Cover
Mulai sekarang gratis ppt personalia 2025 BBS.pdf
Summary
# Wat is personenbelasting en wie betaalt het
Dit onderwerp verklaart wat personenbelasting inhoudt, de kenmerken ervan, en identificeert de personen die deze belasting verschuldigd zijn, inclusief de definities van rijksinwonerschap en gelijkgestelde personen [2](#page=2).
### 1.1 Wat is de personenbelasting?
De personenbelasting is een inkomstenbelasting die specifieke kenmerken heeft [2](#page=2):
* **Progressieve belasting**: Het belastingtarief stijgt naarmate het inkomen hoger is [2](#page=2).
* **Belasting op wereldwijd inkomen**: Het belast de inkomsten die een belastingplichtige wereldwijd vergaart [2](#page=2).
* **Belasting op globaal inkomen**: Dit omvat alle belastbare inkomsten samengevoegd [2](#page=2).
* **Belasting op persoonlijk inkomen**: Het richt zich op het inkomen van individuen [2](#page=2).
* **Belasting op jaarinkomen**: De belasting wordt geheven op het inkomen van een specifiek fiscaal jaar [2](#page=2).
* **Combinatie van federale en gewestelijke belasting**: De opbrengsten worden verdeeld tussen de federale staat en de gewesten [2](#page=2).
Samenvattend is de personenbelasting een progressieve inkomstenbelasting die wordt geheven op het wereldwijde jaarlijkse globale inkomen van particulieren, en die deels toekomt aan de Federale staat en deels aan het gewest. Kenmerkend zijn ook de éénjarigheid en de territorialiteit van de personenbelasting [2](#page=2).
### 1.2 Wie is personenbelasting verschuldigd?
De personenbelasting is verschuldigd door alle rijksinwoners, zoals gedefinieerd in artikel 2 en 3 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 (WIB/92) [5](#page=5).
#### 1.2.1 Rijksinwoners
Rijksinwoners zijn natuurlijke personen die in België hun woonplaats of zetel van fortuin hebben gevestigd [5](#page=5).
* **Woonplaats**: Dit is de plaats waar de belastingplichtige 'werkelijk' en 'duurzaam' woont, ongeacht nationaliteit of burgerlijke woonplaats (belastingdomicilie) [5](#page=5).
* **Wettelijke vermoedens voor woonplaats**:
* Inschrijving in het rijksregister (weerlegbaar vermoeden van rijksinwonerschap) [5](#page=5).
* De plaats waar het gezin zich bevindt (onweerlegbaar vermoeden van rijksinwonerschap) voor gehuwden en wettelijk samenwonenden [5](#page=5).
* **Zetel van fortuin**: Dit is een alternatief criterium indien er geen woonplaats in België is. Het betreft de plaats van waaruit het fortuin wordt beheerd, waar toezicht wordt gehouden op het beheer van het fortuin, of de plaats waar een persoon de zetel van zijn zaken of bezigheden heeft. Dit is niet noodzakelijk de plaats waar het fortuin zich bevindt. Voor de zetel van fortuin bestaan geen wettelijke vermoedens [5](#page=5).
> **Tip:** Woonplaats en zetel van fortuin zijn twee zelfstandige begrippen. De woonplaats primeert, waarbij de voorrang wordt gegeven aan de lokalisatie van het gezin. Het begrip 'zetel van fortuin' is sinds AJ2015 gedegradeerd tot een bijkomend element. Het bepalen of men Belgisch fiscaal inwoner is, is vaak een feitenkwestie [5](#page=5).
#### 1.2.2 Met inwoners gelijkgestelde personen
Naast de eigenlijke rijksinwoners worden ook bepaalde categorieën van personen fiscaal gelijkgesteld met rijksinwoners, zelfs indien zij formeel hun woonplaats of zetel van fortuin niet in België hebben:
* Belgische diplomatieke ambtenaren en consulaire beroepsambtenaren die in het buitenland zijn geaccrediteerd, alsook hun inwonende gezinsleden (mits wederkerigheid) [5](#page=5).
* Andere leden van Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland, evenals hun inwonende gezinsleden, met uitzondering van consulaire ereambtenaren (mits wederkerigheid). Dit omvat Belgisch administratief en technisch personeel, en dienstpersoneel [5](#page=5).
* Andere ambtenaren, vertegenwoordigers van de Belgische Staat of van zijn onderdelen, of van een Belgisch publiekrechterlijk lichaam, die de Belgische nationaliteit bezitten en hun werkzaamheden buiten België uitoefenen in een land waar zij niet duurzaam verblijf houden. Dit geldt onder meer voor beroepsmilitairen [5](#page=5).
#### 1.2.3 Niet-rijksinwoners
Eigenlijke niet-rijksinwoners zijn natuurlijke personen die hun woonplaats of de zetel van hun fortuin niet in België hebben gevestigd [6](#page=6).
Daarnaast worden verschillende categorieën van personen, niettegenstaande hun verblijf in België, fiscaal gelijkgesteld met niet-rijksinwoners [6](#page=6).
Zowel de eigenlijke niet-rijksinwoners als de ermee gelijkgestelden zijn niet belastbaar in de personenbelasting. Zij zijn in principe onderworpen aan de Belasting op de Niet-Belgische Inkomsten van natuurlijke personen (BNI/nat.pers.). Bij de BNI/nat.pers. is het principe van de territorialiteit van de inkomsten van toepassing: in België verkregen inkomsten zijn belastbaar, ook al zijn ze afkomstig van natuurlijke personen met een buitenlandse vestiging [6](#page=6).
### 1.3 Op welke inkomsten is personenbelasting verschuldigd?
De personenbelasting is verschuldigd op vier inkomstencategorieën, naar hun aard en oorsprong [6](#page=6).
