move):** Focus op integratie van beweging in alle aspecten van het schoolleven.
* **Engeland (Physically Active Learning):** Implementatie van actieve leermethoden om leerprestaties te verbeteren.
* **Nederland (School Moves!):** Projecten gericht op het bevorderen van beweging op school.
* **Zweden (Generation Pep):** Initiatieven gericht op het welzijn van kinderen en jongeren.
### 2.6 Gedragsverandering
#### 2.6.1 Determinanten van zit- en beweeggedrag
Gedrag wordt bepaald door een combinatie van factoren op verschillende niveaus (socio-ecologisch model):
* **Individuele factoren:** Leeftijd, geslacht, sociaaleconomische status, kennis, eigen-effectiviteit, attitude, fysieke competenties.
* **Sociale omgeving:** Invloed van familie, vrienden, klasgenoten, sociale steun, sociale normen.
* **Fysieke omgeving:** Woonomgeving, schoolomgeving, verkeerssituatie, beschikbaarheid van voorzieningen en materiaal.
* **Beleid:** Regels en afspraken op schoolniveau (directie, scholengemeenschap).
#### 2.6.2 De rol van de leerkracht LO
De leerkracht LO kan een cruciale rol spelen als influencer en ondersteuner van beweegvriendelijk lesgeven door:
* **Het goede voorbeeld te geven.**
* **Een coachende rol op te nemen naar vakcollega's.**
* **Workshops te organiseren rond barrières en succesfactoren.**
* **De leerlijn beweging op te volgen en te bewaken.**
* **Samen te werken met directie, ouders en externe partners.**
* **Een visie op gezondheid en bewegingsbeleid te ontwikkelen en te communiceren.**
#### 2.6.3 Succesfactoren voor een beweegbeleid
* **Uitgeschreven visie:** Een duidelijke visie op gezondheid en bewegingsbeleid.
* **Draagvlak creëren:** De noodzaak verduidelijken bij het schoolteam.
* **Communicatie:** Open communicatie met alle betrokken actoren over keuzes en doelstellingen.
* **Leerlingen betrekken:** Vanaf het begin mee laten denken en beslissen.
* **Directiesteun:** Steun vanuit de directie voor de trekkers van het gezondheidsbeleid.
* **Externe partners:** Samenwerken indien nodig.
#### 2.6.4 Het belang van gedragsverandering
Het hoofddoel is niet enkel de fysieke conditie verbeteren, maar vooral om minder lang stil te zitten en meer te bewegen. Gewoontes die in de jeugd worden aangeleerd, blijven vaak bestaan op latere leeftijd. Sleutelperiodes zoals de overgang van basis- naar secundair onderwijs zijn cruciaal voor het beïnvloeden van zit- en beweeggedrag.
#### 2.6.5 Oefening: Persoonlijk beweegplan
Het opstellen van een persoonlijk beweegplan met de 4 W's (wat, waar, wanneer, met wie) helpt bij het concretiseren van doelen.
#### 2.6.6 Oefening: Wat bepaalt wie lang stil zit of beweegt?
Inzicht krijgen in de determinanten van gedrag is essentieel voor gedragsverandering. Een analyse van individuele, sociale, fysieke en beleidsmatige factoren is nodig.
---
# Onderzoek naar bewegingsgedrag bij jongeren
Dit onderwerp behandelt de huidige stand van zaken met betrekking tot de hoeveelheid beweging en zitgedrag bij kinderen en jongeren, met specifieke cijfers voor Vlaanderen, en verkent de oorzaken en gevolgen van sedentair gedrag.
### 3.1 Definitie van gezondheid, fysieke fitheid en fysieke activiteit
Het is essentieel om de begrippen 'gezondheid', 'fysieke activiteit' en 'fysieke fitheid' nauwkeurig af te lijnen om hun samenhang te begrijpen. Deze definities zijn nog steeds in evolutie.
