Cover
Mulai sekarang gratis module 4 - case België deel 2 (kort)
Summary
# De knelpunten van de Bijzondere Financieringswet vóór de 6de Staatshervorming
Dit onderwerp belicht de cruciale problemen van de Bijzondere Financieringswet (BFW) net voor de grote staatshervorming van 2011, waaronder de onderfinanciering van Brussel, de complexe solidariteitsval en de financiële verarming van de federale overheid.
## 1. De situatie net voor de 6de Staatshervorming
Voorafgaand aan de staatshervorming in 2011 kende de Bijzondere Financieringswet (BFW) een reeks significante knelpunten die hervormingen noodzakelijk maakten. Deze problemen betroffen onder meer de complexiteit en gebrekkige democratische controleerbaarheid van de wet, de prikkels die gewesten minder geneigd maakten tot eigen inspanningen, en een onderschatting van de vergrijzingsdruk op de federale begroting. Daarnaast was de BFW onvoldoende compenserend voor de structurele financiële uitdagingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) en moesten nieuwe bevoegdheidsoverdrachten gepaard gaan met adequate financiering.
Vier specifieke knelpunten stonden centraal:
### 1.1 De onderfinanciering van Brussel
Brussel werd geconfronteerd met een structureel financieel tekort, ondanks een ogenschijnlijk stabiele financiële situatie. De hoge kosten gerelateerd aan armoede, werkloosheid, grootstedelijke problemen en pendel werden onvoldoende gedekt door de toegewezen middelen.
#### 1.1.1 Afkalvende fiscale draagkracht sinds de jaren '90
De personenbelasting (PB) bracht per inwoner steeds minder op in Brussel vergeleken met het rijksgemiddelde, waardoor het gewest meer federale solidariteitsbijdragen nodig had om het tekort te compenseren.
#### 1.1.2 Oorzaak: specifieke bevolkingsmix
Een aanzienlijk deel van de Brusselse bevolking bestaat uit relatief arme inwoners die weinig tot geen belastingen betalen. Tegelijkertijd zijn veel expats en EU-ambtenaren met hoge inkomens vrijgesteld van de PB in België, wat de fiscale draagkracht verder drukt.
#### 1.1.3 Woonplaatsprincipe speelt Brussel parten
Veel inkomens worden in Brussel verdiend, maar de PB wordt verdeeld op basis van de woonplaats en niet de werkplaats. Dit leidt ertoe dat pendelaars die in Brussel werken maar elders wonen, hun PB afdragen aan andere gewesten, waardoor Brussel een onevenredig klein deel van de opbrengst ontvangt.
#### 1.1.4 Verlaging van belastingen sinds 2001 (Lambermont)
Pogingen om rijkere inwoners aan te trekken door belastingen zoals schenkings- en registratierechten te verlagen, hadden een twijfelachtig terugverdieneffect en hebben de budgettaire toestand van Brussel mogelijk zelfs verslechterd.
#### 1.1.5 De "dode hand"
Vrijstellingen voor internationale gebouwen (ambassades, EU-instellingen) en overheidsgebouwen leidden tot het derven van eigen belastingsinkomsten voor Brussel, hoewel er wel compensatie was, werd deze door het BHG als onvoldoende beschouwd.
#### 1.1.6 Hoge kosten verbonden aan de hoofdstad- en internationale functie
Brussel draagt als hoofdstad van meerdere regio's en zetel van internationale instellingen extra kosten met zich mee voor veiligheid, ordehandhaving, reinheid en infrastructuur.
#### 1.1.7 Overschijpelingseffecten / horizontale externaliteiten
Als centrumstad gebruikt een groot aantal pendelaars en bezoekers de Brusselse voorzieningen (openbaar vervoer, infrastructuur) zonder er lokale belastingen te betalen, wat leidt tot een scheeftrekking van kosten en baten.
#### 1.1.8 Dure politieke en bestuurlijke structuur
Brussel kent een complex en kostbaar politiek apparaat met een eigen parlement, gemeenschapscommissie en 30 gemeenten, wat resulteert in hoge bestuurskosten.
#### 1.1.9 Veel arme gemeenten en de rol van BHG als voogdijoverheid
Het BHG telt veel deficitaire gemeenten die financieel bijgestaan moeten worden door het gewest. Tegelijkertijd hebben deze gemeenten sinds 2001 door federale hervormingen en liberalisering van energiemarkten belangrijke inkomstenbronnen verloren.