#### 1.3.1 Categorieën naar aard
* **Inkomsten van onroerende goederen**: Zoals huurinkomsten en het kadastraal inkomen [6](#page=6).
* **Inkomsten van roerende goederen en kapitalen**: Bijvoorbeeld uit spaarboekjes en kasbons [6](#page=6).
* **Beroepsinkomsten**: Zoals lonen en pensioenen [6](#page=6).
* **Diverse inkomsten**: Zoals onderhoudsgelden [6](#page=6).
#### 1.3.2 Categorieën naar oorsprong
De inkomsten kunnen Belgisch of buitenlands zijn. Buitenlandse inkomsten worden verder onderverdeeld [6](#page=6):
* **Inkomsten die tegen het gewone tarief worden belast**: Dit zijn inkomsten uit landen zonder een belastingverdrag [6](#page=6).
* **Inkomsten belast tegen het verlaagde tarief**: Een vermindering van de personenbelasting tot de helft kan van toepassing zijn voor inkomsten uit bepaalde landen [6](#page=6).
* **Inkomsten die volledig vrijgesteld zijn ingevolge internationale verdragen, maar toch worden meegenomen voor het bepalen van de aanslagvoet op andere inkomsten**: Dit principe, bekend als het progressievoorbehoud, geldt voor inkomsten uit landen met een belastingverdrag [6](#page=6).
---
# Op welke inkomsten is personenbelasting verschuldigd
Personenbelasting is verschuldigd op vier hoofdcategorieën van inkomsten, zowel Belgische als buitenlandse, die na bewerking leiden tot een netto-inkomen dat de basis vormt voor de belastingberekening [6](#page=6) [7](#page=7).
### 2.1 Inkomstencategorieën
De personenbelasting is van toepassing op vier hoofdcategorieën van inkomsten, ingedeeld naar hun aard [6](#page=6) [7](#page=7):
#### 2.1.1 Inkomsten van onroerende goederen
Deze categorie omvat inkomsten verkregen uit zowel gebouwde als ongebouwde onroerende goederen, ongeacht of deze verhuurd zijn of niet, en ongeacht hun geografische ligging in België of daarbuiten. Voorbeelden hiervan zijn huurinkomsten en het kadastraal inkomen. Deze inkomsten worden behandeld conform artikel 6 tot 16 van het WIB/92 [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 2.1.2 Inkomsten van roerende goederen en kapitalen
Dit betreft inkomsten afkomstig van roerende activa. Voorbeelden zijn dividenden, interesten op spaarboekjes of kasbons, en inkomsten uit de verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen. Deze inkomsten vallen onder artikel 17 tot 22 van het WIB/92 [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 2.1.3 Beroepsinkomsten
Onder beroepsinkomsten vallen alle inkomsten die voortvloeien uit een professionele activiteit. Dit omvat onder andere lonen, wedden, pensioenen, winsten uit een zelfstandige activiteit, baten, en winst of baten uit een vorige beroepswerkzaamheid. De regelgeving hieromtrent is vastgelegd in artikel 23 tot 89 van het WIB/92 [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 2.1.4 Diverse inkomsten
Dit is een restcategorie die alle inkomsten omvat die niet onder de voorgaande drie categorieën vallen. Deze opsomming is limitatief. Een voorbeeld van een diverse inkomst is een meerwaarde bij de verkoop van een onroerend goed, of onderhoudsgelden. Deze categorie valt onder artikel 90 tot 103 van het WIB/92 [6](#page=6) [7](#page=7).
### 2.2 Oorsprong van de inkomsten (Belgisch en Buitenlands)
Naast de aard van de inkomsten, wordt er ook onderscheid gemaakt naar hun oorsprong, namelijk Belgische en buitenlandse inkomsten. Buitenlandse inkomsten worden verder onderverdeeld naargelang hun fiscale behandeling [6](#page=6):
* **Inkomsten die tegen het gewone tarief worden belast:** Dit zijn inkomsten die, ongeacht hun oorsprong, onderworpen zijn aan de normale progressieve tarieven van de personenbelasting [6](#page=6).
* **Inkomsten belast tegen het verlaagde tarief (land zonder verdrag):** Voor inkomsten uit landen waarmee België geen belastingverdrag heeft afgesloten, kan een vermindering van de personenbelasting tot de helft van toepassing zijn [6](#page=6).
* **Inkomsten die volledig vrijgesteld zijn (land met verdrag - progressievoorbehoud):** Ingenvolge internationale verdragen kunnen bepaalde buitenlandse inkomsten volledig vrijgesteld zijn van belasting. Echter, deze vrijgestelde inkomsten worden wel in aanmerking genomen voor de berekening van de aanslagvoet die op de overige Belgische inkomsten van toepassing is. Dit principe staat bekend als het progressievoorbehoud [6](#page=6).
### 2.3 Het belastbaar inkomen
Het belastbaar inkomen van een rijksinwoner is de som van de netto-inkomsten uit de vier inkomstencategorieën, verminderd met aftrekbare bestedingen en kosten. De personenbelasting wordt steeds berekend op het netto-inkomen van deze categorieën, die elk afzonderlijk worden bewerkt om tot hun netto-inkomen te komen [7](#page=7).
> **Tip:** De aangifte in de personenbelasting is opgesplitst in de verschillende inkomstencategorieën, wat de berekening van het netto-inkomen per categorie weerspiegelt [7](#page=7).
Sinds aanslagjaar 2005 geldt de afzonderlijke belasting van de inkomens als algemene regel (decumul), hoewel de aanslag zelf gemeenschappelijk blijft. Dit maakt de toepassing van het huwelijksquotiënt en soortgelijke regelingen nog steeds mogelijk [7](#page=7) [8](#page=8).