#### 3.1.1 Gezondheid
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) definieert gezondheid sinds 1948 als: "een staat van fysiek, psychisch en sociaal welbevinden en niet enkel de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken." Deze brede definitie is echter niet erg operationeel voor kwantificering. Een latere definitie stelt gezondheid voor als een menselijke toestand met fysieke, sociale en psychologische dimensies op een continuüm, waarbij positieve gezondheid geassocieerd wordt met het vermogen om van het leven te genieten en uitdagingen aan te gaan, en negatieve gezondheid met morbiditeit en vroegtijdige mortaliteit. Morbiditeit omvat elke afwijking van fysiek of psychisch welbevinden, kwantificeerbaar door ziektes en hun duur. Mortaliteit staat voor sterfte. Gezondheid omvat dus de afwezigheid van ziekte, de aanwezigheid van positieve kenmerken (fitheid) en is multidimensionaal. Traditionele ziekte- en mortaliteitsstatistieken geven echter geen volledig beeld.
'Wellness' is een recentere term die 'wellbeing' en 'fitness' combineert, wat duidt op een staat van welbevinden, harmonie tussen lichaam en geest, en een positieve levenshouding. In de VS is wellness holistisch (lichamelijk, sociaal, emotioneel, intellectueel, spiritueel), terwijl in Europa de nadruk voornamelijk op lichamelijk welzijn ligt, inclusief preventieve gezondheidszorg, gezonde voeding en stressmanagement.
#### 3.1.2 Fysieke activiteit
Fysieke activiteit wordt gedefinieerd als "Alle lichaamsactiviteiten waarbij, door het leveren van spierarbeid, het lichaam bewogen wordt wat gepaard gaat met energieverbruik." 'Exercise' of training is een specifiekere vorm: fysieke activiteit die gepland, gestructureerd en repetitief is met als doel fysieke fitheid of gezondheid te behouden of te verbeteren.
#### 3.1.3 Fysieke fitheid
Fysieke fitheid is een breed en multidimensionaal concept. De WHO definieerde fitheid in 1968 als "het vermogen om op een bevredigende wijze spierarbeid te verrichten." Een bredere definitie uit 1979 stelt dat fysieke fitheid "de mogelijkheid is om de taken van het dagelijkse leven energiek en alert uit te voeren, zonder buitensporige vermoeidheid en met voldoende overblijvende energie om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten en eventuele onverwachte situaties het hoofd te kunnen bieden." Dit omvat kenmerken die verband houden met de mogelijkheid om fysieke activiteit te verrichten, onderverdeeld in prestatiegerelateerde en gezondheidsgerelateerde fitheid. Tegenwoordig ligt de focus steeds meer op gezondheidsgerelateerde fitheid.
#### 3.1.4 Onderlinge relaties tussen fysieke activiteit, fysieke fitheid en gezondheid
De relatie tussen fysieke activiteit en gezondheid is complex. Fysieke activiteit heeft een positief effect op de gezondheid en verhoogt de gezondheidsgerelateerde fitheid. Verbeteringen in fysieke fitheid (bv. cardiovasculaire uithouding, insulinegevoeligheid, HDL-cholesterol, bloeddruk) hebben een directe positieve invloed op de algemene gezondheid. Daarnaast kan fysieke activiteit ook direct, onafhankelijk van fitheidsverbeteringen, positieve gezondheidseffecten hebben. Bovendien voelen mensen die zich gezond voelen zich vaak ook meer gestimuleerd tot fysieke activiteit en zijn ze fysiek fitter. Het Toronto Consensus Model (1994) beschrijft de wederzijdse beïnvloeding tussen fysieke activiteit, fysieke fitheid en gezondheid, en houdt ook rekening met factoren als levensstijl, persoonskenmerken, fysieke en sociale omgeving, en overerving.
### 3.2 Beweging bij jonge kinderen
Beweging is essentieel voor de ontwikkeling van jonge kinderen. Kleuters hebben een inherente bewegingsdrang en ontdekken de wereld spelenderwijs. Beweging stimuleert niet alleen de motorische ontwikkeling, maar ook de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling, en draagt bij aan een positief zelfbeeld.
### 3.3 Bewegingsgedrag van jongeren: cijfers en trends
Verschillende studies tonen aan dat leerlingen met het ouder worden minder bewegen en langer stilzitten. De overgang van basis- naar middelbaar onderwijs resulteert in een significante daling van fysieke activiteit.