#### 1.1.10 Structuur en efficiëntie - studies
Onderzoek wees op een structureel tekort in de financiering van het BHG en suggereerde tegelijkertijd ruimte voor efficiëntieverbeteringen in het middelenbeheer.
### 1.2 De solidariteitsval (development trap)
Dit knelpunt betreft de manier waarop de solidariteit tussen de gewesten was georganiseerd, wat ertoe kon leiden dat economische vooruitgang financieel werd "afgestraft".
#### 1.2.1 Rol van de solidariteitstussenkomst
De solidariteitstussenkomst van de federale overheid was een cruciale inkomstenbron voor Wallonië en Brussel, maar groeide aanzienlijk in de jaren voorafgaand aan de hervorming.
#### 1.2.2 Definitie van de "solidariteitsval"
De solidariteitsval treedt op wanneer regio's met een zwakkere economische groei en lagere fiscale middelen door de solidariteitsbijdrage gesteund worden. Echter, bij economische verbetering en het genereren van meer inkomsten, daalt de solidariteitstussenkomst sneller dan het aandeel in de basisdotatie stijgt, wat netto leidt tot minder of gelijke middelen en een gebrek aan stimulans om te groeien.
#### 1.2.3 Waarom is dat een val?
De combinatie van de snelheid waarmee het aandeel in de basisdotatie stijgt bij economische relance en de omvang van de solidariteitstussenkomst per hoofd, creëert de val. Een kleinere solidariteit per hoofd zou de negatieve impact bij groei beperken.
#### 1.2.4 Simulatie van Decoster & Sas (2010)
Een simulatie waarbij het BHG met 2% economisch groeit terwijl Vlaanderen en Wallonië stilvallen, toonde aan dat Brussel gedurende 9 jaar minder BFW-middelen per capita kreeg, en het zelfs 15 jaar duurde om een niveau te bereiken gelijk aan dat van een Vlaming. Wallonië ging er ondanks nulgroei op vooruit, terwijl Vlaanderen langzaam terrein verloor. Dit illustreert de "development trap", waarbij inspanningen om te groeien jarenlang leiden tot minder middelen per hoofd.
#### 1.2.5 Tabelvoorbeeld: +100 miljoen belastbare basis in Brussel
Een tabel toonde aan dat bij een stijging van de belastbare basis in Brussel, het gewest netto middelen kon verliezen, terwijl Wallonië, dat niet groeide, toch winst boekte. Dit bevestigde dat de BFW zwakkere regio's niet stimuleerde om de participatiegraad te verhogen.
#### 1.2.6 Oplossingen en realistische scenario's
Specialisten discussieerden over de perversiteit van de solidariteitstussenkomst. Oplossingen omvatten het wijzigen van de verdeling van de basisdotatie (bv. naar revenue sharing) of het afzwakken van de solidariteit. Decoster benadrukte dat de "development trap" sterk afhankelijk is van onrealistische groeiscenario's; in meer plausibele scenario's verdwijnt dit effect.
### 1.3 De verarming van de federale staat
Dit probleem, ook wel aangeduid als "vertical imbalance" of "fiscale kloof", verwijst naar de structurele verzwakking van de federale financiële positie.
#### 1.3.1 Vertical imbalance: federale middelen vs. regio's
Gedurende decennia heeft de federale staat steeds meer middelen afgestaan aan de regio's, terwijl deze zelf geconfronteerd werd met zware en groeiende uitgavenposten zoals sociale zekerheid en pensioenen. De federale inkomsten als percentage van het BBP daalden, terwijl de uitgaven stegen.
#### 1.3.2 Vergrijzing: zware druk op de federale begroting
De vergrijzing vanaf 2020-2030 zal leiden tot aanzienlijk hogere kosten voor pensioenen en volksgezondheid, voornamelijk op federaal niveau. De verwachte federale inkomsten in 2030 zullen ontoereikend zijn om de verplichtingen van de sociale zekerheid na te komen zonder hervormingen.
#### 1.3.3 Conjuncturele schokken en recessies: federale overheid vangt de klappen
Bij economische neergang dalen de federale belastinginkomsten en stijgen de uitgaven voor werkloosheid. De federale overheid moet in zulke tijden extra staatsschuld aangaan om de tekorten te financieren.
#### 1.3.4 Staatsschuld en rentelasten: volledig federaal
De gehele Belgische staatsschuld rust op het federale niveau. De rentelasten op deze schuld vormen een steeds zwaardere druk op de federale begroting.