De berekening van het belastbaar inkomen en de daaruit voortvloeiende belasting is een complex proces dat de optelling van netto-inkomsten, aftrek van bestedingen, en toepassing van verschillende tarieven en verminderingen omvat, resulterend in de uiteindelijke te betalen belasting aan de Staat en de gewesten [8](#page=8).
#### 2.3.1 Samenstelling van het belastbaar inkomen
Het belastbaar inkomen wordt samengesteld uit:
* Netto inkomen uit onroerende goederen (*) [8](#page=8).
* Netto inkomen uit roerende goederen en kapitalen [8](#page=8).
* Netto beroepsinkomen [8](#page=8).
* Netto divers inkomen [8](#page=8).
Dit totaal netto-inkomen kan verder verminderd worden met aftrekbare bestedingen zoals onderhoudsgelden [8](#page=8).
#### 2.3.2 Gezamenlijk versus afzonderlijk belastbare inkomsten
De inkomsten worden deels gezamenlijk en deels afzonderlijk belast [8](#page=8).
* **Afzonderlijk belastbare inkomsten:** Dit betreft voornamelijk inkomsten uit roerende goederen en kapitalen, zoals interesten, dividenden, royalty's en bepaalde meerwaarden op effecten. Deze worden belast aan specifieke tarieven (bv. 15%/30%) [8](#page=8).
* **Gezamenlijk belastbare inkomsten:** Dit is de som van de netto-inkomsten uit onroerende goederen, beroepsinkomsten en diverse inkomsten (met aftrek van onderhoudsgelden). Deze worden belast volgens de algemene progressieve tariefschalen (bv. 33% / 16.5% / 10%) [8](#page=8).
De uiteindelijke belasting is de som van de belasting op de afzonderlijk belastbare inkomsten en de belasting volgens de tariefschaal op de gezamenlijk belastbare inkomsten, waarna diverse verminderingen en kortingen worden toegepast [8](#page=8).
---
# De berekening en bepaling van de belastbare grondslag
Dit onderwerp legt uit hoe het netto-inkomen wordt berekend uit de verschillende inkomstencategorieën, de concepten van gezamenlijke en afzonderlijke belastbare inkomsten, en de toepassing van tarieven en verminderingen om tot de uiteindelijke belasting te komen.
### 3.1 Het netto-inkomen
Het belastbaar inkomen van een rijksinwoner is de som van de netto-inkomsten van de vier inkomsten categorieën, verminderd met aftrekbare bestedingen en kosten. De personenbelasting belast steeds op het netto-inkomen van de verschillende categorieën [7](#page=7).
#### 3.1.1 Inkomsten categorieën
De verschillende categorieën van inkomsten ondergaan specifieke bewerkingen om tot het netto-inkomen te komen, wat resulteert in een opsplitsing van de aangifte in de personenbelasting per categorie [7](#page=7).
* **Inkomsten van onroerende goederen** (artikel 6 – 16 WIB/92): Dit omvat zowel gebouwde als ongebouwde onroerende goederen, al dan niet verhuurd, en deze die zich in België of in het buitenland bevinden. De eigen woning is vrijgesteld van KI (kadastraal inkomen) vanaf aanslagjaar 2015 [7](#page=7) [9](#page=9).
* **Inkomsten van roerende goederen en kapitalen** (artikel 17 – 22 WIB/92): Hieronder vallen dividenden, interesten, en inkomsten uit verhuur, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen [7](#page=7).
* **Beroepsinkomsten** (artikel 23 - 89 WIB/92): Dit omvat bezoldigingen, pensioenen, winsten, baten, en winst en baten uit een vorige beroepswerkzaamheid [7](#page=7).
* **Diverse inkomsten** (artikel 90 - 103 WIB/92): Dit is een limitatieve opsomming van alle overige inkomsten die niet onder de andere categorieën vallen, zoals meerwaarden bij verkoop van onroerend goed [7](#page=7).
#### 3.1.2 Netto roerende inkomsten
De netto roerende inkomsten omvatten interesten, dividenden, royalty's, loten van effecten van leningen en als diverse inkomsten belaste meerwaarden op effecten en waarden [8](#page=8).
### 3.2 Gezamenlijk versus afzonderlijk belastbare inkomsten
Vanaf aanslagjaar 2005 is de manier waarop echtgenoten worden belast grondig gewijzigd. De algemene regel is de afzonderlijke belasting van de inkomens (decumul), maar de aanslag blijft gemeenschappelijk. Dit maakt de toepassing van het huwelijksquotiënt en soortgelijke mechanismen nog steeds mogelijk [7](#page=7).
De samenstelling van het belastbaar inkomen is als volgt [8](#page=8):
* Netto onroerend inkomen (\*) [8](#page=8).
* Netto inkomen uit roerende goederen en kapitalen [8](#page=8).
* Netto beroepsinkomen [8](#page=8).
* Netto divers inkomen [8](#page=8).
* Totaal netto-inkomen [8](#page=8).
Vervolgens wordt het belastbaar inkomen bepaald:
$$ \text{Totaal netto-inkomen} - \text{aftrekbare bestedingen} = \text{Belastbaar inkomen (gezamenlijk BI + afzonderlijk BI)} $$ [8](#page=8).
#### 3.2.1 Berekening van de belasting
De berekening van de belasting verloopt via verschillende stappen:
1. **Belasting op de afzonderlijk belaste inkomsten**: Dit betreft de belasting op interesten, dividenden, royalty's, loten van effecten van leningen en als diverse inkomsten belaste meerwaarden op effecten en waarden. De tarieven zijn 33% / 16,5% / 10% of 15% / 30% [8](#page=8).