#### 3.3.1 Zitgedrag
Onderzoek met accelerometers bij Vlaamse leerlingen en jongeren onthult dat 6- tot 12-jarigen gemiddeld 7 uur per dag zitten, wat overeenkomt met de helft van hun wakkere tijd. Bij 12- tot 18-jarigen is dit zelfs 8 uur per dag. Het schoolleven draagt hier significant aan bij: 39% van de tijd in het lager onderwijs wordt zittend doorgebracht, tegenover 51% in het middelbaar onderwijs. Jongeren besteden ook veel tijd aan schermactiviteiten (tot 60% in het weekend voor 6- tot 12-jarigen).
#### 3.3.2 Beweeggedrag
* **Kleuters (2-5 jaar):** Slechts één op de tien Vlaamse kleuters voldoet op weekdagen aan de internationale richtlijnen voor beweging, schermtijd en slaap. Ze bewegen gemiddeld 2 uur en 14 minuten per dag, terwijl 3 uur wordt aanbevolen. De schermtijd en slaapduur zijn redelijk binnen de perken.
* **Leerlingen en jongeren (6-17 jaar):**
* **Licht intensieve beweging:** Belgische leerlingen van 6-9 jaar besteden gemiddeld 4 uur en 32 minuten aan licht intensieve beweging per dag. Dit neemt af met de leeftijd: 10-17-jarigen bewegen gemiddeld 3 uur en 21 minuten aan lichte intensiteit. Jongens bewegen meer dan meisjes. Het lenteseizoen kent meer beweging dan de winter.
* **Matige tot hoge intensiteit:** Weinig leerlingen en jongeren bewegen dagelijks 60 minuten matig tot zeer intensief. Cijfers variëren afhankelijk van de onderzoeksmethode. Van de 6-9 jarigen voldoet amper 6,5% aan de aanbeveling van 60 minuten, bij de 10-17 jarigen is dit slechts 2,4%. Op dagen dat ze wel voldoende bewegen, haalt bijna de helft van de 6-9 jarigen wel het uur, tegenover bijna 30% van de 10-17 jarigen.
* **Schermtijd:** De Health Behaviour Change Studie toont aan dat in 2018 6,6% van de 11- tot 18-jarige jongens en 9,1% van de meisjes twee uur schermtijd per dag respecteerde. Dit percentage is tussen 2014 en 2018 niet significant verbeterd. Jongere adolescenten (11-12 jaar) besteden minder tijd aan schermen dan oudere adolescenten.
* **Seizoensgebonden verschillen:** Leerlingen en jongeren bewegen meer aan lichte intensiteit in de lente dan in de winter.
* **Geslacht:** Jongens tussen 10 en 17 jaar bewegen meer aan lichte intensiteit dan meisjes. In de Health Behaviour Change Studie beweegt 21,3% van de 11- tot 18-jarige jongens dagelijks minimaal een uur matig tot zeer intensief, tegenover 13,7% van de meisjes.
* **Regio:** Vlaamse leerlingen en jongeren zijn actiever dan hun Waalse leeftijdsgenoten.
#### 3.3.3 Gezondheidsrisico's van lang stil zitten
Langdurig stilzitten brengt diverse gezondheidsrisico's met zich mee, waaronder een verhoogd risico op obesitas, cardiovasculaire aandoeningen en metabole problemen. Het doorbreken van lange periodes van zitten is daarom essentieel.
### 3.4 De beweegnorm en richtlijnen
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) formuleert richtlijnen voor lichaamsbeweging en sedentair gedrag om gezondheidsvoordelen te bieden en risico's te beperken. Deze richtlijnen worden vertaald in toegankelijke formaten, zoals de bewegingsdriehoek door Gezond Leven.
#### 3.4.1 WHO-richtlijnen
De WHO-richtlijnen benadrukken functioneel bewegen boven sportspecifiek bewegen. Ze bieden aanbevelingen voor verschillende leeftijdsgroepen, inclusief subpopulaties zoals zwangere vrouwen en mensen met chronische aandoeningen.
#### 3.4.2 De bewegingsdriehoek
De bewegingsdriehoek van Gezond Leven illustreert de aanbevelingen voor beweging en het beperken van stilzitten in een gezonde bewegingsmix.
#### 3.4.3 Aangepaste richtlijnen (vanaf 2021)
* **Elke minuut beweging telt:** Er is geen strikte noodzaak meer om in periodes van minstens 10 minuten matig intensieve beweging te bewegen. Korte bewegingsmomenten gedurende de dag dragen ook bij aan de gezondheid.