#### 1.3.5 De rol van de BFW en de elasticiteitsbonus
Hoewel de BFW zelf niet de primaire oorzaak is van de federale verarming, heeft ze wel bijgedragen door de overdracht van personenbelasting (PB) en BTW naar de deelstaten. Een belangrijke factor is echter de "elasticiteitsbonus": de federale PB-inkomsten groeien sneller dan het BBP (elasticiteit > 1), terwijl de dotaties aan de gewesten slechts meegroeien met het BBP of minder. Dit verschil (elasticiteitsbonus) bleef bij de federale staat en vormde een buffer, maar leidde ook tot politieke spanningen met de deelstaten die hierop aanspraak maakten.
### 1.4 De fiscale kloof (vertical imbalance)
Dit punt betreft de omvang van de fiscale autonomie van de regio's en het verschil tussen hun uitgavenbevoegdheden en inkomstenbronnen.
#### 1.4.1 Fiscale autonomie en de "taxing powers"
Fiscale autonomie verwijst naar de mogelijkheid voor regio's om hun belastingsbevoegdheden optimaal te benutten om aan beleidsnoden en bevolkingsvoorkeuren tegemoet te komen, onder meer via fiscale instrumenten zoals belastingaftrekken en -verminderingen.
#### 1.4.2 Internationale vergelijking van de fiscale kloof
Internationaal gezien is er een algemene tendens dat meer uitgaven dan inkomsten worden gedecentraliseerd, wat resulteert in een "vertical imbalance" of "fiscale kloof". België kende een aanzienlijke kloof, vergelijkbaar met Nederland en meer uitgesproken dan in landen als Griekenland of Duitsland.
#### 1.4.3 Verticale kloof binnen België
Binnen België was de kloof het kleinst in het BHG. Als gemeenschappen met hun beperkte eigen belastingbevoegdheden werden meegeteld, nam de kloof toe. Vlaanderen kende een aanzienlijke kloof tussen gedecentraliseerde uitgaven en eigen ontvangsten.
#### 1.4.4 Redenen voor de fiscale kloof
Theoretische verklaringen omvatten de wens om herverdelende en stabiliserende belastingen centraal te houden, en de vrees voor "race to the bottom" scenario's met belastingconcurrentie tussen regio's.
#### 1.4.5 Bestaande fiscale autonomie vóór de 6de Staatshervorming
Vóór de 6de Staatshervorming hadden de gewesten reeds eigen belastingen en konden ze via opcentiemen op de personenbelasting een beperkt deel van hun PB-inkomsten sturen, hoewel de federale progressiviteit gerespecteerd moest blijven.
#### 1.4.6 Gedeelde belastingen en "vertical externalities"
Gedeelde belastingen zoals de PB zijn gevoelig voor "vertical externalities", waarbij wijzigingen op federaal niveau (bv. belastinggrondslag) onmiddellijk gevolgen hebben voor de inkomsten van lagere overheden.
#### 1.4.7 Fiscale autonomie versus responsabilisering
Fiscale autonomie werd niet altijd gelijkgesteld aan responsabilisering. De BFW van 1989 gebruikte "fiscale capaciteit" (regionale PB-opbrengst) als maatstaf, met de aanname dat goed beleid leidt tot economische groei en hogere PB-opbrengsten. De mate van responsabilisering bleef echter een discussiepunt.
Dit overzicht van de knelpunten van de BFW vóór de 6de Staatshervorming legt de basis voor het begrip van de noodzakelijke hervormingen die volgden.
---
# De hervorming van de Bijzondere Financieringswet na de 6de Staatshervorming
Hieronder volgt een gedetailleerde samenvatting over de hervorming van de Bijzondere Financieringswet na de 6de Staatshervorming.
## 2. De hervorming van de Bijzondere Financieringswet na de 6de Staatshervorming
Dit deel van de cursus behandelt de aanpassingen aan de Bijzondere Financieringswet (BFW) na de 6de Staatshervorming, inclusief de principes achter de hervorming, de wijzigingen voor gewesten en gemeenschappen, en de belangrijkste knelpunten die hiermee werden aangepakt.
### 2.1 De situatie net voor de 6de Staatshervorming: Knelpunten
Vóór de 6de Staatshervorming waren er diverse problemen met de BFW die hervormingen noodzakelijk maakten:
* **Complexiteit en gebrek aan democratische controle:** De BFW was zeer complex, waardoor deze moeilijk democratisch controleerbaar was voor zowel het parlement als de burgers.