2. **Belasting volgens tariefschaal op GBI (Gezamenlijk Belastbaar Inkomen)**: Dit is de belasting op de andere inkomsten berekend volgens de progressieve tariefschalen [8](#page=8).
3. **Verminderingen en aftrekken**:
* Vermindering voor belasting op de belastingvrije som en personen ten laste [8](#page=8).
* Vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten [8](#page=8).
* Federale verrekenbare niet terugbetaalbare bestanddelen (FBB, bonificatie VA) [9](#page=9).
* Federale en gewestelijke terugbetaalbare belastingkredieten [9](#page=9).
* Federale verrekenbare en terugbetaalbare bestanddelen (RV, BV, VA) [9](#page=9).
* Gewestelijke kortingen [9](#page=9).
* Andere federale belastingverminderingen en gewestelijke belastingverminderingen [9](#page=9).
#### 3.2.2 Tariefschijven
De progressieve belastingschalen voor het netto gezamenlijk jaarlijks belastbaar inkomen zijn als volgt:
**Aanslagjaar 2025 (geïndexeerd)** [3](#page=3):
| Netto gezamenlijk jaarlijks belastbaar inkomen (euros) | Belastingtarief | Verschuldigde belasting (excl. gemeentebelasting) |
| :--------------------------------------------------- | :-------------- | :------------------------------------------------ |
| 0,01 – 15.820,00 | 25% | = 3.955,00 |
| 15.821,00 – 27.920,00 | 40% | = gecumuleerd 8.794,60 |
| 27.921,00 – 48.320,00 | 45% | = gecumuleerd 17.974,15 |
| > 48.320,00 | 50% | |
**Aanslagjaar 2026 (geïndexeerd)** [3](#page=3):
| Netto gezamenlijk jaarlijks belastbaar inkomen (euros) | Belastingtarief | Verschuldigde belasting (excl. gemeentebelasting) |
| :--------------------------------------------------- | :-------------- | :------------------------------------------------ |
| 0,01 – 16.320,00 | 25% | = 4.080,00 |
| 16.321,00 – 28.800,00 | 40% | = gecumuleerd 9.071,60 |
| 28.801,00 – 49.840,00 | 45% | = gecumuleerd 18.539,15 |
| > 49.840,00 | 50% | |
### 3.3 Totale verschuldigde belasting
De uiteindelijke verschuldigde belasting wordt berekend door de som van de belasting op de afzonderlijk belaste inkomsten en de hoofdsom op de gezamenlijk belaste inkomsten [8](#page=8).
$$ \text{Belasting op afzonderlijk belaste inkomsten} + \text{Hoofdsom op gezamenlijk belaste inkomsten} = \text{Totale belasting} $$ [8](#page=8).
Hierop worden vervolgens de volgende posten toegepast:
* Belasting Staat [8](#page=8).
* Vermindering van de belasting Staat met de autonomiefactor [8](#page=8).
* Opcentiemen gemeente en/of agglomeratie op de 'totale belasting' [9](#page=9).
Dit leidt tot:
* Federale personenbelasting (kan negatief zijn) [9](#page=9).
* Gewestelijke personenbelasting (kan negatief zijn) [9](#page=9).
* Totale belasting (kan nooit negatief zijn) [9](#page=9).
**Tip:** Het is cruciaal om de correcte tariefschijven voor het relevante aanslagjaar te gebruiken en alle mogelijke verminderingen en kredieten correct toe te passen om de uiteindelijke belastingschuld te bepalen [3](#page=3) [8](#page=8) [9](#page=9).
**Voorbeeld van berekening van de federale en gewestelijke belasting:**
$$ \text{Federale personenbelasting} = \text{Belasting Staat} - (\text{Belasting Staat} \times \text{Autonomiefactor}) $$ [9](#page=9).
$$ \text{Gewestelijke personenbelasting} = \text{Belasting Staat} - (\text{Belasting Staat} \times \text{Autonomiefactor}) $$ [9](#page=9).
Deze berekeningen worden vervolgens aangevuld met specifieke federale en gewestelijke verminderingen en kortingen [9](#page=9).
#### 3.3.1 Federale en gewestelijke belastingverminderingen en kortingen
Er zijn diverse federale en gewestelijke belastingverminderingen en kortingen die in mindering gebracht kunnen worden op de berekende belasting. Deze omvatten onder andere [9](#page=9):
* Federale verrekenbare niet terugbetaalbare bestanddelen [9](#page=9).
* Federale en gewestelijke terugbetaalbare belastingkredieten, zoals voor specifieke investeringen, tewerkstellingsbevordering, en fietskilometervergoedingen [9](#page=9).
* Gewestelijke kortingen, zoals voor dienstencheques en winwinleningen [9](#page=9).
* Specifieke federale verminderingen voor lage inkomens, bevordering van tewerkstelling, investeringen door zelfstandigen, en aanpassingen aan de fietskilometervergoeding [9](#page=9).
* Andere federale en gewestelijke belastingverminderingen en kortingen [9](#page=9).
De berekening eindigt met het optellen van de opcentiemen van de gemeente of agglomeratie op de totale belasting, en het verrekenen van de federale en gewestelijke belastingen, rekening houdend met eventuele tekorten en overschotten. De totale belasting kan nooit negatief zijn [9](#page=9).
---
# Persoonlijke gegevens, gezinslasten en fiscale situaties
Dit gedeelte van de aangifte behandelt de persoonlijke en gezinssituatie van de belastingplichtige om de correcte belastingheffing te bepalen.
### 4.1 Persoonlijke gegevens (Vak II a)
Vak II a registreert de burgerlijke staat van de belastingplichtige en de partner, wat invloed heeft op de fiscale behandeling [11](#page=11).
#### 4.1.1 Burgerlijke staat
De volgende opties voor burgerlijke staat kunnen worden aangeduid:
* **Ongehuwd en niet wettelijk samenwonend** [12](#page=12).