* **Expliciete aandacht voor kwetsbare groepen:** Er is nu specifieke aandacht voor mensen met een beperking of chronische aandoeningen, waarbij aanbevelingen op maat worden geboden.
* **Aanbevelingen voor zwangere en pas bevallen vrouwen:** Meer nadruk op bewegen tijdens en na de zwangerschap met specifieke oefeningen.
* **Volwassenen en 65-plussers:** Meer nadruk op 150 tot 300 minuten matig tot hoog intensief bewegen per week voor extra bescherming tegen chronische ziekten.
* **Kinderen en jongeren (6-17 jaar):** Gemiddeld 60 minuten per dag bewegen aan matig tot hoge intensiteit, verspreid over de week. Dit kan flexibeler ingevuld worden dan voorheen.
#### 3.4.4 Belang van slaap en alternatieve zittende activiteiten
Voldoende slaap is cruciaal voor de ontwikkeling van hersenen en emoties, en in combinatie met beweging en minder stilzitten, bevordert het een gezonde groei en gezonde gewoontes op latere leeftijd. Alternatieve zittende activiteiten zonder elektronische media, zoals lezen, puzzelen en knutselen, worden ook aangemoedigd.
### 3.5 Factoren die zitgedrag en beweging bepalen
Gedrag op het gebied van zitten en bewegen wordt beïnvloed door een combinatie van factoren op verschillende niveaus, zoals beschreven in socio-ecologische modellen:
#### 3.5.1 Individuele factoren
* **Demografisch:** Leeftijd (beweging daalt met leeftijd), geslacht (jongens bewegen meer dan meisjes), sociaaleconomische status (SES) (hogere SES geassocieerd met meer beweging).
* **Psychosociaal:** Kennis over de nadelen van stilzitten en de voordelen van bewegen, eigen-effectiviteit (zelfvertrouwen in het uitvoeren van gedrag), attitude ten opzichte van bewegen, waargenomen voor- en nadelen, plezier, sociale contacten, fysieke aantrekkelijkheid, en het vermogen om gedachten te verzetten. Barrières zoals gebrek aan tijd en interesse spelen ook een rol.
* **Fysieke competenties:** Fysieke uithouding en lichaamsbouw.
#### 3.5.2 Sociale omgeving
Invloed van gezin, vrienden, klasgenoten, en steun van de omgeving (sociaal, praktisch). Sociale normen en 'modeling' (gedrag van anderen als voorbeeld nemen) zijn belangrijk.
#### 3.5.3 Fysieke omgeving
Woonomgeving, groenvoorzieningen, schoolomgeving, verkeerssituatie, speelvoorzieningen, veiligheid, esthetiek en de beschikbaarheid van voorzieningen.
#### 3.5.4 Beleid
Regels en afspraken op overheidsniveau en op schoolniveau (bv. het schoolbeleid rond bewegen en stilzitten).
### 3.6 Nudging en participatie
#### 3.6.1 Nudging
Nudging omvat subtiele veranderingen in de omgeving om gewenst gedrag te stimuleren, zonder keuzes te verbieden. De vier stappen van nudging zijn: probleem- en doelgedrag bepalen, psychologische processen en omgeving in kaart brengen, de nudge ontwerpen, en testen en evalueren.
#### 3.6.2 Participatie
Leerlingenparticipatie, waarbij leerlingen geïnformeerd worden en kunnen meedenken, meebeslissen en meedoen, verhoogt motivatie en draagt bij aan een beter schoolbeleid.
#### 3.6.3 Ouderbetrokkenheid
Betrokkenheid van ouders bij schoolactiviteiten verbetert leerprestaties, gezonder gedrag en sociale vaardigheden van leerlingen.
### 3.7 Bewegingsbeleid in de schoolcontext
Een bewegingsbeleid binnen een gezondheidsbeleid is cruciaal voor de ontwikkeling van schoolgaande jeugd.
#### 3.7.1 Gezonde school
Een gezonde school streeft naar een gezonde, actieve en fitte levensstijl voor al haar leerlingen. Gezondheidsonderwijs, een stimulerende omgeving en duidelijke regelgeving zijn hierbij essentieel.
#### 3.7.2 Beginsituatie in kaart brengen
Het in kaart brengen van de beginsituatie middels tools zoals de gezondheidsmatrix en het 7-stappenmodel van Gezond Leven is belangrijk voor het ontwikkelen van een duurzaam beweegbeleid.