* **Afname van prikkels voor eigen inspanningen:** Mechanismen binnen de BFW ontmoedigden gewesten om zelf voldoende middelen te genereren voor hun beleid, omdat ze konden "leunen" op federale stromen.
* **Onderschatting van vergrijzingsdruk:** De BFW hield onvoldoende rekening met de toenemende vergrijzingsdruk en de daaraan verbonden kosten (pensioenen, gezondheidszorg) op de federale overheid.
* **Onderfinanciering van Brussel:** Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) kampte met structurele onderfinanciering door hoge kosten (armoede, grootstedelijke problemen) die onvoldoende werden gedekt door de toegewezen middelen.
* **Noodzaak voor nieuwe bevoegdheidsoverdrachten:** Verschillende economische evoluties in de gewesten vereisten nieuwe bevoegdheidsoverdrachten, die gepaard moesten gaan met adequate financiering.
Vier specifieke knelpunten kwamen sterk naar voren:
* **De onderfinanciering van Brussel:** Ondanks een ogenschijnlijk gezonde financiële situatie, kampte Brussel met een structureel tekort door hoge uitgaven (armoede, werkloosheid, grootstedelijke problemen, pendelaars) die onvoldoende werden gedekt door de middelen.
* **De solidariteitsval (development trap):** Een mechanisme waarbij gewesten die economisch zwakker waren en minder middelen genereerden, financieel "gestraft" leken te worden bij economische vooruitgang. De daling in solidariteitsbijdragen woog zwaarder dan de stijging in de basisdotatie, wat de prikkel om te groeien verminderde.
* **De verarming van de federale staat (vertical imbalance):** De federale overheid moest steeds meer zware en dure bevoegdheden financieren (sociale zekerheid, pensioenen, vergrijzing) terwijl middelen via de BFW naar de deelstaten gingen, wat leidde tot een "uitputting" van federale budgetten.
* **De roep om meer fiscale autonomie van de deelstaten:** Deelstaten, met name Vlaanderen, wensten meer controle over de personenbelasting, aangezien hun mogelijkheden om tarieven aan te passen zeer beperkt waren door strenge federale regels.
### 2.2 De hervorming na de 6de Staatshervorming: Het Vlinderakkoord
De 6de Staatshervorming, vastgelegd in de Bijzondere wet van 24 juli 2013 (het Vlinderakkoord), bracht aanzienlijke wijzigingen aan de BFW, met als doel deze knelpunten aan te pakken.
#### 2.2.1 Grote krachtlijnen van het Vlinderakkoord
Het akkoord van 11 oktober 2011 bevatte vier belangrijke krachtlijnen:
1. **Politieke vernieuwing:** Versterking van de rol van het parlement, hervorming van het tweekamerstelsel (leidend tot de afschaffing van de Senaat), en afspraken inzake samenwerkingsfederalisme en federale loyaliteit.
2. **Splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde:** Een doorbraak in een langdurig communautair conflict, die ook oplossingen zocht voor de randgemeenten en de afstemming van Brussel op zijn hinterland.
3. **Overdracht van nieuwe bevoegdheden:** Aanzienlijke bevoegdheden werden overgedragen aan de deelstaten, waaronder arbeidsmarktbeleid, gezondheidszorg, gezinsbijslagen, justitie, mobiliteit en verkeersveiligheid. Deze overdracht ging gepaard met budgettaire middelen.
4. **Grondige wijziging van de Bijzondere Financieringswet:** De BFW werd hervormd om de bovenstaande knelpunten aan te pakken, met specifieke aandacht voor de financiering van Brussel, de werking van solidariteitsmechanismen, en de creatie van betere prikkels voor werkgelegenheid en financieel beheer.
#### 2.2.2 Principes van de hervorming van de BFW
De hervorming werd geleid door de volgende principes:
* **Vermijden van deloyale concurrentie:** Er moest een "level playing field" blijven, zonder een fiscale wapenwedloop tussen de regio's te ontketenen.
* **Behoud van de progressiviteit van de personenbelasting (PB):** De kern van de PB bleef een federale, duidelijk progressieve belasting, waarbij wijzigingen door gewesten de progressiviteit maximaal met 10% mochten afzwakken.
* **Geen structurele verarming van deelstaten:** Geen enkel gewest of gemeenschap mocht op lange termijn significant armer worden dan vóór de hervorming.