* **Gehuwd**: Aan te duiden indien het huwelijk plaatsvond tijdens het inkomstenjaar. Tevens dient te worden aangekruist indien het netto bedrag van de bestaansmiddelen van de partner maximaal 3.980 euro (aanslagjaar 2025) bedroeg [12](#page=12).
* **Wettelijk samenwonend**: Aan te duiden indien de verklaring van wettelijke samenwoning werd afgelegd tijdens het inkomstenjaar. Ook hier geldt de voorwaarde dat het netto bedrag van de bestaansmiddelen van de partner maximaal 3.980 euro (aanslagjaar 2025) mag bedragen [12](#page=12).
* **Weduwnaar, weduwe of daarmee gelijkgestelde**: Aan te duiden of het overlijden plaatsvond tijdens het inkomstenjaar. Er dient een keuze te worden gemaakt voor de manier van aanslagheffing: gezamenlijk of afzonderlijk [12](#page=12).
* **Uit de echt gescheiden of daarmee gelijkgesteld**: Aan te duiden indien de echtscheiding of de beëindiging van de wettelijke samenwoning plaatsvond tijdens het inkomstenjaar. De datum van inschrijving in het bevolkingsregister is leidend, niet de datum van het vonnis [12](#page=12).
* **Van tafel en bed gescheiden**: Aan te duiden indien de scheiding van tafel en bed plaatsvond tijdens het inkomstenjaar [12](#page=12).
* **Feitelijk gescheiden**: Aan te duiden indien de feitelijke scheiding plaatsvond tijdens het inkomstenjaar [12](#page=12).
> **Tip:** Het verschil tussen "feitelijke scheiding" en "scheiding van tafel en bed" is belangrijk. Feitelijke scheiding vereist een materieel element (gescheiden wonen) en een intentioneel element (geen behoefte om terug samen te wonen). Tijdelijke scheiding door ziekte of ongeval telt hierbij niet mee. Duurzame opname in een ziekenhuis, home of rusthuis wordt wel als feitelijke scheiding beschouwd. Bij een scheiding van tafel en bed is men door een vonnis van de rechtbank van wederzijdse rechten en plichten als gehuwden ontdaan, maar het huwelijk is nog niet ontbonden [12](#page=12).
#### 4.1.2 Aangifte van een overledene
Bij de aangifte van een overledene moet steeds code 1022-45 worden aangekruist. De burgerlijke staat van de overledene bepaalt wie de aangifte indient [13](#page=13):
* **Gehuwd of wettelijk samenwonend (code 1023)**: De langstlevende dient de aangifte in en maakt een keuze tussen belastingheffing als alleenstaande of gezamenlijk onder rubriek A – 1 [13](#page=13).
* **Ongehuwd of niet wettelijk samenwonend (code 1027)**: De erfgenamen dienen de aangifte in [13](#page=13).
* **Weduwe of weduwnaar geworden tijdens inkomstenjaar (beide partners overleden) (code 1024)**: De erfgenamen dienen de aangifte in en maken een keuze tussen belastingheffing als alleenstaande en gezamenlijk [13](#page=13).
#### 4.1.3 Internationaal ambtenaar en gehandicapten
* Indien de belastingplichtige gehuwd of wettelijk samenwonend is en een partner is met een vrijgesteld beroepsinkomen van meer dan 13.050 euro (aanslagjaar 2025) van een internationale organisatie, dient vak II a – punt 3 te worden ingevuld. Dit geldt zowel voor de ambtenaar zelf (3a) als voor de partner (3b) [14](#page=14).
* Indien de belastingplichtige zwaar gehandicapt is, dient vak II a – punt 4 te worden ingevuld [14](#page=14).
#### 4.1.4 Fiscale situatie en aangifteformulieren
De gezinssituatie bepaalt of er afzonderlijk of gezamenlijk wordt belast, en hoeveel aangifteformulieren de belastingplichtige ontvangt [14](#page=14).
| Fiscale situatie | Belastingheffing | Aangifte |
| :----------------------------------------------------------------------------------------------------------- | :--------------- | :------- |
| Nooit gehuwd of wettelijke samenwonend / feitelijk samenwonend | Afzonderlijk | 2 |
| Gehuwd of wettelijk samenwonend | Gezamenlijk | 1 |
| Jaar van wettelijke samenwoning | Afzonderlijk | 2 |
| Jaar van huwelijk (zonder wettelijke samenwoning jaar X-1) | Afzonderlijk | 2 |
| Jaar van huwelijk (met wettelijke samenwoning jaar X-1) | Gezamenlijk | 1 |
| Jaar van overlijden | Keuze (*) | 2 |
| Jaar van de feitelijke scheiding | Gezamenlijk | 1 (of 2) |
| Jaar van echtscheiding of scheiding van tafel en bed | Afzonderlijk | 2 |
| Internationaal ambtenaar (met belastingvrijgesteld inkomen zonder progressie van meer dan de vermelde grens) | Afzonderlijk | 2 |
#### 4.1.5 Voordelen van gezamenlijke en afzonderlijke belastingheffing
* **Voordelen van gezamenlijke belastingheffing**:
* Toepassing van het huwelijksquotiënt. Dit zorgt ervoor dat de partner zonder of met beperkt beroepsinkomen minstens 30% van het gezamenlijk beroepsinkomen verwerft, met een maximum van 13.050 euro (aanslagjaar 2025) [15](#page=15).
* Overdracht van interestaftrek tussen gezamenlijk belasten [15](#page=15).
* **Voordelen van belastingheffing als alleenstaande**:
* Verhoging van de belastingvrije som indien er kinderen ten laste zijn [15](#page=15).