#### 3.7.3 Barrières en succesfactoren
Het succesvol implementeren van beweegvriendelijke lespraktijken wordt belemmerd door factoren zoals beperkte ruimte, slecht klasmanagement, ongemotiveerde leerlingen, en beperkte voorbereidingstijd van leerkrachten. Het omzetten van deze barrières in succesfactoren vereist onder andere creatieve ruimtegebruik, duidelijke afspraken, betrekken van leerlingen en samenwerking met bewegingsexperts.
#### 3.7.4 De rol van de leerkracht LO
De LO-leerkracht kan een sleutelrol spelen als influencer en ondersteuner van collega's bij het integreren van beweging in de school.
#### 3.7.5 Actief leren en bewegend leren
* **Actief leren:** Werkvormen die gericht zijn op het verhogen van betrokkenheid en het stimuleren van meer beweging in de klas.
* **Bewegend leren:** Inoefenmomenten waarbij leerlingen leerinhouden automatiseren door middel van beweging, wat zowel cognitieve als motorische ontwikkeling stimuleert.
* **Outdoor learning:** Leren in de buitenlucht, wat de zintuigen prikkelt, motorische vaardigheden ontwikkelt, sociale vaardigheden bevordert en de band met de natuur versterkt.
* **Bewegingstussendoortjes (BTD):** Korte beweegmomenten tussen lesblokken om energie op te wekken, te ontspannen of de houding te verbeteren.
* **Actieve speelplaatswerking:** Het inrichten van speelplaatsen die uitnodigen tot bewegen en spel.
Deze benaderingen benadrukken het belang van functioneel bewegen en het creëren van een beweegvriendelijke omgeving om jongeren actief te houden en sedentair gedrag te verminderen.
---
# Factoren die gedragsverandering beïnvloeden
Dit thema analyseert de diverse factoren die van invloed zijn op het zit- en beweeggedrag, vanuit een socio-ecologisch perspectief, en introduceert concepten als nudging en participatie om gedragsverandering te stimuleren.
### 4.1 Het socio-ecologisch model van gedragsdeterminanten
Gedrag, zoals zit- en beweegpatronen, wordt beïnvloed door een complex samenspel van factoren op verschillende niveaus. Het socio-ecologisch model biedt een raamwerk om deze determinanten te begrijpen en te analyseren. Het model onderscheidt vier hoofdniveaus:
* **Individuele factoren:** Deze omvatten persoonlijke kenmerken die het gedrag beïnvloeden.
* **Demografische factoren:** Leeftijd (beweging neemt af met leeftijd), geslacht (jongens bewegen doorgaans meer dan meisjes, hoewel meisjes minder schermtijd hebben), en sociaaleconomische status (SES) spelen een rol. Hogere SES is geassocieerd met meer beweging en minder stilzitten, zowel bij volwassenen als bij hun kinderen.
* **Psychosociale factoren:** Kennis over de gevolgen van lang stilzitten en de gezondheidsaanbevelingen, eigen-effectiviteit (het geloof in eigen kunnen om gedrag te veranderen), en attitudes ten opzichte van bewegen en stilzitten zijn cruciaal. Een positieve attitude ten opzichte van bewegen en een negatieve ten opzichte van stilzitten verhogen de kans op actiever gedrag.
* **Concrete voordelen en barrières:** Factoren zoals plezier, sociale contacten, fysieke aantrekkelijkheid en ontspanning motiveren jongeren om te bewegen. Gebrek aan tijd en interesse worden vaak aangehaald als barrières.
* **Fysieke competenties:** Fysieke conditie, zoals uithoudingsvermogen en lichaamsbouw, beïnvloeden eveneens de mate van beweging.
* **Sociale omgeving:** Dit verwijst naar de sociale kringen waarin iemand zich bevindt en de invloeden die daarvan uitgaan.
* **Sociale steun:** Aanmoediging en ondersteuning van familie, vrienden, klasgenoten en leerkrachten is essentieel. Dit kan zowel mentaal (aanmoedigen) als praktisch (vervoer naar sportclub) zijn.
* **Sociale normen:** De heersende normen binnen een groep over bewegen en stilzitten beïnvloeden individueel gedrag.