* **Verhogen van de leefbaarheid van de federale staat op lange termijn:** Ondanks de extra middelen voor de deelstaten, moest er voldoende geld bij de federale staat blijven om haar taken te financieren.
* **Versterken van de responsabilisering van de deelstaten:** Deelstaten moesten financieel beloond worden voor goed beleid dat leidde tot meer eigen inkomsten, met name via de PB en arbeidsmarktmaatregelen.
* **Erkennen van de sociologische realiteit en externe functie van BHG:** Brussel kreeg extra dotaties om zijn specifieke situatie (pendelaars, internationale functies, tweetaligheid, grootstedelijke problemen) te financieren.
* **Hanteren van bevolkings- en leerlingcriteria voor Gemeenschapsbevoegdheden:** Middelen voor o.a. onderwijs en welzijn werden verdeeld op basis van behoeften (inwoners, leerlingen, leeftijdsstructuur).
* **Zekerstellen van financiële stabiliteit via een overgangsmechanisme:** Verliezen of winsten door de hervorming werden gespreid in de tijd om grote budgetschokken te vermijden.
* **Onderbouwen van modellen via simulaties:** De verwachte financiële stromen werden vooraf gesimuleerd om tijdig bijsturing mogelijk te maken.
* **Rekening houden met bijdragen van deelstaten aan financiële sanering:** Deelstaten droegen mee aan de aanpak van het federale begrotingstekort via tragere dotatiegroei en overgangsmaatregelen.
#### 2.2.3 Belangrijkste wijzigingen voor de Gewesten
De financiering van de gewesten werd ingrijpend hervormd:
* **Verruiming van de fiscale autonomie inzake personenbelasting:** Het plafond van 6,75% voor aanpassingen aan de PB door gewesten werd afgeschaft. Nu kan ongeveer 25% van de PB-opbrengst door de gewesten worden beheerd via opcentiemen, tariefaanpassingen, kortingen of differentiatie per belastingschijf, mits de federale progressiviteit wordt gerespecteerd.
* **Vereenvoudiging van financiële stromen:** Specifieke dotaties werden opgenomen in de globale dotaties, wat zorgde voor een grotere, overzichtelijkere enveloppe die beter aansloot bij de nieuwe bevoegdheden.
* **Hervorming van het solidariteitsmechanisme:** Het mechanisme werd aangepast om minder "perverse prikkels" te geven, zodat gewesten niet langer ontmoedigd werden om mensen aan het werk te krijgen. De nieuwe formule berekent de solidariteit op basis van het verschil tussen het bevolkingsaandeel en het aandeel in de PB, met een compensatiefactor van 80%.
* **Financiering van nieuwe bevoegdheden:** Er werden nieuwe dotaties voorzien voor bevoegdheden zoals arbeidsmarktbeleid (met een dotatie van ongeveer 4,3 miljard euro) en fiscale uitgaven (ongeveer 1,9 miljard euro, waarvan 60% als aparte dotatie). Deze dotaties evolueren met inflatie en een deel van de federale BBP-groei (initieel 75%, later 55%).
* **Grotere enveloppe voor Brussel:** Brussel ontving bijkomende dotaties (tijdelijk oplopend tot 461 miljoen euro in 2015) voor zijn specifieke kosten (veiligheid, mobiliteit, tweetaligheid, pendelaars, internationale instellingen).
* **Overgangsmechanisme:** Om de financiële stabiliteit te verzekeren, werden nieuwe regels stapsgewijs ingevoerd en kregen de gewesten en gemeenschappen tijd om zich aan te passen. Met name gewesten die veel extra middelen kregen, moesten vanaf 2026 tot 2034 hun dotaties trager laten groeien om een deel terug te laten vloeien naar de federale staat.
* **Responsabilisering inzake pensioenen en klimaat:** De gewesten en gemeenschappen werden financieel mee verantwoordelijk gemaakt voor de vergrijzingskosten en het behalen van klimaatdoelstellingen.
#### 2.2.4 Wijzigingen voor de Gemeenschappen
Ook de financiering van de gemeenschappen werd aangepast:
* **Basistdotaties uitgebreid:** De gemeenschappen kregen meer vaste middelen.
* **Afschaffing van de Lambermontdotatie:** Deze dotatie, die te snel groeide, werd afgeschaft en de middelen werden verdeeld over andere dotaties.