### 4.2 Gezinslasten (Vak II b)
Dit deel betreft de personen die fiscaal ten laste kunnen worden genomen [15](#page=15).
#### 4.2.1 Wie kan fiscaal ten laste worden genomen?
* **Descendenten (afstammelingen)**: Kinderen, kleinkinderen en andere kinderen die volledig of hoofdzakelijk ten laste zijn, zoals pleegkinderen [15](#page=15).
* **Ascendenten**: Ouders, grootouders, overgrootouders [15](#page=15).
* **Zijverwanten tot en met de tweede graad**: Broers en zussen [15](#page=15).
* **Personen van wie de belastingplichtige of de echtgenoot als kind volledig of hoofdzakelijk ten laste is geweest**: Bijvoorbeeld pleegouders [15](#page=15).
#### 4.2.2 Voorwaarden om fiscaal ten laste genomen te worden
Er zijn drie belangrijke voorwaarden:
1. **Deel uitmaken van het gezin van de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar**. Dit wordt bepaald door inschrijving in het bevolkingsregister, maar ook andere feitelijke gegevens spelen een rol [16](#page=16).
* Bijzonderheden: Een kind of andere persoon ten laste die tijdens het inkomstenjaar overlijdt, telt nog mee. Een doodgeboren kind na een miskraam van minstens 180 dagen telt ook mee. Ontvoerde en vermiste kinderen blijven ten laste. Een studerend kind blijft ten laste [16](#page=16).
2. **Netto bestaansmiddelen mogen een bepaalde grens niet overschrijden** [16](#page=16).
* Voor de aanslagjaren 2024 en 2025 geldt een uniforme grens van 7.290 euro voor alle kinderen ten laste, ongeacht de samenlevingsvorm (7.010 euro voor aanslagjaar 2024, inkomsten 2023) [17](#page=17).
* Specifieke grensbedragen die voorheen golden voor kinderen met zware handicap en kinderen ten laste van alleenstaanden zijn hierbij gelijkgeschakeld [17](#page=17).
3. **Geen bezoldigingen genieten die in hoofde van de belastingplichtige aftrekbaar zijn als beroepskosten** [16](#page=16).
#### 4.2.3 Welke bestaansmiddelen tellen mee?
Alle regelmatige of toevallige inkomsten (roerend, onroerend, beroep, etc.) worden meegerekend [17](#page=17).
Uitgezonderd zijn:
* Wettelijke kinderbijslagen, kraamgelden en adoptiepremies [17](#page=17).
* Studiebeurzen [17](#page=17).
* Premies voor huwelijkssparen [17](#page=17).
* Inkomsten verkregen door personen met handicap (wet van 27.02.1987) [17](#page=17).
* Premies erkende beschutte werkplaatsen aan zwaar gehandicapte personen [17](#page=17).
* Pensioenen en renten (eerste bruto schijf van 32.040 euro (aanslagjaar 2025) is vrijgesteld) [17](#page=17).
* Achterstallen van onderhoudsuitkeringen [17](#page=17).
* Onderhoudsuitkeringen aan kinderen (aanslagjaar 2025: 3.980 euro) [17](#page=17).
* Inkomsten uit studentenarbeid (aanslagjaar 2025: 3.980 euro per jaar) [17](#page=17).
* Onroerende, roerende en diverse inkomsten van minderjarige kinderen [17](#page=17).
#### 4.2.4 Berekening van netto bestaansmiddelen
De berekening van netto bestaansmiddelen hangt af van het type inkomen [18](#page=18):
* **Beroepsinkomsten (incl. wettelijk pensioen)**: Belastbaar inkomen – werkelijke beroepskosten, of belastbaar inkomen – forfait van 20% (min. 550 euro (aanslagjaar 2025) voor werknemers/vrije beroepers) [18](#page=18).
* **Diverse inkomsten (onderhoudsuitkeringen)**: bruto x 80% [18](#page=18).
* **Roerende inkomsten**: bruto x 80% [18](#page=18).
* **Onroerende inkomsten**:
* Niet verhuurde Belgische gebouwen: Gekapitaliseerde Onroerende Inkomsten (GKI) of GKI x 5/3 – werkelijke kosten [18](#page=18).
* Niet verhuurde Belgische gronden: GKI of GKI x 10/9 – werkelijke kosten [18](#page=18).
* Verhuurde Belgische onroerende goederen: huur + huurvoordelen – werkelijke kosten OF huur + huurvoordelen x 40% (gebouw) / 20% (grond) [18](#page=18).
* Niet verhuurde niet-Belgische onroerende goederen: geschatte huurwaarde – buitenlandse belastingen – werkelijke kosten OF geschatte huurwaarde – buitenlandse belastingen x 40% (gebouw) / 20% (grond) [18](#page=18).
* Verhuurde niet-Belgische onroerende goederen: huur + huurvoordelen – buitenlandse belastingen – werkelijke kosten OF huur + huurvoordelen – buitenlandse belastingen x 40% (gebouw) / 20% (grond) [18](#page=18).
#### 4.2.5 Verhoging van de belastingvrije som met gezinslasten
De aanwezigheid van gezinslasten leidt tot een verhoging van de belastingvrije som [18](#page=18).
| | Verhoging belastingvrije som AJR 2025 |
| :--------------------------------------- | :---------------------------------- |
| Basis | 10.570 |
| 1 kind | 1.920 |
| 2 kinderen | 4.950 |
| 3 kinderen | 9.730 |
| 4 kinderen | 17.940 |
| Voor elk volgend kind | 6.850 |
| Voor kinderen jonger dan 3 jaar | 720 |
| Ouder/grootouder >= 65 jaar | 3.850 |
| Andere personen | 1.920 |
---
# Procedure, aanslag en betwisting
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de procedurele aspecten rond de belastingaangifte, de totstandkoming van de belastingaanslag en de middelen die een belastingplichtige heeft om een aanslag te betwisten.