* **Modelling:** Het gedrag van rolmodellen (ouders, vrienden, leerkrachten) kan het eigen gedrag beïnvloeden.
* **Fysieke omgeving:** Dit omvat de directe leef- en werkomgeving van een persoon.
* **Woon- en schoolomgeving:** De aanwezigheid van groen, veilige speelplaatsen, kindvriendelijke straten, en de beschikbaarheid van sportfaciliteiten beïnvloeden het beweeggedrag.
* **Verkeerssituatie:** Veilige en toegankelijke fiets- en wandelpaden stimuleren actief transport.
* **Huiselijke omgeving:** De aanwezigheid van mediatoestellen in huis en de toegang daartoe kan leiden tot meer stilzitten.
* **Beschikbaarheid van voorzieningen:** Toegang tot sportclubs, recreatiemogelijkheden en beweegmateriaal.
* **Beleid:** Dit betreft de regels, wetten en afspraken die gelden binnen een gemeenschap of organisatie.
* **Overheidsbeleid:** Investeringen in gezondheidszorg, ruimtelijke ordening en verkeersveiligheid.
* **Schoolbeleid:** Afspraken en regels rondom bewegen en stilzitten binnen de school, opgesteld door directie, scholengemeenschap en oudervereniging.
### 4.2 Nudging: subtiele sturing naar gewenst gedrag
Nudging is een techniek die subtiele veranderingen aanbrengt in de 'keuzearchitectuur' – de manier waarop keuzeopties worden gepresenteerd – om gewenst gedrag te stimuleren. Het is een aanpassing van de omgeving die het gewenste gedrag gemakkelijker, aantrekkelijker of de norm maakt, zonder keuzes te verbieden of uitkomsten te veranderen.
**De 4 stappen van nudging:**
1. **Bepaal probleem- en doelgedrag:** Identificeer het huidige ongewenste gedrag en definieer het gewenste gedrag. Bijvoorbeeld: meer mensen de trap laten nemen in plaats van de lift.
2. **Breng psychologische processen en de omgeving in kaart:** Onderzoek de motivaties en belemmeringen die het gedrag beïnvloeden, inclusief onbewuste vooroordelen (biases), heuristieken en de invloed van anderen. Analyseer de omgeving en de capaciteiten van de doelgroep. Dit is cruciaal bij een 'intentie-gedragskloof' (intent-behaviour gap), waarbij mensen wel de intentie hebben, maar het gedrag niet vertonen.
3. **Ontwerp de nudge:** Ontwikkel een interventie gebaseerd op de inzichten uit stap 2. Details zoals kleur, vorm en plaatsing van elementen (bijvoorbeeld groene voetstappen op de grond die naar de trap leiden) kunnen cruciaal zijn.
4. **Test en evalueer de nudge:** Meet het effect van de nudge door middel van een voormeting en een nameting, bij voorkeur met een controlegroep. Verbeter en herhaal het proces indien nodig.
Nudging kan ingezet worden als een omgevingsinterventie (bv. het plaatsen van fruit vooraan in een buffet) of als een communicatieve interventie (bv. informatie over het energieverbruik in vergelijking met buren).
### 4.3 Participatie: leerlingen betrekken bij beleid
Effectieve gedragsverandering vereist dat betrokkenen worden geïnformeerd en de mogelijkheid krijgen om deel te nemen aan het besluitvormingsproces. Het participatiemodel onderscheidt vier vormen van participatie:
1. **Mee weten:** Het verstrekken van relevante informatie als basis voor participatie.
2. **Mee denken:** Leerlingen betrekken bij het brainstormen en het aandragen van ideeën.
3. **Mee beslissen:** Leerlingen de mogelijkheid geven om deel te nemen aan het besluitvormingsproces.
4. **Mee doen:** Leerlingen betrekken bij de implementatie van beslissingen of het uitvoeren van acties.
Participatie verhoogt de motivatie, het welbevinden en de leerprestaties van leerlingen en leidt tot een beter gedragen en efficiënter schoolbeleid. Cruciaal is de terugkoppeling naar de leerlingen over wat er met hun inbreng gebeurt.
### 4.4 Ouderbetrokkenheid stimuleren
Ouders spelen een sleutelrol in het bevorderen van gezonder gedrag bij hun kinderen. Door samenwerking tussen ouders en school kunnen de leer- en gezondheidsresultaten van kinderen significant verbeteren. Ouderbetrokkenheid kan gestimuleerd worden door:
* **Informatie delen:** Ouders informeren over de belangrijkheid van fysieke activiteit en een gezonde levensstijl.