* **Nieuwe dotaties voor extra bevoegdheden:** Specifieke dotaties werden ingevoerd voor nieuwe bevoegdheden zoals gezinsbijslag (nu Groeipakket) en ouderen- en gezondheidszorg.
* **Tragere groeikoppeling:** Dotaties groeien minder snel mee met de federale BBP-groei, zodat de gemeenschappen bijdragen aan de vergrijzingskosten.
* **PB-dotatie evolueert anders:** De PB-dotatie groeit voor 82,5% mee met de federale BBP-groei en is volledig geïndexeerd aan de inflatie. Ze wordt verdeeld volgens het principe van "juste retour" (op basis van hun aandeel in de federaal geïnde PB).
* **BTW-dotatie:** De historische BTW-dotatie blijft de belangrijkste financieringsbron, groeit mee met economische groei en inflatie, en wordt verdeeld volgens de leerlingensleutel. De vroegere extra BTW-dotatie (Lambermont) en de dotatie voor kijk- en luistergeld verdwijnen als aparte potten en worden herverdeeld.
* **Nieuwe dotaties voor nieuwe bevoegdheden:** De dotaties voor de gezinsbijslag en ouderen groeien mee met inflatie, bevolkingsgroei (specifieke leeftijdsgroepen) en een deel van de BBP-groei. De dotatie voor gezondheidszorg en hulp aan personen groeit met inflatie en een deel van de BBP-groei, en wordt verdeeld volgens bevolkingsaantallen.
### 2.3 De verarming van de federale staat
De hervorming pakte ook de "verarming" van de federale staat aan. Dit fenomeen ontstond door:
* **Vertical imbalance:** Over decennia heen heeft de federale overheid steeds meer inkomsten (o.a. PB, BTW) afgestaan aan de regio's, terwijl zij de zwaarste en groeiende uitgavenposten behield (pensioenen, sociale zekerheid, gezondheidszorg, staatsschuld, klimaat, defensie).
* **Vergrijzing:** De toenemende vergrijzing (vanaf 2020, piek rond 2030) zorgt voor een explosie van federale uitgaven op het vlak van pensioenen en gezondheidszorg. Zonder maatregelen dreigt een aanzienlijk financieringstekort.
* **Conjuncturele schokken:** Bij recessies dalen de federale inkomsten en stijgen de uitgaven (werkloosheidskosten), wat leidt tot een grotere staatsschuld.
* **Staatsschuld en rentelasten:** De volledige staatsschuld en de bijbehorende rentelasten drukken zwaar op de federale middelen en blijven een exclusief federale aangelegenheid.
De BFW bevat echter ook een **buffer** voor de federale staat. De dotaties aan de gewesten (PB en BTW) groeien minder snel dan de werkelijke belastinginkomsten. Dit verschil, de **elasticiteitsbonus**, blijft bij de federale overheid. Bij economische groei profiteren de federale ontvangsten hierdoor veel sterker dan die van de regio's. Omgekeerd lijdt de federale overheid bij economische krimp het grootste verlies. Dit toont de hoge elasticiteit van federale belastingontvangsten aan. De verdeling van deze elasticiteitsbonus was een belangrijk discussiepunt.
### 2.4 Fiscale kloof (Vertical Imbalance) en Autonomie
De 6de Staatshervorming beoogde ook de **fiscale autonomie** van de gewesten te vergroten. Fiscale autonomie betekent de mogelijkheid voor regio's om hun "taxing powers" optimaal te benutten in lijn met hun beleidsbehoeften en de voorkeuren van hun bevolking.
* **Fiscale kloof:** Internationaal gezien is er een algemene trend van decentralisatie van uitgaven die sneller gaat dan de decentralisatie van ontvangsten, wat leidt tot een "verticale kloof" of "fiscale kloof". In België is deze kloof aanzienlijk, met name voor Vlaanderen, waar de gedecentraliseerde uitgaven een groter aandeel vertegenwoordigen dan de gedecentraliseerde ontvangsten.
* **Toename van fiscale autonomie:** De fiscale autonomie van de gewesten nam toe, met name door de grotere mogelijkheden inzake de opcentiemen op de personenbelasting. Ongeveer 25% van de PB-opbrengst werd "echte" gewestbelasting waar de tarieven en kortingen door de gewesten konden worden aangepast.