### 5.1 De aangifteplicht
De aangifteplicht houdt in dat de belastingplichtige zelf verantwoordelijk is voor het correct indienen van de belastingaangifte. Er zijn echter uitzonderingen op deze regel [20](#page=20):
* Bij overlijden dient de aangifte ingediend te worden door de erfgenamen of begiftigden [20](#page=20).
* In geval van wettelijke onbekwaamheid is de wettelijke vertegenwoordiger hiervoor verantwoordelijk [20](#page=20).
* Personen die niet kunnen lezen of schrijven, kunnen rekenen op hulp van de Administratie [20](#page=20).
* Indien een persoon een volmacht verleent, zal de gevolmachtigde de aangifte indienen [20](#page=20).
Er zijn twee mogelijke manieren om een aangifte in te dienen:
* **Elektronische aangifte (Tax-on-web):** Dit kan via de website www.minfin.fgov.be [20](#page=20).
* **Papieren aangifte:** Dit is een optie indien geen internettoegang beschikbaar is [20](#page=20).
De aangifte moet ingediend worden bij het controlekantoor dat vermeld staat op de belastingsaangifte. De locatie van dit kantoor is afhankelijk van de woonplaats van de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar [21](#page=21).
> **Tip:** Het is aan te raden de aangifte aangetekend te verzenden of een bewijs van ontvangst te vragen [21](#page=21).
De indieningstermijn voor de aangifte bedraagt minimaal één maand na de verzendingsdatum. Bij het wegvallen van de belastbare grondslag vóór 31 december, gelden specifieke termijnen [21](#page=21):
* Overlijden: binnen de 5 maanden na overlijden [21](#page=21).
* Emigratie: binnen de 3 maanden na verhuis [21](#page=21).
Niet-naleving van de aangifteplicht, zoals het niet, te laat of onregelmatig indienen van de aangifte, kan diverse gevolgen (sancties) hebben:
* De Administratie krijgt langer de tijd om een aanslag te vestigen [21](#page=21).
* Een aanslag van ambtswege kan gevestigd worden, wat betekent dat de aanslag gebaseerd wordt op de gegevens die de Administratie vermoedt [21](#page=21).
* Er kan een belastingverhoging worden opgelegd van 10% tot 200% [21](#page=21).
* Administratieve boeten kunnen worden opgelegd [21](#page=21).
### 5.2 De aanslag
De aanslag is de officiële vaststelling door de fiscus van de verschuldigde belasting [22](#page=22).
#### 5.2.1 Gegevens voor de aanslagvestiging
In principe wordt de aanslag gevestigd op basis van de ingediende aangifte, waaraan een ‘vermoeden van juistheid’ kleeft. Er zijn echter uitzonderingen waarbij de fiscus afwijkt van de aangifte [22](#page=22):
* **Afwijkende aanslag op grond van een bericht van wijziging:** De fiscus kan een aanslag vestigen op basis van andere gegevens dan deze in de aangifte. De belastingplichtige moet hiervan schriftelijk op de hoogte worden gebracht via een aangetekend bericht van wijziging. Dit bericht bevat de motivering en de voorgestelde wijzigingen. De belastingplichtige heeft vervolgens één maand de tijd om zijn/haar opmerkingen kenbaar te maken, te rekenen vanaf de derde werkdag na de verzendingsdatum van het bericht. Uitzonderingen hierop zijn aanpassingen die in mindering komen of bij akkoord van de belastingplichtige [22](#page=22).
* **Aanslag van ambtswege:** De Administratie kan facultatief een aanslag vestigen op grond van gegevens die zij vermoedt. Dit is een beperkte toepassing en wordt onder andere gehanteerd bij [23](#page=23):
* Niet of laattijdige aangifte [23](#page=23).
* Vormgebreken in de aangifte [23](#page=23).
* Het niet verlenen van inzage in boeken of bescheiden [23](#page=23).
* Het niet verschaffen van gevraagde informatie aan de Fiscus [23](#page=23).
* Niet antwoorden op een bericht van wijziging [23](#page=23).
De Administratie moet de belastingplichtige hiervan op de hoogte brengen alvorens de aanslag gevestigd kan worden. Een belangrijk risico hierbij is dat de bewijslast wordt omgekeerd naar de belastingplichtige [23](#page=23).
#### 5.2.2 Termijn voor aanslagvestiging
De periode waarbinnen de aanslag gevestigd moet worden, varieert [23](#page=23).
**Principe:**
* **Gewone aanslagtermijn:** Verstrijkt op 30 juni volgend op het aanslagjaar [23](#page=23).
* **Minimumtermijn:** 6 maanden vanaf het moment dat de aangifte bij de administratie toekomt [23](#page=23).
* **Gewone aanslagtermijn voor controle en wijziging:** 3 jaar [23](#page=23).
**Uitzonderingen:**
* **Buitengewone aanslagtermijn van 4 jaar:** Vanaf 1 januari van het aanslagjaar, van toepassing bij laattijdige en/of onjuiste aangiften [23](#page=23).
* **Semi-complexe aangiften:** 6 jaar met internationale aspecten [23](#page=23).
* **Complexe aangiften:** 10 jaar met internationale aspecten [23](#page=23).
* **Buitengewone aanslagtermijn van 10 jaar:** Vanaf 1 januari van het aanslagjaar, van toepassing bij bedrieglijk opzet [23](#page=23).
* **Bijzondere aanslagtermijn van 12 maanden:** Deze termijn is niet verbonden aan het aanslagjaar [23](#page=23).