* **Communicatiekanalen:** Effectieve manieren vinden om informatie te delen (bv. nieuwsbrieven, informatieavonden).
* **Samenwerking:** Ouders betrekken bij schoolactiviteiten en het beleid rondom gezondheid en bewegen.
* **Praktische ondersteuning:** Ouders stimuleren om thuis gezonde gewoontes te ondersteunen en te oefenen.
Door ouders te betrekken, wordt de impact van schoolprogramma's vergroot en kunnen gezonde gewoontes ook buiten de schoolmuren worden voortgezet.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Gezondheid | Een staat van fysiek, psychisch en sociaal welbevinden, niet enkel de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken. Het is een multidimensionaal concept dat zowel positieve als negatieve polen kent, waarbij positieve gezondheid geassocieerd wordt met de capaciteit om van het leven te genieten en uitdagingen aan te gaan. |
| Fysieke activiteit | Alle lichaamsactiviteiten waarbij, door het leveren van spierarbeid, het lichaam bewogen wordt wat gepaard gaat met energieverbruik. Hoe groter de betrokken spiermassa, hoe groter het energieverbruik. |
| Fysieke fitheid | Het vermogen om op een bevredigende wijze spierarbeid te verrichten en taken van het dagelijkse leven energiek en alert uit te voeren, zonder buitensporige vermoeidheid en met voldoende overblijvende energie voor vrijetijdsactiviteiten en onverwachte situaties. |
| Sedentair gedrag | Activiteiten waarbij men zit, ligt of staat met een zeer laag energieverbruik. Langdurig sedentair gedrag wordt geassocieerd met diverse gezondheidsrisico's. |
| Bewegingsdriehoek | Een visueel model, ontwikkeld door Gezond Leven, dat de aanbevelingen voor lichaamsbeweging en het beperken van sedentair gedrag voor Vlamingen duidelijk maakt door middel van verschillende gradaties. |
| Toronto consensus model | Een conceptueel model dat de wederzijdse beïnvloeding beschrijft tussen fysieke activiteit, fysieke fitheid en gezondheid, en tevens de invloed van externe factoren zoals levensstijl, persoonskenmerken, fysieke en sociale omgeving, en overerving. |
| Beweegvriendelijke klasomgeving | Een klaslokaal met aanpassingen aan de ruimte en het meubilair die minder lang stilzitten en meer bewegen ondersteunen, door het faciliteren van een gezonde mix van zitten, staan en bewegen. |
| Actief leren | Werkvormen die gericht zijn op het verhogen van de betrokkenheid van leerlingen bij de lesstof, het bevorderen van de verwerking van leerstof, het aanleren van nieuwe vaardigheden en attitudes, en het stimuleren van onderzoekend leren en samenwerken. |
| Bewegend leren | Inoefenmomenten waarbij leerlingen de reeds aangeleerde leerinhoud automatiseren door middel van beweging. Dit stimuleert zowel de cognitieve als de motorische ontwikkeling en verhoogt de fysieke activiteitsgraad. |
| Outdoor education | Een benadering die fysieke buitenactiviteiten, omgevingsonderwijs en sociale/persoonlijke ontwikkeling combineert, waarbij leeractiviteiten naar de open lucht worden verplaatst om de wereld actief te beleven en belangrijke secundaire vaardigheden te ontwikkelen. |
| Nudging | Een subtiele aanpassing in de keuzecontext die gedrag op onbewust niveau beïnvloedt, door het gewenste gedrag gemakkelijker, aantrekkelijker te maken of aan te duiden dat de meerderheid dit gedrag vertoont, zonder opties te verbieden. |
| Leerlingenparticipatie | Het betrekken van leerlingen bij het beleid en de besluitvorming op school, via de stappen 'mee weten', 'mee denken', 'mee beslissen' en 'mee doen', wat leidt tot meer draagvlak en welbevinden. |
| Ouderbetrokkenheid | De samenwerking tussen ouders en schoolpersoneel ter ondersteuning van de leerontwikkeling en gezondheid van kinderen, waarbij ouders een cruciale rol spelen in het versterken van wat kinderen op school leren. |