* **Gedeelde belastingen en vertical externalities:** De BFW werkt met gedeelde belastingen zoals de PB. Dit betekent dat de inkomsten van verschillende overheidsniveaus interdependent zijn. Federale hervormingen aan de belastbare basis of aftrekposten hebben direct gevolgen voor de inkomsten van de gewesten, wat leidt tot "verticale externaliteiten".
* **Responsabilisering vs. Fiscale Autonomie:** Fiscale autonomie is niet per se gelijk aan responsabilisering. Responsabilisering houdt in dat overheden verantwoordelijk worden gehouden voor de gevolgen van hun beleid. Het stimuleren van economische groei en het verhogen van de PB-opbrengsten door goed beleid zou de gewesten financieel moeten belonen. In de oude BFW werd de fiscale capaciteit (PB-opbrengst) als maatstaf voor goed beleid gehanteerd, wat een vorm van responsabilisering inhield.
### 2.5 Conclusies en blijvende uitdagingen
De hervorming van de BFW na de 6de Staatshervorming bracht significante veranderingen met zich mee, maar maakte de wet ook complexer:
* **Verhoogde complexiteit en verminderde transparantie:** Ondanks de intentie om de BFW te hervormen, bleef de wet complex, mede door het systeem van opcentiemen op de PB, verschillende verdeelsleutels en talrijke nieuwe dotaties.
* **Aangepast solidariteitsmechanisme:** Het solidariteitsmechanisme werd hervormd om "perverse prikkels" te verminderen en gewesten te stimuleren tot economische groei, hoewel de solidariteit voor Wallonië en Brussel bleef bestaan.
* **Vergrote fiscale autonomie van gewesten:** De gewesten kregen meer controle over een deel van de PB, maar bleven afhankelijk van de federale basis en federale hervormingen.
* **Bijdrage aan federale sanering:** De gewesten en gemeenschappen dragen via tragere dotatiegroei en overgangsmaatregelen bij aan de sanering van de federale begroting en de financiering van de vergrijzingskosten.
* **Hervorming financiering gemeenschappen:** De financiering van gemeenschappen werd geherstructureerd, met een grotere rol voor de PB-dotatie en de integratie van diverse kleinere dotaties in de historische BTW-dotatie. Specifieke dotaties voor nieuwe bevoegdheden werden ingevoerd, vaak verdeeld op basis van behoeftecriteria.
* **Nieuwe financieringsmechanismen voor Brussel:** Brussel ontving structurele aanpassingen en extra dotaties om zijn onderfinanciering aan te pakken en de kosten van zijn specifieke rol te dekken.
* **Elasticiteitswinsten en groeikoppeling:** De gewesten genieten voortaan van een deel van de elasticiteitswinsten uit de PB, maar de groeikoppeling van nieuwe dotaties is deels beperkt om de federale financiën te ondersteunen.
De hervorming van de BFW na de 6de Staatshervorming was een complexe operatie die gericht was op het oplossen van langdurige knelpunten. Hoewel er vooruitgang werd geboekt op het gebied van fiscale autonomie en responsabilisering, blijven de complexiteit van het systeem en de onderlinge afhankelijkheden tussen de overheidsniveaus belangrijke aandachtspunten.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bijzondere Financieringswet (BFW) | Een wet die de verdeling van financiële middelen tussen de federale overheid en de deelstaten (gewesten en gemeenschappen) in België regelt. Deze wet is cruciaal voor de financiering van de verschillende overheidsniveaus. |
| Fiscal federalism (Fiscaal federalisme) | Een economische en politieke theorie die onderzoekt hoe overheidsfuncties en -financiën verdeeld kunnen worden tussen verschillende bestuursniveaus, zoals de federale staat en deelstaten. Het betreft de inkomsten- en uitgavenbevoegdheden van elk niveau. |
| Staatshervorming | Een proces waarbij de bevoegdheden en financiële stromen tussen de federale overheid en de deelstaten in België worden herverdeeld, vaak resulterend in een uitbreiding van de autonomie van de deelstaten. |
| Verticale imbalance (Verticale scheefgroei/fiscale kloof) | Een onevenwicht tussen de uitgavenbevoegdheden en de inkomstenbevoegdheden van een bepaald bestuursniveau, waarbij het niveau meer uitgaven dient te doen dan het via eigen middelen kan financieren. Dit leidt tot afhankelijkheid van overdrachten van andere niveaus. |