#### 5.2.3 Bijzondere aanslagtermijnen (art. 358 WIB/92)
Specifieke gevallen kennen bijzondere termijnen voor aanslagvestiging [24](#page=24):
* **Bijzondere aanslagtermijn van 12/24 maanden:** Niet verbonden aan het aanslagjaar [24](#page=24).
* Overtreding van regels rond roerende voorheffing (RV) of bedrijfsvoorheffing (BV) tijdens de voorbije vijf jaar: 12 maanden vanaf vaststelling [24](#page=24).
* Niet-aangifte van buitenlandse belastbare inkomsten tijdens de voorbije vijf jaar: 24 maanden vanaf kennisname [24](#page=24).
* Indien een rechtsvordering uitwijst dat gedurende de vijf jaren vóór het jaar waarin de rechtsvordering werd ingeleid, belastbare inkomsten niet werden aangegeven: 12 maanden vanaf de datum van de rechtsvordering [24](#page=24).
### 5.3 De betwisting
Indien de belastingplichtige niet akkoord gaat met de ontvangen aanslag, kan deze betwist worden. De belastingplichtige moet hiervoor eerst een administratieve geschillenprocedure doorlopen. Er zijn twee mogelijkheden [24](#page=24):
1. **Indienen van een bezwaarschrift:**
* Dit moet schriftelijk en bij voorkeur aangetekend gebeuren [24](#page=24).
* De indieningstermijn is beperkt tot 12 maanden, te rekenen vanaf de derde werkdag na de verzendingsdatum van de aanslag [24](#page=24).
2. **Indienen van een verzoek tot ambtshalve ontheffing:**
* Dit is een schriftelijk verzoek [24](#page=24).
* De toepassing ervan is beperkt en er moet binnen een bepaalde periode een verzoek worden ingediend [24](#page=24).
### 5.4 De betaling of teruggave
De betaling van de belastingaanslag of de teruggave dient te gebeuren binnen twee maanden na de verzendingsdatum van het aanslagbiljet. Bij niet tijdige betaling worden nalatigheidsinteresten van 7% per jaar aangerekend [25](#page=25).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Personenbelasting | Een inkomstenbelasting die geheven wordt op het wereldwijd jaarlijks globaal inkomen van particulieren, gekenmerkt door progressiviteit en deels bestemd voor de Federale staat en deels voor het gewest. |
| Rijksinwoners | Natuurlijke personen die in België hun woonplaats of zetel van fortuin gevestigd hebben, en personen die fiscaal gelijkgesteld worden met rijksinwoners. |
| Woonplaats | De plaats waar de belastingplichtige werkelijk en duurzaam verblijft, ongeacht de nationaliteit of de burgerlijke woonplaats, en het primaire criterium voor rijksinwonerschap. |
| Zetel van fortuin | De plaats van waaruit het fortuin wordt beheerd, toezicht wordt gehouden op het beheer, of waar iemand de zetel van zijn zaken of bezigheden heeft; een alternatief voor woonplaats om rijksinwonerschap te bepalen. |
| Gelijkgestelde personen | Personen die, ondanks hun verblijf in België, fiscaal als niet-rijksinwoners worden behandeld of die omwille van hun functie of nationaliteit aan specifieke fiscale regels onderworpen zijn. |
| Inkomstencategorieën | Vier hoofdcategorieën van inkomsten waarop personenbelasting van toepassing is: onroerende goederen, roerende goederen en kapitalen, beroepsinkomsten en diverse inkomsten. |
| Netto-inkomen | Het belastbaar inkomen van een rijksinwoner, bestaande uit de som van de netto-inkomsten van de vier inkomstencategorieën, verminderd met aftrekbare bestedingen en kosten. |
| Globaal inkomen | Het totale inkomen verkregen uit alle bronnen na toepassing van de specifieke berekeningsregels per inkomstencategorie. |
| Aanslagjaar | Het jaar waarin de belasting wordt vastgesteld en geheven, dat volgt op het inkomstenjaar waarin de inkomsten werden verkregen. |
| Progressieve belastingschalen | Tariefschalen waarbij het belastingtarief stijgt naarmate het belastbaar inkomen hoger is, wat leidt tot een hogere belastingdruk op hogere inkomens. |
| Huwelijksquotiënt | Een mechanisme dat, bij gezamenlijke belastingheffing van gehuwden, ervoor zorgt dat de partner met een beperkt of geen beroepsinkomen een groter deel van het gezamenlijk inkomen fiscaal toegekend krijgt, tot een bepaald maximum. |
| Belastingvrije som | Een vastgesteld bedrag aan inkomen dat vrijgesteld is van belastingen, wat het belastbaar inkomen verlaagt en de te betalen belasting vermindert. |
| Gezinslasten | Personen (kinderen, ouders, etc.) die fiscaal ten laste genomen kunnen worden door de belastingplichtige, wat kan leiden tot een verhoging van de belastingvrije som of andere fiscale voordelen. |
| Aanslag van ambtswege | Een belastingaanslag die de Administratie kan vestigen op basis van vermoedens of geschatte gegevens wanneer de belastingplichtige niet of laattijdig aangifte doet, vormgebreken vertoont of geen medewerking verleent. |
| Administratieve geschillenprocedure | De procedure die een belastingplichtige moet doorlopen wanneer die niet akkoord gaat met een ontvangen belastingaanslag, inclusief het indienen van een bezwaarschrift of een verzoek tot ambtshalve ontheffing. |
| Bezwaarschrift | Een schriftelijk en aangetekend verzoek dat een belastingplichtige indient bij de fiscale administratie om een belastingaanslag aan te vechten, binnen een specifieke indieningstermijn. |
| Nalatigheidsinteresten | Interesten die verschuldigd zijn bij niet tijdige betaling van de belasting, berekend aan een jaarlijks percentage over het openstaande bedrag. |