| Solidariteitsval (Development trap) | Een situatie waarin economisch zwakkere regio's die extra solidariteitsbijdragen ontvangen, bij economische verbetering (meer inkomsten genereren) netto financieel achteruit kunnen gaan omdat hun solidariteitsbijdrage sneller daalt dan hun basisdotatie stijgt. Dit ontneemt de prikkel om economisch te groeien. |
| Personenbelasting (PB) | Een directe belasting op de inkomsten van natuurlijke personen. In België is de personenbelasting een belangrijke bron van inkomsten voor zowel de federale overheid als de deelstaten, met een complexe verdeling van de opbrengsten. |
| Fiscale autonomie | De mate waarin een overheidsniveau zelfstandig beslissingen kan nemen over belastingen, zoals het vaststellen van tarieven, het invoeren van kortingen of het bepalen van de belastbare basis. Het stelt regio's in staat eigen beleidsprioriteiten te financieren. |
| Opcentiemen | Een toeslag die een lagere overheid (gewest, provincie, gemeente) kan heffen bovenop een basisbelasting die door een hogere overheid wordt geheven. De opbrengst van deze opcentiemen komt toe aan de lagere overheid. |
| Belastingelasticiteit | Een maatstaf die aangeeft hoeveel de belastinginkomsten veranderen als gevolg van een procentuele verandering in de economische groei (BBP). Een elasticiteit groter dan 1 betekent dat de belastinginkomsten sneller groeien dan het BBP. |
| Elasticiteitsbonus | Het extra deel van de belastinginkomsten dat de federale overheid behoudt wanneer de belastinginkomsten sneller stijgen dan de dotaties die aan de gewesten worden toegekend, dankzij de hogere belastingselasticiteit van federale belastingen zoals de personenbelasting. |
| Revenue sharing | Een systeem waarbij de opbrengsten van bepaalde belastingen worden gedeeld tussen verschillende bestuursniveaus, waarbij elk niveau een vast percentage van de geïnde opbrengsten ontvangt. Dit kan de directe koppeling tussen lokale economische groei en overheidsinkomsten versterken. |
| Responsabilisering | Het proces waarbij overheidsinstanties financieel verantwoordelijk worden gehouden voor hun eigen beleid en uitgaven. Dit kan bijvoorbeeld door de groei van dotaties te beperken of door eigen inkomsten te vergroten. |
| Vergrijzing | De toename van het aandeel ouderen in de bevolking, wat leidt tot hogere uitgaven voor pensioenen, gezondheidszorg en ouderenzorg. Dit legt een aanzienlijke druk op de overheidsfinanciën, met name op federaal niveau. |
| Conjuncturele schokken | Onverwachte gebeurtenissen die de economie sterk beïnvloeden, zoals recessies of financiële crises. De federale overheid draagt vaak de grootste last van de financiële gevolgen, zoals hogere werkloosheidsuitkeringen en lagere belastinginkomsten. |
| Staatschuld | Het totale bedrag dat een overheid heeft geleend. In België is de staatsschuld grotendeels federaal en de rentelasten daarop vormen een aanzienlijke uitgavepost op de federale begroting. |
| Gemeenschapsbevoegdheden | Bevoegdheden die toebehoren aan de gemeenschappen (Vlaamse, Franse, Duitstalige), zoals onderwijs, cultuur, welzijn en gezondheidszorg. Deze worden gefinancierd via specifieke dotaties. |
| Gewestbevoegdheden | Bevoegdheden die toebehoren aan de gewesten (Vlaams, Waals, Brussels Hoofdstedelijk), zoals ruimtelijke ordening, economisch beleid, milieu en mobiliteit. De financiering hiervan is complexer en omvat onder andere personenbelasting en specifieke dotaties. |
| Juste retour (Juiste terugkeer/eigen opbrengst) | Een principe waarbij de middelen die een gewest of gemeenschap ontvangt grotendeels evenredig zijn aan de belastingen die dat gewest of die gemeenschap zelf genereert. Dit principe is dominant bij de verdeling van de personenbelasting. |
| Lambermontakkoord | Een akkoord uit 2001 dat leidde tot een significante overdracht van bevoegdheden en middelen naar de deelstaten, met name op het gebied van personenbelasting en BTW. Dit akkoord wordt ook wel de vijfde staatshervorming genoemd. |
| Vlinderakkoord | Een politiek akkoord uit 2011 dat de basis legde voor de zesde staatshervorming in België. Het omvatte hervormingen op politiek, institutioneel en financieel vlak, waaronder een hertekening van de Bijzondere Financieringswet. |